DE EEMBODE. r
eblad
Bijvoegsel.
Zaterdag 28 December 1902.
I drukte de heldhaftige
a dan, mijn cenige,
I geregend Moge God u getond in de armen uwer
Het was in November van hel jaar 1876. j ongelukkige moeder terughrengon
Een ODlrettende orkaan woedde in hel En- Door de golven geslingerd, werd de hooi snel
gelsche Kanaal, en duideljjk bemerkte men aan van de kust afgebracht. Moedig kampten de
tuig, dat door de bruisende golven tegen de Maar de arme moeder rag dat niet meer:
gevaarlijke Patemoater-rolsen gedreven werd, i zjj was Dauw gevallen, en medelijdende buren
herinnert. Het Qinke vaartuig was op een rit terecht
De poging, om door de vreeseljike branding I gekomen en barste midden door. Men rag het
heen de ongelukkigen te hulp Ie komeo, rou wegrinken naar de dieptenog een tijdlang
waanrinnig geweest xjjn en een vruchteloos offer werden ongelukkigen gerien, die aan het touw-
van het eigen leven. I werk hoven het water rweetden toen zag men
Zoo stonden dan ook de visschers, die het alleen nog de raas, waaraan eeoige matroren
alarmsein gehoord hadden, machteloos aan den zirh vastgeklemd hadden, om den
oever en zagen met smart het ontzettend lijken dood at te wachten,
schouwspel aan. j Alleen het brullen van den slorr
Ijzingwekkend loeit de storm en klinkt het I van het water, werd nog gehoord.
it hjj doo
o. Toen hel
nengeloopen was, verliet hij dat vaarluig, om
lijj was nahjj zjjn huis eo de zijnen, toen we
derom een vreeseljjke storm hom nabil den
spaard."
De stem van den joogoling was steeds zach
ter geworden tranen liepen hem over de wan
gen, angstig slaeg hjj zjjn moeder gade, die
hulpgeschreeuw in de ooren
visschers van Lecq.
Eindelijk heeft een van her
sluit genomen.
Hel is een oud man, mei gi
n de geharde
n wal gi
twjjleld ic
Toen d.
offers te ontrukken. Kan hjj hen niet redden, rag men de reddingsboot met de
dan heeft bij tenminste eon poging daartoe ge- mannen, die ze bestuurden, de kl
daan; en moet h(j zeil omkomen, dan geeft I Lecq biuoenloopeo. Den ganscln
hjj zijn rel aan God over. I den zjj tegen de strooming gewo
r hjj k
in het strand aa
>s meer noodii
i den strjjd mi
de klippen te ontwjjken. Zjj
i lijj aan de oproerige zee ontrukt heeft
riens oogeu daarvoor met innige daokhaar-
p, maar heid op den jongeling gevestigd zijn. Als zij
aal, eo schets tegemoet, om hun kameraden de eeltige
taanden geredden vreemdeling slaan zij eerst verbaasd,
om Item daarna met blijdschap te verwelkomen,
er, was Zij kennen hem allen.
tien uit i „Maar wie," zeggen zjj, .ral haar do tijding
te kalm brengeoï Men zegt, dat ook do blijdschap, als
verhiel 1 zjj !e plotseling komt, menigmaal den dood
vonden brengt."
de visschers zijn verbrijzelde schuit. Van hetr
zeiven ontdekte men geen spoor; niet eens wa
bet Ijjk aan land gespoeld.
En van deze ongelukkige vrouw smeekte o
.Wie a
rwyl hjj zjjn hand o;
ie onlangs het graf vi
toon ligt aan het
'Ugde voorbjj was, ,lk wil u
nu vertellen, wat dt
r heftiger klonk hel hulpgeroep van de dor schipbreukelingen hebben wjj met
manschap op het gestrande schip. Snel achter 'inip gered, en de eane van hen is een vis»
elkander werden noodschoten gehoord. De van Lecq. Voor eenige utaanden werd hjj
.Lieve rooedei," sprak lig verder, .hoor de
taar de noodlijdenden op het strundende schip
er hulp hebt laten gaan, dacht gij er niet aan,
lat gij mjj uitzond! om mijn dierbaren vader,
iet leven te redden 1"
laakt: zjj zonk van haar zitplaats on werd in
Ie armen van haar zoon opgevangen.
Hjj knielde naast haar, en zjj hief do govou-
ren handen in een stil vui.g dankgebed om-
loog. Vóór de deur werdeu voetstappen gehoord;
u gat lu
overstelpt gein
kwam, droogde zjj hare tranen en zag meteen
BURGERLIJKE STANDEN.
