WEERBERICHT. Thermometerstand Uit de Pers. Kunstnieuws. STADSNIEUWS. MEDEDEELINGEN VAN HET KONINKL. NED. MET. INSTITUUT Opgemaukt voorm 10.50 uar. De Bilt, 19 Januari 1911. Hoogste barometerstand 780.0 tn.M. te LaHague, laagste 750.3 te Seydisfjord. Verwachting toe den avond van 20 Januari 1911. Zwakke tot matige Westelyke tot Z.W.-lijke wind. Gesteldheid van de lucht: Nevelig tot betrokken, weinig of geen neerslag. Temperatuur: Dezelfde. (Barometerstand te AMERSFOOP-T Barometerstand hedenmiddag te 12 uur 778 m M. Vorige stand te 12 uur 779 m.M. to Amersfoort. Hoogste gisterenF. 40 Laagste hedennachtF. 38 Hedenmiddag 12 uurF. 44 Oud-Minister Cool en de onderoffici eren. Do oud minister van Oorlog, geueraal- rnajoor Cool, heeft aan het hoofdbestuur van de Onderofficiers-vereeniging „Ons Belang" in antwoord op haar schrijven onlangs vermeldzijn leedwezen uitgespro ken over het plaats gehad hebbende votum, waardoor de positie-verbetering van onder officieren niet is verwezenlijkt. Z.E. zal steeds in het lot van den onderofficier belang blijven stellen. Vestiging van vreemde orden. Het onderstaand adres iB dezer dagen verzonden: Aan Hare Majesteit de Koningin. Mevrouw. In hunne hoedanigheid van hoofdbe stuurders der Evangelische Maatschappij en der Algemeene Protestanten-Vereeni- ging nemen de ondergeteekenden de vrij heid zich met het volgende tot Uwe Majesteit te wenden. Nadat in Portugal eenige weken geleden door oen omkeer van zaken een andere toestand was in het leven geroepen, heeft de regeering des lands gemeend aan de vreemde geestelijke orden, die er zich ge vestigd hadden, het langer verblijf in het land te moeten verbieden. Verschillende regeeringen, o.a. die van Spanje, Italië, Frankrijk, Brazilië hebben daarna te verstaan gegeven de vestiging der verdrevenen in huDne landen niet te zullen toelaten. Het schijnt, dat dezen nu ook tot ons vaderland de toevlucht zullen nemen. Ondergeteekenden zijn er van overtuigd te spreken in naam van duizenden Neder landers, indien zij zeggen, dat het eene te ver gedreven gastvrijheid moet heeten de vestiging in Nederland vryelijk toe te laten vau menschen, die elders als lastige vreem delingen werden verwijderd of wien als zoodanig do toegang over de gienzen des lands werd ontzegd. Door de vestiging van de zoodanigeu moet, volgens de innige overtuiging van ondergeteekenden op zjjn minst genomen de stoffelijke welvaart van breedc kringen worden bedreigd en door de vermeerdering van de goederen in de doode hand ook de schatkist schade lijden. Tevens staat het te vreezee, dat op den duur de eerbied voor de wet zal worden ondermijnd en de godsdienstige en zedelijke tegenstellingen zullen worden verscherpt in zulk eene mate, dat daarvan ernstige gevolgen moeten worden gevreest. Redenen, waarom ondergeteekenden in naam van de duizenden Nederlanders, door hen vertegenwoordigd tot Uwe Majes teit komen met het verzoek zoodanige maatregeleu te willen nemen of te doen nemen, dat eene vestiging van de genoemde orden worde verhinderd en de nadeelige gevolgen daarvan worden voorkomen. 't Welk doende zij de eer hebben zich met den meesten eerbied te noemen van Uwe Majesteit de onderdanige dienaren Voor de Evangl. Maatschappij: (get.) J. QUAST Hz. Voorz. (get.) Dr. J. HERDERSCHEE, Seer. Voor de Alg. Protest Vereeniging: (get.) J. QUAST Hz. Voorz. (get.) F. J. KROP, Secr. Utrecht December 1910. De verdachtmaking van minister R. Regout. „Van zeer geachte zijde" schrijft men aan de Tijd dat tor, zeeiste wor.lt betreurd de grievende wijze waarop de minister vau justitie door de „Standaard" is aan gevallen. Had hij zulk aan karakter vër- toond alB waarvan de „Stand." hem be schuldigt, dan verdiende hy eerder ver achting dan kritiek. Het