No. 60. Zaterdag 27 Juli 1907. 4e Jaargang. Wees 11 Zelf! De Vrouw. Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". FEUILLETON. „lm wunderschönen Monat Mai.' De Syllabus. DE EEMLANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. Bureau Kortegraeht 1. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der ailverteutlëu Van 1 tot 5 regels0.40 vooi iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) i. In een wereldgeschiedenis van zooveel duizenden jaren is het nauwelijks een eeuw geleden, dat men begonnen is over het wezen en de roeping der vrouw in de maatschappij na te denkeu. Bij al den schier oneindigen rijkdom der oude wereld in alle takken van het leven des Beestes is dit een gebied, hetwelk de gedachte nooit betrad. Zelfs langs de grootste vrouwen figuren der oude wereld gaan niet alleen de wijsbegeerte en ge schiedenis, maar ook de geestrijke waar neming der Athencrs stil voorbij en noch het schoone beeld van Penelope, nog de machtige eencr Cleopatra of de schitte rende figuur ecner Lais, hebben de grootste denkers der oudheid tot naden ken gebracht. Aristoteles weet in zijn „staatkunde van honderd gronden," waar om mannen sterk en staten groot worden en ondergaan, doch van een der krach tigste factoren des levens, van de vrouw, veet hij niets. Plato kent alle idealen, van den meusch, van den staat, van insterfelijkheid: het ideaal der vrouw k. ut hij niet. De lierdichters bezongen alles, zelfs de Olympische spelen en overwinnaars, doch de vrouwen kennen zij niet. Onder de grooto en kleine tooneel- dichters der oude wereld heeft alleen Sophocles een Antigone. Met de Germaansche wereld begint een andere tijd. De vrouw verschijnt in de geschiedcuis en de poösie; op haren drempel staan Chriemhilde en Brunhildc, twee figuren, zooals de oude wereld ze niet kent; en Goedroeu wordt de inhoud van een tweede, niet minder groot hel dendicht. Dan komen de troubadours en hunne volgelingen bij de Duitschers, de minnezangers; het hart der Germaansche volkeren heeft gevonden, wat het ver Misplaatste voorkeur, wee ieder, die het gewield harcr smarten droeg. •2. Naar ANNE GEDE. „Nu, u zult, naar ik vertrouw, den weg uit uw bosch naar de opperhout- vestcrij wel terugvinden? Het scheen inij toe bij instinct natuurlijk als liepen wij verkeerd en zouden wij dezen weg hier moeten nemen.' Else stond één oogeublik radeloos, een beeld der meest hnlpelooze en be koorlijke verwarring, in haar luchtig, lichtblauw morgenkleed. Wat een wonderschoone boschnimf, wat eenc waarlijk bekoorlijke verschij ning, dacht de vreemdeling, die haar vel bewondering aankeek. „Weet u wat, mevrouw, laten we op rnijn taks vertrouwen, die vindt wel zonder te vragen den weg. Of wilt u zich aan mijne leiding toevertrouwen? Ik ben toch ook 'n oude, geroutineerde woudlooper; wellicht oriënteer ik mij wel en breng u veilig bij uwen heer- gemaal terug, die nu wel uitgeslapen zal zijn en ongetwijfeld vol verlangen naar u uitziet." stand der ouden niet zag: de liefde als die machtige factor, die de eene helft van het leven des mans onvoorwaardelijk beheerscht, om de andere gelukkig of ongelukkigte maken. De man,die vroeger zijn leven en zijn grootste kracht aan den Staat wijdde, leert niet alleen voor de vrouw gevoelen en leven, maar ook sterven. De vrouw is daar, docli zij is uog niets meer dan het eigendom dei- dichtkunst. Het werkelijke leven be schouwt haar nog niet als een wezen, dat een zelfstandige levenstaak heeft en als zoodanig haar macht en invloed kan doen gelden. liet is een der merkwaardigste ver schijnselen onzer eeuw, dat de eman cipatie der vrouw eeu zelfstandig wer kende factor van onzen tijd geworden is. En is zij geslaagd Zij is gelukt, ja, maar nog