No. 41. Woensdag 22 Mei 1907. 4e Jaargang. Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Uitroepteekens. FEUILLETON. Directeur Werühelm. Zaak Notaris Vos, DE LANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. Bureau Kortegraeht 1. Abonnementsprijs Per jaarf 3-0° Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prys der advertentiën Van 1 tot 5 regels0.40 vooi iederen regel meer0.08 Bij abonnement aanmerkelijke korting.) In een opstel, getiteld: „Geen valsche voorstelling!" beveelt „De Standaard" heden voor den komenden stembusstrijd, „waarheid in de gemeenschappelijke actie" aau. Het blad wijst: „op den aangewreven toeleg, als matigden vrij ons het recht aan, om tot „Christen" te stempelen al wie met ons optrekken, en als „paga- nisten" uit te banen, al wie ons niet volgden". Verontrust, door hetgeen men dezerzijds in dien geest bestaan dorst, verklaart het blad: „Dat is nooit door ons geschied, dat is nooit door ons bepleit; het is veeleer steeds door ons afgewezen en bestreden. Dit komt geen kind des mcnschen, het komt Gode alleen toe, en we zullen ons wel wachten, ooit onze hand naar zulk eene ongerechtigde aanmatiging uit te steken". En uitdagend voegt het blad er bij: „Kan nu iemand, kan ecuig orgaan van de overzijde tegenover ons staande houden, dat deze onze voorstelling onjuist is, dat men het dan doe, en we zullen van antwoord dienen". Opdat de stem van 't blad niet zij gelijk aan die eens roependen in de woe stijn, neem ik de vrijheid aan de over peinzing van 't blad te bieden het na volgend fragment ecner rede van dr. Kuyper, als minister, gehouden 13 December 1904 en te vinden Hand. 19U4'05, blz. 610, le kolom: „Nu wil ik gaarne erkennen dat, wan neer ik eene voorstelling moet geven, schadelijk voor de linkerzijde, ik dan spreken moet van „pagauisten", terwijl omgekeerd de heeren, wanneer zij van ons eene schadelijke voorstelling willen geven, spreken van „kerkdijken" of „clericalen". Het is en blijft zoo geheel dezelfde tegenstelling tusschen de moderne en de christelijke levensopvatting, alleen wat scherper uitgedrukt. En wat heb ik Meen nooit de roeping van den her vormer te voelenvoor ge diens taak ontvangen hebt, zoek niet den strijd omdat gij u bewust zijt te kunnen overwinnen. Wallis. Vrij naar 't Duitsch VAN MORITZ VAN REICHENBACH. 11 Ja ik hoop dat hij Zondag zal komen. Ik stel me er veel van voor je de kleine Ebba te laten zien, Ilka. 't Is nog een echt knopje, maar haar oogen verraden wat er eenmaal bloeien zal. Op het oogenblik mist zij elk bewust zijn van al wat zij is, zelfs dat zij mooi is en dat is ze. Zij in een strengen kring van plichtsbetrachting groot ge worden stel je voor, zij staat aan het hoofd van de verpleging der armen en zieken uit die arbeidwereld en doet met allen ernst de huishouding bij haar pleeg vader. En, ik voel bij ieder woord, bij nu anders gedaan in mijne eerste rede dan, waar nn alles pais en vree was, de pais en vree niet te verstoren, door ook voor de tegenstanders den mooien term te gebruiken. Daarom sprak ik niet van paganistische, maar van moderne levensbeschouwing." Volgens „De Standaard" „ligt het wezenlijke vraagstuk aldus, dat er eenerzijds geleerden en staats lieden zijn, die de bijzondere Openba ring, als kenbron van Gods wil, óók voor zaken van den Staat aanvaarden, en dat er anderzijds^gfclecrden en staat- liedcn zijn, die dit met beslistheid ont kennen." Het blad gelieve eens, aan het over peinzen zijnde, te overwegen of met het stellen van „het vraagstuk" zoo geheel in het algemeen en zoo breed van afmeting, de zaak afgedaan is. Of het ons, kortzichtige menschen, „de bijzondere Openbaring als kenbron van Gods wil óók voor zaken van Staat aanvaardende", gegeven is, nopens dien verheven wil, tot dit aardsche doel, on dubbelzinnig te worden ingelicht? Of de geschiedenis niet op schier iedere bladzijde toont, hoe verschil