Katholiek Nieuws- en Advertentieblad
No. 48.
Zaterdag 29 Februari 1896.
Negende Jaargang.
DE EEMBODE
voor Amersfoort, Baarn, Apeldoorn, Barneveld. Blaricum, Bussuni, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland,
Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATERDAO.
Abonnementsprijs par dria BUidii:
Franco per post
Afzonderlijke nummers
f 0,40.
f 0,05.
BureauKromnmtraat, F 227. Amersfoort.
Uitgave van de Vereeniging De Eembode. -
Prija dar AdTertentUn i
Van 1 tot 6 regelsf 0.30
Voor iederen regel meer- 0.05
li uiterlijk Vrjjdagavoud
Bij dit nummer bekoort
een bijvoegsel.
De Boerenstand voophe8a ea thans.
Met de meeste sympathie begroeten
w\j de grootiche en energieke poging,
uitgegaan van den Voorzitter der Gel-
dersche Mjj. van Landbouw Jhr. Rid
der de van der Schueren te Zevenaar,
alsmede van de beeren J. L. Pauwen en
Th. Pruis, tot oprichting van een Boe
renbond in Nederland op christelijken
grondslag. Deze poging bestond in een
door hem opgeroepen te Arnhem te
bouden vergadering. In deze oproeping
werd met korte en breede trokken het
doel aangewezen van den op te
richten Bond, wat tevens tot stof moest
dienen der bespreking. De vergadering
werd den 31 Januari jl. te Arnhem ge
houden van uit verschillende oorden
des Lands waren belangstellenden samen
gekomen om deze zoo gewichtige zaak te
bespreken, met het gevolg dat in den loop
dezer Vergadering onder leiding van den
Voorzitter een commissie werd benoemd
lot het ontwerpen van een algemeen
Reglement. Aanstonds derhalve werd de
hand aan den ploeg geslagen en het
begin gemaakt. Moge dit het mosterd
zaadje blyken, dat weldra opschiete
tot een machtigen boom, wiens wel
dadige takken zich verbreiden over
het gansche Rijk tot heil en ze
gen van den noodlijdenden en verar-
menden boerenstand. Gaarne brengen
wij te dezer plaatse eer en hulde aan
Jhr. Ridder de van der Schueren voor
zijn koen en edelmoedig initiatiefgaarne
verklaren wjj ons bereid om aan zijn
wensch gehoor te geven en als locaal
Blad voor deze streken zijn even nood
zakelijke als grootsche onderneming naar
beste krachten te steunen. Want ook
onze diepste overtuiging is, dat spoe
dig, ja zeer spoedig moet worden ge
holpen, zal de boerenstand, die thans
wanhopig tegen ondergang worstelt,
niet ten gronde gaan, en tevens dat in
vereenigde krachten alleen het ware
heil en de reddende uitkomst te vinden
zijn. Hier geldt vooral de waarheid: in
de eenheid ligt de kracht. Later komen
wij wellicht op dit punt terug. Thans
is het ons doel de bron aan te wijzen,
de oorzaak te bespreken der agrarische
beweging, waarvan wij thans getuigen zijn.
De agrarische beweging is niet een
luxe- of mode-artikel, uit geest van
dwaze nailperij op het getouw gezet,
r ze is een strijd voor zelfbehoud,
strijd om het leven de klimmende
nood riep haar in het leven 't geldt
nnen of sterven, bescher
ming of ondergang. Om den huidigen
beklagenswaardigen en onhoudbaren
toestand der boeren beter te begrijpen
is het noodig een terugblik te werpen
op het verleden, want ook hier is het
aar: in 't verleden ligt het heden.
