Vrijzinnig- Org-aan voor Amersfoort en Omstreken. ZATERDAG 18 JANUARI 1908. 5e JAARGANG. Uitgave van de Naaml. Vennootsehap „DE EEMLANDEB". Vepsehijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Voor Kiesvereenigingen FEUILLETON. DE KLEINDOCHTER. Organisatie van den Middenstand. Mo; 8. DE EEMLANDER Directeur R. G. RIJKEN S. Abonnementspr lj s Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Afzonderlijke nummers- 0.05 Bureau: BREEDESTRAAT 20. Telefoon Interc. 62. f 0.40 - 0.08 - 0.10 Prijs der Advertentlèn: Van 1 tot 5 regels Voor iederen regel meer Buiten het Kanton Amersfoort per regel (Bij abonnement belangrijke korting.) Dit is het uur voor kiesvereenigingen. We hebben een betrekkelijk langen tijd van politieke rust gehad en rust maakt zorgeloos, men loopt gevaar van in te dutten en eerst weer te ontwaken als de vijand ons het wapen uit de hand heeft geslagen. Het krachtigste wapen in den poli- tieken strijd dien wij voeren voeren moeten is wel het stembiljet. Maar zal dit wapen ons in handen gegeven worden, dan moeten wij zorgen, dat de heeren van het stembureau onze namen kunnen vinden op de kiezerslijst. Dat zijn wij aan ons zeiven, dat zijn wij aan onze partij verplicht. Dit voor zoover ons zeiven betreft. Maar laten wij er ook eenige moeite en tijd voor over hebben om in stad en land strijdbare mannen te werven bij hen, tot wie de strijdkreet nog niet is doorgedrongen. Er zijn er nog genoeg te vinden, in elke straat en in elke wijk, als men maar ernstig wil. Of het noodig is Dag aan dag kan men reeds clericale mannetjes zien wandelen, die onge twijfeld zijn uitgegaan com kiezers te gangen.» Nu is het ongetwijfeld waar, dat der clericalen ijver voor de vrijzinnige par tijen dit gunstige gevolg heeft, dat ook bij hen de oogen opengaan en velen zich genoopt gevoelen, eene plaats op de kiezerslijst te vragen. Maar dit is niet voldoendewij moeten er op uit In de eerste plaats rust die plicht op de besturen en leden der vrijzinnige kiesvereenigingen. 't Is zoo, men biedt hier en daar gelegenheid aan om inlichtingen om trent de kiesbevoegdheid te bekomen men wil helpen, om de biljetten van aangifte in te vullen. Uitmuntend voor de adspiranten, Door M. Böhme. 26). En dan gingen we met z'n drieën verder en toonde u ons het prachtige vergezichtspunt,datlaterookandereD ont dekt hebben. De plaats heet nu Berards- hoogte, naar den voorzitter der ver- fraaiïngsvereeniging, ze moest eigen lijk Erwigshoogte of zoo iets heeten, daar u haar ontdekt hebt.< >Ja, het gaat niet altijd volgens de rechten in de wereld. Erwig lachte zijn ouden, vollen, wei luidenden lach. «Overigens dacht ik aan die gemeen schappelijke wandeling, toen ik het op stel schreef. U kon dus met het volste recht den schrijver op zijn wandeling begeleiden.» »U Is u die schrijver Maar dan heb ik al heel veel van u gelezen. Ik had er geen vermoeden van,» riep Beata. «Zoo heeft zich hier geheel in stilte Ach ja, u was altijd al Beata hield op. «Ja, zoo kan uit een gewonen kleer maker nog een tamelijk goed schrijver groeien,» zei Erwig gemoedelijk. Snel blikte Beata naar den man naast die komen, maar daarnaast zijn er honderden, die wachten, tot men hen komt halen. Welnu, gij kiesvereeni gingen zoekt en gij zult viuden In de tweede plaats rust die plicht op alle ontwikkelde burgers, die, hoe wel geen lid van eenige vereeniging, toch geacht mogen worden, voldoende belangstelling in de vragen van den dag te bezitten. Het besef moet in hen levendig zijn, dat wij gevaar loopen, nogmaals het clericale juk te moeten torsen, als wij niet in tijds zorgen de gelederen te versterken van hen, die strijden voor de vrijzinnige beginselen. Welnu, een weinig moeite bij veel goeden wil zal u drommen van nieuwe strijders brengen. Het lid der Tweede Kamer Dr. de Visser heeft te Groningen eene lezing gehouden over het onderwerp: De Organisatie van den middenstand. De lezing scheen ons belangrijk