Stadsnieuws.
men in dc Johannes-Stichting nog kelders,
provisiekamers, een bergplaats voor goe
deren, een loods voor brandstoffen, oen
lijkenbuisje, een badkamer, ens.
Het toenemend aantal verpleegden
beeft het noodig gemaakt, dat een tweede
gebouw, niet ver van het hoofdgebouw,
verrees. Dit is „Klim", gelegen in de
straat, die op de Hervormde Kerk uit
loopt. Wat de „Joliannes-Stichting" is
is voor mannen, „Elim" voor vrouwen.
Het hufs bestaat beneden uit een eet
zaal, tevens conversatiezaal, twee kamers
voor den vader en de moeder van „Elim1
een zwakken- en ziekenzaal en een groote
algemeene slaapzaal voor de vrouwen,
wier ledikanten twee aan twee door gor
(lijnen van elkaar gescheiden zijn. Dc
bovenverdieping bestaat uit verschillende
kamertjes. Ook onze pleegzuster heeft
hier haar eigen vertrek.
Op het oogenblik huisvest de Johan
nes-Stichting Gij ongehuwde mannen, f>
echtparen en negen ongehuwde vroutven.
In Elim zijn thans 51 ongehuwde vrouwen.
Onze verpleegden zijn uitsluitend ouden
van dagen en dezulken, die door zwakte
des liehaams niet meer in staat zijn den
strijd om het bestaan in de maatschappij
te blijven voeren.
Aangaande het leven der bewoners
van de „Johannes-Stichting" en „Elim"
valt uit den aard der zaak weinig te
zeggen.
Daar zij zooveel persoonlijke vrijheid
genieten als in een groot gezin eenigszins
kan gegeven worden, doet ieder wat hem
of haar het best bevalt. Sommigen ver
langen arbeid en worden daarvoor be
loond; anderen leven liever voor zich
zelf en wandelen, visschen, praten, lezen,
enz., al naar hun lust.
Een nieuwe lichtsoort. ln
de Londschc Agricultural Hall is een
nieuw verlichtingsmiddel vertoond
schrijft het „Electrot. en Werktuigk.
Wbl." dat bestaat uit gewone lucht,
vermengd met 11 pCt. petroleum damp.
Deze allernieuwste gassoort is onbrand
baar en kan dus niet in een gewonen
brander gebruikt worden. Vandaar dat
er ecu bijzonder apparaat voor wordt
aangewend, welks constructie nog een
geheim schijnt te zijn.
In dit apparaat geeft het een rood
blauw licht. Als de vlam omgeven wordt
met een wit omhulsel een gloeikous
dus! geeft zij een hel schijnend, wit
doch niet scherp licht, van sterker licht
gevend vermogen dan electrisch of kolen-
gaslicht.
Het groote voordeel van dit nieuwe
gas is, dat ieder door middel van dit appa
raat, welks prijs naar de grootte ver
schilt, in zijn eigen huis de noodige licht
stof kan fabriceeren en daarbij tevens
70 pCt. op den prijs besparen. Voor
de verlichting van een hui» met twintig
kamers heeft men een apparaat noodig,
- dat zeer gemakkelijk bediend kan wor
den en zóó klein is, dat men het ge
makkelijk op een tafel kan plaatsen; 't
bestaat nl. slechts drie voet oppervlakte.
De produktiekosten bedragen ongeveer
één cent per kub. Al.
De vliegen. "Wij zijn weer in
het jaargetijde waarin de vagabondecrcn-
dc, klaploopende vliegen hun baldadig
heid uitoefenen.
De gewone kamcrvlieg zoekt de zoe
tigheid en wil ook gaarne vertoeven in
melk- en kaaslokaleu. Afgezien van
haar lastigheid en verontreinigende eigen
schappen is zij tamelijk onschuldig, zij
legt haar eieren niet op kaasproducten.
den steeds meer en meer den zilveren
raad van de kandelaars, en de wijzers
van de groote, eikenhouten klok ver
volgden langzaam, kruipend, hun eeuwig
durenden cirkelgang, gedurende heel
dien afmattendeu tijd van waken en
wachten.
Plotseling werd de onheilspellende
stilte verbroken door het geschuifel van
ceu voetstap op het grind; een zwaren,
onzekeren voetstap, als van iemand, die
vermoeid is.
