WEERBERICHT. Thermometerstand STADSNIEUWS. Merkwaardige Woorden en Daden MEDEDEELINGEN VAN HET KONINKL. NED. MET. INSTITUUT. (Opgemaakt voorm. 10.50 uur.) De Bildt, 15 Februari 1908. Hoogste barometerstand 778.9 m.M. te Biarritzlaagste 744.7 m.M. te Dunrossness. Verwachting tot den avond van 16 Februari 1908: Wind Matige tot krachtige, later af nemende z.-westelijke tot westelijke wind. Gesteldheid van de lucht: Eerst be trokken met regen later opklarend.il _.:'J Temperat uur ^Dezelfde. j4 Barometerstand te AMEKSFOORT. uur 767 m.M. Vorige stand te 12 uur 768 m.M. te Amersfoort. Hoogste gisteren F. 40. Laagste hedennacht .F. 32. Hedenmiddag 12 uur .F. 40. lende plaatsen detachementen van de landweermannen worden gevormd en deze onder geleide van officieren en onderofficieren naar de plaats van be stemming worden gebracht. De le luit.-kwartiermeester W. Jansen wordt met Maart overgeplaatst van het le reg. vesting-artillerie naar het 5e reg. infanterie, doch blijft gede tacheerd op den intendance cursus. De 2de luit. kwartiermeester H. F. Schofaerts komt niet in garnizoen in den Haag maar bij het 7e Reg. Inf. in Amiterdam. De le luitenant F. Vervloet, van het 5 regiment infanterie, gedetacheerd ten bureele van den commandant der N. H. Waterlinie te Utrecht, zal op 1 Mei a. zich in laatstgenoemde plaats bc- hooren te vestigen. De detacheering wordt dus eigenlijk een overplaatsing. Tijdens het verlof wegens ziekte van den hoofd-commies Jhr. S. M. van Reigersberg Versluys is met de waar neming dezer functie belast Mr.;J. K. H. de Beaufort. Maandagavond zal arts J. Jorissen voor de plaatselijke afdeeling van den R. K. Volksbond een lezing houden over .Materialisme." VAN Ministers en Kamerleden sedert het Jaar 1858. ontleend aan Kollewyn's Geschiedenis van Nederland, 4e deel. 24. Moeiliker wasdetaak van Van der Heim om ons muntwezen te regelen. In 1847 was de zilveren muntstandaard gekozen omdat men toen aan het zilver groter vastheid van waarde toekende, daar het voor standpenningen ook in Duitsland, Zweden, Denemarken, en naast het goud ook in Frankrijk, België enz. werd ge bruikt. Wel had door de ontdekking van de alluviale goudmijnen in Kalifomië en Australië van 1848 af gedurende een tiental jaren een buitengewone toevloed van goud plaats, maar toen nam deze weer at om sedert vrij standvastig te blijven. Dewijl echter sedert 1870 de zilverproduksie vooral in Amerika ver bazend toenam, en sedert 1871 Duits land, Zweden en Denemarken allengs overgingen tot de gouden muntstandaard, die reeds lang in Engeland was aange nomen, begon de waarde van het zilver sterk te dalen, eindelik tot omstreeks de helft van de vroegere waarde, zodat onze buitenlandse handel er onder leed. Daar om werd in 1873 aan particulieren ver boden zilvergeld te laten aanmunten. Als men 1000 K.G. zilver had gekocht voor f 60,000 had men er aan de munt f 100,000 aan rijksdaalders of guldens voor kunnen laten slaanzonder het Gisteren avond had op den Wevers singel, bij het pakhuis van den heer J. Sinnige, een ernstig ongeluk plaats. Ter wijl een knecht aan het ophijschen was van eenige zakken maïs, schoot een zak uit den strop, terwijl het 8 jarig zoontje van den heer de J. juist er onder liep, zoodat het ventje den zak op het hoofd kreeg. Hevig bloedende werd het knaapje naar huis gebracht, waar aanstonds ge neeskundige hulp werd ingeroepen. De uitvoering van .Thalia" Maan dagavond in het Valkje te geven ten bate van Kindervoeding, kan doorgaan