vau inzicht ten aanzien dier bijzondere Open baring en hare uitlegging zich deed gelden? Of dit verschil van inzicht niet alras in vorming van onderling sterk afwij kende belijdenissen, partijen, secten zich openbaarde en weldra in krakeel, twist, ketterjacht en bloedige vervol ging ontaardde? Of niet heden ten dage nog onder de bondgenooten van „De Standaard" er zijn, die „voor zaken van Staat" ge bonden zich rekenen aan de uitspraken van een door hen onfeilbaar geachten hoogepriester? Of de Staat, die de eenigc gelegen heid is tot ontvouwing van alle men- schelijke vermogens, er aan mag worden blootgesteld, dat opnieuw voor Godes wil uitgegeven, derhalve met het Hoogste iederen blik dat zij bloed van mijn bloed is, en dat in haar het stille verlangen naar de wereld brandt, terwijl zij van de wereld nauwelijks heeft hooreu praten." Zoo sprak zij nog een tijd voort, afwis selend Ilka van haar dochter en Sont- heim van haar broeder verhalend. Dan stond zij op en ging naar den vleugel piano. Kom Graaf, U geeft ons nog een lied tot slot, in zoo lange heb ik uw stem niet gehoord, en U weet hoe pret tig Ilka begeleidt. Niet waar Ilka? zoek eens onder de muziek, misschien vindt je wel iets dat je kent." En terwijl Ilka in de muziek bladerde, fluisterde Meta, dicht naast Sontheim staande: Ik vind 't zeer prettig dat je bent gekomen. Ge zult nu haar zien en dan zelf beslissen. Wij blijven in ieder geval vrienden." Ilka sloeg eenige ak koorden aan. De Graaf ging bij haar staan en terstond daarop vulde zijn mooie barriionstem de salon. Meta zat op haar gemak in haar fau teuil en zag op naar den zanger. Het was een flink gebouwde man. De mooi- gevormde neus kwam kittig van uit de regelmatig geteekende wenkbrauwen, terwijl een wel verzorgde kortgchouden blonde baard zijn gelaat afrondde. „Nu ik geloof dat hij den strijd tegen mijnen man met zijn rozen kan op nemen," dacht Meta en daarbij krulde Gezag bekleed worden de beslissingen die door geestelijke leiders en hunne volgelingen als verplichtend worden genomen? Of eindelijk het „keuren der gees ten, waartegen „De Standaard" opkomt niet inhaerent is aan en voortvloeit uit den door het blad begeerden toestand, waarin „geleerden en staatslieden van de overzijde", gestempeld als zij worden tot verwaarloozcrs van Godes wil, zou den geraken? Indien deze vragenlijst het blad iet-wat uitgebreid voorkomen mocht, ge lieve het haar te wijten aan do sugges tieve kracht, die zijn principieel bedoel de opstellen kenmerkt en er óók voor wederpartijders, de bekoring van uit maakt. Am'tn, 15 Mei 0'7. J. A. LEVY. („Alg. Handolsbl.") Pleidooi. Zaterdagmorgen 10 uur was het woord aan den ambtshalve toegevoegden ver dediger van bekl. jhr. mr. K. J. Schorer. Deze sloot zich aan bij het woord van hulde door het O. M. gebracht aan den president voor de nauwgezetheid en het geduld, bij het onderzoek aau den dag gelegd. Ook uitte PI. een woord van waardeering voor do wijze waarop de zaak is geïnstrueerd. Het requisitoir noemde PI. buitenge woon matig en getuigende van humani teit. Voorts merkte PI. op, dat de man, die hier voor de rechtbank staat al zwaar is gestraft door de schande, die hij op zich heeft geladen. Wat het bewijs betreft, meende PI. dat dit in de meeste gevallen aanwezig is. Thans ging PI. over tot het eerste punt der dagvaarding, krachtens verwij zing het wegnemen van 16 obligaties uit het kistje van mej. Evers; dat dooi den Off. van Just, is gequalificeerd als diefstal met een valschen steutel. On tegenzeggelijk, zegt PI., heeft hier ver duistering plaats gehad en wel op de een trotsch glimlachje om haar lippen, nu zij er aan dacht dat deze mooie man aan hare voeten zou liggeD, zoodra zij 't wilde. Eindelijk zei de Graaf: „Het is wel is waar niet beleefd op de klok te zien, maar 't is, geloof ik, nog onbeleefder hier lang te blijven." Tegelijk hield hij Ilka zij horloge, dat hij zonder ketting droeg, voor. Ilka constateerde dat het middernach telijk uur voorbij was - Wat een aardig dingetje hebt LJ daar aan Uw horloge, „graaf" zcide zij, doelende op een soort amulet, een mooi ouderwets, gevatte robyn in den vorm van een hart. Is 't niet? 