BINNENLAND. Merkwaardige Woorden en Daden UIT DE PERS. STADSNIEUWS. te verkrijgen en een verandering te brengen in het tegenwoordig régime. Met algemeene stemmen werden de volgende middelen daartoe aan ge nomen gewapende tegenstand bij machtmis- bruik, politieke en economische werk stakingen, staking van ambtenaren, van de politie, weigering om belasting te betalen, propaganda in het leger, algemeene opstand en alle verdere middelen die de omstandigheden zullen noodig maken. De propaganda zal gevoerd worden in het Turksch, het Albaneesch, het Arabisch, het Koerdisch en het Grieksch. DE CRISIS. H. M. de Koningin heeft Donderdag in den laten namiddag ten paleize de tweede aangekondigde conferentie met rar. Heemskerk gehouden. Naar aanleiding van de nog altijd circuleerende berichten over een weder- oplreden van dr Kuyper als bewinds man, kan de Haagsche correspondent van De T ij d met de meeste beslist heid mededeelen, dat daarvan bij deze gelegenheid geen sprake zal zijn. Werkloosheidverzekering. Nopens de ontwikkeling der werk loosheidverzekering in België, waar in 1501 te Gent op aanstichting van dr. L. Varleg een aanvang is gemaakt met gemeentelijken steun dezer ver zekering, vinden wij de volgende ge gevens De gemeenten hebben op vijf ver schillende wijzen deze verzekering gel delijk bevorderd en wel i°. door toeslagen bij de werkloozenuitkeering die de werkelooze uit de kas zijner vakvereeniging ontvangt20. door toeslagen bij de individueele bespa ringen door den werkman en met het oog op dreigende werkloosheid gemaakt 30. door toeslagen bij collectieve spaar fondsen die door groepen van werk lieden alleen voor werkloosheidverzor ging zijn gevormd4°. door recht- streekscheondersteuningvan werkloozen die noch tot een vakvereeniging, noch tot een werkloosheidfonds zijn toege treden (eigenlijk dus slechts gewone armenzorg) en 50. door subsidieering in het algemeen van vakvereenigingen die een aan bepaalde voorschriften voldoende werkloosheidskas bezitten. Het meest ontwikkeld is het onder i0, genoemde stelsel. De andere systemen met name ook het steunen van indivi dueele spaarders, zijn slechts hier en daar door enkele gemeenten beproefd. De omvang dezer benoeming blijkt uit de volgende cijfers voor 1906, waaraan tusschen haakjes de overeen komstige voor 1904 zijn toegevoegd. Er bestonden in genoemd jaar 14 (11) gemeentelijke werkeloosheidskassen waarin 25 (15) gemeenten medewerkten, en waarbij 229 (128) vakvereenigingen waren aangesloten. Aan subsidies werd 46,613 francs (46,302) besteed, welke ten goede kwamen aan 5019 (2S25) werkloozen, gedurende 71,969X50,604) werklooze dagen. Het stelsel der subsidieering van spaarverzekerings- kassen wordt alleen in Gent toegepast waar in 1906 voor dit doel 2556 fr. werd besteed. Direkte steun aan vak vereenigingen wordt alleen in Luik gegeven tot een bedrag van niet meer dan fr. 1000 per jaar. Onder de 5019 werkloozen waren de textielwerkers, met 1543 werkloozen VAN Ministers en Kamerleden sedert het jaar 1858. ontleend nan Kollewpn's Geschiedenis van Nederland, 4e deel. 12. Inmiddels was Van Zuylen na hevig te zijn aangevallen door Thorbecke over de vraag of de Raad van State builen medewerking van de ministers aan de Koning raad en voorlichting kan geven hetgeen Van Zuylen erkende, maar Thorbecke ontkende afgetreden en als hoofd van het kabinet vervangen door Heemstra. Deze werd zo vinnig aange vallen, dat zijn antwoorden vaak van grote verbittering getuigden. De konser- vatief Wintgens wees er op, dat het konstitutionele stelsel hier te lande, even als