Gemeente Hoogland.
ücBOntNGjjsberta, d. van Hendrikua vnn
Heek en Johanna Smit. Maria, d. van Doctor
Hendrikus, z. van Wouter Meinten en Ken-
netje Meiuien.
Uvculsdkn: Hendrika van den Heuvel, SO m.
Gemeente Eemnes.
Gsbohsn: Johanna Hicharda, d. van J. van
Wijk en J. M. van Es. - Aarnoud, z. van E.
Hebei en C. Wielemaker.
Gemeente Naarden.
Gkborsn Willem Hendrik, z. van J. P. üudok
van Heel en A. M. J. Kuho.
Gemeente Blaricum.
Ovehudss: Evert van der Veeo, wed. vao
Trjjntje van 't Klooster, 72 j.
Gemeente Bussum.
Osdzbtroüwd: G. N. Houma eo J. I'll. Brill.
van H. de Bruin en H. C. de Vries. - Petrus
Geertrudus, z. van H. Out en M. van Antwer
pen. Elisabeth Mathilda Maria, dr. van H.
E. J. Raval en J. F. Horstmanshof. - Ida
Karolioe Kathinka, dr. van J. H. van der Smis-
Vijftiende Jaargang.
FEUILLETO Nb d«>'hl er aan. dal daar ook echlge- een storm op zee overvallenzjjn hooi strnnd-
nooten, vaders, zonen waren, met den dood de aan de Paternoster-rotsen, maar lij) werd
J «oor oogeo, en haar eigen leed vergetende, gered. Een voorbijvarend vreemd schip nam
V ereenïgd. 1 drukte de heldhaftige vrouw haar zoon aan hel hem op, eo do visscher moest tegen zjjn zio
I hart ..ia.n. -I-- met dat sru:J- -*"»■
to zjjn hi
jk, Hilversum, Hoogland,
Prija der Advertentitni
5 regelt
regel meer
vrijheid en geheele onafhankelijkheid der Leo aiu doorschouwt de komende ttjaen, maar in de verte gelijk te stellen niet twee belangrijke posten, op
Pausen te verzekeren, bij het uitoefenen zÜn oor verneemt de slem der afgronden eens met een Gavour. dagmarsch afstand vi
hunner geestelijke macht. en de strijdleuze, die ze elkaar toeroc- De omstandigheden in 't tijdens zijn naamste garnizoenen i
het hoofd
van een der steeds aangroeiende lijnen
blokhuizen.
De verliezen bij Tweefontein geleden,
werden door Kitchener reeds opgegeven
als zijnde j
8 officieren en 51 man gedood, 9 of
ficieren gewond, 5 officieren en 205
man krijgsgevangen. Het aantal gewon
den bedroeg 50.
En eigenaardigis, dat Kitchener thans
met lof over de Boeren gesproken heeft.
Hij seinde, dat de Boeren zich bij Twee-
fontein goed gedroegen en manschappen
achterlieten om naar de gewonden te
De beschrijving van het gevecht bij
Tweefontein door Kitchener luidt als
volgt
De kolonne-Firman, lijdelijk onder be
vel van majoor Williams was gekam
peerd op een afgelegen kopje, welks
zuidelijke helling buitengewoon steil
was. Aan den rand van deze helling
waren voorposten uitgezet.
Aan de noordzijde liep het kopje
Hauw glooiend af, zoodat daar de
Brilsche voorposten vooruitgeschoven
waren on versterkingen hadden aangelegd.
Uit de volledige bijzonderheden, welke
ik (Kitchener) heb ontvangen, volgt dat
de Boeren in den nacht de bijna lood
rechte zuidelijke helling beklommen en
zich van den top meester maakten door
op het onverwachts de voorposten aan
te grijpen. De Boeren hadden de over
macht.
Nog vóórdat do Britsche soldaten de
tenten konden verlaten, drongen de
Boeren hel kamp binnen, een ieder dood
schietend, die hun in don weg trad. De
soldaten, die uit de tenten traden, de
officieren, die den stroom wilden stuiten,
werden met geweerschoten begroet. Een
luitenant, die in persoon een Maxim be
diende, viel door een kogel in het hart
getroffen. Er ontstond een paniek on
der de Britsche soldaten, die zich ech
ter zoo goed mogelijk hielden.
