Katholiek Nieuws- en Advertentieblad No. 26. Zaterdag: 24 September 1904. Achttiende Jaargfangf. DE EENBODE voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist. Verschijnt eiken ZATERDAG. TWEEDE BLAD. BINNENLAND. Do Troonrede. Bij de plechtige opening van de zitting der Staten-Generaal op Dinsdag jl. des namiddags te een uur werd door H. M. de Koningin de volgende Troon rede uitgesp-.oken: Mijne Heerenl Wederom ben lk in Uw midden ver schenen, om, ditmaal voor het eerst in deze oud-Grafelijke zaal, de gewone zit ting der Staten-Generaal te openen. Het is My aangenaam te kunnen ver klaren, dat de betrekkingen van Neder land met de buitenlandsche Mogend heden van den meest vrienschappelijken aard bleven. Het door My betreurde uitbreken van den oorlog in Oost-Azië noopte Mij, voor Nederland en voor zijne koloniën en be zittingen in andere werelddeelen, eene verklaring van neutraliteit uit te vaar digen. Zee- en Landmacht gingen voort zich, zoo hier te lande als over zee, op loffe lijke wjjze van haren plicht te kwijten. Het corps burgerlijke ambtenaren gaf, door nauwgezetheid en yver in den dienst, by voortduring reden tot tevredenheid. Met ingenomenheid werd door My onlangs een gedenksteen onthuld ter her innering aan de thans voltrokken schei ding lusschen Maas en Waal, een water staatswerk, waarvan voor de welvaart van Noordbrabant en Gelderland gunstige verwachtingen gekoesterd worden. In weerwil van de groote droogte, die dezen zomer kenmerkte, geeft de toe stand van land- en tuinbouw genoeg zame reden tot voldoening. Niet in eik opzicht bevredigend zyn de uitkomsten van handel en scheepvaart. Die der nij verheid stellen by meer dan één bedrijf, als gevolg van buitenlandsche mede dinging, rechtmatige verwachtingen teleur. De verdere bevestiging van hetgeen lot dusver in Noord-Sumatra verkregen werd, maakte opnieuw niet onbelangrijke vorderingen. Krachtiger optreden in de Gajoe-en Allaslanden kon met het oog hierop niet uitblyven. Dat hierby ook ongewapenden ten offer vielen, wordt, al was het niet te voorkomen, doorMjj betreurd. De bevolking van Java verkeert, dank xy de betere gesteldheid van haar hoofd bedrijf, in iets minder gedrukten toestand. Maatregelen ter verhooging van haar oeconomiscbe kracht blijven niettemin noodzakelijk. De stand der Indische financiën eischt, nevens groote behoed zaamheid by het doen van uitgaven, verruiming van inkomsten. De steeds klimmende eischen aan 's-Ryka. Schatkist gesteld, zonder daar aan geëvenredigde stijging der inkom sten, maken het ten plicht, elke niet dringend noodzakelijke uitgave te ver dagen en op aanvulling der middelen bedacht te zyn. Reeds de behandeling van de wets ontwerpen, die by de Staten-Generaal aanhangig zyn, zal in deze zitting meer dan gewone inspanning vorderen. Op nieuw zal een voorstel tot wyziging en aanvulling van de wet op het Hooger Onderwijs by U inkomen. Onderscheidene ten vorige jare aangekondigde voorstel len van wet zullen U weldra bereiken. Een wetsontwerp ter verzekering tegen invaliditeit en ouderdom zal daaraan worden toegevoegd. Bovendien zal aan de invoering van de Kinderwetten en van de Militaire straf- en tuchtwetten de laatste hand zijn te leggen. Eene wijziging zoo van de regeüag der Naam- looze Vennootschappen als van de Leer plichtwet is in bewerking. Neemt de ta«k der Staten-Generaal, Mijne Heeren, gaandeweg breeder af meting aan, Ik blyf voor de vervulling van die