in Frankrijk vóór 1848, teleurstelling had opgeleverd, hoofdzakelik door de wisselingen en het gemis aan beginselen bij de elkander opvolgende ministeries. Hij gaf er de volgende schels van„Wij vo iden na 1853 achtereenvolgensgemis van beginselen, vergissing omtrent be ginselen, fusie van beginselen, misver stand omtrent beginselen." De liberalen Olivier en Betz legden namens hun partij wantrouwen aan de dag in het beleid van de minister van Binnenlandse Zaken, Van Heemstra, vooral wegens de opdrijving van de staalsuilgaven, die zij nutteloos en ge en 13,725 ondersteuningsdagen, het talrijkst; dan volgen de bouwvakken met 683 werkloozen en 10,981 onder steuningsdagen. Voor de metaalindustrie waren de cijfers resp. 631 en 7941, voor de tabaksbewerking resp. 553 en 9462 enz. In verband met het bovenstaande teekenen wij aan dat in Frankrijk, waar krachtens het decreet van 9 September 1905 ook de staat de wer keloosheidverzekering steunt; door toe slag van 16 pet. der door lokale vak vereenigingen betaalde werkloozenon- derstand, en van 24 pet. van den onderstand door algemeene, in plaat selijke afdeelingen gesplitste, bonden betaald, in 1906 aan 64 werkloosheids- kassen, waaronder 3 federatieve, uit het toegestaan crediet van 110,000 francs slechts 42,495 fr. zijn betaald kunnen worden. Op het in Juli van dit jaar te houden Congres van den middenstands bond, zal slechts één onderwerp behan deld worden. De belangstelling in het te behandelen onderwerp „De Vakopleiding van den Middenstand" is echter zeer groot, zoo dat reeds nu voorspeld kan worden, dat er zeer geanimeerde besprekingen op deze Congresvergaderingen zullen gehouden worden. Reeds een zeer belangrijk praeadvies is den Bondsleden toegezonden, n.l. dat van den heer J. N. Hendrii, den voor zitter van den Nederlandschen Aap- nemersbond, terwijl binnenkort nog enkele andere praeadviezen verwacht kunnen worden. Ten einde het gevoelen der verschil lende Vereenigingen over deze kwestie te leeren kennen, zijn de Besturen der aangesloten vereenigingen indertijd door het Bondsbestuur uitgenoodigd hun zienswijze daarvover in een rapport of advies ter kennis te brengen van het Bondsbestuur. Verschillende vereenigin gen voldeden hier reeds aan. (De Middenstandsbond). Dr. KUYPER EN DE ANTI- REV. PERS. De «Rotterdammer», het antirevo lutionaire blad, dat dikwijls afwijkende meeningen tegenover de «Standaard» verdedigt, en deswege wel eens be schuldigd wordt dr. Kuyper te willen verguizen, komt daar tegen op in een artikel, waarin o.a. het volgende te lezen staat: Deze verwisseling van onze bezwaren tegen zeker optreden van de «Stan daard» met persoonlijke bestrijding van dr. Kuyper, is zeer incorrect. Ons protest, zoo men wil ons kras protest, ging tegen het optreden van de «Standaard», die prof. Fabius uit sloot van eene Kamer-candidatuur. Ons protest ging tegen het optreden van de («Standaard» om ons blad buiten de partij te laten zetten. Ons protest ging tegen de tactiek van de «Standaard» om niet te ver- vermelden, wat wordt aangevoerd door degene, met wien de «Standaard» dis cussieert. Verder Wij blijven dr. Kuyper eeren als den van God gegeven leider onzer partij, maar ijveren voorts voor vrije princi- pieele gedachtenwisseling. Al ons bedoelen daaronder is: saam binding. O het doet ons zoo leed, als wij nu vaarlik achtten. De begroting van Van Heemstra werd met 37 tegen 33 stem men verworpen. Het ministerie nam zijn ontslag en het tweede ministerie Thor becke trad 31 Januarie 1862 op. Hij zelf voor Binnenlandse Zaken, Olivier voor Justicie en Betz