Keeren wij derhalve een halve eeuw
terug in de geschiedenis en wij zien
onder den boerenstand het tegenover
gestelde van wat thans zich aan ons
oog vertoont: een tijdperk van voor
uitgang, van weelde. Gedurende twin
tigjaren ongeveer, van '50'70, mrchten
de boeren zich in weldadigen voorspoed
verheugen; 't waren voor hen de jaren
des overvloeds. De landbouw was zeer
productiefde granen werden tegen
hooge prijzen verkocht; niet zelden
stegen de prijzen onzer hoofdproducten,
rogge en tarwe, respectievelijk tot f 12
f 16. De opbrengst van andere
graansoorten was daarmede in overeen
stemming. Nog aanzienlijker stegen de
prijzen voor het vee. Hel gevolg hier-
dat de gronden enorm in
waarde stegen en dal de huurprijzen
daannede gelijken tred hielden. De eigen
hofsteden vooral profiteerdenvau de
eene zijde zagen zjj van jaar tot jaar
de eigendommen in waarde klimmen,
terwijl zjj van den anderen kant, door de
hoogere opbrengsten daartoe in staat
gesteld, jaarlijks dikwijls aanzienlijke
konden overleggen. Niet zelden
zag men in die dagen de .eigen boeren"
in betrekkelijk korten tijd rijk worden.
TT.
Gelijk het gewoonlijk gaat onder de
menschen, dagen van voorspoed wor
den zoo lichtelijk dagen van weelde.
Dit was vooral het geval in de vettere
gedeelten van ons Vaderland, waar de
voorvaderlijke eenvoud onder den boe
renstand verloren ging. De boeren wer
den heeren, de boerinnen dames, de
boerenwoningen heerenhuizen, de luxe
deed daarin haar intochtzij vertoonde
h in kleeding en opschik, in salons
ameublement, in paarden en rijtuigen
Deze onbezonnen weelde, ofschoon
ze groote voordcelen afwierp voor den
neringdoenden stand der steden, had
den boerenstand dit drievoudig
nadeelig gevolg, 1». dat men meer of
minder het weerstandsvermogen ver-
om het hoofd te bieden aan den
achteruitgang, welke spoedig op den
voorspoed zoude volgen, 2«. dat men,
wel-is-waar onbewust, daarmede een ge
ducht wapen verstrekte aan de heeren
vrijhandelaars, die later nut meesterlijk
talent dit wapen wisten te hanteeren
tegen de klachten en de vorderingen
der boeren om beschermende rechten
elke verandering ten goede van de
baan wisten Ie houden, en 3*. dat men
door de ingevoerde weelde het kroost
ontwendde aan eenvoud, arbeid en zui
nigheid.
Op de vette volgden langzamerhand
de magere jaren. Ten gevolge van het
vrijhandelsysteem, door het liberalisme
elders overgenomen en onder het
ministerie Thorbecke alhier ingevoerd,
werden meer en meer granen uit over-
zeesche landen, vooral uit Amerika, hier
tegen veel minder prijzen ter markt
gebracht, met het gevolg dat de in-
landsche graanhandel werd gedrukt en
daalde tol de geringe prijzen onzer la
tere jaren. Geen wonder, dat in ons
Land de akkerbouw begon te kwijnen
werd door het onzinnig vrijhandel-
stelsel geplaatst tegenover eene onhoud
bare concurrentie met het buitenland,
de bodem weinig waarde heeft,
de lasten weinig of niets beteekenen
het arbeidsloon zooveel gerin
ger is. leder, die niet geheel blind was,
kon met zekerheid toen reeds voorspel
len, dat dit systeem moest uitloopen
op den totalen ondergang van den in-
landschen akkerbouw. Dat het liberalisme
blind was, ja stekeblind, blijkt uit de
treurige en beklagenswaardige uitkom
sten, waarvan wij thans op dit gebied
getuigen zjjn.