daar op de lijsten door een genoegzaam aantal personen is geteekend. Door de politie is een minderjarig meisje aangehouden en weder ter be schikking harer ouders gesteld. Raadsstukken. Verschenen is een nader schrijven van B. en W. naar aanleiding van het adres van de Vereeniging «Handel en Nijverheid» betreffende het marktwezen, luidende als volgt Wij achten het wenschelijk, nog een nader schrijven tot U te richten alvorens het bekende adres in zake het markt wezen door U behandeld wordtdit schrijven kan betrekkelijk kort zijn, aangezien geen nieuwe gezichtspunten geopend zijn. Vooraf moge de opmerking gaan, dat wij uitdrukkingen, in de repliek van de Marktcommissie voorkomende, als voor iemand die verkeerd w i 1 lezen, helpt de beste bril niet» en «wil men in geen geval de plannen van «Handel en Nijverheid», ja, dan is de oplossing niet gemakkelijk, misschien zelfs onmogelijk», betreuren. Daarge laten dat de aandacht, steeds aan de adressen aan «Handel en Nijverheid» ge wijd, dergelijke uitdrukkingen niet wet tigt, meenen wij, dat daarmede de zaak zelve allerminst gediend wordt. Men mo ge in belangrijke zaken van meening ver schillen dit geeft nog geen recht, op een vooropgezette tegeningenomen- heid van ons college tegen de plantten van adressante te zinspelen. In ons rapport van io October 1907, afdeeling I, no. 15 21schreven wij niet, zooals de Marktcommissie thans mede deelt, dat de vereeniging «Handel en Nijverheid» iederen werkdag markt wil. Een wil in deze materie onder stelden wij niet bij adressante, aange zien wij te zeer doordrongen zijn van de in deze uitsluitende macht van uwe vergadering, behoudens goedkeuring van hooger hand. Wij schreven dan ook, de plannen van adressante toe lichtende «Voor deze producten zou iederen werkdag 's ochtends van 7 tot 12 uur markt gehouden worden.» Voor een Gemeente van ruim 24.000 inwoners achten wij éen ruim, on bebouwd plein niet slechts geen weelde, maar een noodzakelijk bezit, dat niet opgeofferd mag worden. Wij hebben hierbij niet zoozeer het oog op de toetreding van licht en lucht voor de aangrenzende perceelen, zooals adres sante schijnt te meenen, als wel de beschikking over een dergelijk plein voor volksfeesten, jaarmarkt, enz. Dat wij niet mededeelden, dat 24 van 51 Gemeenten zich beslist voor over dekte markthallen en geen Jenkele er zich tegen heeft verklaard, is hieraan toe te schrijven, dat adressante zelve dit in haar eerste adres vermeldt. De mededeeling, dat in die 51 Ge- muntgeld er af te rekenen en andere onkosten, had men dan bijna f40,000 winst, ten nadele natuurlik van de schatkist en de kooplieden tegenover het buitenland, dat voor die f 100,000 in zilver slechts f60,000 in goud gaf. Wegens de tegenstand in de Eerste Kamer kon men niet tot de enkele gouden standaard overgaan, wat, zoals uit het voorgaande blijkt, de schatkist duur te staan zou zijn gekomen; maar in 1875 werd het gouden tienguldenstuk ook tot standpenning verklaard, en in 1877 de koperen pasmunt door bronzen vervangen en daarbij ingevoerd bet twee-en-een-halve-cent-stuk, dat, eer het in 't begin van de achttiende eeuw werd afgeschaft, eeuwen lang de naam van groot had gedragen. De oppositie tegen het ministerie nam ondertussen steeds groter afmetingen aan, Kappeyne van de Coppello verweet het, dat het met de herziening van de kies tabel niet gereed was gekomen, en dat het de Kamer niet in de gelegenheid had gesteld het wetsontwerp op het lager onderwijs te behandelen. Uit dit