sleeds meer omvattende taak vertrouwen op Uwe voortvarendheid en op Uwe toewyding aan de belangen van het Vaderland. Moge de Almachtige God Zyn zegen op Uwe werkzaamheden doen rusten. Ik verklaar de gewone zitting der Staten-Generaal te zyn geopend. De inhoud der Troonrede kenmerkt Z'ch door soberheid, doch onbelangrijk is ze in geenen deele. Dat de Regecring de behandeling der Tariefwet zal door zetten, staat te verwachten, wjjl de klim mende eischen, aan 's Rijks Schatkist gesteld, dit zeker noodig maken. Het schenkt voldoening, dat de wet op het Hooger Onderwijs, door de vroe gere Eerste Kamer verworpen, opnieuw ter behandeling wordt ingediend. Evenzoo vernemen wij met instemming de toezegging der indiening van de Wet op de Arbeidspensioenen en de her ziening van de Leerplichtwet, terwjjl een wyziging van de regeling der naamlooze vennootschappen door alle by handel en bedrijf betrokkenen met groote in stemming zal vernomen worden. Voeg men hierbij de behandeling der reeds aanhangige wetsontwerpen, dan mag terecht gezegd, dat vandeStaten-Gene- raai meer dan gewone inspanning zal ge vorderd worden. Tweede Soiner. De zitting der Tweede Kamer werd Dinsdag te half vier geopend. De heer Van Alphen presideerde als oudste lid in jaren en richtte een wel komstwoord tot de aanwezige leden. Spr. herinnerde er aan, dal hjj voor de derde maal geroupen is in deze zaal voorloopig den voorzittersstoel in te nemen. Hy uitte den wenich, als tolk der vergadering, een woord van waardeering uit te spreken voor het voorrecht, dat wy genieten, de zitting weder door H. M. onze gehelde Koningin, te zien openen, ditmaal in een door ouderdom eerwaar dig gebouw, voor het doel naar den eisch in orde gebracht. Oud echter of nieuw, waar Oranje woont in de harten van het Nederlandsche Volk, heeft op de waardeering van de persoon Harer Koninklijke Majesteit door Haar getrouwe Staten-Generaal, de plaats van samen treffen geen invloed. Spr. besloot met den wensch, dal de vele arbeid welke der Kamer wacht, moge strekken tot heil van land en volk. (Applaus). Hierna werd overgegaan lot het op maken eener nominatie voor voorzitter. Als eerste candidaat werd gekozen de beer A. E. baron Mackay met 76 stem men. Gekozen werd tot tweeden candidaat de beer Michiels van Verduynen met 77 stemmen en tot derden candidaat jhr. Röell met 79 stemmen. De afdeelingen kozen tot voorzitter, de heeren Lobman, Michiels van Ver duynen, Heemskerk, van Dedum en Bos en tot onder-voorzitter de heeren Nolens, Lucassen, Mutsaers, Kolkman, Smidt. Ten einde de Deputatenvergade- ring der Anti-Rev. party in de gelegen heid te stellen een nieuwen voorzitter van het Centraal-Comité te benoemen, heeft dr. Kuyper zijn ontslag als zoo danig ingezonden, na ruim 26 jaren deze functie te hebben vervuld. Op de Oaleiën. Langzaam stierven in de verle do doffe klokkeloncn weg, die aan du weinige wakenden aankondigden, dut de nacht weldra ten einde zou spoeden. Nog hoerschlc er rust in het woelige Parijs, zelfs in de zoo bevolkte stralen van de voorstad du Temple. Aan het uiteinde van de straat zwenkte juist een reusachtig, onaanzienlijk voer tuig den hoek om. Een jonkman heeft het peinzend nagestaard en nog ver roert hy zich niet, ofschoon roods het geluid der wielen geheel is verdoofd door den afstand. 