DE EEMBODE. eblad No. 3. Zaterdag 15 April 1905. Negentiende Jaargang. DE EEMBODE BIJVOEGSEL. Zaterdag 8 April 1905. Vergolden - Moeder Boutin drukte zenuwachtig bet eenvoudige administratieve papiertje, dat haar.in koude woorden den dood van haar jongen meldde, tusschenhaar vingers en herhaalde met droevige stem „Waarom hebben zij mij.i armen Jean gedood? Ik heb die Malgachen toch nooit kwaad toegewenscht.... O, die>er- vloekte oorlog." „Ja, de.oorlog is een vreeselijke zaak," zei mijn oom Anselmus, „en naar mijn meening moest die alleen, gevoerd worden door mannen, die, buiten het maat schappelijk leven staande zonder bloed verwanten "of vrienden, de vreeselijke wonden van het bloedend bart niet zouden kennen...." „Maar, oom, de moed is toch niet het erfdeel van een enkele klas van burgers...." „Ik spreek niet van moedNeen, ik spreek van den militairen geest, van den strijd, dien de man heeft te voeren in tegenstelling met soldaten van_beroep... Menschen, zooals gij en ik, die plotse ling worden ontrukt aan hun familie kring en die, door de onverbiddelijke noodzakelijkheid gedwongen, alles moeten verlaten, _wat hun dierbaar is." „Maar," oom, gij hebt,toch den oorlog van '70 meegemaakt en toen toch uw plicht gedaan, ja meer dan uw plicht." „Welnu! er >ijn dagen, waarop ik dit zou willen betreurenIndien ik arme moeders zie, zooals die nu zoo juist.... als ik denk, dat ook ik...." Hij hield op, ik wachtte belangstel lend. „Ik zal u .die geschiedenis verhalen," hernam mijn oom, „het is niet kwaad, aan de jongeren die zijde van den oorlog te laten zien..... Gij hebt hein nog maar alleen gezien in de groote manoeuvres, waar zoovelen gedood en gewond wor den, terwijl er geen doode valtGij zijt dapper als alle Franschen, gij neemt vroolijk de verplichting op u voor .'acht en twintig dagen uw vrouw, uw kleinen en uw zaken te verlaten, om den ransel op den rug te nemen. Dat is reeds iets, maar niet alles IHet lichaam har den is 'niet het moeilijkste!... Luister: In 1870 was ik zoo van jiw leeftijd, ik had mijn!studies in de rechten vol tooid, en ofschoon bestemd voor een vreedzame loopbaan,- nam ik, toch van ganscher harte het geweer op bij de eerste oproering van het bedreigde vader land. Mijn eerste campagne was niet van langen duurgevangen genomen bij de overgave van Sedan werd ik naar Maagdenburg getransporteerd. Deze tocht door het vijandelijke land, niet als veroveraar maar als overwonnene begeleid door onbeschofte soldaten en te midden van een vijandeliike bevolking, was in het byzonder pjjnl i Ik was in dien tijd niet sterk van gestel en ik benijdde het goede humeur van mijn makkers,'voor het meerendeel oude vuur vreters, die zich weinig bekommerden om de Duitschers, die onsspottend aankeken, terwijl zij hun porseleinen pijpen rookten. Door de koorts aangetast, kon ik mijn makkers nauwelijks volgen en op zekeren dag hoorde ik een medelijdend vrouwtje tot een onzer hardvochtige begeleiders zeggen„Die daar komt nooit levend aan!" waarop de Germaan de schouders ophaalde. In het algemeen hadden de vrouwen medelijden met onze ellende, en brachten ons vruchten, wijn, bouillon, sigaren en soms kwam een woord van innig mede lijden ons moed geven door ons aan onze moeders en zusters te herinneren. Alle vrouwen haten den oorlog en zij hebben gelijk. Op een avond na een nog langeren marsch dan gewoonlijk, had ik mij uil- geput in een sloot laten vallen, en den dood afwachtend bleef ik ongevoelig voor de kleine versnaperingen, die de goede vrouwen van het dorp onder onze kameraden verdeelden. Plotseling riep een barer met ontroer de stem uit: „Wat lijkt hij op mijn Wilhelm!" Wilhelm was haar zoon, en ik geleek op hem. En bij de gedachte, hem in eenzelfden toestand te zien, kwamen tranen in de oogen der moeder. Zij sprak mij met goedheid aan, maar ik bleef doof voor haar vriendelijke woorden, ongevoelig voor haar vertroos tingen. Zij drong moeder-teedcrlijk aan, denkend aan haar zoon, en bracht mij den naam mijner moeder in herinnering. Eindelijk boog zij zich tot mijn oor en fluisterde: „Wilt gij.... wilt gij haar niet terugzien, niet trachten haar weer te zien?" Ditmaal sidderde ik en richtte mij plotse ling op. „Verroer je niet," hernam