genoeg toe om het verslag ook eens te bren gen onder de oogen van onze lezers. Er zijn tegenwoordig sommigen, die de dagen van den Middenstand geteld achten, maar die zoo spreken dienen een bepaald stelsel, hetwelk ze zich in 't hoofd hebben gezet en zouden de maatschappij in een keurslijf willen wringen, de maatschappij, die zich niet binden laat. Spreker acht veel hooger degenen, die de behoeften van den Middenstand trachten te leeren kennen en brengt daarom gaarne een eeresa- luut aan de mannen van den Ned. Bond van den Handeldrij venden Midden stand. Dr. de Visser leverde nu verder een betoog voor de noodzakelijkheid van 't bestaan van den Middenstand. Aller eerst ging hij na, waardoor tegen woordig dat bestaan wordt bedreigd. In de eerste plaats door de pogingen der producenten om in onmiddellijke aanraking met de consumenten te komen en omgekeerd door het streven der consumenten om zich direct van de haar. Neen, werkelijk als een kleerma ker zag hij er niet uit. Er was ook niets gekunstelds of aangeleerds aan hem. Een eenvoudige, ontwikkkelde man, wien de weerspiegeling van een rijk, geestelijk gemoedsleven en zijn natuurlijke aantrekkelijkheid een buiten gewone bekoring verleenden. Onwillekeurig liep ze wat langzamer. Tusschen de beuken van het woud hingen de nevelen, soms bewogen door een rukwind, die de boomkruinen door voer. Hier en daar bewogen woud-dieren. Eekhoorntjes sprongen van tak tot tak, en een ree baande zich een weg door de dorre bladeren, tusschen de boom stammen, grijs in den mist. Beata zweeg. Hetzelfde gevoel van beschaming, van kleinheid, dat haar ééns na het afscheid van Erwig was bijgebleven, kwam nu terug, het was, alsof die man naast haar ver boven haar uitrees, terwijl zij kleiner en kleiner werd. En dan kwam de wensch, juist dezen man tot vriend te hebben, weer als vroeger vaak met hem in het gebergte te wandelen, zijn zachte, aangename stem te hooren en met hem over hon derd belangwekkende zaken te praten. Maar tusschen dezen wensch en zijn vervulling stond het verleden, lag iets, dat eerst uit den weg moest geruimd worden, dat men niet stilzwijgend kon producenten van het noodige te voor zien. De coöperatie heeft den Mid denstand getroffen. De handeldrijvende Middenstand wordt nog op andere wijze belaagd. Het koopen op crediet is een kanker geworden, welke aan zijn be staan knaagt. Een groot nadeel wordt hem berok kend door den handel zeiven in den vorm van warenhuizen, ambulante maga zijnen, vliegende winkels, door onge reglementeerde vrijheid van venten, door den concurreerenden arbeid in ge vangenissen en dergelijke inrichtingen. Doch ook dit is het ergste kwaad nog niet. Een ware Hydra verspert den eerlijken Middenstander telkens den weg: het is de oneerlijke concurrentie, die zich op zooveel verschillende wijzen openbaart. Door het gebruik van een anders naam, dien naam of dien der familie te be lasteren, reusachtige uitverkoopen, waar men telkens nieuwe voorraden inbrengt, wegens branden die nooit hebben plaats gehad, wegens overlijden van personen die niet zijn gestorven of wellicht nooit zullen sterven, enz. Wie is bij machte de vele wegen na te gaan, die voor de oneerlijke concurrentie openstaan, vraagt spr. Doch naast deze komen nog zij die eigenlijk niet tot den middenstand behooren, die zich in tijdelijk onver- huurde winkelhuizen vestigen, de men- schenj door schijnbaar mooie en goed- koope aanbiedingen lokken en ze prullewaar verkoopen, wien een vaste clientèle onverschillig is, omdat ze heden hier, morgen daar zijn. Nog een ander euvel ziet spr. voor een bepaald terrein in de fatale verval- sching van levensmiddelen. Door het gemis van een wet waarin nauwkeurig wordt omschreven, wat men onder ver- valsching heeft te verstaan, zoo als in Duitschland bestaat, wordt voor die vervalsching een effen baan ge maakt. Ten slotte meende spr. nog op een in 't oogloopend kwaad te kunnen wijzen, nl. de