De boer zag spoedig in het verbouwen
,n granen voor de markt weinig of
geen voordeel meerhij sloeg derhalve,
zich staande te houden, andere we
gen in hij maakte, wat eenigszins daar
voor geschikt was, het bouw- tot wei
land, zoodat de graanproductie meer
verminderde en de veeteelt
daarentegen toenam. Want al daalden
de prijzen der granen, het vee bleef
nog jaren aan de markt zjjn goede
prijzen behouden. Wat echter voor wei-
grond ongeschikt bleek, bleef hjj bebou-
de daarop geteelde granen, voor
eigen gebruik niet noodig, wendde hjj aan
tot voeder voor eigen veestapel, tot het
mesten van koeien en varkens langs
dezen weg maakte hjj indirekt daarvoor
hoogere prijzen dan aan de marktdoor
velen, die tot de noodige voorschotten
staat waren, werden zelfs de buiten-
landsche granen bij massa's metditdoel
aangekocht.
Niettegenstaande al deze pogingen
om zich staande te houden werd de
toestand der landbouwers van jaar tot
jaar steeds hachelijker. Reeds in het
jaar 1879 ging er een noodkreet op in
de Provinciale Staten van Limburg tot
bescherming van den landbouw, en 10
jaren later was het reeds zoover geko
men, dat men gedwongen was van vele
zijden ernstig bij de Hooge Regeering
aan te dringen, waarbij de Provinciale
Staten van Limburg zich met een uit-
rig adres aansloten,wettelijke ver
ordeningen te treden, waardoor de
voortdurende achteruitgang van den
landbouw mocht worden gestuit en hjj
voor algeheelen ondergang mocht wor
den behoed. In dit adres werd als een
der hoofdmiddelen om eenige verbete
ring in den toestand te brengen en den
landbouw van een gewissen ondergang
te redden aangewezen de heffing van
een matig invoerrecht op de buiten-
landsche granen. Ofschoon deze eisch
bescheiden mocht heeten en rechtmatig,
toch bleef de regeering doof. Wat hier
van de gevolgen waren voor den boe
renstand, zullen wij in een volgend ar
tikel beschouwen.
BUITENLAND.
De gespannen verhouding tusschen
de beide Regeerings-lichamen in Frank
rijk is er nog niet op verbeterd. De
Kamer heeft nogmaals een votum uit
gebracht om de Regeering tegenover
den Senaat in het gelijk te stellen, doch
deze laatste heeft zich met 184 tegen
60 stemmen vereenigd met eene
verklaring, door den senator Demóle
voorgelezen, en waarbij verzet wordt
aangeteekend tegen de houding der
Regeering, die gemeend heeft zich te
genover de eene Kamer te kunnen be
roepen op de andere, en beweert dat
hare verantwoordelijkheid ophoudt, waar
zij tegenover den Senaat staat. De Re-
publikeinsche grondwet vertrouwt aan
den Senaat hel recht van contröle toe
en dat recht wenscht hij ongeschonden
te bewarende ministers zjjn verant
woordelijk voor de beide Kamers.
Van eene tusschenkomst van Presi
dent Faure tot oplossing der crisis ver
neemt men nog niets.
Intusschen heeft de Regeering ook
in de Kamer een nederlaag geleden, en
wel bij de samenstellnig der begroo-
tings-commissie in de aldeelingen. Van
de 33 leden zijn er 29 gekant tegen
hel ontwerp-inkomstenbelasling van den
minister Doumer, hetwelk een dsr hoofd
punten is van het Regeerings-program.
Men acht dezen uÜ3lag gelijkstaande
met verwerping van het ontwerp.
Het Belgische ministerie heeft eene
wjiziging ondergaan. De minister-presi
dent De Burlet is wegens gezondheids
redenen afgetreden en als minister van
Buitenlandsche Zaken vervangen door
den heer Favereau. De minister van
FEUILLETON.
Gislena.
I) Een raelaaischa sleepte rich voort over deo
bodem zjjner verblijfplaats, een ellendige
bnl oil vermolmde planken saamgevoegd, en
door machtige eiken overschaduwd. Zjjn vaal
bleek aangericht, bet boeld eens levenden doode,
wordt echter met een acbjjn van lach overlo-
gen. Ja, dele gezwollen, blauwachtige, door
zweren ontvelde lippen kannen nog lachen.