't Is een jongmensch mei ernstige, mannelijke gelaatstrekken, waarop zelfs een plooi van somberheid niet is te mis kennen. Een blauw boezeroen omgeeft z|jn goed ontwikkelde gestalte. Hij is eea letterzetter, die nachtdienst hoeft ge daan op de drukkerij van een ochtend blad, en zich nu naar huis begeeft. Zjjne moeder zit hem, ondanks het vroege uur, met een vrooljjk gelaal aan de koffietafel te wachten. Niet als gewoonlijk komt hjj onbezorgd binnen, onder het neuriën van een liedje, of met een opgeruimd: ,IIoe gaat het, oudje goed geslapen van nacht V" Hy is kennelijk afgetrokken en de scherpe inoedorblik bemerkt dat spoedig. ,Wat scheelt er aan, mjjn jongen? Is er iels onaangenaams voorgevallen .Och neon, moeder I" .Maar hoe ben je dan zoo stil, zoo geheel anders dan gewoonlijk?" „Om geen bepaalde reden, moedertje. Ik weet niet een sombere indruk maar 'l is niets 'lis alweer overl Eu om zijne moeder gerust te stellen, trachtte hij Ie glimlachen, doch de vrouw wilde meer weten en vervolgde: .Is zoo iets dan in staat om je treurig te stemmen En dat alles om een ake- ligen indruk, zeg je Ja moeder, anders niets, 't Is nu reeds de derde maal sedert ik 's nachts werk, dal ik by mijn thuiskomst die kar ont moet, met het vreeseljjk opschrill.ver oordeelden voor de galeiën." En telkens als ik dien wagen zie gruw ik er van. Nog hoor ik de ruwe taal dier veroor deelden, nog sidder ik, als ik dien ver* wcnschtcn gevangenbewaarder met zyn slok z'ie beuken op de lichamen dier ongelukkigen, roepende.Stil, vee, of ik sla er de brokken af!" En dan dat vreeselyke gillen I 'I Is afschuwelijk. Moeder ik kan 't niet helpen, maar als ik de gevangenis voorbij ga, dan denk ik wel eensHier worden de menschen gestralt, maar toch niet zoo mishandeld. Zelfs de guillotine doet my nog denken aan menschelijke barmhartigheid, als ik haar vergelijk met dien wagen op weg naar de galeiën van Toulon! O, 'lis.... maar, m(jn God, moederI wat deert ui'' Indi-rdaad, zij was doodsbleek gewor den, maar met ongemecne zelfbehecr- sching stond zy op en zeide: .Ik sliep van nacht niet al te wel en uw verhaal heeft mij wat zenuwachtig gemaakt. Maar 't is alweer over. Ik ga naar de groenteninarkt ga jjj maar slapen, want je zult wel vermoeid zjjn." Met koortsige haast snelde zij de deur uit, en rustte niet, vóór zij de naast- bijzijnde kerk bereikt had. Voor het beeld der Moedermaagd wierp zij zich neder en snikkend stamelde zij: ,0 gij, die ook weet wat moedersmart is, heb medelijden I Laat mjjn kind nooit weten, wat zijn vader misdeed. Heer in den Hemel, die kar, die vreeselijke galei wagen een onbestemd gevoel zegt het my, dat die hem eenmaal een ver schrikkelijke waarheid zal openbaren." Allred hoeft zyn vader nooit gekend. Hij wist niet beter, dan dat hij de eenige zoon eener weduwe was, voor wie hy te zorgen had. 't Was nog in het begin der vorige eeuw. Er is sedert gelukkig veel veranderd. Ook het barbaarsche gebruik, om de tot de galeiën veroordeelden op een groote, open kar de lange en moeilijke reis naar Toulon te laten doen. Die reis al leen was reeds eene zware straf. De ongelukkigen lagen daar opeengestapeld, als slachtvee, blootgesteld aan de ruw heid van elkanders gezelschap, ten prooi aan de mishandelingen hunner bewakers. Menigeen bezwoek dan ook onderweg menigeen werd door een benauwden doud aan een vernederd leven ontrukt. Hel jaar 183U bekleedt een zeer voor name plaats in do Fransche geschiedenis. Menig jongeling werd toen opgeroepen, helzy om do inwendige rust te bewaren of om den overmoed der Algerijnen te straffen. Ook