Katholiek Nieuws- en Advertentieblad
No. 10.
Zaterdag 3 Juni 1899.
Dertiende Jaargang.
DE EEMBODE
voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland,
Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATERDAG.
Abonnezoentsprijn per drio maasden
Franco per post
Afzonderlijke
f 0,40.
f 0,05.
BureauBreedestraat, E 349. Amersfoort
Uitgave van de Vereeniging De Eembode.
Frijn dor Advertenties i
Van 1 tot 6 regelsf 0.30
Voor iederen regel meer- 0.05
ENCYCLIEK
Onzen Allerhelllgatem Vader
LEO XIII,
door do Goddelijke Voorzienigheid Paue.
Over de toewijding van het mensch-
dom aan het Allerheiligst Hart
van iesus.
Aan Om* Eerwaardige Broeders de
patriarohen, primaten, aartabie-
■ohoppen, bisschoppen en andere
ordinariesen. in vrede en gemees-
sohap met den H. Stoel.
LEO xm, PAUS.
Eerwaardige Broedersheil en
Aposlolischen Zegen I
Zooals u niet onbekend is gebleven,
hebben Wij onlangs door Apostolische
Brieven de opening aangekondigd van
het Jubeljaar, overeenkomstig de ge
woonte en de instellingen Onzer voor
gangers binnenkort in deze stad te
vieren.
Heden, in de hoop en met het doel
de heilige viering van deze godsdien
stige inzetting te verhoogen, komen
Wg een heerlijke zaak u bekendmaken
en aanbevelen, van welke, zoo slechts
allen van harte met gewilligheid en
blijde instemming aan Onze stem ge
hoor geven, allereerst voor de Christen
heid, vervolgens voor de geheele men-
schelijke samenleving met grond ryke
en blijvende vruchten mogen verwacht
worden.
Reeds meer dan eens hebben Wij
getracht de hoogst loffelijke devotie,
welke ach de vereering van het Ai'.er-
Vertaling ren De Tijd.
heiligst Hart van Jesus ten doel stelt,
in heiligheid te bevestigen en met meer
deren luister te omgeven, naar hel
voorbeeld van onze voorgangers Inno-
centius XII, Benedictus XIII, Clemens
3011, Pius VI, VII en IX. Wij hebben
dit voornamelijk gedaan door Ons de
creet van den 18n Juni 1889, waardoor
Wg den feestdag van dien naam tot
een van de eerste klasse verheven heb
ben. Thans is in Onzen geest het plan
tot rjjpheid gekomen van een nog heer
lijker vorm van vereering, welke als ware
het van alle eerbewijzen, die lot dus
ver aan liet Allerheiligst Hart pleegden
gebracht te worden, de voltooiing en
de volmaking zal zijn, en welke, naar
Wij vertrouwen, onzen Zaligmaker Jesus
Christus hoogst aangenaam zal wezen.
Echter is het volstrekt niet voor 't eerst,
dat de zaak, over welke Wy spreken,
Ï3 te berde gebracht. Immers ruim vyf-
en-twintig jaar geleden, toen het plech
tige tweede eeuwfeest ophanden was
van het bevel, door de gelukkige Mar-
garetha Maria Alacoque van den
Hemel ontvangen, om den eerediensl
van het H. Hart te verspreiden, zijn ver
scheiden supplieken, niet slechts van
particuliere personen, maar ook van
bisschoppen uit verschillende oorden
aan Pius IX gericht, met de bede, dat
Hij het gezamenlijke mensclielijk geslacht
aan het hoogverheven H. Hart zou
wilten toewijden. Het werd toen oorbaar
geaclrt, de zaak uit te stellen, opdat
een rijpere beslissing zou kunnen volgen
intusschen werd aan steden, welke zich
afzonderlek wilden toewijden, daartoe
de vergunning gegeven en het formulier
van toewijding vastgesteld. Nu nieuwe
redenen zich hebben gevoegd bij de be
staande, meenen Wij, dat de zaak rijp
is geworden voor uitvoering.