Er bljjlt doe dien ongelukkige, ondanks rijn
oliëndigen toestand, toch nog vreugde. Hjj ver
heugt rich over Goda heerlijke «chepping, en
God heelt het ook voor de lijdenden gemaakt
Met luisterend oor hoort bjj naar het concert,
dat zich nit al de nreten verheft, die de ge
vederde woudbewoners hebben gebonwd
maar geen bitterheid vervnlt zjjn hart Olscboon
zonder baard, zonder familie, eenzaam nit de
samenleving verwijderd, toornt hg niet bjj het
weerklinken van bet liefelijk gezang.
Voorzichtig legt hg zjjn bloedloos en met
grauwe vlekken overdekt uitterend lichaam
op het weeks tapijt van het frissche mos. Zgn
vingera, berend van krankheid, laten den staf
weder terug bekomt.
Aprilzonne, die in deo dooden boom hel
leode sap voert, zoo dat de knoppen over
turn omhulsel verbreken o, lentezon, die
id de aarde sluimerende insekt weder doel
herleven en de madeliefjes als sterretjes over
i groene grasperken strooit, - o, met welk
ne liefde begroet u de arme melaalsche, die
de duistere dagen van den konden winter
t zich zeiven zeide, dat hg n niet meer be-
De lippen half geopend, de oogen gesloten,
heeft hjj xijn arm op den stam eens neerge
vallen booms gestenod, zgn boold rast in je
hand, de zachte wind apeelt door zjjn bruine
barenzjj zgn het eenig schoone aan rjjn on
gelukkig lichaam dat van de verschrikkelijke
ziekte bloei verschoond.
Geen klok leekent in bet zwijgende wond den
loop der oren aan, en een langen tjjd bleef de
arme starend op dezelfde plaats, als bedwelmd
van ongewoon geluk.
Laid geroep en schaterend lachen wekken
plotseling den ongelokkige. Hjj opende
oogen en sloot se weder alt om een droom,
een vluchtige behoorlijkheid vest te ho
De ruwe slem van een knaap of bediende
leerde hem echter, dat zjjn dioom werkelgk-
Jonkvrouw, neem nln acht," zeide de knaap
bevreesd, .terug, terug, hel is een melaalsche
En trotsch wendde hjj zich tot den ongelukkige,
De tjjd waa nog oiet gekomen, waarop de
halldoode, algrjjseljjke zieke, die weleer een
trolacb edelman was, alle zelfgevoel had ver
loren. Zjjn hand klemde zich om den staf als
om de handgreep van een zwaard en bgnadrei-
gend antwoordde bjj.lk ben hier te hnis,
aan de levenden betaamt het niet de rust der
dooden te verstoren." Hij sprak deze woorden
met zooveel statigheid, dal er bjjoa ieta ma-
oi gelukkige te be-
.Onbeschaamde,
i aanraking
laaiacbe daar in de warme, koesterende zonne
stralen, die hem een oogenhlik doen galooven,
dat hjj de voor immer varkreaa gezondheid
.Stil, Landry!" klonk opeens een zachte
vrouwenstem. ,Stil,de man is in zjjn recht"
De melaalsche keek verrast op nasr degene,
die zjjn verdediging overnam, en als vreesde hjj
het licht, sloot hjj voor de tweede maal zgn
Ven de heele schitterende schaar heeren en
edelvronwen, die zich onder de hoornen dea
wonds ophoopten, had hjj slechts de edelvronw
gezien, die zooeven gesproken had. Het was in
waarheid eeoe betooverende verschijning.
Groot en slank, in een met gond doorwerkt
overkleed, een doorschijnende sluier op het
hoofd, gedompeld in bel stralende licht, en
omsloten van zonneschijn geleek zjj eerder een
engel, dan een menscheljjk wezen.
