WEERBERICHT. Thermometerstand Merkwaapdige Woorden en Daden UIT DE PERS. STADSNIEUWS. MEDEDEELINGEN VAN HET KONINKL. NED. MET. INSTITUUT. (Opgemaakt voorm. 10.50 uur.) De Bildt, 11 Februari 1908. Hoogste barometerstand 780.7 ra.M. te Müncbenlaagste 742.2 m.M. te Bodö. Verwachting tot den avond van 12 Februari 1908 Wind Meest matige Westelijke wind. Gesteldheid van de luchtJBetrokken of nevelig, mogelijk regen. Temperatuur: Dezelfde, j Barometerstand te AMERSFOORT. Barometerstand hedenmiddag te 12 uur 776 m.M. Vorige stand te 12 uur 775 m.M. te Amersfoort. Hoogste gisteren F. 37. Laagste hedennacht .F. 32. Hedenmiddag 12 uur .F. 36. L. Unie wordt gehouden onder minder gunstige politieke oms tandigheden. Toen wij 't vorig jaar vergaderden, leefden wij in de hoop en de verwachting, dat bet Ministerie-De Meester een groot deel van oas program, althans van het actie program, tot verwezenlijking zou brengen. Onverwachts is het vonnis over het Ministerie uitgesproken, en de woord voerder der kerkelijke partijen, die ook dea 21n December de oppositie aan voerde, is met de vorming van een Ministerie belast. De crisis duurt nu reeds zeven weken een bewijs, dat de rechterzijde, toen ze in December het Ministerie deed vallen, blijkbaar nog niet ernstig heeft beseft welke moeilijkheden door het ontstaan van een crisis op dit oogenblik, in het leven zouden worden geroepen. Intusschea, al duurt de crisis langer dan vermoed werd, naar alle waarschijn lijkheid zal dan toch wel over eenige dagen het Ministerie uit de rechterzijde in de Staatscourant verschijnen. Als zeker mag worden aangenomen, dat een groot deel van de wetsontwerpen, die thans op de griffie der Kamer gereed liggen, weder in de archieven zullen worden opgeborgen. Natuurlijk denken wij daarbij in de eerste plaats aan de sociale hervormingen en de grondwets herziening. Een periode voor vier jaar is toch reeds kort, vooral bij de langzame werk wijze op het Binnenhof. Maar wordt een zoodanige periode nog afgebroken door ministerieele crisissen, dan wordt daar van het onvermijdelijk gevolg, dat de „Handelingen" steeds dikker en het „Staatsblad" steeds dunner wordt. Onder de wetsvoorstellen, die bij voor- VAN Ministers en Kamerleden sedert het Jaar 1858. ontleend nan KoUewjjn'fl Geschiedenis van Nederland, 4e deel. Het mir isterie stelde nu voor, een wijziging in de kieswet te brengen door de census te verlagen. Een amendement van liberalen om het door de minister voorgestelde cijfer een weinig te ver hogen, uit vrees dat anders minder ont wikkelde kiezers te veel invloed zouden krijgen op het onderwijs, werd afge stemd, evenals een araendement van antirevolutionairen om het cijfer te ver lagen, opdat hun partij krachtiger zou kunnen optreden in 't belang van de biezondere school. Toen daarop het eerste artikel van het wetsontwerp insgelijks werd verworpen, deelde Geerlsema mede dat hel was ingetrokken en dat het mini sterie aan de Koning om ontslag had gevraagd. Het liberale ministerie vond te weinig steun in de Kamer bij de liberale meerderheid, die meer en meer de nodige samenhang verloor. Bijna ieder lid zocht zijn eigen mening door te drijven, zelden over beginselen, meestal over ondergeschikte punten, waaromtrent men zich moet verstaan, als men het over de hoofdzaak eens is. Ook maakte men het zich gemakkelik door te be strijden wat men niet wilde, zonder vnor baat voornamelijk van rechts het felst zijn bestreden, behoort de Grondwets herziening, waardoor de gewone wetgever vrij zou worden het Kiesrecht naar eigen goedvinden te regelen een hervorming, die, blijkens