Twee blanke, met juwcelen versierde
handen, grepen onimddolijk naar een
paar pistolen; slanke vingers sloten zich
vast en stevig om het doodelijke speel-
tuig.
De voetstap kwam nader.
Een paar donkere, violetkleurige oogon
met lauge wimpers, rut met een harde
schittering van vastberadenheid, tuurden
scherp iu den zwarten nacht. Yaag en
onzeker onderscheidde zij een hoofd,
met een helm, dat steeds nader e
nader kwam. Langzaam en zeker wei
een vastbesloten hand opgeheven en
tusschen haar vast op elkaar geklemde
tanden fluisterde Frances ICensenor
„Voor Clavering!"
Daarbuiten, tegen het donkere glas
drukte zich een glad geschoren gelaal
een gelaat van één dor mannen vai
dien gehalten Croinwell.
o blanke hand sloot zich nog wa
vaster om het noodlottige wapen er
weer klonk het fluisterend: „Voor Cla
ring!"
Anders staat het met de kaasvlieg.
Deze is kleiner, glimmend zwart en vlug
in haar bewegingen. Men vindt ze slechts
daar waar kaas rijpt, maar daar is ze
ook niet weg te slaan. Bij harde kaas
is zij niet zoo gevaarlijk als bij zachte,
omdat de eieren op de harde korst niet
gemakkelijk tot ontwikkeling komen.
Toch gelukt dit nog dikwijls op vochtige
plaatsen, in kleine spleetjes of oneffen
heden van de korst.
De eieren der kaasvlieg zijn zeer klein
en met het bloote oog nauwelijks waar
neembaar. Reeds na 24 uren vertoont
zich leven dat door rustelooze bewege
lijkheid in de kaas dringt. Bij gunstige
voedingsbodem zijn zij reeds in 10 a 12
dagen ingepopt en spoedig daarop ont
staat de vlieg die haar arbeid opnieuw
aanvangt.
Het beste middel tegen vliegen is zin
delijkheid en zorgvuldig behandeling der
kaas, daarnaast ventilatie en lage tempe
raturen. (Sch. Milch-Zeitung.)
De waarde van een vogelnest.
Wat de waarde van een vogelucst ver
tegenwoordigt leert de volgende bere
kening, in de „Tier und Menscticn-
freund", en die wij in A v i c u 11 u r a
vonden beredeneerd.
Veronderstelt, dat er in een nest vijf
jongen zijn. Ieder van deze kleine
vogeltjes zal dagelijks voor zijn voeding
gemiddeld 50 rupsen noodig hebben,
dat is dus in één dag voor de bewoners
van een enkel nest met minder dan
250 rupseu. Deze wijze van voeding duurt
gemiddeld zoo'n 30 dagen, zoodat er
gedurende dien tijd minstens 7500
rupseu worden weggevangen. Nu is het
bekend, dat iedere rups dagelijksch
voor zijn voeding minstens zijn eigen
gewicht aan bladen en bloesems gebruikt.
Aangenomen, dat iedere rups dagelijksch
één bloesem eet en er voor de ver
popping 30 dagen verloopen, dan wordt
dat Voor die 7500 rupsen in deze der
tig dagen niet minder dan 225.000
bloesems, die evenveel vruchten zouden
kunnen leveren.
Stellig zal deze borekening ieder, die
een weinig nadenkt, duidelijk de waarde
van een vogelnest leeren inzien. Er zijn
altijd nienschcn, die alleen door zeer
practischc overwegingen tot vogelbe
scherming kunnen komen en wij geven
het bovenstaande vooral aan hen ter
overweging. Om het een wapen te meer
voor dierenvrienden te doen zijn om
zulke mcnschen van het practischc nut
van vogelbescherming to overtuigen,
voegen wij er nog een kleine berekening
aan toe.
Stellen wij de waarde van elke vrucht
op twee cent, (om niet van overdrijving
beschuldigd te woiden, nemen wij op
zettelijk geen hoogen prijs: het dubbele
zou bij goede vruchten stellig niet te
veel zijn, ongerekend de prijs der
vruchten van vele vormboomen) dan
wordt dat een sommetje van 45U0 gul
den. Welke prakticus wordt daardoor
niet bewogen?
Moge ook dit weer een weinig bij
dragen tot betere waardeering van het
nut der vogels en mogen de practici
er door worden aangespoord het hangen
van nestkastjes te bevorderen en het
uithalen van vogelnesten tegen te gaan.