Voorzeker heeft Jesus Christus recht
op dit rijkste en grootste blijk van ver
eering en hulde, daar hij is de Vorst
en opperste Heer. Immers Zijn heer
schappij strekt zich niet alleen uit over
de katholieke volken, noch ook alleen
over hen die, afgewasschen door de
wateren des Doopsels, rechtens althans
tot de Kerk behooren, hoewel de
dwaling hen het rechte spoor byster
maakt, óf de scheuring hen van de
liefde verwijderd houdt, doch zij om
val ook allen buiten het christelijk
geloof, zoodat in volle waarheid Jesus
Christus heerschappij voert over het
geheele menschelijk geslacht. Want het
betaamt, dat Hij, die de Eengeborene
is des Vaders en met Dezen dezelfde
natuur bezit, het afschijnsel van Zijne
heerlijkheid en het evenbeeld van Zijne
zelfstandigheid (1), met den Vader alles
gemeen heeft, derhalve ook de heer
schappij over ai hel geschapene. Daarom
getuigt de Zoon Gods van Zich-Zelven
bij den Profeet: „Ik hen gesteld tot Ko
ning over Sion, Zijn heiligen berg.
De Heer sprak lot MijOij zijt mijn
Zoon, heden heb Ik U voortgebracht.
Eisch van Mijen Ik zal U de volken
geven lol Uw erfdeel en de grenzen der
aarde tot Uw bezit" (2). Waardoor Hy
verklaart, van God du heerschappij ont
vangen te hebben, zoowel over de ge
heele Kerk, die verstaan wordt door
den berg Sion, als over hel verdere ge
deelte van de wereld, welke door de
wijdere omschrijving wordt aangeduid.
Up welk fundament deze heerschappy
steunt, leeren voldoende de woorden
Oij zijt Mijn zoon. Immers, omdat Hy
de zoon is des Konings, is Hij de erf
genaam der volledige heerschappy.
Hieruit volgtlk zal U de volken geven
lot Uw erfdeel. Waarmede overeenstem
men de woorden van den Apostel Pau-
lusdien hij erfgenaam heeft gesteld
van alles (3).
In de eerste plaats echter is in het
oog Ie houden wal Jesus Christus om
trent Zijn heerschappij getuigt, thans
niet door de Apostelen of door de Pro
leten, maar door Zijn eigen woorden.
Op de vraug van den romeinschen land
voogd Zoo zijt Oij dan Koning 'i ant
woordde Hy zonder eenige aarzeling
Oij zegt het. Ik ben Koning (4).
En de grootheid van die macht en
de oneindigheid van die heerschappij
bevestigen nog duidelijker deze ook tot
de Apostelen gesproken woordenMij
is alle macht gegeven in den hemel en
op de aarde (5). Indien nu aan Christus
alle macht gegeven is, volgt noodwen
dig, dat Zijn heerschappij moet wezen
een allerhoogste, onbeperkte cn van
niemands willekeur afhankelijke, en dal
niets met haar gelyk of gelijksoortig
kan wezendaar zij gegeven is over
den hemel en over de aarde, moet zy
den hemel en de aarde aan zich onder
worpen hebben. In werkelijkheid heeft
Jesus Christus dit bijzondere, Hem eigene
recht uitgeoefend, toen Hij de Aposte
len gelastte Zijn leer le verbreiden, alle
menschen door het Doopsel ter zalig
heid in één Kerk te verzamelen en ein
delijk wetten op le leggen, die niemand
zonder gevaar voor zijn eeuwige geluk
zaligheid kan versmaden.
Hiermede echter is nog niet alles
gezegd. Christus toch beveelt niet slechts
door een aangeboren recht, als eenge
boren Zoon Gods, maar ook door een
verworven recht. Immers Hy heeft ons
verlost van de macht der duisternissen
(6), Hij-Zelf heeft Zich gegeven lot los
prijs van allen (1). Derhalve zijn Volk
van vrijgckonhlcn (8) geworden, niet
alleen de Katholieken en allen die het
Doopsel wettig hebben ontvangen, maar
alle menschen, afzonderlijken gezamen
lijk. Betreffende dit punt zegt zeer juist
AugustinusOij vraagt wal Hij gekocht
heefl. Ziet wat Hij gegeven heeften gij
zuil vinden wat Hij gekocht heeft. Het
bloed van Christus was koopprijs. Hoe
veel is dit waard Wat tenzij de geheele
wereld Wat tenzij alle volken Wat
Hij gegeven heeftheeft Hij voor alles
gegeven (9).