De helft der colonne ongeveer bevindt
zich thans aan do Elandsrivierbrug. De
andere helft is krijgsgevangen.
De vijftien-ponder weigerde na twee
salvo's en de bediening viel onder
de schoten der aanvallers.
Een gewonde luitenant, die door de Boe
ren voor dood word gehouden, ontkwam.
De luitenant, zegt men, heeft twee
karren beladen met gesneuvelde of
gewonde Boeren zien vertrekkende
meesten van hen waren gevallen in den
aanval op de voorposten. Een Britsch
FEUILLETON.
In het stervensuur.
1). De zon via Middel-Afrika zond hare bran
dende stralen uit een wolkeloozcn hemel op aarde
neer. Zelfs voor deo neger, die anders nog al
wat hitte verduren kan, was deze gloed onuit
staanbaar, en wio niet noodzakelijk op het ba-
nanen-veld moeat werken, ging in zjjne hul of
zocht de schaduw van boom ol struik op.
Te midden van een baoanenvcld, niet ver
van een dorp, dat bewoo'od werd door heideu-
sche negers, stond eene zeer armoedige hut,
zoo ellendig, dat men haar nauwljjks oen naam
van hut geven kou. Vier baraboespalen waren ia
den grond gestoken eo daaroverheen eenige door-
nenlakken uitgespreiddo brandende zonne
stralen konden van boven en van alle kanten
er binnendringen. En toch ware het beter ge
weest, dat de ellende, thans door de zon be
schenen, door de donkere schadnwon van den
nacht bedekt ware geworden.
Op een gescheurde mat, welke men het niet
meer kon aanzien van welke stof zjj gemaakt
was, en welke ook sedert jaren niet meer wist,
wat zindelijkheid betcekeode, lag een jammer
lijk wezen, slechts schaars met lompen bedekt.
Was het een mensch ol hel geraamte er van
Zoo niet bet aanhoudend kermen en kreunen,
de afgematte bewegingen van bet uitgeleerde
licbaam, een spoor vao leven haddeu verraden,
zou men tot het laatste besloten hebben. Het
was een menscb, of liever gezegd, de schaduw
van een menscb, een oude man vao zeventig,
tachtig, negeutig, wie weet hoeveel jareu Vau
de groole spierkracht uit lang vervlogen jaren
was niets overgebleven dan vel en beeo. Het
iugevallen gelaat, de matte blik duidden klaar
uaD, dat de arme, oude neger, het einddoel
zijner aardsche loopbaan spoedig bereikt zou
zijn geheele hulpe-
Meer
weiyke ziek
i. In Afri
g dan de ouderdom li
landen, leeft een vijand der menschep, die,
schoon kleio van gestalte, uiterst verwoestend
broken waakzaamheid zjjne moorddadige aan
vallen voorkomt. Deze vyand is de zandvloo.
Hjj komt in ontzaglijke menigte voor en is
daarom des te gevaarlijker, omdat de Neger,
die barrevoets loopt, niet in slaat is, zich legen
zijne aanvallen te verzetten. In het zand ot
het drooge gras op den loer liggend, stort hjj
zich met woede op de bloole voeten der voor
bijgangers, en grjjpt ze met zjjn lange, scherpe
kaken aan. Is de aangevallene Diet op zjjn hoe
de, en bevrijdt hij zich niet onmiddellijk van de
ongenoode gasten, dan boren de wjjfjes zich
door de hnid tot op het been, zwellen daar erg
op eo leggeo daar hare eieren. De gevolgen
daarvan zjjn pijnlijke ontstekingen en gevaar
lijke verzweringen, die dikwijls het verlies van
ledematen, veelal den dood ten govolgo heb
ben. Door deze kwaal was ook onze arme, oude
Mbogo aangetast
loosheid. De voeten, zonder
afgevreien, weigerden hem langer hunnen dienst,
en daar hij aldus gedwongen was, voortdurend
op den grond te blijven liggen, werden ook de
aodere deelen van zijn gemarteld lichaam het een
na het ander door de onharmhartigo plaag
geesten aangetast.
Onrustig en met een ongeduldig gekerm
wentelde hjj zich op zjjn ellendig leger. De he
vige pijnen der ontstoken wonden deden hom
geen rust vinden, hoe hjj zich ook keerde. Nog
heviger werden zjjne smarten, toen de zon van
lerzjjde op hem neerviel met al hare branden-
do hitte. Van minuut tot minuut greep bjj met
zjjne rechterhand naar een waterkruik, die op
den grond stond, telkens vergat de ongelukkige,
dat zjj reeds lang ledig was, en met een zucht
van vertwijfeling viel zjjn hand naast zjjn zjjde
neer. O, ware er toch iemand gekomen, om
hem medeljjdeod de kruik te vallentevergeefs
echter keek hjj uit, niemand liet zich zien.