ons hervormingsprogram, doordeL.'Unie wordt gewenscht, speciaal met het doel om algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen mogelijk te maken, een hervorming, die ook in het bekende actieprogram is opgenomen. M o g e 1 ij k maken. Verder is de L. Unie toen nog niet gegaan. Wel ver klaarde zij zich in hetzelfde hervormings program voor een kiesrecht, los van alle belasting, maar onbeantwoord bleef tot heden in onze Unie de vraag, of het stelsel van algemeen kiesrecht zal wor den aanvaard, en zoo ja of ook kiesrecht voor vrouwen wordt gewenscht, en in welken omvang. Die vragen en nog andere zullen heden aan de orde komen. Naluurlijk heeft uw hoofdbestuur voortgewcrkt op de basis door de bestaande eommissie van 1901 gesteld, al kon zij zich niet bij elke conclusie van die commissie aansluiten. Men heeft ons gevraagd of de crisis geen uitstel van behandeling wenschelijk maakt. Dat zou echter alleen dan het geval kunnen zijn, indien het kiesrecht- vraagstuk door ons aan de orde was gesteld, met het oog op eenig ministerie of met het oog op binnenkort in het parlement te verwachten stemmingen. Voor uitstel bestond van de zijde van het hoofdbestuur geen reden, daar wij van oordeel waren en dit oordeel werd blijkbaar door tal van aangesloten kiesvereenigingen gedeeld dat, wat ook de naaste toekomst moge brengen, de Liberale Unie in een politiek vraagstuk van zoo hoog belang meer beslist partij behoort te kiezen dan tot nu toe is ge schied. Nog een tweede vraag is tot ons ge richt, die ik van genoeg belang acht om er namens het hoofdbestuur in het openbaar een antwoord op te geven. Zij is deze, of het de bedoeling is van het hoofdbestuur, dat de Liberale Unie in zake kiesrecht eenige wenschen als ideaal voor de toekomst op den voorgrond wil brengen, dan wel of het hoofdbestuur wat het voorstelt reeds bereikbaar acht in de naaste toekomst, reeds bij de eerste kiesrechthervorming, die, waar het be staande kiesrecht door zoo velen uit alle partijen wordt afgekeurd, niet lang meer kan uitblijven. Welnu, deze laatste vraag wordt door uw hoofdbestuur unaniem en beslist in laatstgenoemden zin beant woord. Naar alle waarschijnlijkheid zal nog een zware strijd moeten worden ge streden vdordat het doel is bereikt, maar zal de Liberale Unie, zal uw hoofdbe stuur met en naast de aangesloten kies vereenigingen krachtig kunnen optreden in dien strijd, dan is het noodig, dat men in den boezem onzer Vereeniging vooraf eens tracht te worden over den te be wandelen weg, niet alleen over de rich ting, waarin men zich wil bewegen, maar ook over het naaste doel, dat wordt beoogd. Opmerkelijk is het, dat zich in alle politieke partijen dezelfde behoefte, de behoefte aan een afgerond kiesrecht- program doel gevoelen. Kon men tot voor korten tijd nog van meening zijn, dat de partijen rechts de tactiek zouden blijven volgen om ter wille van de een heid het kiesrechtvraagstuk te laten rusten, na de laatste Deputatenvergade- ring en na het verschijnen van het katho liek kiesrechtrapport, dat in April of Mei in den Bond der Katholieke Kies vereenigingen zal worden behandeld, is het duidelijk geworden, dal men zich de dag te komen met wat men dan wel wilde. Ofschoon de liberalen nog de meerder heid in de Kamer hadden, bleken zij door hun onderlinge onenigheid niét meer in staat nog langer te regeren. Hun partij wordt door de grote staatkundige Buys geschetst, als een zelfmoordenaar die op zijn sterfbed nog maar een schaduw van vroegere kracht had getoond. Al vormden de konservatieven zelfs met de steun van de toen nog niet zo