't Is mooi en heefteen beteekenis. Mijn overgrootvader gaf 't aan zijn vrouw op den morgen na hun trouwdag, en sedert dien diende het bij mijn grootvader en mijn vader voor 't zelfde. Nu wacht het op zijn volgende bestemming." Nu, we zullen hopen dat het die spoedig vindt," riep Meta. De Graaf schudde met het hoofd. „Nu, dat weet ik nog niet" zeidc hij. Daarop ging hij heen. De beide vriendinnen bleven ofschoon het al laat was nog zitten. Je speelt een beetje met hem, is 't niet Meta? Want ernst zal je deze flirt toch wel niet zijn?" vroeg Ilka ver trouwelijk. volgende gronden. De heelo vraag is niet of mej. Everts het bezit had van het kistje, maai deze: Wie had het kistje, toen de effecten er in waren? Onge twijfeld is met het bewaargeven van het kistje aan bekl., ook de inhoud in diens macht gebracht. En nu zegt Noyon, dat in een geval alB dit niet moeten worden toegepast de begrippen over het bezit in het civiele recht, maar alleen gevraagd, wie de feitelijke macht heeft. Bij dief stal moet ook het begrip wegneming te construecren zijn. Wanneer dus de effec ten alleen gestolen konden worden, dan moest na den gepleegden diefstal het kistje in de macht van mej. Evers zijn gebleven en zou het dus zijn diefstal met een valschen sleutel. Het laatste is daarom onjuist, omdat het kistje ondc-r de macht gevonden is van notaris Vos. Verschillende arresten werden bij dit punt door den verdediger aangehaald. Een eigenaardige vraag is of het aan deel Senembah, dat in de papiermand of op de tafel van bekl. is gevonden, verduisterd is. Verduistering is een illusoir maken van de rechten van een eigenaar. Notaris Vos heeft wederrechtelijk dat effect uit het kistje gehaald, doch heeft het niet te zoek gemaakt. Geheel iets anders zou het zijn als hij het effect in huis had verborgen. Werkelijke toeëige- ning heeft hij hier dus niet gepleegd. Daarna stelde PI- de kwestie omtrent de qualiteit, waarin bekl. heeft ge handeld. Gezegd is dat de beklaagde, doordat hij notaris was, meer vertrouwen genoot dan een ander maar daarin ligt nog niet dat bekl. alle handelingen als uotaris heeft verricht. De wet op het notarisambt omschrijft in art. 1 den notaris als een instrumen- tcereud ambtenaar en nog steeds geldt het antwoord van de regeering in 1843: wat ook de zedelijke verplichtingen van een notaris zijn, wat de gewoonten ook medebrengen, de wet bepaalt zich alleen tot het tijdstip waarin de overeenkomst wordt gesloten, waaraan Sprenger van Eyk in zijn boek over het notariaat nog toevoegt: „wanneer de acte wordt ge passeerd". Men mag dus niet zeggen, zooals het O. M., dat de feiten zijn ge pleegd als bedoeld in art. 44 der Straf wet. In de meeste van alle te laste gelegde delicten is de notaris niets anders dan een zaakwaarnemer, lasthebber; niets anders is hij ook bij de beredde ring van een boedel, bij de inschrijving Meta keek de blauwe kringetje? van haar sigarotte na, terwijl zij achteloos antwoordde: Ach, kom, ik ben de „moeder lijke" vriendin van den kleinen Sont heim." Ilka lachte. Even dacht zij aan Ebba en meende nu haar vriendin te be grijpen. Doch inplaats van verdere vertrouwe lijke mededcelingen begon Meta naar haar leven in de laatste maanden te vragen. Ilka zcide dat het niets bizonders had. „Gemusicecrt, gelezen en geflirt heb ik en nagedacht maar van dit laatste net genoeg om ons levenspad glad te laten blijven, alleen over kleine steentjes, die nauwlijks de moeite waard zijn op te nemen en toch alle tezamen een zeker effect maken!" Ben je een pessimiste geworden?" - Volgens mijn verstand en mijn levenomstandigheden moest ik het wel zijn, maar 