DEEEMBODE. F
ieblad
Bijvoegsel.
Zaterdag 11 Januari 1902.
Vijftiende Jaargang.
Den hnnnerrionrt nestnrven gieriger mensch dan deze kasteelbe- men laten varen. Ten laatste klopte de
n0nflera00a 9eSl0rVen" woner werd mijlen ver niet gevonden, oude knecht eerst heel bescheiden.
Joas de Floredo was een Spaansch
edelman en bewoonde in Cadiz het
slot San-Femando, dat hij van zijn
ouders geërfd en hetwelk sedert eeuwen
aan zijn voorvaderen toebehoord had.
Meermalen, zoo zeide men, was hij
millionnair, en dit gezegde scheen niet
overdreven. Van de meeste wijnbergen,
landerijen en bosschen, min of meer
in de omstreken van zijn slot gelegen,
was hij en hij alléén heer en meester
daarenboven had hij nog vele goede
ren in de provincie Grenada, in nog
meer noordelijk gelegen streken van
zijn vaderland, in Portugal en in het
zuiden van F'rankrijk. Zijn burchtslot,
San-Femando echter in oogenschouw
nemende, zou men allicht aan zijn bui
tengewoon grooten rijkdom hebben
gaan twijfelen, want bet slot geleek
meer op een ruïne dan wel op een
kasteel, welks eigenaar een tweede
Croesus heette. Het zag er ver
laten, ja schier armzalig uit. De muren
van het kasteel zelf verbrokkelden met
den dag al meer en meer, en geen
wonderambachtslieden zetten zelden
of nooit een voet in of bij het slot;
alleen de dringendste herstellingen
werden nu en dan, n.l. als ze onmo
gelijk langer konden worden uitgesteld,
gedaan. Geen wonder, dat alzoo de
ijzeren tand des tijds ook hier zijn
sloopingswerk voortzette.
Met de tuinen, en bloemperken en
bosschen in en om het slot was het
niet beter gesteld. Geen vreemdeling
hoorde hij daarbij tegen den avond
nog het krassen van de vele uilen en
kraaien, die in den gedeeltelijk reeds
ingestorten toren hun verblijf hielden
zou gemeend hebben hier nog een
levend wezen te ontmoeten. Toch was
het slot het grootste deel van het jaar be
woond, maar groot was het aantal be
dienden niet Aan de boerderij waren
juist zooveel personen verbonden, ais
volgens de verschillende tijdperken
des jaars hoogst noodig was; in het
slot zelf werd behalve de eigenaar, nie
mand meer aangetroffen dan een paar
oude dienstboden en een knecht, die
ook al menig kruisje achter den rug
had. De laatste bediende den heer aan
tafel, deed de noodige inkoopen en
figureerde als koetsier en palfrenier
tegelijkertijd, als de meester des hui
zes verkoos te gaan rijden, iets wat
zelden voorviel. Uren eu uren kon hij
integendeel in zijn kamer verwijlen,
vooral dan, als hij te voren streng be
vel gegeven had, niemand bij hem toe
te laten.
Wat deed hij dan soms uren lang
in de eenzanmheid
De booze wereld zeide, dat hij zich
dan vermeide met zijn goudstukken te
tellen, en het was te gelooven, want
gieriger mensch dan deze kasteelbe
woner werd mijlen ver niet gevonden.
Dit werden zijn pachters gewaar, als
zij hun heer jaarlijksche pacht kwamen
brengen, welke gelden hij meest zelf
inde, want rentmeesters hield hij er
slechts in zooverre op na, als deze on
ontbeerlijk waren. Was de oogst geheel
of gedeeltelijk mislukt, had zelfs de
Spaansche zon de druiven niet behoor
lijk doen rijpen, waren geleden ellende,
doorstane ziekten of zelfs begrafenis
kosten oorzaak, dat deze of gene schul
denaar zijn heer op den bestemden
dag niet of slechts gedeeltelijk het ver
schuldigde brengen kon, dan werd hem
een >tot dan en geen dag er over"
onverbiddelijk toegevoegd, en talmde
de ongelukkige na dien zoo juist be
paalden en wel aangegeven datum nog
met de betaling, hij mocht vreezen
kort daarop met have en goed op
straat te worden gezet.