De oorzaak en reden verder waarom
ook de ongeloovigen onder de macht
en de heerschappy staan van Jesus Chris
tus, leert de H. Thomas. Nadat hij aan
gaande de rechtsmacht van Christus de
vraag gesteld heefl, of zij zich uitstrekt
tol alle menschen, en die vraag beves
tigend heeft beantwoord, besluit hij zeer
te rechtde rechtsmacht is een gevolg
van de koninklijke macht. Aan Christus
derhalve is allesonderworpen wat de
oppermacht (rechtens) aangaatook al is
alles Hem nog niet onderworpen wat de
uitoefening der oppermacht betreft (10).
De heerschappy nu, de oppermacht van
Christus over de menschen wordt uitge
oefend door de waarheid, door do ge
rechtigheid, het meest door de liefde.
Maar bij dezen tweevoudigen grond
slag van Zijn macht en heerschappij
slaat Hij goedgunstig toe, dat van onzen
kant, zoo wij willen, komt de vrijwillige
toewijding.
Nu is echter Jesus Christus, te zelfder
tijd God en Verlosser, oneindig rijk door
het volmaakte bezit van al hel beslaande
wij daarentegen zijn zóó arm en behoef
tig, dat, om Hem iets te schenken, wij
niets hebben uit ons-zelven. In Zijn
groote goedheid en liefde echter ver
biedt Hij volstrekt niet, dat wij Hem
schenken en toewijden wat het zijne
is, alsof het ons rechtens toebehoorde.
Niet alleen verbiedt Hij dit niet, maar
Hij verlangt het en vraagtZoongeef
Mij uw hurt. Derhalve kunnen wij Hem
schenken althans door den wil en de
geneigdheid onzer ziel. Want niet alleen
door ons-zelven aan Hem toe te wijden,
erkennen en aanvaarden wy openlijk en
met vreugde Zijn heerschappy, maar
daadwerkelijk getuigen wij, dat indien
hetgeen wij Hem schenken, het onze
was, wij het Hem van ganscher harte
zouden geven, tevens Hem smeekende,
dat Hij Zich moge gewaardigen, het
van ons aan te nemen, hoewel het ge
heel het zijne is. Dit is de beteekenis
van de zaak, die het hier geldtdeze
de meening, welke Wy aan onze woor
den wer.schen gehecht. En omdat door
het H. Hart het symbool en het afbeeld
sel worden uitgedrukt van de oneindige
liefde van Jesus Christus, welke zelve
ons beweegt tot wederliefde, is het pas
send, zich aan Zijn Goddelijk Hart toe
te wijdenwat echter niets anders is
dan zich aan Jesus Christus over te
geven en le verbinden, omdat alle eer,
toewijding en godsvrucht, die bewezen
worden aan het goddelijk Hart, wezen
lijk en in de volle beteekenis worden
bewezen aan Christus zeiven.
Slot volgt).
BUITENLAND.
In den loop dezer week kwamen te
Parijs twee belangrijke rechtszaken aan
de orde. Maandag, op denzelfden dag
waarop de rivisie-quaestie voor het Hof
van Cassatie in 't openbaar een aan
vang nam, werd de zaak-Deroulède voor
hel Hof van Assisen in behandeling
genomen. Hel bleek al dadelijk, dat de
Dreylus-zaak minder de belangstelling
gaande maakte, dan die van Deroulède.
Bij dit proces ging het dan ook vrij le
vendig toe.
In de rechtzaal werden opgemerkt:
Generaal Rogel, Rocheforl, kolonel Mon-
teil, Coppé, Quesnay de Beaurepaire,
enz. Vele aanwezigen wuifden met den
hoed by het binnenkomen van Derou
lède.
Op 't oogenblik dat de jury binnen
kwam hoorde men zeggen „Ziedaar een
jury om vrij te spreken."
Na allerlei voorbereidende werkzaam
heden werd 't woord verleend aan Dé-
roulède, die in 't licht stelde, dat hy
Frankrijk wilde redden met behulp van
het leger. Hij vergeleek Dupuy met den
kikvorsch uil de fabel. Hy stemde toe,
een brigade naar het Elysée te hebben
willen meesleepen, ten einde de parle
mentaire Republiek omver te werpen.
Vervolgens sprak hy over de onge
oorloofde handelingen der parlenienta-
FEUILLETON.