de schrandere letterzetter Delourine moest de wapenen opvatten en de espeditie naar Algiers inedemitken. Dat hji eenige zoon eener weduwe was, daarop werd niet gelet. Gelukkig had hij nog eenige spaarduitjes, die zijn moeder tegen dadelijk gebrek beveiligden, De krijgsverrichtingen op Alrika's noord kust duurden kort en bestonden hoofd zakelijk in bloedige schermutselingen. Gedurig werden tie legerplaatsen der Franschen overrompeld door benden Bi - douïnen, die zich verlustigden in de vlam men der aangestoken lonten. Wonderen van dapperheid werden van beide ïjjden verricht en Alfred was mot hart en ziel soldaat geworden, sinds do sergeants strepen zyn rok versierden. By een verkenningstocht had zjjn kom- pagnie het ongeluk in een hinderlaag te vallen. Vóór zy den tijd had geregeld vuur te geven, waren reeds du coinnmn- 'leerende ofüciur en de helft der man schappen door du Algerynsclie kogels Met opgeheven sabel en vlammend oog snelde de kloeke sergeant vooruil. Zijn moed en zyn beleid wakkerden allon aan tol buitengewone krachtsinspanning, en onder zyne aanvoering ontkwam liet overschot een anders wlason ondergang. Als belooning werd Delourmo tol officier benoemd. Eenige jaren verliepen. Alfred's moeder leiddu door de zorg van haar zoon, die inmiddels kapitein was geworden, een onbekommerd leven. Zonderling spel van het noodlot; de man, die als jonge ling zoozeer had gepeinsd over hel af schuwelijke der galeistral, werd thans aangesteld tot commandant van du vesting Toulon en levens belast met het opzicht over die gevangenis. Hij berustte in deze aanstelling, Allereerst uit plichtsbesef en vervolgens in de hoop, dal hy misschien iets zou kunnen doen om het lot dur ongelukkige veroordeelden te verzachten. Op zekeren avond, een dag na zyn aankomst te Toulon, stond hy aari liet strand der Middellandschc Zee. De schit terende schijf der zon naderde meer en meer den horizon alles stemde tot vrede. Hat oog van den kapitein ruitte op een oud man, in de kleeding der veroordeel den, wien do groene muls deed kennen als voor levenslang dorwaarts gezonden. Het oog van dien oude staarde wee moedig langs den waterspiegel niet zoo veel heimwee, dat de kapitein aanstonds besloot hem eens nader te loeren kennen. Hy wenkte hem tol zich. „Zeg eens hoe heet je en waar kom je van daan ,Hoe ik heet kapitein en een pyn- lyke trek vloog over het gelaat van den oude. „Ocb, ik bid u, vraag my dat niet; No. 214 levenslang, dat is myn naam, myn beroep, myn toekomst, alles I God geve, dat plaats No. 214 spoedig open moge vallen I" .Waarlijk, ik vraag je dat niet uit nieuwsgierigheid. Ik heb innig deernis met je, en ik geloof, dat er iets meer in je huist, dan in de dieriyke wezens, die thans en voor altyd je makkers zyn. Niet waar jy bent ook eenmaal een ander mensch geweest en hebt het ge luk der onschuld gekend?" „Geluk I ja waaruchlig kapitein, ik was gelukkig, met myn lieve vrouwen mjjn aardigen kleinen jongen I Mocht ik ze nog eenmaal terug zien, en dan sterven. Sedert de 35 jiar, die ik nu hier op de galeiën ben, is er nog geen dag voor- bygegaan, waarop ik niet de namen van inyn Malhilde en van onzen zoon Alfred heb gezegend En loch is het om hen, dat ik een boef werd." Een novel schoot voor de oogen van den officier. .Ga voorl, sprak hjj hijgend, .ga voort, vertel mjj alios I" „Vroeger was No. 214 een l'arjjzenaar, thans behoort hij aan de galeien, Vroeger was hy arm, maar