laatste leidde de spreker af, dat het Kabinet de politieke kwestie met de Kamer ontweek, totdat de verkiezingen van 1877 zouden hebben gesproken. Deze verschaften opnieuw de meerder heid aan de liberalen, die het ministerie tans niet met zoveel welwillendheid te ge- moet kwamen als bij zijn optreden, Zij achtten de tijd aangebroken om te doen uitkomen dat zij niet langer wilden mede werken met het ministerie, en deden dit door in het adres van antwoord op de troonrede aangaande de door hen nodig meenten voor de in het request ge noemde producten geen markthallen zijn, vermeldde adressante nietvan daar, dat wij er de aandacht op ves tigden. De omstandigheid, dat 51 Gemeenten zich niet tegen overdekte markthallen verklaren en 24 van deze er zelfs be slist vóór zijn, zonder dat éen dezer Gemeenten zich in het bezit van derge lijke hallen voor de genoemde pro ducten mag verheugen, doet vermoeden, dat er ook in die Gemeenten wel be zwaren tegen het stichten van dergelijke inrichtingen bestaan. Voor producten van eene cultuur die thans nog slaapt, marktgelden te heffen, achten wij mét de Kamer van Koop handel bedenkelijk. Dat er |elders «vrij willige markten» (zijn er ook onvrij willige markten bloeien, waar markt- geld wordt geheven, bewijst niets. Zoo ergens, dan gelden hier vooral plaatse lijke omstandigheden. Indien adressante meent, dat wij de wenschelijkheid van schaduw op eene varkensmarkt niet ont kennen, heeft zij ons rapport niet juist gelezen. Over de al of niet wensche lijkheid lieten wij ons niet uit, onbe voegd tot oordeelen als wij ons in deze achten. Wij wezen er op, dat van be langhebbenden (kooplieden en land bouwers) nimmer klachten zijn ont vangen en dat zij verzochten de markt op de tegenwoordige plaats te behouden. Verder schreven wij: «I n d i e n inder daad de Varkensmarkt te zonnig is, dan kan hierin op eenvoudige wijze verbetering gebracht worden door het planten van eenige boomen, die zóo geplaatst kunnen worden, dat zij het verkeer niet schaden.» Degeen die ons college verwijt, zelfs met den besten bril niet te kunnen lezen, zij het goed lezen van andermans woorden aanbevolen. Sprekende over den tuinbouw, voor welks productea de markthallen voornamelijk bestemd zijn, vraagt adres sante Moet iemand of iets, dat slaapt, dan altijd doorslapen?» Deze vraag wordt het best beantwoord met een tegenvraag: «Is de Gemeente verant woord, belangrijke sommen geld uit te geven tot stichting van een marktge- legenheid voor producten van een cul tuur, die nog slaapt en omtrent wier ontwaken en levensvatbaarheid nog niet de minste zekerheid bestaat?» Ook thans nog zijn wij van oordeel, dat door adressante te groote beteekenis wordt toegekend aan de marktgelegen- heid op zich zelve. Wij wezen op de mislukking van de veemarktadressante acht dit geen gelukkige greep, 't geen gemotiveerd wordt met de opmerking: «Voor een goede veemarkt is in de eerste plaats noodig een groote vee stapel». Keert dit argument zich niet tegen adressante zelf? Wel zijn ge schikte gronden aanwezig, maar de tuinbouw zelf slaapt immers nog. Dat het stichten van markthallen een ont waking van het warmoezeniersbedrijf ten gevolge zal hebben, achten wij onwaarschijnlijk en althans zóo onzeker, dat de Gemeente de gevraagde sommen er niet voor mag besteden. In het nadere schrijven van de Markt-com- missie wordt juist dit punt wellicht het belangrijkste niet ontwikkeld. Wij schreven d.d. 12 October 1907: «Indien eene dergelijke cultuur inder