talrijke antirevolutionairen een minder heid in de Kamer, toch zat er niet anders op dan dat een hunner een ministerie, dat er toch wezen moest, samenstelde. Die taak viel te beurt aan Heemskerk Az., toen raadsheer in de Hoge Raad. Wel was hij door zijn vorig ministerie van 1866'68 niet zeer gezien bij de liberalen, al was zijn gehechtheid aan de openbare school gebleken, en werd hij door de andere partij niet al te zeer vertrouwdmaar zijn bekwaamheden werden algemeen erkend als uitstekend rechtsgeleerde, fijn mensekenner, ervaren bestuurder, niet al te zeer gehecht aan eigen meningen handig in het debat waar bij hij zijn tegenstander vaak door fijne humor in de engte dreef. Als ambt genoten met wie hij in Augustus 1874 optrad, had hij een keur van bekwame en vertrouwbare mannen, waaronder als minister van Justitie Van Lijnden van Sandenburg, van wie zijn partijgenoten het niet goedkeurden dat hij als enige antirevolutionair in het konservatieve Kabinet zitting had genomen. ook in die kringen rekening geeft van het hooge gewicht der quaestie, die wij hebben zullen te behandelen. Een reden te meer voor de Liberale Unie om ook harerzijds beslist partij te kiezen. Moge de eenstemmigheid, waarmede uw hoofdbestuur voorstellen aan uw goedkeuring heeft kunnen onderwerpen, een goed omen zijn voor deze ver gadering." Na het uitbrengen van het jaarverslag werd overgegaan tot de behandeling der bekende, ook in ons blad meegedeelde kiesrecht-motie van hel Hoofdbestuur. Verworpen werd met algemeene stem men, op éen na, een motie van de af- deeling Gouda om de motie van het kiesrecht, van het Hoofdbestuur tot een meer gelegen tijdstip uit te stellen. Verworpen werd ook met 42 tegen 18 stemmen een motie-Kampen, waarin de wenschelijkheid van vrouwenkiesrecht werd uitgesproken, maar de quaestie tot nader onderzoek werd gerenvoyeerd naar het H. B. orn een andere oplossing te vinden dan in de motie van het H. B. is neergelegd. Het Hoofdbestuur had voor de be handeling der motie de leeftijdgrens voor vrouwen daarin reeds teruggebracht van 30 tot 25 jaren. Nadat eenige amendementen, om alle bedeelden toe te laten, waren verwor pen, evenals een om alle bedeelden uit te sluiten, en ook een voorstel om stern-plicht te schrappen, werd de ge- heele kiesrecht-motie bij acclamatie goed gekeurd. Tot leden van het Hoofdbestuur wer den benoemd de heerenZijp, Koch en D. de Klerk. In zijn sluilingsrede wees de voor zitter op het gewichtige besluit dat nu genomen was. Dat was geen toekomst muziek. Spr. was overtuigd, dat welk Ministerie men ook in de eerste jaren moge hebben, het de kiesrechtquaestie ter hand zal moeten nemen. De Unie moet in den strijd vooraan staan. Spr. vroeg daarvoor aller medewerking. De vergadering werd daarna huishou delijk. HET VRIJE RUILVERKEER. Aan het jaarverslag over 1907 ont- leenen wij het volgende: De politieke omstandigheden gaven aan de Vereeniging «Het Vrije Ruil verkeer» in het afgeloopen jaar, even min als in 1906, aanleiding om haar afwachtende houding te laten varen; het tijdperk van waakzame rust, dat zij intrad na de overwinning, welke de stembus van 1905 den vrijhandel bezorgde, duurde ook in 1907 onge stoord voort. Er werd echter niet stil gezeten. De praktijk van het protec tionisme in andere landen werd met aandacht gevolgd. Ter bestrijding van het beroep, dat ook door onze pro- tectionisten gaarne gedaan wordt op den voorspoed der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, werd een nieuw vlugschrift (no. 12) uitgegeven, getiteld Amerika's welvaart en de Protectie». Hierin werd nagegaan