niet voltooid. En geen wonder Alle instellingen, die zich te gen de gelijkheid der menschcn verzet ten zoeken en vinden haar voornaamste steun in de oudheid harer rechten, hetzij die zich gronden op geboorto, hetzij op ovorerveude macht, hetzij op traditioneele kennis en wetenschap. Mannen als de heilige Augustiuus, ja, vóór weinige eeuwen nog de geschied schrijver Bossuct, verdedigden do sla vernij. Wel beseffen zij ten volle het licfdclooze, dat in dezen toestand lag, maar toch meenden zij, dat er niets aan veranderd moest worden, omdat het recht van den mcnsch om zijn even- mensch als eigendom te bezitten, een goddelijke beschikking zou zijn. Die 't eerst zijn medemensch als slaaf be handelde, heeft daartoe niet een bevel van de Godheid ontvangen, maat hot was het recht van den sterkte dat den eenen stam veroorloofde den ande ren aan te vallen, te overweldigen en de .krijgsgevangenen tot eigen voordeel te gebruiken, 't Was ook niet een werk Nu werd ook Else weder overmoedig. „Kent u dan mijn man wellicht? Misschien nog van vroeger?" vroeg ze lachend. „Dat nu wel niet. inaar sta mij toe, een verzuim goed te maken en mij aan u voor te stellen. Opperhoutvester Bam berg, dus ook een van de groenen. Neen, die eer heb ik niet, inaar ik, ik heb hem een ntedcdeeling te doen." Och, dan zal het mijn man zeker een groot genoegen -doeu kennis met u te maken".... Eensklaps bleef zij steken en zette verschrikte oogen op, want daar tusschen de boomen door zag uien op een open ruimte een land huis, met aan den gevel een hertgowei. Groote hemel! dacht zij vol schrik; de opperhoutvesterswoning. De vreemdeling keek haar verstolen aan, terwijl zijne donkere oogen lachten. „Ziezoo, mevrouw, daar zijn wij ver moedelijk reeds bij uw huis; als u nu zoo vriendelijk zoudt willen zijn, mij aan mijnheer uw echtgenoot voor te stellen Zij echter stond daar, zonder zich te verroeren en plukte wanhopig aan haat- tuinhoed, „Ja gaarne! Dat wil zeggeu u zult me wel verontschuldigen ik moet ik moet nog ik heb als u zoo vriendelijk wilt zijn vóór te gaan ik volg u terstond, ik moet ik zal slechts even ons dienstmeisje waarschuwen, dat vermoedelijk daar ginds achter op het veld is, en „Misschien wel aardappelsalade voor hedenmiddag plukt", viel hij schert- der Godheid, die den man noopte oin de vrouw te verkoopen, op te sluiten, tot handenarbeid te dwingen, veeleer zijn slavin dan zijn wederhelft te zijn: neen, 't was het recht van den sterkste, dat een tegennatuurlijke verhouding deed ontstaan tusschen man en vrouw. Waar het nu geldt een omkeer der geheele menschelijke natuur, verloochening van alles, wat de sterkere zich heelt ver worven en bij een verjaring van vele eeuwen als zijn goed recht beschouwt, waar het te doen is om liet uitrooien van voordcelen, bijna even oud als de wereld, da ir zijn enkele eeuwen in de geschiedenis der menschhcid als weinige jaren in het leven van een mensch. En toch is de maatschappelijke toestand dei- vrouw aanmerkelijk verbeterd. De lijden zijn voorbij, dat hier de vrouw wordt opgekocht en naar serails gevoerd, om buiten den kring des gczelligen levens den geest den doodslaap te doen ingaan en de ijdelheid van haren meester te streelen; dat de vader zijn dochters ver koopt, zooals de beschaafdste volken der oudheid dat deden en onbeschaafde vol ken dat thans nog doen; dat de man zijn tijd in luiheid en ledigheid door brengt, alleen het oorlogs- en jachtbedrijf als niet beueden zijn waardigheid ach tende, terwijl de ongelukkige vrouw voor 't onderhoud van het gezin moet zorgen en een oneindig treuriger lot heeft dan het strijdros van haren echtgenoot. Groot is de zegen, die in onze maat schappij der vrouw ie beurt valt boven de vrouwen der