daad bestond, blijk gaf van groote levensvatbaarheid en in hare uitbreiding belemmerd werd door eene slechte geachte verbetering in de wet op het lager onderwijs te verklaren: „Dat een zo gewichtig volksbelang schade lijdt door het gemis aan overeenstemming tussen regering en vertegenwoordiging wekt algemene en diep gevoelde teleur stelling op." Het ministerie verzocht en verkreeg nu ontslag. Ofschoon het weinig overeenkwam met de zienswijze van de Koning om aan de liberale meerderheid toe te geven, schikte hij er zich toch naar en droeg de vorming van een ministerie op aan Kappeyne van de Coppello. Als beroemd advokaat te Amsterdam wilde deze zich bi) voorkeur aan het vak dat hem lief was blijven wijden. Toch nam hij de taak op zich, maar met enige tegenzin, of, zoals Van Houten het uitdrukte „als slachtoffer van zijn politieke positie." Kappeyne nam Binnenlandse Zaken op zich, maar ontlastte onmiddellik zijn departement volgens art. 73 van de grondwet*), bij koninklik besluit, van Waterstaat, Handel en Nijverheid, die onder een achtste minister werden ge steld, te weten Tak van Poortvliet. Men verwachtte dat er nu een eind zou komen aan de onvruchtbaarheid van de parlementaire regering van de laatste jaren, en zag nu hervormingen te ge- moet in de richting van de meest voor uitstrevende liberalen. Daartoe vonden Van Houten en de mannen van zijn richting in de eerste plaats nodig uit breiding van het kiesrecht, liefst alge meen kiesrecht, want daardoor zou men De Koning stelt minlsterieöle departe menten in, benoemt er de hooiden van en ontslaat die naar welgevallen enz. marktgelegenheid, dan zouden wij niet aarzelen U voor te stellen, daarin de noodige verbetering aan te brengen. Voor een bedrijf, waaromtrent niets bekend is, noch van zijn levensvat baarheid, noch van zijn uitgebreidheid, de gevraagde inrichting te maken, durven wij U niet voorstellen.» Indien wij u thans wederom moeten adviseeren tot eene afwijzende beschik king op het adres van «Handel en Nijverheid», dan willen wij dit niet doen dan na de uitdrukkelijke verklaring onzerzijds, dat ook wij de ontwaking en bloei van het warmoezeniersbedrijf met zeer veel belangstelling tegemoet zien en gaarne daartoe willen mede werken en, zoodra de noodzakelijkheid zich doet gevoelen, voorstellen wen- schen te doen tot verbetering of stich ting van marktplaatsen.» Ingekomen is een voorstel van B. en W. betreffende restauratie van schilderijen in het raadhuis, luidende als volgt: «Het heeft onze aandacht getrokken, dat eenige portretten op het Raadhuis in een slechten toestand verkeeren. De Hoofddirecteur van 's Rijksmuseum te Amsterdam, jhr. B. F. W. van Riems dijk, was zoo bereidwillig op ons ver zoek ons hierin van advies te willen dienen. Deze deskundige is van mee ning, dat spoedig herstel dringend noodig is en deelt ons het volgende mede: ie. portret (hangende in de kamer van den Secretaris) van den broeder(?) van Johan van Oldenbarneveldt is een hoogst verdienstelijk portret uit het begin der 17e eeuw, dat veel geleden heeft en vroeger reeds is gerestaureerd. Het paneel js krom getrokken en de verf bladert sterk af. 2e. portret (hangende in de kamer van den Burgemeester) van Prins Wil lem V, geschilderd op doekzeer goed portret door den hofschilder Benjamin Bolomeij, dat merkwaardig is omdat het afwijkt van de meer algemeen be kende portretten van den Prins. Het schilderij moet verdoekt worden en met zorg gerestaureerd. 