Mathllde had my lief en wat wentelde ik meer? lk heb de veldslagen in Egypte en Italië medegemaakt. Maar luier toen de kleine korporaal naar St. Helena geraakt was, moesten zyn soldaten muar zien, dat ze aan den kost kwamen. Ik kerule geen ambacht. Ik verdiende eenige stuivers np straat en als Mathilde soms zeido .Man, ik heb niets meer I" dan lloot ik een soldatenliedje, en voelde geen honger. Aldus had ik twee jaar met myn vrouwtje geleefd, loen do tjjd kwam, dat ik voor drie den kost moest zookon. Ik govooldo mjj zoo gelukkigMaar ik wat arm, on 'I was koud nu man- netje, zei ik, je zult in 't leven biyven. Dal do vader honger heeft, dat kan, maar de moeder en het kind, kjjk dat is wat ander», Maar 't ging zoogemak- kclyk niet, en du nood drong. Ik ducht, nis hut kind geen verzorging heeft, dun sterft hut: als ik niets voor hem heb, dan ben ik een moordenaar van myn eigen jongen. Gy begrijpt, kapitein, ik wns arm, ik kon niets verdienen kortom de jury zou me wol vrjjspreken ik deed hol alleen om mjjn kind te redden enik werd een dief - liever dan een moordenaar, Ik weet wel, ik beging een misdaad maar, myn God, kapitein, mijn vrouw en kind had den geen brood. Ik werd gcarrestoerd, schuldig verklaard aan diefstal met in braak ik had een ruit stuk geslagen voor 7 jaar naar de gevangenis. Naarinutu de oudu zyn verhaal ver volgde, werd zjjn oog meer en meer vochtig. Hjj vermande zich evenwel en vervolgde .Zeven jaar in de gevange nis, zonder nijjn vrouw en kind gezien lo hebban, kjjk kapitein, men zou geen mensch moeien wezen om zoo iets te kunnen uithouden. Neon, dat ging niet ik moest er uit en wilde myn vrouw en kind omhelzen. Maar ik was niet geluk kig, kapitein I l'as wus ik uitgebroken, of ik werd achterhaald. Ik had ongclyk met weg te loopen, maar ik waa toch vader, nietwaar? Ik verdedigde me, ik gaf met mjjn breekwerktuig, dal ik mee genomen hud, con slag, maar ik was niet bestand tegen die vyf gewapende schildwachten. Ik werd toen wal beter vastgeklonken, en vijf weken later reed Bapliste Delourine als geleibouf Parys uit op oen open kar, levenslang naar Toulon, voor uitbraak en poging tol moord op zyn bewakerson by God, kapitein ik had een oeriyk hart, maar ik hield wat veel van myn vrouw en van mj)n kind." Een doordringende kreet van ontzet- ling, meer niets! Diepe stilte heerschte bij die kaline zee en slechts I rage stralen van dc bijna weggezonken schyt aan den gezichteinder waren getuigen van het aandoenlijk tooneel, dat volgde. Daar lagen de kommandanl van de ga leiën en No. 214 de galeiboef in elkanders armen, beiden een oogenblik hun maat schappelijke verhouding vergetende. Niets werd vernomen dan de afgebroken woor den „Vader! gy hier en datommy?" .Alfred, myn zoon is 't inogeljjk O God, dan is no. 214 niet meer onge lukkig I" Den volgenden dag zond kapitein Delourmo een verzoekschrift aan koning Louis Philippe, waarin hy in vurigo be woordingen zyn toestand en dien zyns vaders schetste. Hy vermeldde al de om standigheden, die dezen man tot een dief hadden gemaakt, en verzocht ten slotte, dat het den Koning mocht be hagen de straf van den schuldige te verlichten. Nadat nauwkeurige berichten waren ingewonnen omtrent hel gedrag van 214, schonk de Koning den ongelukkige ten volle genade en de kommandanl der galeiën had het geluk, zyn vader in do armen züner moeder terug te voeren.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1904 | | pagina 5