Geen arme kwam natuurlijk ooit op
het kasteel, en waagde het een ver
dwaalde een aalmoes te vragen, het
was zeker, dat hij voor den tweeden
keer niet zou teruggekomen zijn, al
had hij ook ter sluiks van een der
dienstboden een stuk droog brood ge
kregen. Zoo leefde de vrek vele jaren
in zijn eenzaamheid, zijn geluk stellen
de in het opstapelen van zijn gold, in
het overzien zijner schatten. Was zijn
kleeding armzalig, zijn voedsel was
minder dan dat van een gewoon bur
ger kwade tongen vertelden zelfs, dat
hij zich soms dagen achtereen tevreden
stelde met water en brood. Wat er
van zij. zeker is het intusschen, dat hij
wel van het goud en zilver, maar niet
van het vette der aarde genoot, en dat
het dienstdoend personeel er vrij wat
beter uitzag dan de meester des hui-
Zoo gingen vele jaren voorbij. Het
kasteel verviel met den dag al meer
en meer, evenals zijn eigenaar, op wien
de slechte, de onvoldoende kleeding,
het eeuwig suffen in een vunzige ka
mer ten laatste zulk een invloed uit
oefenden, dat iedereen, die zijn ouder
dom niet kende, hem 70 jaren zou
hebben gegeven, schoon hij de 50 maar
even was gepasseerd. Toen trof hem
een zware ziekte, die hem wel aan den
rand des grafs bracht, doch waaraan
hij niet stierf. langzamerhand geheel
of gedeeltelijk hersteld zijnde, voedde
en kleedde hij zich wat beter dan vóór
zijn ziekte, doch na verloop van tijd
won zijn overtuiging veld, dat hij nu
te weelderig at en dronk, en hernam
hij zijn oude levenswijze weer.
Op zekeren dag verbleef hij in zijn
eenzaamheid langer dan naar gewoonte.
Reeds een paar malen had de knecht
bij hem willen aankloppen, doch den
kende, dat zijn meester sliep, en vree-
zende hem te zullen storen, had hij
reeds verscheidene malen zijn voorne-
laten varen. Ten laatste klopte de
oude knecht eerst heel bescheiden,
daarna wat harder, maar alles tever
geefs, antwoord werd van binnen niet
gegeven, totdat men eindelijk besloot
de deur te openen.
Doch wie schetst aller verbazing, toen
zij zagen, dat de De Floredo niet in
zijn kamer was, en ook de kaars met
kandelaar was verdwenen, die de knecht
op last van zijn heer gebracht had,
toen deze zich in zijn eenzaamheid had
teruggetrokken. Gelijk te denken is,
werd terstond het gansche kasteel door
zocht, en ten laatste was er in en om
het slot geen plekje, of men was er
geweest horhaalde malen had men hem
bij zijn naam geroepen, maar alles te
vergeefs 1 Er bleef eindelijk niets over
dan te denken, dat de heer, om welke
reden dan ook, op reis was gegaan,
zonder er aan iemand iets van te zeg
gen.
Toen hij echter na eenigen tijd niets
van zich liet hooren, schreef men rechts
en links naar plaatsen in Spanje, Por
tugal en Frankrijk, doch zonder gevolg.
Hij was als bij tooverslag verdwenen,
en was deze zijn verdwijning, onver
klaarbaar, zijn wegblijven was het niet
minder. Doch hoe onverklaarbaar ook,
van Joas de Floredo hoorde of zag geen
sterveling meer iets 1 Toch werd hij
gevonden.
Men schreef het jaar i6So. Ruim
17 jaren waren er sedert de geheim
zinnige verdwijning van Joas verloo-
pen, en het kasteel was nu werkelijk
een ruïne geworden, want het was
na hem niet meer bewoond. Toch
werd De Floredo teruggevonden in het
reeds genoemde jaar «680, en dat wel
bij gelegenheid of juister gesproken ten
gevolge van de vreeselijke aardbeving,
die in dat jaar geheel Spanje en Zuid-
Europa had geteisterd. Tot dan toe
namelijk was hot onderste gedeelte van
den toren nog altoos blijven staan,
schoon de bovenste helft, zooals ver
meld is, ten tijde van Joas reeds ge
deeltelijk was ingestort.