't ligt niet in mijn aard." Waarom ben je niet weer ge trouwd Omdat geen tooverprins ie ge komen om liefde en geld tegelijk aan mijn voeten te leggen. En bovendien 't i s misschien beter voor mij het niet weer met het huwelijk te probeeren. Ik help me liever met een gewoon leventje, dat zijn bekooring heeft." Meta wist dat Ilka's huwelijk niet erg gelukkig was geweest. van een hypotheek of eene registreering. En al beantwoordt de wet niet aan den feitelijken toestand, die wet geldt toch nog altijd. PI. kwam thans tot het tweede punt krachtens verwijzing, verduistering van f 1000, welke een legaat vormden voor mej. Hogeboom. Het O. M. is van meening, dat hier geen verandering heeft plaats gehad van de wijze, waarop dit geld onder bekl. was. PI. is van eene tegenoverge stelde meening. De vader van Maria Hogeboom heeft goedgevonden dat het geld op hypotheek werd gezet. Door deze nieuwe overeenkomst was het geld niet meer onder bekl. tot uitkceringvan het legaat, maar tot het plaatsen op een hypotheek. Hier is dus niet voldaan door het O. M. aan den ei9ch door de jurispru dentie gesteld, dat de wijze waarop de zaak onder den verduisteraar is geraakt, ondubbelzinnig moet zijn omschreven. In elk geval is niet het ten laste ge legde bewezen, maar een geheel ander delict dat niet ten laste is gelegd. En wanneer het O. M. meent dat dit er niet toe doet, dan had liet ten laste moeten leggen, dat de verduistering wa9 gepleegd voordat de nieuwe overeen komst tot stand kwam. Er is hier eene andere causa in de dagvaarding gesteld, dan inderdaad tusschen partijen aanwe zig was. De jurisprudentie heeft uitge maakt, dat in een dagvaarding wegens verduistering niet kan worden volstaan met de negatieve uitdrukking eens anders goed dac hij anders dan door misdrijf onder zich had." Het kan niet voldoende zijn voor een veroordeeling voor dit feit dat men zegt „het was dan toch niet zijn goed." PI. conclu deerde hier tot ontslag van rechtsver volging subs, vrijspraak. Overgaande tot punt A 1 der dagvaar ding, betreffende de verduistering in 1898 van f 1938.661/2, hem door G. Van Hamersveld gegeven ter aflossing met de bijzondere bijvoeging „welk geld bekl. bovendien ter aflossing onder zich had", betoogde PI. dat dit laatste onjuist was en bovendien niet ondubbelzinnig blijkt van wien de bekl. dan zulk een geldelijke belooning onder zich had, van hypotheeknemer of hypotheekgever, welke stolling- pleiter eveneens uitvoerig uitwerkte. Daar dus geldelijke belooning, welke als een verzwaring van het delict geldt,niet aanwezig was, is het misdi ijfjthana Als men je zoo hoort praten zou men denken dat je met het hart hebt afgerekend," zeide zij „maar, voorzoover als ik je ken, zal je dat niet zoo gauw gebeuren." Ilka speelde met de kwasten van de diva, waarop zij zaten. „Ik weet niet" zeidc zij, „wat ik met een hart zou doen. Mijn man wist er niets mee te beginnen mijn lieve kleine jongen, voor wien mijn hart misschien meer waarde had gehad, heb ik begraven nu is 't alleen voor mijn vrienden voor jou en een paar andere voor 't overige wil ik er niet mee te maken hebben net Ijij! Ik? ja dat is wat anders," be weerde Meta. Ilka s blik viel toevallig in de grootcn spiegel boven den schoorsteenmantel, die haar zelf en Meta a]6 in een lijst weergaf. De vrouwen met de verschillende oogen had iemand in Baden—Baden hen ge noemd, daar Meta's donkeren oogen even opvallend waren bij haar blonde haar als Ilka's blauwe bij haar zwarte hoofddos. Terwijl Mnta's trekken bijna klassieke lijnen vormden, werd Ilka's gezichtje met een klein stomp neusje en eenigszins grootcn mond bijna niet op gemerkt door de groote amandelvormige oogen, die het beheerschten. Zoo vorm den ook de beide vriendinnen uitwendig een tegenstelling en Ilka wist dat. „Kyk, riep ze op het spiegelbeeld

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1907 | | pagina 1