welken invloed de beschermende rechten hebben ge had op de economische ontwikkeling der Amerikaansche industrie. Het tweede geschrift, dat in 1907 verscheen, getiteld <Pro en Contra Vrijhandel», is een critische bespreking van een brochure, waarin door dr. Bos en den heer Van Dusseldorp de onder scheiden meeningen over het vrijhan- delsvraagstuk waren uiteengezet. Ten einde meer voeling te houden met hetgeen in locale kringen te dezer zake geschiedt en ook de plaatselijke De leider van da liberale partij, Kap- peyne van de Goppello, erkende dat een ministerie uit de meerderheid van da Kamer tans niet mogelik was le omdat wij geen gelijktijdige aftreding van alle Kamerleden hebben en geen betere kieswet; hiertoe zou grondwets herziening nodig zijn, en daarvoor achtte hij de tijd nog niet gekomen, en 2e het bestaan van de Rooms-Katholieke partij. .Terwijl de Roomsen vroeger aan de zijde van de liberalen hebben gestreden voor de grondwettige vrijheden, zijn zij nu door hetgeen zijn in andere landen hebben ondervonden van de liberale be ginselen afkerig geworden" zeide de spreker, en varder beweerde hij dat de vooruitstrevende richting het publiek- rechtelik beginsel nauwgezet moest trachten toe te passen. „Vijfentwintig jaar geleden was de algemene opvatting dat de staat niet anders was dan een grote policieraacht, die slechts te zorgen had voor de veiligheid van de personen en goederen van de tijdelik onder zijn hoede samenlevende ingezetenen, en dat ieder van hen een deel van zijn vrijheid en bezittingen moest opofferen om zich daarvoor die bescherming van de staat te kopen. Maar die redenering gaat niet meer op. Onze moderne levensbeschou wing leert ons inzien, dat die oude op vatting van de natuurlike vrijheid een klank zonder inhoud is, en de mens slechts tot zijn aardse bestemming kan komen als lid van de maatschappij, en die bestemming beter bereikt wordt, naarmate de beheersing van de natuur- uitingen van het protectionisme te be strijden, werd tot de kleinere, vrij- handelsgezinde pers een circulaire ge richt, waar o. m. in gevraagd werd om mededeeling van artikelen, die nu en dan in de locale pers verschijnen, waarin op verhooging van invoerrechten wordt aangedrongen en het bescher mende stelsel wordt bepleit. Het bestuur houdt zich voor mede deeling van de bedoelde artikelen ten zeerste aanbevolen en verklaart zich gaarne bereid bij de vrijhandelsgezinde pers de weerlegging, voor zoover mogelijk, te steunen, hetzij door daartoe gegevens te verstrekken, hetzij door in de samenstelling der contra-artikelen behulpzaam te zijn. Gelijk reeds in het vorig verslag werd vermeld, trad mr. M. Mees in den aanvang van 1907 uit het bestuur, dat zéér tot zijn leedwezen dezen be kwamen bestrijder van het protectio nisme uit zijn midden zag heengaan. In zijn functie van penningmeester werd hij opgevolgd door den secretaris. Het aantal leden bedroeg op 31 December van het vorige jaar 676. HET NIEUWE KABINET. Land en Volk meent naar de samenstellingdrie antirevolutionnairen, de heeren Heemskerk, Talma en Ideu- burgdrie Roomsch-Katholieken, de heeren Kolkman, Bevers en Nelissen, en drie vrije liberalen, de heeren Went- holt, De Marees van Swinderen en Sabron het nieuwe Kabinet een cabinet d'affaires te kunnen noemen. «Zelfs zou men den formateur, als plooibaar en practisch zakenman, in zulk een Kabinet op zijn plaats kunnen rekenen, al is hij de leider van een der partijen in de Tweede Kamer. «Zoo ook den heer Kolkman. Wel is hij ook de leider van zijn partij in de Tweede Kamer; wel heeft hij den verkiezingsstrijd in 