zij fluiste rend. „Men weet, dal gij zóó zwak zijt, dat men niet eens meer op u letlaat uw kapot op uw plaats liggen en kruip door de sloot tot het huis met de groene blinden, dat gij ginds aan den weg bij dat kleine bosch zietik zal u daar wach ten En zich verwijderend, zei ze onver schillig tot den sergeant: „Die arme jongen is er erg aan toe. Maar thans niet meer! Ik was niet meer ziek! Ik had de krachten met de hoop weergekregen.. Denk eens aan! Niet meer die sombere Pruisische vesting, dia wij al meer en meer naderden, voor oogen hebben, maar vrij zijn, vrij naar mijn land, naar mijn moeder terugkeeren!.. Voor zulk een doel had ik nog wel honderd mijlen kunnen loopen De goede oude vrouw had de juiste snaar weten te treffen om zelf een lijk te galvaniseeren.. O, moederharten, gij zijt alle dezelfde aan beide kanten van den Rijn! Alles slaagde naar wensch, een dichte mist beschermde mijn vlucht en ik be reikte weldra de woning der oude dame, die my wachtte en spoedig liet binnen treden. Het was een nederige woning, maar alles kraakzindelijk. In alle vertrekken hing het portret van een jongen man van mijn leeftijd in verschillende voor stellingen als student van Heidelberg met de kleine pet op en een lagen degen op zij, als vreedzaam wandelaar met strooien hued op, zijn goede moeder aan den arm, en eindelijk als soldaat der Landweer, met den punthelm op, die niets bij zijn lachend gezicht paste. „Dat is mijn zoon," zei de moeder trotsch, „hij zou reeds professor aan de universiteit geweest zyn zonder dien vreeselijken oorlog... Maar als God hem ons weer teruggeeft... Dat is alles wat ik vraag 1" Zij had de meid weggezonden en bracht mij zelf naar de kamer van den afwezige, wiens kleeren zij mij gaf. Daarna, goed verstrekt, voorzien van geld en eenig proviand, leidde zij mij door een achterdeur naar hel bosch, wees mij den weg en nam toen afscheid van mij. En toen ik haar naam vroeg zei zij „lk ben een moeder zooals er zoovelen bij u zijn... Moge een harcr voor myn zoon doen, wat ik voor u doe Daar ik het Duitsch machtig was, bereikte ik gemakkelijk de grens, en voegde mij bij hel korps van Chanzy. De oorlog duurde voort, ik streed na tuurlijk weer mee, zonder de goede oude vrouw daarginds te vergeten, die nog steeds van haar zoon beroofd was gelijk ik het was van rnijn moeder- Op een avond kreeg onze compagnie bevel, eenigc Pruisen, die zich- in een houtsvesterswoning genesteld hadden, te verdrijven. Het was schemerdonker, een lichte, mist omhulde het veldwij naderden langzaam en voorzichtig, om den vijand te verrassen. Door een sloot kruipend bemerkte ik tusschen de boomen door het huis met de groene blinden, vreed zaam en stil even als de andere. Plotseling stormden wij, op bevel van den kapitein, naar het huis en de deuren en vensters oprukkend, overvielen wij de Pruisen, die bezig waren met lezen, schrijven en rooken. Zij trachtten tevergeefs weerstand te biedenin eenige munuten waren allen op de vlucht of dood- Onder deze laatsten had een een pen in de handmijn bajonet had hem de borst doorboord. „Hij heeft den tijd niet gehad om zijn epistel af te makenzei een Parijzenaar lachend. Ik wierp werktuigelijk een blik op den onderbroken brief... gk, Hilversum, Hoogland, ■ertentifn moeien niterljjk Vrijdagavond a het bureau bezorgd zijn. sthouder Visser vraagt den heer Jorisscn zijn voorstel In te trekken doch merkt op, dat liet kookoiulerwijs vcol duurder wordt. Do heer Jorissen wil zijn voorstel wel Intrekken eu ook wol hot kookonderwijs togen 7 stommen (vóór dozolfdo heoren). Do heer Jorissen stelt voor, in sub. d. voor „door B. en W." te lezen„door den Raad". Mr. Hej-ligers acht dit een bewijs van wantrouwen tegenover B. en W. Het voorstcl-Jorlssen wordt verworpen met 10 togen li stemmen (voordo hoeren Klebor, Plomp, Hamers, Van Kalken, Veis Hoyu en de voorsteller.) Het voorstel van B. en W. wordt hierna aangenomen met 9 tegen 7 stemmen (tegen de hoeren: Van Kalken,Veisilcyn,Jorissen, Kteher, Plomp, Hamers en Wethouder Visser) Hierop word de vergadering gesloten. Het slot van deze minder verkwikkelijke historie is, dat vijf raadsleden, nl. de heerenA. A. Hamers, J. Ger. Kleber, C. J. Plomp, J. W. Jorissen en N. Veis