Maria helpt.
(Slot)
kleine Begga, bed, loouls altijd, bar dop
r. Zjj b»<l de litanie van Lorette, welke zü
bailen kende; de plaats, .Maria, Ster der
herbaalde zij driemaal
.Bid vi
I" Wjj al
ksMdea op bet zend, dat den vloer bedekte,
de blinde grootmoeder echler zat in den leun
stoel. Wanneer ik u, mjjn vriend, nog niet over
deze gesproken heb, is dit hieraan toe le schrij
ven, dat zij den ganschon dag stil in baar
boekje zat, gewoonlijk den rozenkrans biddend.
Zjj was een vrome, brave vronw, in wier gelaal
tód «a geleden smart diepe voren gegroefd had
den. Waar zjj nog helpen kon, deed zij dat'
gaarne; ellen beminden en eerden haar.
Bedoelden avond stond ik een bet strand en
taarde, met moeite op do betmen slean blijvend,
in de kokende golvenik dacht met bezorgd
heid eo engst aan Karei ven Oorbeek en bad
moer dan een schietgebedje lot de .Sterre der
Zee". Toen ik eindelijk, doornat van het zee
water, de bnt weer opzocht, vond ik hel gezin
op de knieën voor bet Mariabeeld en hoorde, boe
do kleine Begga, bot Memorare na de litanie
bad. Vronw ven Oorbeek wierp mjj een blik toe,
vol bezorgdheid en zielsangst Toen hot gebed
tan einde wee, spraken wjj over bet weer eo
vronw van Oorbeek gaf baar bezorgdheid te ken-
«fc .Op Qod vertrouwen, tot de Allerheiligste
I bidden," sprak de blinde
areo sloe), en op eenen toon van ionige
overtuiging voegde zjj er bjj: .Maria helpt 1"
Gjj kunt wel begrijpen, dat in dezen stormach-
tigen nacht in bel vUscberabulje weinig gesla-
Den volgcndon morgen was de wind gaan
liggen. Vronw van Oorboek, de oudere jongens
en ik begaven ons naar de baven van Ostende,
ofschoon wij daar ternanwernood iels nienws
boorden. Het geheele havenhoofd stond vol
visschertvrouwen en kioderen, allen door den-
zeilden angst als wjj bevangen. Den geheelcn dag
wachtte men, doch tevergeefs. Den volgenden dag
aide zich hetzelfde tooneel. Tegen den
namiddeg versehenen twee zeilsn. .Zij komen",
riep n
ichepen kannen
herkennen, maar toch is het waarheid. Wel
slaan op bet havenhoofd steeds een paar oude
zeerobben, ik bedoel gewezen matrozen, die
een scherp oog, oefening en somtijds een onden
verrekijker bezitten. Spoedig landden beide sloe
pen en werden dcor vragen bestormd, Ja, zjj
hadden zwaar weer gebad, lnidde het antwoord
de visscbersboot no. 106 was met alle opva
renden vergaande andere sloepen waren zoo
toegetakeld, dat zij naar land terng moesten
de bemanning bevond zieb, Goddank, wel.
.Goddank", herhaalde vronw van Oorbeek,
de jongens en ik; Karei van Oorbeek toch
bevond zich niet op no. 106, maar op no. 87.
jammer nil, dat door merg en been drong, lk
voelde een koude rilling over mijnen rug gaan.
Den volgendon dag waren wjj zoo gelukkig
onze visschera in de baven le kunnen ontvan
gen. Wal een weerzien I Wat een blijdschap
Als in triomf geleidden wij den geredde naar
hnis, waar aanstonds een dankgebed voor het
Mariabeeld gestort werd. Daarna giug men aan
tafel en at met smaak.
Toen echter de tafel was afgenomen en
vrouw van Oorbeek bet vaatwerk omwieach,
kwam de bezorgdheid, die bet bart van den
vader des huisgezins verrolde, voor den dag.