Die laatste overblijfselen nu van het
eenmaal zoo trotsche gevaarte waren
door de aardbeving ook omvergewor
pen, en cenige dagen daarna ontdekte
men daar, waar het voetstuk van den
toren had gestaan, in een klove, in
een soort van keldertje, het geraamte
van een mensch. Het was dat van den
millionair Joas de Floredo. Dit bewees
het ijzeren kistje met veel geldswaarde
er in, dat bij het geraamte werd
gevonden, en niet minder het stuk
papier, dat op den bodem van het
kistje lag, hetwelk schoon reeds geel
geworden, het volgende te lezen gaf
»Voor het geval, dat iemand mijn
lijk of beenderen vinden mocht, zij
Hier het onderstaande mededeeldDe
zen namiddag omstreeks uren dit kel
dertje binnengegaan zijnde om naar
ijk, Hilversum, Hoogland,
t.
Frijn der Advertentie 1
6 regelsf0.30
ren regel meer-0.05
moeien uitorliik Vrijdagavond
eau bezorgd xi
tocht personen in audiëntie ontvangen, Italia-
ikens nen, Franschen, Duitschers en Ameri-
lauw, kanen. Z. H. was zeer opgewekt en hjj
.log heeft de pelgrims nog met krachtige
n een stem toegesproken.
Kardinaal Parocchi, vice-kanselier der
oest, H. Kerk, heeft aan het ltaliaansche
oolcg Episcopaat een rondschrijven gericht om
irven liet katholieke standpunt te verklaren
even, tegenover de echtscheiding, waaromtrent
waar de regcering een wetsontwerp heeft
n te ingediend, dat niet streng genoeg kan
ot'la- worden veroordeeld.
zelfs
jlitie-
ische
II den
audig
ig'ng
Per-
Hinkt
Inge-
•stad.
Voor
laten
root-
tegen de Kerk geen zware taak.
Van hoogerhand gelastte men sluiting
van eenige kloosters met de annexe
Engelands bloei en grootheid, de uit
breiding zijner koloniën, thans 27'/, mil-
lioen vierkante K.M. oppervlakte, met
Rome berichten, die bewijzen, dat Z. H.
in blakenden welstand verkeert.
Zondag heelt de H. Vader een 250tal
De minister-president in Frankrijk,
Waldeck Rousseau, is op reis om propa
ganda Ic maken voor de Regeering met
het oog op de aanstaande verkiezingen.
Op zijn doorreis te Toulon mocht hij
eenige bewijzen van sympathie voor het
Kabinet in ontvangst nemen, maar te
Saint Elienne b.v. was hjj minder wel
kom. Zelfs vijandige betoogingen bleven
niet achterwege. Des avond Hield hij
daar op Het studhuis eene redevoering,
waarbij een revolutionnair publiek aan
wezig was. In zijn rede durfde de mini
ster daar o.a. beweren, dat de seculiere
geestelijkheid voldoende wordt geacht
voor den Katholieken godsdienst. Voor
do loges is dat natuurlijk, naar het
hart gesproken, maar do Katholieken
hebben van Z, H. den Paus een andere
taal gehoord, die Waldeck niet vermag
te overstemmen.
De liefde des H. Vaders voor Frank
rijk blijft ondanks de treurige houding
zijner Regcering nog immer voortduren.
Dit blijkt opnieuw uit een brief aan
kardinaal Langénieux ter beantwoording
van diens nieuwjaarswenschen. Z. H.
Paus Leo XIII schrijft daarin o.a.:
„Onder de welwillende wenschen, u
ingegeven door uwe kinderlijke liefde
om een weinig troost te brengen aan
Ons hart, is geen enkele Ons aangenamer
dan die, welke gij koestert met een vu
rig verlangen, dat Frankrijk moge terug-
keeren tot Christus. Het is inderdaad,
zooals gjj zegt. Wjj hebben uw vader-
lund bemind en Wjj beminnen het nog
steeds. Daarom zjjn Wij bedroefd het
te zien in den staat, waarin het zich
bevindt, en Wij wenschen levendig,
dat het niet voortschrijde op zulk een
weg, maar dat het integendeel door
de samenwerking en de inspanning der
menschen van goeden wil weder doe
herleven de oude glorie, welke het ont
ving van den Christus, die de vriend der
Franken is."
FEUILLETON.
In het stervensuur.
(Een tvare gebeurtenis, verhaalt door ee
Missionaris).
(Slot.)