Haar zachte wezen met schoone trekken
werd door twee oogen verhelderd, zoo rein,
zoo diep en tevens zoo trotsch, dal iedere blik
voor dezelve wjjken moest
„Hjj is in zjjn recht," herbaalde zjj, terwjjl
zjj baar boold oprichtto; ,wjj zijn in zjjn stille
afzondering binnengedrongen. Het ie eet
heid, Landry, een
schimpen."
Bjj deze woorden vloog hareo blik, waarin
een zekere verachting lag, over de prachtig uit-
gedoschte heeren van haar gevolg, die terug
traden en haar alleen tegenover den melaalache
.Vorslio," waagde de schitterendste dur jonge
heeren te zeggen,.gij zgl echter toch zeer on
verstandig, in de nabgheid zal Landry
de paarden hierheen leiden?"
De edelvrouwe schokte de schouderen. .Wan
neer bet n belieft, prins, te paard Ie stijgen,
zoo doe liet zelf en laat mjj alleen met deo
ongelukkige," zeide zjj onverschillig.
.Maar weet gij niet dat het gevaarlijk is
De melaatsche sidderde en viel spoedig in:
.Het is waar, zeer waar," zeide hjj, onderwjjl
hjj angstig de handen samenvouwde. .Vergeel
mjj, dal ik hel vergat, maar ziet n, ik heb
mgn zinnen verlorenSinds ze* jaren,
het is een eeuwigheidNiemand nadert mij,
zoo als gjj bet deedt, zonder angst en vreeze.
En hel eerste menachelgke wezen, dat mjj niet
vol walging ontvlucht, zjjt gjj, gjj, zoo good eo
zoo schoonIk meende, dat da hemel zich
opende, maar vergeel mjj, ik trek mjj
De schoone, jooge vorstin beschouwde aan
dachtig den ongelukkige, onderwijl 'D met
hare band ten teeken gaf, dat haar gevolg ver
trekken zon. Tjjdens hg met bevende en ge
broken stemme sprak, ven
medelijden haar hart, en U
.Zes jaren I" herhaalde zjj langzaam .een
eeuwigheid, zes jaren de eenzaamheid en hel
Ijjden I Arme manHaar teedere blik werd
opvallend onder den weerschjjn der tranen van
medelijden.
.Neen, verwijder u niet," begon zjj wedor
vol goedheid. „Spreek verder met mjj,- wanneer
het voor n een genot is, met uws gelijken te
spreken, met iemand der menschen, van wian
uwe onbarmhartige ziekte n scheidt, waarom
dan vluchten?"
.Waarom? Men heelt bet a gezegd, alleen
mjjne nabjjbeid ia reeds ten gevaar .voor owe
gezondheid, voor uw schoonheid, voor nw leven."
.Wat slechts een gevaar is, verschrikt mjj
niet Ik geloof, dat God ona 'beter behoedt, dan
onze voorzorgen. Daarom vlucht niet -- Ia er
dan tegenover uwe smartelijke kiankheid
geen leniging Zon een nauwgezette verpleging
n geen verlichting schenken Antwoord
slechts een enkel woord I Ik heb macht
eo rjjkdom, ik zon ze gaarne aanwenden, om
uw Ijjden te verzachten."
De melaatsche verborg zgn aangericht in de
banden. Een diepe zacht ontsnapte zjjne borat,
en zacht zon dat de vorstin haar hoofd tot hem
heenoeigen moest sprak hjj
.Neen, doet n niets, gij knot ook niets voor
mjj doen, dan gaan. Verwijder u, ga, ik
bid het n," stamelde hjj. .Ziet ge niet ia,
zamer is, dan de beschimping van den knaap.
I* na de flikkering ven den bliksem da storm
in den nacht niet somberder, angstvoller dan
te voren Slechts een oogeeblik genoot ik soeU