Hyp.n 080 bij kippen. BI.
schrijft in Aviculturen:
Geprobeerd heb ik het niet, maar het
staat gedrukt, en ieder, die er belang
in stelt, kan het probeeren om een haan
te hypnotiseeren. Bij den mensch is de
Een knal een gerinkel van glas
een kreet van pijn het vallen
van een zwaar lichaam, daar buiten op
den grond en al de liefde en haat
iu Frances Kensenor's hart uitten zich
in den kreet: „"Voor Clavering, voor
Clavering! Te wapen, hierheen! Voor
den Koning!"
In een oogenblik was het huis vol
leven en beweging. De hall was gevuld
met gewapende onderhoorigen. Sir Keblo
aan hun hoofd, tegenover hem zijne
dochter, trotseh en kalm en triomfeercml,
het nog lookeud pistool in haar hand.
Zwaarden en pieken werden ge
zwaaid, allen blaakten van strijllust;
doch slechts stilte was het antwoord
op hun strijdleus. Toen hunne kelen
droog waren van schreeuwen en ze allen
zwegen, was het stil, vreemd stil rondom
hen.
„Mijn kind, hebben de schaduwen
van den nacht li op oen dwaalspoor
gebracht?" zeide Sir Keble.
„Zoek onder dit venster. Daar ligt
bij dood! Mijn hand beefde niet; ik
trof hem juist tusschen de oogen", was
het koude antwoord.
Nog eens luisterde zij, doch geen
ander geluid trof hun oor, dan het rus
teloos ruischen van liet gebladerde en
het geheimzinnig gefluister van den
nachtwind.
„Verbeelding, verbeelding!" zeide di
cavalier weer hoofdschuddend.
„Zoek!" herhaalde zijne dochter.
Na een wenk van Sir Keble wen
hypnose bekend; ze bestaat iuderdaad
ook bij dieren. Onder hypnose verstaat
men een insluimeren van het bewustzijn,
meestal bij zwakke individu'? het ge
makkelijkst te bereiken. De proef i9 be
kend en kan door een ieder genomen
worden. Eenige voorzichtigheid; aange
wezen om de proef niet te laten mis
lukken. Prof. Hoffman heeft zulks be
schreven. De haan wordt op een vast
staande tafel eeplaatst en door den
hypnotiseur neer gehouden en vast aan
gedrukt, zóó, dat de pooten vast onder
het lijf liggen en de vleugels vast zijn
aangedrukt tegen het lichaam. Kop en
hals moet men recht naar voren
irekken. In weerwil dezer houding
kau het dier gemakkelijk liggen en
rustig ademen, zonder bezwaar. Houdt
men hc:u zoo 5—7 minuten dan wordt
hij heel rustig en biedt geen tegenstand
evenals in slaap snorkte hij. Me: „open
oogen" is hij feitelijk in slaap geraakt.
Een rustige omgeving bevordert het
slagen der proef. Laat men dan de
handen los dan ligt de vogel als dood.
Men kan hem dan vrij in de lucht hou
den met een vleugel; de kop tuimelt
naar beneden als bij een dooden vogel.
Uit dezen toestand van verdooving kan
men hem opwekken door besprenkelen
van den kop met warm water of het
opblazen van lucht. Nadoelige gevolgen
ondervindt de vogel er niet van.
De beteekenis der oorschelp
voor het gehoor.
Dat de oorschelp voor het hooren niet
iets onverschilligs is, bewijs het feit, dat
verlies van een oor het gehoor belang
rijk doet afnemen, schrijft In t Med.
W eek b 1.
Men stelt zich voor, dat de oorschelp
de geluidgolven opvangt en ze door
weerkaatsing als in een trechter naar
den gehoorgang leidt. De vorm der
oorschelp schijnt dan echter voor dit
doel niet zeer geschikt, en ernstige
physische bezwaren zijn tegen deze voor
stelling in het midden te brengen. Prof.