,0, ja, de lieve God I" zuchtte Mbogo, terwijl
hem de tronea over de vermagerde wangen
rolden, „o, bed ik Hem toch eerder gekend I
vertel mjj nu van hem, och, vader, ver-
lel, vertel toch 1"
De liefde, den grijsaard verleend, bad bet
hart van den goeden onde wonderljjk week
gemaakt, en de leeratellingen, welke hem de
vrome priester na deed hooren, droDgen xgoe
binnen als malscbe meiregen in de dor
stige aarde. De Pater begon hem to vertellen
'u eenvoudigen woorden, die tot hel bartspra-
;eo c« hem door de omstandigheden van hel
oogenbük werden ingegeven. Hij sprak van
God, die zon, maan en sterren, de aarde en
al wat daarin is, den mangrove-, den brood-, den
1- en den dadelboom, de banaan en al de
andere planten, den leonw, den luipaard, den
il, het schaap, de geit, den hond en alle
anders dieren geschapen beeft; den mensch
echter heelt Hjj geschapen neer zjjn beeld, den
e zoowel als den blanke; Hjj heeft hem
ah kind aangenomen en hem de geheele we
reld geschonken. Daarbjj loonde de Pater den
begeesterd luisterenden man een teekening van
het peradjjs, zooals bjj die gewoon was tot ver
gemakkelijking van zjjn onderricht op xjjne rei
zen mede te nemen. Hieraan knoopte hjj het
verbaal vast van het geluk in dezen lusthof en
het nog veel grootere geluk in den hemel, wel
ke den mensch zonder Ijjdeo of dood liad kun
nen bekomen, als hjj het verbod van God, om
van de verboden vracht to eten, had nageko
men. Mbogo werd zeer treurig toen hjj van
Adams zonde en hare gevolgen bourde. ,0, hoe
slecht!" zucbtle hjj meermalen, 0, hoe jammer I"
Daar de Pater hem zoo goed gestemd zag leg
de bjj hem hel wezen der zonde nil, de gebo
den, die in elk menschenhart geschreven staan,
de stem van het geweten, die hem zegt„Dit
moet gg doen, dal moet gjj laten," do boosheid,
die in de overtreding dezer geboden en de on
derdrukking van het geweten ligl. Toen de Pa
ter sprak van het vierde gebod„Eert vader
en moeder," werd Mbogo zeer treurig. „O, va
der," verzachtte hjj, „ik heb ook zoons, maar
zjj hebben mjj geheel verlaten, zjj wilden bnn
armen, zieken vader heel niet meer zien."
„Dat i; heel slecht," antwoordde de Pnter,
„maar zjj weten niet, wat zjj doen. Maar troost
u, als ik in 't dorp kom, zal ik boo ook spre
ken van den goeden God, en als zjj mjj ge
looven, znllen zjj weder in den hemel lot u
komen." Eg de uiUegging van hctvjjfde gebod
flikkerde het uog van den grflsaarl en hg riep
levendig nit: „0, vader, deze stem heb ik ook
in mgn hart gehoord. Eens was ik zeer njjdig
op mgn bnurmanik zocht bem te dooden
met mjjo assagaaitoen ik echter wilde toe
slaan, hoorde ik eene stem io mjjn binnenste,
welke sprakGjj tolt niet doodslaao. Ik wierp
toen mjjne assagaai wog en wachtte tot mgn
hand en zeideNdega wjj zullen weer vrion-
den worden." Toen gaf hjj mjj de hand en
bleef mjjn vriond, lot hjj door de Arnbiereo
werd gedood. .Maar vader," sprak hjj, „sproekt
komen die dan en sicken onze huizen in brand,
dooden onze krjjgers en rooven onze vrouwen
„Zeker wel," antwoordde de Pater, „die stem
spreekt ook lot de Arabieren; als zjj er niet
naar luisteren, zal de goede God hen oordeeleo
en bestraffen, want als men zonde pleegt maakt
men zich schuldig aan groote straffen."
Om den eenvoudigen Neger de boosheid der
zonde en hare verschrikkelijke gevolgen nog
beter te doen inzien, liet bjj hem een plaat
zien, die het ongeluk van eene in zonde geval
len ziel aanschouwelijk moest voorstellen. On
der trotsche palmen en mangroven lag een
groot Negerdorpdo Arabieren hadden hel
overvallen en de hutten in brand gestoken.