3. portret (hangende in de kamer van den Burgemeester) van Prins Wil lem I, op doek in de oorspronkelijke eikenhouten lijst. Het is een goed portret door of naar Mierevelt, dat moet worden verdoekt; de lijst moet van de verf worden ontdaan en ge deeltelijk verguld.] De overige portretten en schilderijen bevinden zich in goeden toestand. De herstelling wordt door den heer Van Riemsdijk dringend noodig ge acht, terwijl, naar zijn oordeel, de kos ten, bedragende f 235, ten volle ver antwoord zijn in verband met de waarde der stukken. De Burgemeester heeft ons verzocht te willen bevorderen, dat deze restau ratie voor zijn rekening mag worden uitgevoerd, nu door de Gedeputeerde Staten van Utrecht, tegen zijn uitdruk- kelijken wensch, zijn jaarwedde reeds met ingang van 1 Januari op f 3000 is bepaald, waarop bij het vaststellen der Begrooting voor 1908 niet gerekend kon worden. Wij hebben derhalve de eer, U voor te stellen ons toestemming te verleenen de genoemde stukken tijdelijk uit het Raadhuis te verwijderen, ten einde deze de noodige restauratie te doen onder gaan". B. en W. stellen den Raad voor aan H. M. te zenden een adhaesiebe- tuiging in zake de tot standkoming van een betere partijverdeling krijgen. Be gaafde konservatieven zoals Pijnappel, Heemskerk, Wintgens, Van Goltstein en invloedrijke katholieken, waaronder Hey- denrijk, Van Nispen, Van der Hoeven die van de liberalen minder verschilden in beginselen dan in de toepassing er van, vormden geen eigenlike partij maar traden toch op als opposanten tegen wat zij beschouwden als een te ver gaand liberalisme. Kappeyne die wel voor uitbreiding van het kiesrecht was, verklaarde zich beslist tegen het alge meen kiesrecht, waarvan hij, zooals hij zeide „de invoering niet gaarne zou willen beleven" (7 November 1877). De schoolstrijd, een voorname oorzaak van de val van het Ministerie Heems kerk, had steeds groter afmetingen aan genomen, en was moeilik tot een oplos sing te brengen wegens de talrijke en uiteenlopende meningen die er over werden geuit. Wenste de een alleen her ziening van de wet van 1857, anderen en daaronder Groen van Prinsterer meenden dat herziening van art. 194 van de grondwet daaraan moest voorafgaan, en de bepaling moest ver vallen, dat overal van overheidswege voldoend openbaar onderwijs moest worden gegeven. Terwijl de een de stantsschool op de voorgrond wilde ge steld, wenste de ander het biezonder onderwijs als regel, en het openbare alleen tot aanvulling. Was de een te vreden met verplichte schoolgeldheffing op de openbare school, de ander ver langde subsidieëring van de biezondere, een derde stond het restitutiestelsel voor, waarbij aan de ouders die geen gebruik een kanaal in de Geldersche vallei van den Rijn naar de Zuiderzee. HANDEL EN NIJVERHEID. Donderdagavond hield de Vereeniging „Handel en Nijverheid" haar gewone maandvergadering in de Zwaan, onder voorzitterschap van den heer S. J. van Duinen. Na opening, leest de secretaris de nolulen van 13 Januari 1908, die wor den goedgekeurd. 