Geigel te Wiirzburg is van meening, dat
het kraakbeen van de oorschelp dooi
de geluidgolven aan het trillen gebracht
wordt en deze trillingen niet door de
lucht, doch veeleer door het kraakbeen
en been van den uitwendige gehoorgang
naar het trommelvlies voortgeplant wor
den. Hij grondt die meening op eenige
waarnemingen, die men gemakkelijk bij
zichzelf kan controleoren. Men luistere
eens naar een zacht geruiscli, bv. het
zingen van een lamp terwijl men met
de handen het oor nadert. Het geruiscli
wordt dan duidelijk luider. Nauwelijks
echter raakt men ook maar even de
oorschelp aau, of die vesterking van het
gehoor wordt iu eens belangrijk vergroot.
Het is niet onverschillig, met welk ge
deelte van de hand die aanraking ge
schiedt, noch ook welk gedeelte van het
oor aangeraakt wordt. Met hei vleezige
gedeelte van de hand, met den duimbal,
het oor aanrakende, neemt men die ge-
hoorsversterking niet in die mate waar,
als wanneer men met de harde, door
dunne huid bekleede deeleu der hand,
als de gewrichten der vingers, de oor
schelp aanraakt. Onbelangrijk is de ver
sterking van het gehoor bij aanraking
van het oorlapje, vergeleken bij die,
wanneer de achterste convexitcit van
het oor, de helix, wordt aangeraakt. De
versterking van het gehoor, die bij
zachte aanraking ook van een kleine
plaats onmiskenbaar is, wordt beslist be
langrijkcr, indien de hand overeen grootcr
de zware deur ontgrendeld en gevolgd
door zijde mannen, waagde hij zich
voorzichtig naar buiten; Roger Miston
en Reuben de bottelier, bleven bij hun
lady achter.
„Het is een heilige daad, die ik ver
richt heb", zeide zij; „een heilige en
rechtvaardige daad. „Oog om hoog,
tand om tand", zoo staat er geschreven.
De Koning zal mij niet schuldig reke
nen, en God zal mij vergeven. Ik hoop
alleen inaar, dat hij spoedig gestorven
zal zijn, ik vroeg niet om pijn".
„Zie, hion komt uw heer Vader weer.
Zij dragen iets tusschen hen in", zeide
Roger.
Over de marmeren stcenen van de
ruime lialle naderde een droevige stoet.
Vier mannen droegen een groot
lichaam, bedekt met een kleed en lagen
het eerbiedig op de steenen neer. Het
gelaat van den ouden cavalier was ver
trokken van smart en pijn; zijn dochter
merkte dit dadelijk op.
Wat deert u, mijn vader?" vroeg zij.
„Niets, mijn kind; ik dacht aan den
Koning".
„Neen, neen, sir een nieuwe zorg
heeft uwe trekken dusdanig doen ver
anderen. Spreek, ik bid u".
Sir Keble boog, een oogenblik zijn
hoofd en zag naar de onbeweeglijke
gestalte aan zijn voeten. Toen hief hij
zijn edel hoofd weer op en zijn stem
klonk helder en luid, toen hij zeide:
„Mijn kind, ge zijt eene trouwe ondor-
dane van Zijne Majesteit eene dochter
aanrakingfvlak en met wat sterkeren
druk aangelegd wordt. Legt men de hand
niet met den duim aan het oor, maar
met den pink, zoodat dus de holte van
de hand niet schuin naar voren, doch
schuin naar achter gericht is, zoo on
doelmatig mogelijk dus voor de voort-
geleiding der klankgolvcn naar den
gehoorgang, dan treedt niettemin de be
langrijke gehonrsversterkiug op. Altemaal
redenen, die dwingen om aan te nemen
dut het kraakbeen der oorschelp de
klankgolvcn niet in de lucht weerkaatst,
maar dat de oorschelp, zelve, in trilling
gerakend, deze trillingen langs den weg
vau vaste geleiders, kraakbeen en been,
naar het middcloor overbrengt.
In het algemeen acht Geigel de ge
leiding dooi de lucht van den gehoor
gang, vergeleken met de geleiding:
oorschelp-, kraakbeen beentrommelvlies
van ondergeschikt belang. Lieden, zegt hij,
met door een oorprop verstopten gehoo"
gang, hooren niettemin goed, mitshet trom
melvlies nieterdoorin het trillen verhinderd
wordt. En reeds vroeger, in 1894, heeft
hij aangetoond, dat bij het auscultceren
van hart en longen de lucht van den
gehoorgang en den stethoscoop lieele-
maal geen rol speelt. De trillingen gaan
van den borstwand direct naar de oor
schelp en van daar lang9 den kraak-
beenigen wand van den gehoorgang, het
beenige gedeelte, het periost, naar het
trommelvel over.