voor Financieën. Met tegenzin had de Koning toegegeven aan de raad van Van Reenen en andere invloedrijke personen om de vorming van het ministerie aan Thorbecke op te dragen, in de hoop dat hij als minister minder nadelig zou zijn voor het monar chaal gezag dan als oppositie in de Kamer. Z. M. bleef steeds een koele houding tegenover Thorbecke aannemen. Ofschoon Thorbecke de leeftijd van 64 jaar had bereikt, bleef hij in zijn parlementaire loopbaan steeds onver zwakt geestkracht en opgewektheid tonen. In de Narede van zijn Parle mentaire Redevoeringen heeft hij de hoofdtrekken van de konstitutionele monarchie aldus omschreven: .Zelf standigheid van de monarchiese regering met onbeperkte parlementaire verant- woordelikheid van de ministers. Vrijge- kozen volksvertegenwoordigers, zelfstan dig, naar eigen inzicht en oordeel be sluitende, zonder enige baad met de kiezersde algemene wetgeving gezamen- lik met monarchies gezag uitoefenende, maar zonder deelneming aan de uit voerende macht, wier werking zij door middel van ministeritële verantwoorde- likheid kontroleert. Zelfregering van provincies en gemeenten, leden van het geheel en als zodanig ondergeschikt, doch autonomiese lichamen, geformeerd met weer zien, hoe juist de door ons be streden wijze van handelen, ook op kerkelijk terrein zoo onnoemelijk veel bederft. In «Hollandia» klaagt een inzender over «de hooge wijze, waarop wordt doodgetrapt of doodgezwegen.» Prof. Noordtzij schrijft in de «Bazuin», zonder zich in den twist tusschen ds. Sikkel en de «Heraut» te mengen, dat het «overbekend» is, hoe van de zijde van de «Heraut» wordt opgetreden. Dat zijn dingen die treffen, en ten aanzien waarvan beterschap moet komen, wil men niet den «dood in den pot» krijgen. Laat toch zijn een eeren en waar- deeren van elkanders krachten en ta lenten, die van Godswege zijn ge schonken. Laat er niet zijn een elkander val- schelijk beschuldigen. Laat er ruimte zijn voor broederlijke gedachtenwisseling, zonder vrees, dat wie zich uitspreekt zal worden «dood getrapt», «doodgezwegen», of zal worden buitengesloten. Laat het ideaal zijn: door vrijheid tot eenheid. Kunst- en Wetenschap. GERMAINE SCHNITZER—MOSSEL. De sneeuwstorm had Donderdagavond het publiek niet weerhouden den derden kunstavond van de Concert-Directie ,De Algemeene Muziekhandel" in Amicitia bij te wonen. Ditmaal concenteerden Germaine Schnitzer (piano) en J. Mossel (cello), wien beiden al zoo'n ongewonen roep van hun groote gaven was voor afgegaan, dat het ook eigenlijk niet te verwonderen viel, dat de zaal zoo goed be zet was. Deze concerten schijnen bij het Amersfoortsche publiek nogal in den smaak te vallen en hetgeen we de vorige avonden hoorden, dezen winter en ook vorig jaar, wettigt dan ook volkomen de hooge plaats, die ze bij ons kunst lievend publiek hebben weten te ver overen. Wat we nu evenwel Donderdag ge hoord hebben, spant zeker wel de kroon. We hebben toch in Germaine Schnitzer een pianiste leeren kennen, die zonder twijfel een eerste plaats inneemt onder de beste uit de beste klaviervirtuozen. Haar veelzijdig ontwikkeld talent doet haar de grootste moeilijkheden met het meeste gemak beheerschen, terwijl haar brillante techniek geëvenaard wordt door een fijn gevoelde voordrachtskunst. Voeg daarbij veel temperament en men zal volkomen begrijpen, dat zij in de verschillende stukken een enorme vir tuositeit aan den dag legde. Het klavier zong onder haar krachtigen aanslag in een kunstvolheid, die aan het artistiek volmaakte grenst, terwijl de concep tie zoo in-mooi was, dat men geheel onder