geschil tusschen den minister en de „Standaard" aldus oordeelt deze corres pondent van de „Tijd" schynt ten deele ook te berusten op een verschil van tem perament, waarvan de onderscheiden Ka tholieke en Calvinistische aanleg wel een gewichtig bestanddeel vormon en dat door die verscheidenheid toch niet geheel ver klaard wordt. Nu wil ik in niets tekort doen aan de verdiensten van wat men den „Kuyper-koers" in onze staatkunde pleegt te noemen, maar er tevens op wijzen, dat in het tegenwoordige politieke tijdsgewricht, het volgen van meer kalme, minder mili tante en agitatorische politiek zijn onmis kenbare, zeer groote voordeelen heeft. Op zettelijke verscherping van de politieke tegenstellingen kan in andere tyden stellig haar nut hebben, maar thanB, nu consoli deering van het Christelijk regiem en de practische toepassing van de Christelijke beginselen op verschillend terrein eisch van wys beleid zijn, mag men niet blind blijven voor de aantrekkelijkheid en het nut van een staatkunde, welke inzonderheid bedacht is op samenwerking met andere partyen en op het wegnemen van de ge drochtelijke voorstellingen, die in het brein en in de pers onzer tegenstanders omtrent de toepassing der beginselen op het maat schappelijk leven nog steeds opgeld doen. Den Gulden Winckel. Tiende jaargang No. 1. HollaDdia-Drukkerij, Baarn. Inhoud: Oude Boeken, door F. Bezemer (met portret en illustratie); Fransche Let teren, door William Davids; Keur (Anna van Gogh-Kaulbach'8 „Getijden"), door Gerard van EckereD (met portret); Boeken schouw, door P. L. van Eek Jr., Ary De len, Jan Greshoff en Gerard van Eckeren (met 2 illustraties eu 2 portretten); Lexi- cographische Mededeelingen, door J. D. C. vau Dokkum (met 2 medaillon portret: ten); Letterkundig leven uit de Tijdschrif ten (met illustratie); Leestafel. waterleiding. Het voorstel van Burgemeester en Wet houders betreffende de gemeentelijke water leiding in verband met een adres van de Utrechtsche Waterleiding-Maatschappij, gis teren reeds in 't kort door ons vermeld, luidt in zijn geheel als volgt In uwe vergadering van 20 December 1910 werd in onze handen om advies ge steld een adres van de Utrechtsche Water leiding-Maatschappij, waarbij zij uwe ver gadering eerbiedig verzoekt terug te komen op het besluit d.d. 1 November 1910, no. 369, betreffende den aanleg en exploitatie eener gemeentelijke drinkwaterleiding en aan ons College op te dragen om met adressant te heropenen de onderhandelingen over een wijziging der concessie voorwaar den, waardoor adressante in staat zal wor den gesteld, voor lageren prijs dan thans in de waterleverantie ten behoeve van de Gemeente en de ingezetenen te voorzien. Naar aanleiding van dit adreB hebben wij de eer u mede te deelen, dat wij de con- cessionarisse bij schrijven van 3 November 1910 in kennis gesteld hebben met uw besluit betreffende den aanleg en de ex ploitatie eener gemeentelijke waterleiding en dat wij daarbij, ter uitvoering uwer opdracht, de concessionarisso hebben mede gedeeld, dat uwe vergadering bereid is met haar in onderhandeling te treden over overneming door de Gemeente van het buizennet, voor zoover dit in de Gemeente ligt, waardoor voor de concessionnarisse de verplichting tot verdere exploitatie zal ophouden. Als antwoord op dit schrijven werd het U bekende hiervoren genoemde en aan U gerichte adres ontvangen. Alvorens dit adres bij U ter behandeling voor te dragen hebben wij hierover een advies van een rechtsgeleerde ingewonnen, welk advies wij voor ter inzage neerleg gen met uitdrukkelijk verzoek, daaromtrent geheimhouding in acht te nemen. Op grond van dat advies kan, naar onze meening, uwe vergadering het ingenomen standpunt in alle opzichten blijven innemen. Ons college