oude wereld en boven de levensgezellen van Oosterlingen en wilden. Zij is niet langer buitengesloten uit de beschaving en humaniteit, die onze maatschappij heeft doordrongen en langzamerhand ontvangt zij haar rechtmatig aandeel iu de geestelijke beschaving, wier vruchten haar thans in ruime mate worden medegedeeld. Wij send in. Zij echter werd hoe langer hoe ver warder, en riep wanwopig uit: „Neen ze pluk radijsjes!" „Wel, mevrouw, dan kan ik mis schien behulpzaam zijn bij de radijs jespluk." Nu wist ze geen uitkomst meer, en keek als een gejaagd wild met angstige blikken uit luiar eene gelegenheid om te vluchten; eu waarlijk, eer hij er nog op verdacht was, was zij, eene schuwe woudnimf gelijk, verdwenen in de rich ting van den dennenweg. De vreemde ling mocht deuken wat hij verkoos, nu gold het eenvoudige sauve qui peut! De vreemdeling liep echter vlugger dan zij eu had haar spoedig ingehaald. „Maar mevrouw, wat moet ik nu wel aan mijnheer uw n.an zeggen, als hij naar u vraagt?" Nu gaf ze zich gevangen. „Och, lieve hemel, ik ben in 't geheel niet de vrouw van den opperhoutvester. Ik ken den ouden heer en mevrouw zelfs niet van aanzien! Ik ben zelve een vreemde hier en de geheele geschiedenis was slechts eene dolle, onbezonnen streek, veroorzaakt door het optreden van die twee jongens". En eensklaps, met een bekoorlijke beweging, reikte zij hem schelmsch de hand toe. „Nietwaar, mijnheer Ramberg, u zult er den ouden heer niets van zeggen? Mijne moeder en ik zijn pas hier komen wonen en nu zou het ontzettend hinderlijk voor mij zijn, indien de oude heer er iets van vernam." bestrijden dan ook met alle kracht de meening van nog velen in onze dagen dat de vrouw niet zooveel ontwikkeling noodig heeft, om een goede huishoudster en een goede huismoeder te zijn. De vrouw is niet bestemd om slechts een gedachteloozc sloof te zijn of een speel pop voor den man in zijn ledige uren. Zij bestaat voor zich zelve even goed als voor anderen en de dure plichten die zij geroepen is in het leven te ver vullen, vercischen zoowel, eer. helder verstand als een liefderijk hart. In alles wat inct het huisgezin in betrekking staat, zal de vrouw dos te meer bere kend zijn voor hare taak, naarmate zij hooger staat in ontwikkeling. In elk opzicht zal hare ontwikkeling haar steunen en sterken, bij haar het be wustzijn opwekken dat zij, die in een huisclijken kring stuivers en centen spaart, niet lager staat dan hij, die duizenden guldens in ziju koopmans boeken becijfert, evenmin als hij, die met het mikroskoop het kleinste insect onderzoekt een lager standpunt in de wetenschap inneemt dan hij, dio met de telescoop het hemelruim uieet. Maar ook zonder ontwikkeling kan zij geen goede huismoeder zijn. Onnoemelijk groot toch is de invloed der moeder op de ontwikkeling, opleiding en vor ming van het aaukomend geslacht. De vrouwen met haar zachtheid, lieftallig heid en geduld kunnen reeds vroeg tijdig het goede opwekkeu, dat iu de harten harer kinderen sluimert en uit roeien het kwade, dat er zich in vertoont Nimmer vergeet het kind de indrukken die het van de moeder ontvangen heeft; die indrukken beslissen vaak over geheel zijn volgend leven. Is liet nu onverschil lig van welken aard die indrukken zijn waardoor voor een groot deel het karak ter der kinderen gevormd wordt? Indien dan de moeder kweekster van de kie Het spreekt, freule, dat ik gaarne zoo diskreet mogelijk zal zijn en tegen over mevrouw de opperhoutvester zal dit ook wel gaan, want zij be staat niet, althans voorloopig! Maar wat „den ouden lieer" aanbelangt, dien kan ik met den besten wil niet onkundig laten, wanthij weet er reeds alles van! De „oude opperhoutvester" van Westerbostel staat namelijk in hoogst