1905 geopend met een rede, die in fanatieke felheid voor die van zijn coalitiegenoot in dezelfde vergadering niet behoeft onder te doen; wel scheen hij tijdens het bewind van het Kabinet-De Meester bij voorkeur een persoonlijk element in het Kamer debat te willen betrekken en dan alle matiging uit het oog te verliezen maar dit is toch niet het karakter van zijn optreden in het algemeen en van zijn persoonlijkheid. «Ook dat zou dus gaan.» «Maar stellig is, waar een zaken kabinet zich aandient, de heer Talma een vreemde eend in de bijt. «Niet alleen is hij van de antirevo- lutionnaire partij en van de kerkelijke coalitie de hartstochtelijkste verkiezings agitator, maar al wat in de Kamer aan politieke oppositie-zucht aan den dag kwam, was steeds in den afgevaardigde van Tietjerksteradeel belichaamd. Er was niet één spreker heftig, of de heer Talma wist hem te overtroeven. Er waren geen fouten of feiten, die tot een oppositiewapen waren te bewerken, of de heer Talma spoorde ze op en han teerde ze. «En indien er een Volksvertegen woordiger moet worden aangewezen als auctor intellectualis van den «sluip moord», mag de heer Talma voor het front komen. In den nacht van Staal struikelde hij over den tegenstand van mr. De Savornin Lohman en maakte zich belachelijk door bij de stemming zich te houden, alsof hij diens inzicht deelde. Dies sloop hij, door de ervaring krachten, die wij beschaving heten en die enkel door de vereniging verkregen kan worden, volkomen wordt. Zij leert ons tevens beseffen dat geen handeling, geen nalatigheid van het individu zonder terugwerking blijft op het geheel, dat daarom men moge het duidelik uit spreken of onbewust doen de staat van zijn ingezetenen kan vergen al wat tot zelfbehoud van de vereniging nood- zakelik is; maar dat hij ook aan hen alles moet verschaffen, wat vereist wordt om het volle genot van de beschaving te verzekeren. De moderne levensbe schouwing leert het volksbelang stellen als hoogste doel van de staat, omdat het volk, niettegenstaande de wisseling van gedachten, blijft, gelijk het menselik lichaam onderhouden wordt door stof wisseling. Dus van de staat moet en kan uitgaan datgene, wat onontbeerlik is, zal het volk voortdurend toenemen in zede- likheid en in rijkdom." Spreker wilde bet bestaande kiesrecht dat hij vratio- Deel noemde belangrijk uitzetten met volkomen vrijlating aan de gewone wet gever om het naar behoefte uit te breiden. Verder verlangde hij opruiming van de verouderde bureaukratie, snelle recht spraak, algemene dienstplicht, belasting op het kapitaal in portefeuille en af- schaffiing van indirekte belastingen. Belangrijk ook was de redevoering van Kuyper waarin hij de wens uit drukte naar een wetboek van de arbeid. Met dit beginsel van zijn demokraties Calvinisme leidde hij de nieuwe anti revolutionaire partij in, die niet meer in geleerd, den tweeden keer om hei struikelblok heen. «Geen ezel stoot zich tweemaal aatj denzelfden steen. Veel minder een'uij geslapen tacticus. «Ook hoort de heer Talma in gezelschap niet thuis, wanneer op zijl neiging in de sociaal-economische poll tiek de aandacht wordt gericht. Van d: tweemaal drie uit de rechterzijde is 1 de eenige, die zijn entrée in de politiek beweging maakte als «democraat.» Ver moeden mag men niet, dat ook hen de oude plunje voor den MinisterrolJ onmiddellijk van de schouders zal glijl den. En van het drietal, uit de linker-: zijde gerecruteerd, zijn de eenheden t{ «vrij», om ook maar een schijn vai democratische aspiratie te verwachten. «Zoo ziet ons nieuw bewind er eenigsjfed zins zondering uit. Maar