1. Benoeming eener com missie omtrent tot onderzoek naar de inrichting en wer king van eiermijnen. De voorzitter verzoekt den secre taris dit punt nader toe te lichten, waarna deze uiteenzet wat eigenlijk de bedoeling is, nl. meer gewaar te worden van de werking van eiermijnen, die z.i. nuttig, wenschelijk en noodzakelijk zijn. Overal waar de mijnen zijn opgericht, ziet met een kolossale toename. Daarom heeft de secretaris het voorstel gedaan, een com missie van 3 leden te benoemen om werking en resultaat van eiermijnen te onderzoeken. Aan die commissie worde een crediet verleend van hoogstens f50, die op een eventueel op te richten mijn te verhalen zullen zijn. De heer Houbaer vraagt of in Limburg, waar de omzet tot 9 mill, is geklommen, ook eiermijnen zijn. De secretaris wijst er op dat daar de mijnen hoofdzakelijk van de coöperaties uitgaan, terwijl de V. P. N. de leidster er van is. Te Maastricht en Roermond zijn de mijnen. De heer Houbaer wijst er op, dat ook hier een afdeeling der V. P. N. bestaatzou die dan niet het werk moeten doen De secretaris zegt het daarmee eens te zijn, maar als het niet gedaan wordt, dan kan H. en N. toch de zaak aanpakken. In ieder geval moet de mijn niet uitgaan van de V. P. N. of van H. en N. maar van de handelaars. De voorzitter stelt voor, dat men aan het Bestuur zal overlaten de commissie te benoemen. De heer Frederiks zou het be treuren als alleen leden van H. en N. werden genomen. Hij zou bijv. willen noemen Dr. Bos uit Hoogland, den heer G. Muys, alhier en ook den voorzitter der V. P. N. den heer de Beaufort. De voorzitter heeft daar niets tegen. Het is alleen te doen om inlich tingen te verkrijgen. De heer van Zalingen meent, dat onder de dikke 200 leden die de Vereeniging telt wel drie zullen gevonden worden, die dat werk kunnen opknappen. De vergadering vereenigt zich er mee, dat 3 personen onder de leden worden gezocht voor die commissie. De heer Eggink heeft wel eens van eiermijnen gehoord, die in het water vielen. Als het niet doelmatig wordtin- gericht, zou hij het geld betreuren. De voorzitter wijst er op, dat f 50 crediet bedoelt wordt voor de nood zakelijke uitgaven der commissie. Het crediet wordt toegestaan. 2. Verslag van den secre taris omtrent de alhier te houden algemeene vergade ring van den Stenografen- bond „Groote". De secretaris herinnert er aan, dat vorig jaar al het plan was hier een feestelijke vergadering te houden. Dat is toen misgeloopen en daarom zal ze nu plaats hebben op tweeden Pinksterdag. Daar de heer Groote in Amersfoort zijn stelsel heeft uitgedacht, was hij er bij maakten van de openbare school zou terugbetaald worden, wat zij aan be lasting voor deze hadden opgebracht, of, in een meer praktiese vorm, dat aan de biezondere scholen zou worden uit- keerd de som die het lager onderwijs meer zou kosten, indien de openbare scholen ook door de kinderen van de biezondere scholen werden bezocht. Dr. Kuyper en Groea van Prinsterer wilden het woord Christelijk uit de wet op het lager onderwijs doen verdwijnen. Eerst genoemde had op de vergadering van de Vereniging voor Christelik Nationaal Schoolonderwijs in 1869 gezegd: „Wij hebben te doen met een regering, ge deduceerd uit een staatstheorie die on- christelik is, omdat zij strijdt met de eeuwige wetten van het leven. Tegen over 'die staatstheorie staat de christe- like idee. De tegenwoordig overheersende staatsidee is satanies, is principieel vals, kan niet bekeerd, moet vernietigd wor den." Professor Beets voerde daartegen aan, dat de uitdrukking Christelik te goeder trouw kon worden opgevat, en in de toekomst nuttig kon worden. „De woorden Christelike en maatschappelike deugden sluiten alles in zich wat in be trekking staat tot onze omgang met anderen. Wij moeten niet gaan bestrijden wat een goede zijde heeft. Laat ons het kwade niet doen om het goede daaruit te doen voortkomen." (Wordt vervolgd].

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1908 | | pagina 2