de bekoring van haar spel kwam. Geen wonder dan ook, dat het publiek haar hartelijk toejuichte en het hand geklap na elk nummer niet ophield voor zij nog eens op het podium was ver schenen. Een alleszins waardig partner vond zij in den cellist J. Mossel, die hier reeds eerder blijk gaf van zijn groote gaven. Wanneer Mossel zijn instrument zingen doet. is het niet slechts de musicus, die met zijn vingers en soepele streek de snaren vibreert, maar dan is het ook, en vooral, de mensch in den waren zin des woords, die meer doet dan noten spelen. Het is de mensch, die voelt wat de componist heeft willen zeggen en door eigen vertegenwoordiging naar het beeld en onder de hoede van dat geheel." Thorbecke was een man uit een stuk, een man van de theorie, maar ook van de daad Van Rappard zegt van hem: .Een van de hoofdtrekken van zijn karakter was onverzettelikheid. Had hij eenmaal een voornemen opgevat, dan moest het er door, wie en wat er zich ook tegen verzette." Van zijn redevoerin gen oordeelde professor Opzoomer: „Aan de inhoud paste de vorm. Dat was geen aangeleerde, geen nagebootste beknoptheid, dat kernachtige was niet gezocht, maar natuurlik, het was een met het wezen." En mr. Witgens zeide van zijn wetstijl: ,De onverstaanbare breedsprakigheid, waarin zich de stellers van onze staatstukken plegen te ver nieuwen, werd onder zijn hand besnoeid tot een lakonisme, dat hem door som migen als overdrijving naar de andere kant werd toegerekend. Men verweet hem gewrongenheid en gezochtheidmaar van hem gold ten volle, dat de stijl de man is." Velen van hen die Thorbecke gehol pen hadden om alle takken van bestuur te doordringen met de beginselen van de grondwet van 1848, misten, nu dat doel bereikt was, de prikkel om voort te gaan, ter ijl een groot deel van de natie, nu de meeste van de door hen gewenste hervormingen tot stand waren gekomen, hun aandacht meer uitsluitend gingen wijden aan hun stoffelike belan gen en meer en meer onverschillig werden voor staatkundige vraagstukken. Het tweede ministerie Thorbecke had de weergave van dat gevoel maakt hij het publiek deelgenoot van de heerlijkste kunstuitingen der groote meesters. Het sonoor geluid van zijn cello op klinkend, gaat niet ijl door de zaal, de klank gaat niet langs en over de hoorders heen, maar ze doortrilt hen, ze komt tol lien en schenkt hun de innerlijke aandoening van het werkelijk mooie. Zoo'n kunstenaar te hooren, die aan een schitterende techniek, een benijdens waardig temperament paart is een boog genot. Ook Mossel oogstte veel bijval. Vermelden we nog, dat een ibach vleu gel met een heerlijk zangerig geluid, door de pianiste bespeeld werd. ED. VERKADE. Jac. van Looy is een van die heer lijke onbewusten, waarin de kunst rot sig machtig en vast is opgegroeid zoo zonder dat ze 't zelf wisten, uit wier hoofden de gezichten neëiduizelden, die zij zelf nog niet hadden gezien. Rustig en onbevangen draagt hij zijn hoofd door het leven, en de kleuren spiegelen zich gretig zijn oogen binnen, en de lijnen omstaan hem in de architectuur der ontroering en de geluiden zingen zich tot muziek in zijn ooren. En in den licht-luin van zijn weidsch ver beelden, daar verdroomt het geziene zich tot bloemen van licht en het ge hoorde tot een wind van gezang, en zóó geeft hij het weër, zoo rolt het uit zijn handen in kwistige schat-rijkheid. Deze woorden van Van Deyssel kwa men in onze herinnering bij de lezing van Shakespeare's Hamlet in de ver taling van Jac. van Looy. Maar meer nog voelden we de groot heid van Van Looy's meesterschap over onze taal, gisterenavond