indringing van menschen die maatschappelijk noch geestelijk kapitaal bezitten, doch die desniettemin zaken beginnen waarvan ze hoegenaamd geen verstand hebben. En tel bij dat alles nog op, zeide spr., den geest van het socialisme, dat voorbijgaan. «Ik heb vaak aan u gedacht,» zei ze aarzelend, «het was verschrikkelijk, aan te nemen, dat u over mij geringschat tend, misschien zelfs kwaad zoudt denken.» Erwig maakte een afwerende hand beweging. «Ach neen mevrouw.» zei hij, «dat kan u niet denken. Ik had nooit gering van u gedacht. Ik had vroeger ook al niet veel tijd tot denken. En dat was goed. Toen ik lijd tot nadenken vond had ik tegelijk de noodige rijpheid, om al dat geen te begrij'pen, wat mij voor dien tijd onbegrijpelijk toescheen. Toen heb ik met oprechte belangstelling uw latere lotgevallen gevolgd, en ik had u graag van mijn innige deelname bij den slag, die u door den vroegen dood van uw man trof, verzekerd, als ik niet gevreesd had, indringerig te schijnen.» >U en indringerig.» Beata teekende eenigszins ongeduldig met de punt van haar parapluie in het zand. «Blij zou ik geweest zijn, neen, dat is het juiste woord niet, het zou mij goed gedaan hebben de zekerheid, in u een trouwen, onzelfzuchtigen vriend te hebben, had me over veel heen-ge holpen hoewel Zij zweeg en zuchtte. Het viel haar plotseling in Erwig Meier met den majoor te vergelijken. In 't algemeen bij monde van Marx, ons komt ver tellen, dat de middenstand langzamer hand zal verdwijnen en die niet gelooft in den middenstand, mag ik dan, vraagt spr., niet spreken van een heir van tegenstanders. Thans komt spr. tot de ernstige vraag wat moet daartegen gedaan worden en daarmede tevens tot de vraag: Moet er iets tegen worden ge daan? Spr. integendeel gelooft aan de noodzakelijkheid van het bestaan van den middenstand. In de eerste plaats als tusschenschakel tusschen productie en consumptie. Aldus zullen deze, meent spr. een zeker intermediair behoeven. En daarvoor acht spr. den midden stand het meest geschikt. Die toch is bekend met de behoeften der menschen en daarvoor kan die middenstand ook beide op de beste paden brengen en het de biet bevorderen. Als zoodanig staat hij boven elke vennootschap en het is on waar dat de middenstand een achterlijke bedrijfsvorm zou zijn. In de tweede plaats achtte spr. het bestaan van den middenstand nood zakelijk om den strijd tusschen kapitalist en arbeider. Hij slijt de scherpten van dien strijd aan weerszijden af, want hij staat juist tusschen die twee gezworen vijanden in en doet het kapi taal tot den arbeider vervloeien. Nog om een derde reden is het be staan van den middenstand noodig en nu zou spr. er haast bijvoegen vooral in Nederland. Het individualisme zit den Nederlander in het bloed en die karaktertrek was de grond van het be staan van een krachtigen en vrijen burgerstand. Het bureaucratisme met zijn uniformen en stijve vormen strookt niet met den aard van ons volk. En eindelijk, zeide spr., laat ons dat niet vergetenEr is geen stand die meer de huiselijkheid aankweekt dan juist de middenstand. Er is geen bedrijf dat in zulk een mate het gezinsleven bevordert. In het familieleven ligt voor namelijk Duitschlands groote kracht. En spr. rekent het zich daarom tot een zijner eerste plichten die zuil te sterken. Daarna volgde de vraag, wat er moet worden gedaan tegen de gevaren, die den middenstand bedreigen. Ongetwij feld kan de staat iets doen, al is het betrekkelijk weinig. De staat heeft te stond zij immers nog op 't zelfde stand punt als vroegerEen kleermaker te trouwen was een maatschappelijke on mogelijkheid. Maar zij moest zich be kennen, dat men zich wel naast Erwig Meier kon laten zien, nog afgezien daarvan dat zijn groote kennis en zijn hart hem ver boven de gewone mannen verhief. Erwig Meier onderhield zich met Erika. Terwijl hij vriendelijk op het kinderlijke gebabbel inging, haar alle vragen beantwoordde en de dingen, die