zoude met deze korte mede- deeliug feitelijk kunnen volstaan, na de uiteenzetting, die wy in ons desbetreffend rapport van 20 Augustus 1910, afdecling I, no. 911 (gedrukte Btukken pagina 154 en volgende) van de waterleiding quaestie heb ben gegeven en na het hierboven vermelde juridisch advies ware het niet, dat in het adres van de Maatschappij beschou wingen voorkomen, die wij niet zonder een woord van protest mogen laten voorbij gaan. In dit adres toch wordt beweerd, dat uw besluit tot aanleg en exploitatie eener ge meentelijke waterleiding in Btrijd is met de in eene beschaafde maatschappij gang bare begrippen van moraal en goede trouw. Tegen deze qualificatie meenen wij met kracht te moeten opkomen, te meer om dat de concessionnarisse zelvo tydens de onderhandelingen, die vanaf 1905 gevoerd zijn, hel standpunt heeft ingenomen, dat de tegenwoordig geldende concessie haar niet een uitsluitend recht van concessie gegeven heeft. In haar schryven van 9 Juni 1905 verklaart zij zich beieid nieuwe werken aan te leggen en schryft zij, dat het billijk is, dat tegenover de aanzienlijke offers aan haar een waarborg worde gege ven, dat (de vruchten dier opoffering haar niet worden onttrokken. „Die waarborg" zoo luidt do brief verder „ligt in het verleenen eener uitsluitende concessie voor een eenigszins uitgebreid tydperk". Toen wij, krachtens uw opdracht van 28 Augustus 1906, onderhandelingen aange knoopt hebben over het vorleenen eener geheel nieuwe concessie, werden door ons als hoofdpunten o.a. gesteld het ver leenen eener uitsluitende concessie en het recht voor de Gemeente op tusschentijd- sche overneming van het bedryf. Deze onderhandelingen namen zeer veel tijd in beslag, in verband met de vaststelling der voorwaarden, op welke de Gemeente tusschentijds het bedrijf zou kunnen naas ten. Toen ten 3lotte bleek, dat over deze voorwaarden voor naasting geen overeen stemming te verkrijgen was, deelde ons college de concessionnarisse mede, dat, indien voor de Gemeente het recht tot tusschcntijdsche overneming niet gevestigd kon worden, dat de Gemeente nimmer het uitsluitend recht tot exploitatie zou kunnen weggeven. Wij stelden daarom de concessionarisse voor, de concessie, zooals deze door haar en ons college was ont worpen, by den Gemeenteraad in te die nen inet dien verstande, dat de bepalingen betreffende uitsluitende concessie en tus schcntijdsche overneming zouden vervallen. Op 18 November 1908 antwoordde de conccssionarisBe hierop, dat zij deze voor stellen aanvaardt en er derhalve in toe stemt, dat de bepalingen, in de voorloopig ontworpen gewijzigde concessie betrekking hebbende op de uitsluitende concessie en op de overneming tusschentyds door de Gemeente, zullen vervallen. Uit deze onderhandelingen en blieven blijkt naar onze raeening onbetwistbaar, dat de concessionarisse zelve van oordeel is, dat hare concessie niet is een uitslui tende en dat die concessie derhalve aan do Gemeente toestaat, zoowel zelve eene waterleiding te exploitceren als aan derden hiertoe concessie te verleenen. In 't byzonder wenschen wij hiorop nadruk te leggen, omdat het standpunt van de Gemeente ten aanzien van het uitsluitend recht der concessie steeds ou- veranderd is gebleven en ook door de concessionarisse by de gevoerde onderhan delingen dit zelfde standpunt is ingenomen. De beschuldiging van niet-inachtneming der goede trouw kan op grond van het bovenstaande naar onze meening als vol komen ongegrond beschouwd worden. Bovendien komen ook in ander opzicht onjuiste voorstellingen in het adres voor. Niet de Gemeente, doch de concessio narisse heeft, blijkens haar schrijven van 3 Maart 1910 de onderhandelingen afge broken (zie ons voorstel van 20 Augustus 1910; gedrukte stukken pag. 