bij Verkade's vertolking zijner verdienstelijke, frisch gespierde bewerking van dit treurspel. Verkade voelt zich aangetrokken tot de Hamlet-figuurhij vindt het bedroevend, dat Shakespeare's treurspel in ons land a. h. w. van het repertoire is verdwe nen, en nu, zich verheugende in de verschijning van de vertaling van Van Looy, tracht hij de Hamlet-figuur zoo ver mogelijk uit te beelden. Of hij in deze bedoeling is geslaagd? Wij raeenen volmondig van ja. Zeker er kwamen tooneelen in voor, die niet duidelijk genoeg in weergave waren. Vooral voor den, met dit werk onbe kenden toehoorder moeten sommige too neelen totaal onbegrijpbaar zijn geweest. Zoo het slot van het derde tooneel in het derde bedrijf waar Hamlet den Koning biddend vindt en dan in het vierde tooneel waar hij Polonius door steekt. Daar schoten zijn krachten te kort, daar waren intonatie en actie te slap om den werkelijken indruk te doen geworden. Ook begaf hem somwijlen zijn stem, zoodat hij wat verder in de zaal onver slaanbaar werd. Maar vergeten we vooral niet, dat het een reuzentaak mag genoemd worden, zoo'n stuk, met de veelheid van personen, ook al wordt er veel gecoupeerd, te zeggen. Daarvoor wordt ontzettend veel vereischt en het is een groote, machtige kunst, door spreekeffecten de onder scheidene spelers uit te beelden, zóó, dat het publiek den gang begrijpt. En wij gelooven, dat dit Verkade vrijwel gelukt is, zoodat hij dan ook van het begin tol het eind het, helaas weinig talrijke, publiek wist te bekoren. Mogelijk ver waarloosde hij meermalen de eischen, aan een treurspel gesteld. Maar is het wel juist, een fijnvoelend kunstenaar, van zijn optreden af te kampen met een krachtige oppositie, die, al was die grote staatsman zelf minder kwetsbaar door zijn grote geestesgaven en zijn onverdachte eerlikbeid, terstond gebruik maakte van de minder parlementaire geoefendheid van sommige ministers. Het was Thorbecke niet gelukt zijn meest bekwame medestanders in het ministerie op te nemen, daar zij liever als Kamerleden hun zelfstandigheid be waarden, dan onder het geestelik over wicht van de minister van Binnenland se Zaken te bukken. Bij koninklik besluit van 1 Juli 1862 werd het ministerie van Rooms-Katho- lieke, en dat van de Hervormde en andere erediensten afgeschaft. Het eerste werd bij het departement van Buiten landse Zaken, en het andere bij dat van Binnenlandse Zaken gevoegd. Dit besluit vond bestrijding van Rooms-Katholieke zijde, en van Groen van Prinsterer, die weer lid van de Tweede Kamer was geworden, en de geheele opheffing van de ministeries van eredienst voorstond omdat door de onderwijzerswet van 1857 de scheiding van kerk en staat „of liever", zoals hij zeide, „van staat en godsdienst" een feit was geworden. Hij voegde daaraan toe: .Wij leven tans, ik zeg niet volgens de grondwet, maar feitelik, in een godsdienstloze staat". Onmiddellik daarop antwoordde Thor becke: „De geachte spreker zegt tot ons: „Gij wilt scheiding van kerk en staat"", om dan te kunnen zeggen „„gij hebt een godsdienstloze staat"" 1 Neen, wij willen zomin kerkelike ver wat Verkade ongetwijfeld is> aan een vast recept te binden? Zou er dan niet veel van het in-mooie zijn verloren ge gaan, wat nu, door het los zijn van het conventioneele en het zich willende geven met al zijn menschelijk gevoel, juist zoo scherp omlijnd, zoo maar voor het grijpen liggend, naar voren werd gebracht Verkade heelt ons zijn op vatting der Hamlet-figuur willen geven en dat hij zich daarbij niet gebonden achtte aan bestaande gewoonten en sleur is wel het