het kan meevallen. Er is noj niet gesproken. Een mensch is afhan kelijk van de omstandigheden. In elk geval stemt ons hoopvol, dat dit Kabi net in zijn samenstelling niet is een partij-Kabinet, althans geen antithese- Kabinet. Het kan den weg banen naar beter verstand van rechts en links. «Vol belangstelling zien wij de eerste; publicatie van het nieuwe bewind tegen- moet. Het zal ons telkens een vreugde zijn, wanneer wij het in zijn beleid kun-1 nen steunen.» Het 4e suppletoir kohier der in komstenbelasting en het le suppletoir kohier der straatbelasting over het dienst jaar 1907, goedgekeurd door Ged. Staten, liggen voor een ieder gedurende 5 maan den, in afschrift ter .inzage. De le luit. der veld artillerie J, C. J. Kempees, thans leerling aan dt Hoogere Krijgsschool, wordt van 1 Me, tot 1 October gedetacheerd bij het regi ment Grenadiers en Jagers. Bij het le reg. Huzaren alhier wordt gedetacheerd de le luit. R. Schuurman van de artillerie O. I. leger; en bij het le reg. veld-artillerie de le luitenant K. H. Bolt van het le reg. infanterie. Wegens ongeschiktheid voor alle militaire diensten is de officier van ge zondheid der le KI. van het O. I. leger J. C. B 1 0 n k eervol en met recht op pensioen ontslagen.( In een vorig nummer werd vermeld de naam van onzen oud-stadgenoot J. Bonk, eveneens officier van gezondheid le KI. O. I. leger. Onder bevel van den kolonel A. van Seters, commandant van het le reg. veld-artillerie, zullen de batterijen van dat korps, in garnizoen te Utrecht en te Amersfoort, van 29 Juni lot 11 Juli de legerplaats bij Oldebroek betrekken tot het houden van practische oefeningen. Hedenavond in Amicitia tooneel- voorstelling en in de RemoDstrantsche kerk de lezing van Ds. I. Hooykaas. Donderdagavond wordt in de Arend een lezing gehouden over Bernard ter Haar, door Ds. Meerburg van Soest. De Vereeniging „Handel en Nijver heid" houdt Donderdag 13 Februari haar maandvergadering in de Zwaan. De agenda vermeldt de volgende punnten 1. Benoeming eener commissie tot onderzoek naar de inrichting en werking van eiermijnen. '2. Verslag van den Secretaris omtrent de alhier te houden algemeene vergade ring van den Stenografenbond „Groote". de eerste plaats zou steunen op de aristokraliese omgeving van Groen van Prinsterer, op de mannen met twee namen, maar op de kleine luyden. Op de toegezegde wegneming van enige grieven, die de voorstanders van de biezondere school hadden, verzocht hij niet lang te moeten wachten. Hij erkende dat Heemskerk's zeggen, ,dat de profes soren nog binnen waren" minder onheus was dan Thorbecke's „wil morgen terugkomen", of Fock's „de luiken ge sloten, geen gehoor", of Geerteraa's „de klepel uit de bel gelicht". Nog verdient mededeling dat de motie van Van Eek en Bredius, waarbij de Kamer de wens uitdrukte, dat de regering met betrekking tot bet buiten land zou trachten internationale geschil len te doen beslechten door arbitrage, met 35 tegen 30 stemmen werd aange nomen. De verkiezingen voor dej Tweede Kamer brachten in 1875 een geduchte gisting in het land te weeg waarbij de kiezers zich in twee groote partijen schaarden; de liberalen en konservatie ven als a n t i-k 1 e r i k a 1 e n, door wie hun tegenstanders, de verenigde Room sen en antirevolutionairen, k 1 e r i k a 1 e n werden genoemd. De verkiezingstijd liep hoofdzakelik over de schoolkwestie. De uitslag was dat de Roomsen hun zetels behielden en de konservatieven er enige verloren, die ten deel vielen aan liberalen en antirevolutionairen. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1908 | | pagina 2