De derde tocht was dos mislukt, nog vóór men
oene vangst van seoige beteekenis had ge-
daaa. Aan een nieuwe tocht was in dit late
jaargetij niet te deokeoderhalve ook geen
verdienste. De winter stond voor de deur,
Het was moeilijk geweest in den zomer
wat over Ie leggen, er waren tech zooveel
monden om le vullen. Waarvan moesten zjj
na Icvud in den langen winter zonder verdien
sten Al deze zorgen nilte Karei van Oorbeek
zijoe vronw antwoordde onder tranen en zuch
ten. Do kindoreo gingen, de een voor, de ander
na, naar bed, daar het reeds donker begon te
worden en zy bet gesprek Insschen vader en
moeder verre van prettig vonden. Uit den
hoek sprak de blinde grootmoeder zoo dik
wijls de visscher even ophield: .Maria helpll"
En zjj zeide maar niet zoo losjes daarheen,
maar innig en vorig tol zjj len slolte, (oen de
visscher bijna onder den last der zorgen be
zweek, bijna blijde opmerkte.Maria helpt I"
Luister naar mjl, Karei
er dagen heb ik nog wat overgelegd, het
voor mijne begrafenis dienen en ik
wilde het u in het laatste oogenblik zeggen.
Maar nood breekt wel. Gjj zult loch wel voor
mjj zorgen, als ik de oogen gesloten heb. Hier,
in de oude kast, in de onderste lado, die in
geen twintig jaar open geweest is, ligt hel geld
ik wierp het franc voor franc, terstond als ik
bet bespaard bad, Insschen de dingen, welke
in de lade liggen. Hier, Karet, heb je den
sleutel, doe rnjj het genoegen do lade to openen
en hel geld er uit to nemen I"
Karet weigerde, het was verre van hem,
om dit geheiligde geld, begrzteoisgeld, ook
maar aan le roeren. Maar de goede grootmoe
der hield niet op met aandringen, lot zjj ten
slotte zeide.Karet, ik wil het. Gjj zjjt mjjn
zooo en moet uwe moeder gehoorzamen."
Toen naderde Karet met gebogen hoofd de
oude kast een donkerbruin meubelstuk met
snijwerk en gekrold koperwerk ontving den
sleutel uit de handen zjjner moeder en opende
na veel moeite het roestige slot.
Ik had al dien lijd in een boek der woon
kamer zitten teekeneo. Daar ik geheel in dat
werk verdiept was, had men van mjj geen
notitie genomen; overigens stond ik met ellen
op zoo'n goeden voet, dat men in my niet een
vreemdeling, maar zoo goed als een huisgenoot
ztg. Een oogenblik met mga werk ophoudend,
zag ik, dat Karet allerlei dingen uil de lade
haalde cn die op den vloer legdezoo na cn
dan klonk een franc. Ik zog, hoe eene rol granw
linnen op den grond viel, balt openging en
in sprong
r mjj toe,
derjj?" riep ik verwonderd uil
onwillekeurig op. Ik trok de rol n
ontrolde ze geheel en kon een t
erwondering niet onderdrukken. Ik hield eeoe
cbilderü van zeldzame schoonheid en voor-
reffeljjkheid, een meesterstuk van schilderkunst
ia mjjne banden. En wal stelde hot voor? De
Allerheiligste Maagd met het Kindje op den
schoolhot Kindje rustte slapend op een witten
doek, de Moedergods had haar hoold in lief
devolle bewondering gebogen en de slanke
banden in aanbidding gevouwen.
.Hoe komt deze schilderij, deze parel hier?"
roeg ik levendig.
.Die schilderij, een Mariabeeld antwoord
de de grootmoeder langzaam, alsof zjj hare
gedachten verzamelen moest, ,o, die heeft al
meer dan vjjftig jaar in de kast gelegen. Na
een verschrikkelijken, slormaohligen nacht vischta
mijn beste man, uw vador-zallgor Karei, het
el strand uil de golven opik boud het
•r, dat het in de kajuit van een vorgaan
gehangen heefl, want er zat eerst een
i lijst om, maar die waa goheol nit hare
i gegaan en daarom deod mjjn se
er af. Het was ons plan or een nienw ljjstje
om le maken en het dan in huis op te bi
daarop rolde mijn man het doek, n
hadden laten drofw, opt
Ie der kast. Van het ljjstje
en legdo het ii
kwam niets, c
eie. Maar wjj hebben dageljjks aandachtig
lot de a Maagd geboden, en nog beden is
mijne spreuk .Maria helpt I"
,Ja, goede vronw", antwoorddo ik, di*>«a»-