prijzenswaardigste in gehe. 1 zijn optreden. Juist de charme van het oorspronke lijk zijn, deed in Verkade's zegging zoo weldadig aan, en liet dan ook niet na het publiek diep onder den indruk te brengen. Verkade droeg een fraai kostuum, ter wijl het decoratief, uitmuntend door groote soberheid, aan het geheel relief gaf. Er was weinig publiek, wat trouwens wel te voorzien was. Wij voor ons alhans vinden het zeer moeilijk den geheelen avond in aandacht te worden gehouden door één persoon, ook al is uitbeelding en aankleeding nog zoo voortreffelijk. Het eischt te veel inspanning en we kunnen ons opperbest indenken, dat velen daaraan een uitgaanavond niet willen besteden. Het weinige publiek was Verkade echter hoogst sympathiek gestemd. Aan 't slot werd hij warm toegejuicht en eenige malen teruggeroepen. Bij K. B. is benoemd bij het 5de regiment infanterie tot kapitein, de eerste luitenant S. B. van Delden, van het 1ste regiment, adjudant bij het korps. De 2e luitenant der infanterie van het O.-I. Leger, W. A. van der Gant, wordt op 13 Januari gedetacheerd bij de onderafdeeling der Koloniale Reserve te Harderwijk. De bij het 8e regiment infanterie benoemde majoor Jhr. H. M. v. d. Goes, komt tj Doesburg in garnizoen. De vereeniging Handel en Nijver- heid houdt Maandag avond 8 uur haar maandvergadering in de Zwaan. De agenda vermeldt de volgende punten 1. Ballotage. 2. Ingekomen stukken. 3. Mededeelingen. Het comité uit de Amersfoortsche burgerij, tot leniging van den nood van werkloozen, heeft de volgende sub-commissies gevormd Een sub commissie tot 't verzamelen van inlichtingen en van schifting van aanvragen. Een sub-commissie voor het beheer en verantwoording der gelden voor uitkeeringen. Een sub-commissie voor het inzamelen der gelden. (Het is deze sub-commissie, die per strooibiljet zich tot de burgerij heeft gewend om gaven). Een sub-commissie tot bevordering van werkverschaffing. Al deze commissies hebben het recht zich leden te assumeeren. Tot nu toe zijn bij het comité reeds ingekomen aanvragen van 58 gezinnen met 201 kinderen. Het aantal protestanten en roomsch- katholieken is ongeveer gelijk. enigingen, zomin godsdienst als kunst of wetenschap in de staat missenmaar zij zijn geen regeringszaak in die zin, dat 0 de regering noch op het een noch op'' het ander van die gebieden oordeel of gezag heeft." In dezelfde zitting wees Groen van Prinsterer er op, dat hij bijna alleen stond, toen hij in 1837 godsdienstvrij heid begeerde voor de Afgescheidenen, en nu ieder er over verontwaardigd is, dat het toen geweigerd werd.*) Nu vroeg hij gewetensvrijheid voor allen door wie, naast de neutrale school, christe- like volksopvoeding verlangd wordt. „Zal er buiten de Kamer enige weerklank zijn op hel geen hier gezegd wordt. Ik durf daarvan niet veel tegemoet zien. Juist het gedeelte van het volk welks goede zaak door mij wordt bepleit, is fr van politiek bijkans afkerig, herkent de gewichtige godsdienstige kwestie nau- l weliks meer, wanneer zij behandeld worden in een politieke vorm". Tot 1840 werd op de sedert 1834 van de Hervormde Kerk Afgescheidenen toege past het nog van kracht zijnde Code Pénal. waarbij verboden werd zonder toestemming van de regering vergaderingen van meer dan twintig personen te houden met een kerkelik, letterkundig, staatkundig of enig ander doel. Voor Groen van Prinsterer waren kerk en Godsdienst één. Anderen verklaarden godsdienstig te kunnen zijn, al konden zij zich niet met de dogma's van een kerk verenigen. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1908 | | pagina 2