De rector van het Realgymnasium te
Heilbronn heeft bij een schoolfeest zijn
leerlingen onderhouden over de valsehe
opvatting van eer, die men bij jongeren
en ouden veel verbreid vindt. „Nog voor
hij weet wat eigenlijk eer is", zei de
rector, „begint de knaap al met zijn
eerewoord om zich heen te gooien, dik
wijls in hetzelfde oogenblik dat hij liegt.
Ouder geworden, houdt hij zijn eer be
vlekt, wanneer hij zijn eerewoord breekt,
wanneer hij de strafwet overtreedt, wan
neer hij een beleediging ongewroken
laat, misschien ook wanneer hij zich
door een leermeester onrechtvaardig be
handeld acht e. d. Geen kwetsing van
zijn eer vindt hij er echter in, wanneer
hij bij zijn examen knoeit, wanneer hij
het vertrouwen van zijn meerderen be
schaamt, wanneer hij lichtzinnig leeft,
zijn ouders verdriet en zorg berokkent,
overmatig drinkt enz. Zulke opvattin
gen zijn een volkomen mis kenning van
de eer. Door een beleediging, die mij
onverdiend aangedaan wordt, kan mijn
eer in 't geheel niet gekwetst worden.
De strafwet niet overtreden en mijn
wooid niet breken is slechts een deel
der plichten, die ik vervullen moet. De
ware eer bestaat in de volledige ver
vulling van alle plichten en niet maar
voor een deel daarvan."
Beleefde smart. Tn een
nieuws- en advertentieblad in de pro
vincie Noord-Holland komt de volgende
advertentie voor:
„Eere wie eere toekomt. Hartelijk
dank aan mejvan Aveuhorn voor
de zeer nette behandeling mij doen onder
gaan, ill. om mij een huwelijk met haar
in het vooruitzicht te stellen en in stillc
met een ander om te gaan. Veel liefde
gevoel ik voor baar, maar thans zeg ik
haar, om deze redenen vaarwel. Ouden
dijk, Juli 1907." (Volgt handteekening. i
Liberale olie. Een oliekoopman
in een kleine gemeente bij Rotterdam
werd altijd gehouden voor erg zuiver
in de leer. Thans is het uitgekomen,
van een man, verknocht aan Zijn Koning?'
„Aij, zoo is het."
„En terwille van Zijue Onschendbare
Majesteit zijt ge bereid afstand te doen
van liefde, fortuin, huis en hof, behalve
uw eer?"
„Ja, ill ij li Vader".
„Zelfs uw geliefde waart ge bereid te
geven voor de Heilige Zaak?"
„Hij viel reeds".
„Dat is geen antwoord op mijn vraag.
Veronderstel eens, dat de Lord of Clave
ring ontsnapt was aan de zwaarden van
het Parlement zich zelfs verstout
had hier te komen, zoudt ge dan nog
even bereid zijn hem te offeren aan
's Konings zaak?"
„Sir, mijn Vader
„Als dochter van mijn vader en als
'sKonings meester verknochteonderdanc,
ja".
„Dat is goed
De cavalier sprak die laatste woorden
haast zuchtend en zich bukkend, nam hij
het kleed weg, dat het gelaat en de ge
stalte van die stille gedaante bedekte en
wees hijgend naar zijn door krullende
lokken omgeven hoofd.
Bij den rooden gloed van den haaul
zag Fransos Kensenor wat zij gedaan
had; haar handen boven haar hoofd op
heffend, uitte zij een hartverscheurende!!
kreet:
„Mijn geliefde! mijn alles! dood, dood
Clavering! mijn
„Stil, Francos! Niet zoo. Gedraag je
zooals 't mijn dochter betaamt! Wees
dat hij op liberale candidaten heeft ge
stemd. Bij een zijner klanten komende
om olie te verkoopen, werd hem toege
voegd: „Wc kunnen geen zaken meer
doen, we stoken geen liberale olie",
waarop het leuke antwoord van den
koopman was, „die geeft zeker te veel
licht." Hbld.
De nieuwe Stuiver.