eigen persoon voor u!" Hij lachte haar, die door schrik en verrassing bevangen schier een bezwij ining nabij was, daarbij zoo overmoedig en toch zoo innig gelukkig toe, dat Else lust gevoelde te gaan schreien. „Mijnheer Ramberg," stamelde zij „wat bon ik vrccselijk gestraft. Wat zult il wel van mij denken?" Wat ik denk? Dat u een bekoorlijk resolute en zeer beminnenswaardige jonge dame zijt, en dat het voor eeu eenzamen woudlooper een groot genot zou zijn alle dagen zulk een „Mijnheer Ramberg," viel ze hem in de rede, „nu moet ik werkelijk haast maken, anders mocht moedertje eens ongerust worden!" „U staat me toch zeker toe, dat ik u vergezel," zeide hij hoffelijk. Dat ben ik tegenover mevrouw uwe moeder verplicht, mevrouw Feldheini niet waar?" voegde hij er vragend bij; „ik hoorde eenige dagen geleden, dat u hier was koinen wonen." Else nam beleefd zijn geleide aau. Vroolijk lachend, pratend, elkander plagend, haddon zij het erg druk over liet vermakelkk geval, terwijl hij daarbij men moet zijn, waaruit zich mannen en vrouwen van karakter kunnen ontwik kelen, moet zij dan niet zelve karakter zijn? En moet men het haar dan niet mogelijk maken dit te worden? Moet dan ook niet bij hare opleiding algc- meeno vorming van den mensch op den voorgrond staan? Ook in haar geest geen klaarheid en vastheid en orde en kracht worden gebracht? Of kan men billijker wijze eischen, dat zij een grond slag zal leggen, waarvan zij de bouw stoffen niet bezit? Het staal vast, dat niets zoo vrucht baar is, ook voor de vrouw, als de kenuis van die menschelijke persoon lijkheid, van dat zedelijk zelfbewustzijn waaruit de hoogste soort vau handelingen voortvloeit, waaruit alles ontspriugt, wat het leven van een mensch lot eeu menschenleven maakt. De Külnische Zeitung besluit ecu ar tikel over den syllabus van Pius X met de 65 veroordeelde stellingen aldus: „In het algemeen gesproken, heeft het Vatikaan of Pius X met dezen syllabus de katholieke godgeleerdheid afgesneden van alle niet streng Roomsch-dogmatische, maar historiscli-critiaclie beoordeeling en voorstelling van de geschiedenis dei- christelijke kerk Een eigenlijke bijbel wetenschap en geschiedschrijving heeft men nu niet meer noodig, de dogmatiek is voldoende die met gelijke bindende kracht zoowel de grondwaarheden en centrale dogmata van het katholicisme als de modern-Roomsche schoolopvat- tingen over de ontwikkeling, beter gezegd uiet-ontwikkcling, van verschillende kerkelijke instellingen omvat. De nieuwe syllabus veroordeelt in beginsel de stel ling waarvan hij de waarheid zelf met vol bewondering naar het bekoorlijke meisje keek. Dus is u de oude opperhout vester?" vroeg zij schelmsch. „Dat eigenlijk niet, juffrouw Feld heini, ik ben, juister gezegd, de nieuwe. Eeu goede vier weken geleden was hier nog de „oude", tot wiens opvolger ik werd benoemd. En juist in den inooisten tijd." zeide hij na een poosje im wunderschönen Monat Mat!..." En na een wijle zacht ook den vol genden regel herhalend: „Als alle Knospen sprangen, da ist „Daar is het einde van het bosch al!" viel Else in en sneed hem het woord af. „Neen, juffrouw Feldheini," hield hij aan, „zoo eindigt het met," en hij zag haar daarbij belcekenisvol in de mooie oogen: „da ist iu mcineiii Herzen aucli die Liebe aufgegangen!" En toen hij haastig afscheid wilde nemen, voegde hij er ernstig aan toe: „Zult u het n.ij euvel duiden of liet ongaarne zien, wanneer ik eerstdaags mevrouw uwe moeder mijne opwachting kom maken en haar verlof vraag, om als eenzaam wondlooper nu en dan een uurtje bij u ie mogen doorbrengen?" Toen lachten hem hare mooie blauwe oogen toestemmend toe. EINDE.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1907 | | pagina 1