Daar zag by op een afstand den kroeskop
eeos negers, die dwars door het baoaocnveld
in de richting van het dorp voortstapte. Met
groote moeite richtte de zieke zich op en her
kende MbuDgo, die eeDs, toen hjj bjj zjjne kin
deren woonde, zjjn buurman, en op jacht en
in den oorlog zjjo trouwe kameraad was ge-
„Mbnngo I" riep de grijsaard, „Mbungo I"
Maar Mbungo scheen bem niet te hooren en
liop door.
„Mbungo I" riep de zieke, zjjne krachten ver
zamelend, „Mbungo, kom Je vriend Mbogo
roept I"
Mbungo keek naar hem en richtte zjjn scbre-
„Wal'wil Mbogo van Mbungo?"
„Ach, Mbogo heelt zoo'o dorst. Heb je niet
Mbungo toonde hem zjjn ledige kalebas-
schaal.
„Juist heli ik hel laatste beetje opgdronken,"
zcide deze norsclt. „De zon scheen zoo fel ou
tg. Als ik nog water
had z<
k het z
Troosteloos keek Mbogo naar zjjne water
kruik.
„Ach, Mbungo, zie eeos naar mijne handen,
naar m(jnc voetenIk kan niet meer naar de
bron gaan. Daar staat mjjno kruik Wil je voor
mjj naar de bron gaan en de kruik vullen?"
„Ik heb geen lp!" sprak de hardvochtige
„Ach bedenk toch, Mbungo, eens waren wjj
goede vrienden I"
„Wat heb ik thans aan je vriendschap? En
wat heb jjj aan een dronk water? Je bent toch
gauw dood, dan helt je geen water meer noodigl"
Met deze onbarmhartige woorden, maakte
Mbungo zich gereed om zjjo vroegeren vriend te
verlaten. Deze kou hem oog slechts naroepen
,0, Mbungo, zeg aan een mjjner kinderen,
hoe ongelukkig ik heul"
„Ja, ja," mompelde deze, „als ik ereeDzie!"
Hierop verdween by, lorwjjl Mbogo terug
zonk in zjjn trourigon, hopeloozon toestand.
„Acb, zjj zullen me toen niet helpen," znchtte
hjj droevig, „zjj hebben mjj reeds lang vergelen;
mjjn eenige hoop is de dood."
Er vergingen meer don twee aren, welke
Mbogo ia droevig gepeins doorbracht; boren,
vriendeo, kinderen, allen hadden bem verlaten.
Voor hem scheen inderdaad de dood slechts
uilkomst te zullen gevenhjj verwachtte dien
dan ook onder ongeduldig gekerm. Plotseling
voelde hij, dat hjj zacht word aangeraakt, en
eeu vrtendolykon slem, zoo welluidend als hjj
haar nog nooit had gohoord, klonk aan zjjn
oor: „Anno inan. Wat schoolt u? En hoe komt
g(j zoo geheel verlaten?"
Mbogo keek vol verbazing op en zag een
Degcrknaap naast zich knielen. Als hij ooit iets
vao engelen bad gehoord, zou hjj den knaap
voor een engel hebben gehouden. Zyn vriende
lijk, op» gelaat met schrandere oogen gaf een
verstand Ic kennen, dat mm weinig bjj een
negerkind aantreft. Hjj liep niet zooals de an
dere negerjongens, ol zooals de groote negers,
maar hjj was gekleed in een lang, wit gewaad,
dat bjj tjjdens het loopen een weinig opgeschort
had. Terwjjl hjj zich naast den grijsaard neer
boog, drokte zjjn gelaat inoig medelijden nit.
Mbogo wist niet wat, hem overkwam, en
blijde verrast vroeg hjj den knaap„Wie zgt
gfl, en vanwaar komt gj,?"
„Myo oaam is Petrus," luidde het antwoord,
„ik kom mol deo goeden Witten Pater, om alle
armen en zieken te troosten on allen hot H.
Evangelie Ie verkondigen
„Ik begrijp niet, wat gjj zegt," zeide Mbo
go, „maar ik zie, dat gjj goed z|jt. Heb gjj ook
een weinig water, waarmede ik m|jben dorst