155). Niettegenstaande een verzoek van uwe vergadering, wildo de concessionarisse hare voorstellen betreffende de vaststelling der nieuwe concessie niet langer handhaven dan tot 15 April 1910. „Na dien datum" zoo schrijft de concessionarisse „zulleD derhalve èn de Gemeente èn de concessi onarisse ten opzichte der bedoelde voorge stelde wyzigingen geheel vry tegenover elkander zijn. Mocht het gemeentebestuur evenwel na den 15 April 1910 nieuwe on derhandelingen wenschen aan te knoopen met onze Maatschappy, dan zal deze bereid gevonden worden, daartoe mede te werken". Inderdaad kan het gevolg van de exploi tatie eener gemeentelijke waterleiding zjjn, dat op de concessionarisse, ofschoon haar aantal afnemers klein is, tot 1932 de ver plichting tot exploitatie blijft rusten. Wij merken evenwel op dat, tegelijk met uw besluit tot aanleg eener gemeentelijke waterleiding, onderhandelingen aangeboden zijn aan de concessionnarisse, waardoor deze verplichting voor haar zal worden opgeheven. Op deze bereidverklaring van de zyde der gemeente is de concessionarisse echter niet ingegaan. Voor de juridische zijde van deze aan gelegenheid verwyzen wy u naar het in den aanhef dezes genoemde juridisch advies. Wy achten het niet gewenscht, dit advies te publiceeren en evenmin in dit rapport juridische beschouwingen neer te leggen. Blykens het adres van de concessiona risse bestaat er tusschen uwe vergadering en haar verschil over de verklaring van de concessie. Art 31 der concessie, luidende; „De beslissing over de verklaring, toepassing of niet-nakoming dezer concessie blyft uitsluitend aan den Raad opgedragen", zal dus thaus moeten worden toegepast. Uwe besluiten van 1 November 1910 betreffende aankoop van gronden, het aan gaan eener geldleening, een en ander ten dienste der waterleiding, kunnen thans uau de goedkeuring van de Gedeputeerde Staten onderworpen worden. Op grond van het bovenstaande hebben wij de eer U het hierbij gaand concept besluit ter vaststelling aan te bieden. Concept-besluit. De Raad dor Gemeente Amersfoort, Gelet op het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 13 Januari 1911, afdecling I, no. 84, en zich daarmede vereenigende. Besluit: I. Op grond van art. 31 van de concessie, verleend aan de Utrechtsche Waterleiding- Maatschappy „Compagnie des eaux d'Utrecht", tot den aanleg en de exploitatie eener drinkwaterleiding uitdrukkelijk uit te spreken, dat deze concessie-voorwaarden geen uitsluitend recht tot den aanleg en de exploitatie eener drinkwaterleiding aan de genoemde Maatschappij verleenen en dat uit deze concessie-voorwaarden geen vcrplichtiug van de Gemeente voortvloeit onr zich van het aanleggen en exploiteeron eener eigen gemeentelijke drinkwaterleiding te onthouden.; II. afwijzend te beschikken op het adres van de Utrechtsche Waterleiding Maat schappij „Compagnie des eaux d'Utrecht", dd. 13 December 1910. De heer M. W. Petri is gekozen tot lid van het hoofdbestuur der Nederl. Koorvereeniging. Door dezelfde combinatie van zang- en muziekvereenigingen in 't Oostelijk dool van Utrecht en de N. W. Yeluwe, die verleden jaar een zangersfeest gaf te Putten, zal ook dit jaar weer een dergelyk zang- en muziekfeest worden georganiseerd en wel in Amersfoort. Getracht zal worden het feest te houden op „Nimmerdor" dat voor dit doel zal worden aangevraagd. Yereenigingen uit Amersfoort, Spaken burg, Nijkerk, Yoorthuizen, Ede, Putten, Ermelo, Hierden, Nunspeet en Oldebroek zullen medewerking verleenen. Ongeveer 500 zangers en muzikanten zyn aan deze vereenigingen verbonden. Aan drie der medewerkende vereeni gingen te Amersfoort is opgedragen een vooi bereidend bestuur te vormen-

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1911 | | pagina 2