BloeUroode vlammen verhelderden den donke
ren nacht en in hun akcligen schj)n zng het
oog afschuwelijke bedrijven van wreedheid.
Overal lagen bloedigo, verminkte Ijjken der
krjjgersanderen stonden met verwrongen ge
laat aan palen, was'omhoen brandende takke-
bossen lagen. .Tonge mannen, vrouwen en kin
deren stonden io lange rjjen aan elkaar geke
tend en werden met stok- eo zweepslagen weg
gedreven.
„Zie, zoo en nog veel erger," verklaarde de
priester, „doel de doivel met de ziel, die in
zonde ligt; doch wat in de hel gebeurt, daar-
Mbogo w
i ons in 't geheel geeu voorstelling
"»o geroerd en de Pater meende,
spreken van.de mensch wording van Gods
en van Diens verlossingswerk. Hjj deed hel
weer met behulp van platen, het leven van
Jezus voorstellende, welke hjj den ademloos
luisterende mei eenvoudige woorden verklaarde.
Hij loonde hem den slal (e Bethlehem, de vlucht
naar Egypte, de werkplaats to Nazareth, de ge
heimen van het lijden, vooral hot geheim der
verlossing op Golgotha en zeideZie beste
Mbogo, gjj zjjt wel urm eo ellendig, mei
zjjt nooit rjjk geweeat. Jezus daarentegeo, Gods
zoon, de Koning des hemels en de Heer d
aarde, had het veel beier kunnen hebben d
in een stal en aan het kruis. Zie derhali
hoe Hjj u heeft liefgehad, dat Hjj zoo arm bei
eel ai
n g||."
Mbogo kon slcchla ondor overvloedige tranen
zuchten ,0, lieve Jozus 1 0, lieve Jezus I"
Nu toonde de Pater hem ook de platen van
de verrijzenis, de hemelvaart en de verheer
lijking van Ghrislna in den hemel.
Groot was Mbogo's verbazing en verrukking,
en verheugd riep hjj uit; ,0, dat is schoon
O, lieve Jezus!"
„Zoudt gjj nu wsl bjj Jezus in den I
willen komen?" vroeg de Pater.
Mbogo keek verwonderd op, als geloofde bjj
zjjne ooren niet, en hjj sprak met wjjtelende
stem: ,0, vader, kan ik dat dan?"
„Zeker, als gjj gedoopt wordt I"
„Wal is dat?"
De Pater verklaarde hem het doopsel, waar
door wjj van zonde gereinigd en tot kinderen
Gods aangenomen worden. Weer flikkerden
Mhogo's oogen en hjj greep bewogen de hand des
priesters.
„Hoe, kan ik een kind Gode worden, vader?"
„Zeker indien gjj alles goloott, wat ik u heb
gezegd. Gelooft gjj, dat dat alles waar is?"
Mbogo bedacht zich niot lang, maar sprak
met grooten nadruk; „Vader, gjj zjjt zoo goed,
wat gjj zegt, moet wel waar zjjn. Maak mjj tot
een kind Gods."
„Hebt gjj ook berouw over al nwezonden?"
Mbogo legde de hand op het hart en sprak
onder tranen: ,0, vader, het doet mjj hier zoo'n
pjjn. Ik ben zoo slecht geweest I"
„Maar nu wilt gjj niet meer slecht zjjn, niet
waar!" Spreek, Mbogo, bemint gjj God van
ganscher harte?"
„Vader," antwoordde Mbogo, „ik had een
vrouw, die ik lief hadzjj is dood. Ik heb kin
deren en heb hen eenmaal llofgohad, maar se
dert drie jaren, sedert ik naar het graf schreid,
is er geun lot mjj gekomen om mjj 'e zeggen
„Vadpr, bier is bananenwjjo, drinkhier is
zont, doe bet in nw etenZoo bleef ik in
mjjne ellende door allen verlaten. Zie eens,
vader," voegde hjj er bjj, op het elleodig af
dakje wjj zend, waaronder bjj lag, „wat een ar
moedige butl Zie eens, hoe weinig ik ben ge
kleed, boe mjjne voeten vergaan I Ik heb niets
meer op deze wereld om lief le hebbeo I" Bjj
deze woorden richtte bjj zich op, met inspan
ning van alle krachten, en zeide: „Vader, zoo
ik God niet bemin, wie moet ik het dan doen