zij nog niet begreep, poogde haar duide lijk te maken, ging Beata zwijgend naast hen. Dit weerzien na twintig jaar greep haar dieper aan, dan zij zich wel bekennen wilde. «Twintig jaren,» zei ze als in een droom. «Wat een tijd om tegemoet te zien, en hoe snel zijn ze voorbij. Ik voel me nog lang niet zoo oud. Maar mijn vijf en dertig jaren zijn er, en laten zich niet wegpraten. Mijn schoolvrien dinnen hebben bijna allen groote zoons en dochters, en verheugen zich in den herfst hunner jaren over de opgroeiende kinderen. Maar ik sta terzijde en alleen, en geen zoete levens-vruchten doen mij de bitterheid van naderenden ouderdom vergeten. Misschien komt het daardoor, dat ik dezen ouderdom nog zoo ver-af denk. Al mocht men in September wel reeds aan den winter denken.» «Niets schooner dan een langen. zorgen, dat de middenstand niet te zeer gedrukt wordt door het belastingstelsel en kan den middenstand door wetge ving steunen. Wat het tweede punt betreft, zou spr. wenschen eene wet op de oneerlijke concurrentie, die door den middenstand algemeen gewenscht wordt, getuige de motie, op de eerste algemeene verga dering van nationale vereenigingen van den handeldrij venden middenstand in 1904 te Utrecht gehouden. Spr. meende, dat het voor elke regeering eene eer moet zijn, eene wet op de oneerlijke concurrentie in te dienen, waardoor èn het publiek èn de eerlijke koopman beschermd wordt. Datzelfde vermag de staat door scherpere bepalingen op de voedings middelen. De boterwet en de wet op de volksgezondheid zijn in dat opzicht onvoldoende. Om zich te bepalen tot het vleesch, wees spr. er op, dat in de meeste gemeenten van ons land het vleesch niet aan eene keuring is onder worpen. Eene algemeene wet op de vleeschkeuring is noodzakelijk. Maar ook op zooveel andere voedingsmidde len is controle noodig. Ons land is in dat opzicht veel ten achter bij het buitenland. Het wordt tijd, dat de regeering in deze materie krachtig de hand aan den ploeg slaat. En dan zorge de regeering vooral voor een hervorming van ons proces recht. Menigeen, die overtuigd is het goed recht aan zijn zijde te hebben, zoekt tegenwoordig geen handhaving daarvan, omdat daarmede gepaard gaat kostbaar tijdverlies en een noodlottige rompslomp. Intusschen, de machtigste factor, die het gestoorde raderwerk der maat schappij weer in orde kan brengen, is de maatschappij zelve. Want de staat bestrijkt slechts een deel van het sociaal gebied. De schaduwzijde van staatsbe moeiing is dikwijls, dat, terwijl zij eenen boozen geest de voordeur uitzet, zeven andere booze geesten de achterdeur binnendringen. Daarom openbaart zich reactie tegen staatsbemoeiing, ook in arbeidersorganisaties. Ontegenzeggelijk, de staat kan iets doen. Maar de groote heelmeester van de maatschappij is de maatschappij zelf. Dat geldt ook van den middenstand. gouden herfst,» zei Erwig. «Neen,» riep Beata ruw. «In den herfst komen de misten I» «En worden de druiven rijp, op dat zij zoeten klaren wijn geven, mevrouw.» «Maar het is mij, als had ik nog geen zomer gehad. Geen vollen bloei. Ik wil de vergelijking nog niet met herfst-vaal loover en uitgebloeide rozen. Dat is geen gewone ijdelheid. Zoo werkelijk gelukkig was ik nooit.» Beata ademde gejaagd. Zij wist niet, vanwaar zij den moed had tot deze bekentenis, en wat zij er mee bedoelde. «Dan is de schoone, gouden herfst echter werkelijk nog niet gekomen voor u, mevrouw.» Erwig glimlachte. «In de lente en den zomer verlangt het menschelijk hart naar een onbe paald, sprookjesachtig, volkomen geluk. De herfst vervult het verlangen. Als de herfst des levens komt, ziet men alles helderder in dan vroeger. Men ziet, verder. Men ziet, dat het lot bijna altijd gelijk had, wanneer het een lievelings- wensch weigerde en geheel tegen onzen zin inging. De rust komt, en daar mee de vrede. En met den vrede het geluk.» Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1908 | | pagina 1