Zoonis wij reeds meedeelden schrijft
de N. R. Ct. is 's Rijks Munt thans
druk bezig met het slaan van de lang
gewachte nieuwe stuivers, waarvan de
eerste aanmunting zes milliocn stuks
bedraagt, en die aanvankelijk in do
zuidelijke pro\incies iu omloop worden
gebracht, om te zien hoe zij zich tegen
de Belgische stuivers zullen houden.
De bedoeling bij het ontwerpen van
dit nieuwe muntstuk is vooral geweest
een kenmerkend onderscheid met het
zilvergeld, en wel bijzonderlijk mot het
kwartje, te bereiken. Eerst na jarenlange
proefnemingen is er tot het thans uitge
voerde type besloten.
liet inetaalgehalte van het nieuwe
stuiverstuk bestaat, evenals dat van den
Belgischen stuiver, uit 75 procent koper
en 25 pCt. nikkel. De doorsnede bedraagt
18 inM., dat is 1 mM. kleiner dan een
kwartje, terwijl het anderhalf maal zoo
dik is. Toorts is, ter kenmerking, en
mede ook de gravure tegen afslijten te
beschermen, de rand om de nieuwe
stuivers veel breeder dan wij aan onze
munten gewend zijn, en bovendien glad
gehouden, dus ongekarteld, net als de
koperen Indische munten zijn.
Door al deze eigenschappen zal de
nieuwe stuiver ook op gevoel gemakke
lijk van ander geld te herkennen zijn,
en de klank verschilt evenzeer aanmer
kelijk met dien van de zilveren munten.
De Rijksstempelsnijder, de heer J. C.
Wienceke, heeft, na tal van ontwerpen,
de opdrac! gekregen ou» uaar dit model
de stempels te vervaardigen: Op de
voorzijde staat de Koninklijke kroon,
zooals die eindelijk officieel schijnt te
zijn vastgesteld. Zij wijkt ten minste af
van de tot nu toe geziene typen, doordat
de vier elkander kruisende beugels niet
doorloopen onder den rijksappel, doch
zich omkrullen. De uiteinden der twee
eiketakken, die de kroon flankeeren,
zijn saamgebonden met een zwierig lint,
dat het woord „Nederland'1 draagt. Dus
niet ireer de woorden „Koninkrijk der
Nederlanden", die voorkomen op de
andere munten. En in de ruimte hier
onder staat het jaartal.
De keerzijde bevat de waarde-aan-
duiding: 5 cents; het groote cijfer vult
de ruimte tusschen de twee omgevende
oranjetakken, die zeer sober zijn gehou
den, en niet den vorm van een krans
aannemen, zooals op den cent en het
twee-on-een-halve-cent stuk.
Binnen de brecde randen zijn op deze
wijze wèl gevulde en aangenaam ver
deelde vlakken verkregen. De practijk
zal over de doelmatigheid van dit nik
kelen geldstuk in ons muntwezen moeten
beslissen. Maar verwarring met ander
geld schijnt toch wel te zijn voorkomen.
Naar wij met dc meeste zekerheid
vernemen, zal er van den historischen
optocht op Koninginnedag n iets komen,
daar de Oranjevereeniging geen mede
werking genoeg ondervindt.
Wol te betreuren voor onze stad.
sterk! Het schot was goed bedoeld, die
het afschoot, was getrouw; nij is geval
len als martelaar voor de goede zaak.
Zulk een ongepaste uiting van smart zou
den Koning mishagen".
„'t Zij, zooals u zegt", antwoordde zij
koud. ,,'t Was voor den Koning, dat ik
schoot, dat stem ik u toe?"
„Aij, aij, mijn kind, dat geloof ik wel".
„Dan rost mij nog de kogel, bestemd
voor Clavcring's moordenaar zooals ik
gezworen heb".
En voor iemand het verhinderen kon,
richtte zij het geladen, met juwcelen ver
sierde pistool op haar eigen borst een
schot, en zij viel dwars over de gedaante,
die std en stijf in den rooden gloed van
het haardvuur lag.
Sir Keble wilde zich in een wilde
uitbarsting van smart op haar lichaam
werpen, toen zich buiten het dreunen van
marcheerendc tioepcn en het gekletter
van wapenen deed hooren; hij luisterde
en richtte zich toen hoog op:
„Brengt hen weg doch laten zij te
zamen blijven. En dan, ieder op zijn
post; dc eer en de veiligheid van Zijne
Majesteit vorkeeren in groot gevaar
heden nacht. Wcest trouw!"
EINDE.