Heyn, het brutale drijven in den Raad moede, als zoodanig ontslag hebben ge nomen. Dit moet ten zeerste betreurd worden. Wel kunnen wij ons zeer goed voorstellen, dat de wijze van handelen in onzen Gemeenteraad een rechtgeaard ge moed tegen de borst moet stuiten. Als o.a. een man als de beer Plomp, een speciali teit in zake belastingen, met cijfers en feiten aantoont, dat de bedenkelijke staat onzer gemeente-financiën volstrekt niet gedoogt weeldc-uitgaven te doen, zooals met hel verleenen van subsidie aan een „Industrie- en Huishoudschool' geschiedt, als zoo 'n man, die met eerlijk gemoed en erkende bekwaamheid voor de be langen der belasting-betalende burgerij opkomt, als een nulliteit terzijde wordt geduwd, dan moet er verbittering ont staan en komen van zelf de belangen der burgerij in 't gedrang. Maar de belangen der burgerij, door ontslagneming aan de grillen en luimen eener zwakke en wisselvallige meerderheid in den Raad over te laten, achten wij bedenkelijk. Mannen, zooals nu als raadsleden be dankt hebben, zjjn in één woord in onzen Gemeenteraad onmisbaar. Nu de be lastingdruk steeds moeilijker gedragen wordt, is het allernoodzakelijkst, dat er in dit lichaam mannen zetelen, die iedere noodelooze uitgave met kracht bestrijden tot er eindelijk een geest wakker wordt, die ons voor verdere verkwisting onzer gemeente-financiën behoedt. Gelukkig intusschen, dat het laatste woord in dit geding nog moet gesproken worden hui «a owe godsdienatige principes. Went ik ,u °"rtnigd, dat er sleehts een kleinigheid ooodig wes. om bet vernie weg Ie uemeo, door de beslommeringen des levens eu een one tpfjjke omgeving op uwe ziel gedrukt." Meriot verborg zgo gelaat in de handen; bet rotevaste vertrouwen zgns vriends trof hem even diep als de omstandigheid, det deze edele mensch van zijn eigen beklagenewaerdigen toestand geen woord sprak, maar geheel ver vuld wie met zorg voor zyn tot na toe ontrou wen vriend en slechten soon der kerk. „Na," sprak pater Qonzaga, „ben ik zeer verhengd en zie haast blijde mgn afsterven tegemoet, nn ik n weer heb gezien en de over tuiging mede in 't grai mag nemen, dat mijn vriend Engine in de toekomel geen vjjand. onzen vijanden ons treffen, zoudt kannen lenigen." Heriot sprong op en zjjne oogen fonkelden. „Waerljjkriep bjj uit, „dat is een groot- sche gedachte, Jeannotl Wel acht ik mjj veel te gering, een werktuig in Gods band te zijn maar ik zal tenminste beproeven, door ijverig werkzaam te zjjn io den door n aangednideo sin eenigszios weer goed te maken, wat Ik tegen God en de Kerk misdaan heb." Harteiyk drukte pater Gouzaga zijn vriend de hand. „Zoo hoor ik n gaarne spreken, Engine Nn zijl ge weer geheel de oude I Beiden begonnen nn te praten ea ie verhalen Diep geroerd boog Heriot zich over de rech terband van zijn vriend, en raakte die even met zijn lippen aan. „Gelukkige I" sprak bjj levendig tot zgn vriend,, gelukkig, oieltegenataaude uw Ijjdeo! Gjj toch hebt alle aardsche beslommering van u afgezet en geniet thans reeds den vrede, welken de wereld niet geven kan, en die hier korenen Gods. Hoe geheel anders ziel hel er in mjjn binnenste nit! Wereld en eer gingen bjj my boven geloof eo Kerkja, ik zonk zelf zoo diep, dat ik vervolgde, wat mg zoo dierbaar en heilig was, zoodat ik omwille der wereld myn heiligen godsdienst verwaarloosde." Ea als aan ago biechtvader deelde Heriot zgn vriend zyn afval uitvoerig mede, ayu steeds leo; aan vele ordesgeestelgken schonk bg ver lichting in hun toestand als uitgebanneneo of verzachting der ergerljjke maatregelen bij hunne uitzetting. Vooral bijzonder yverig toonde hjj zich bg de beacherming der onschuldig vervolgde paters na den dood van zyn dierbaren vriend, dien bg in de laatste dagen van zgn ziekte eiken avond bezocht en hem gelukkig maakte met de tastbare hewgzeu van zjjn bekeering. Pater Gonzaga mocht sterven in zgn ge- lietd k n zgn o vriend, zyn laatste woord was den Heiland om genadige opoame in den hemel en zyn laatste blik gold zgn vriend. Intusschen ...u den ellendigeo aanhangers der tegen de Kerk vgaudiga regeering en ook der regeering zelf de ommekeer in Heriots ziens- wgze niet langer verborgen blgven. Eerst gingen na en bespiedden zyoe wegen daarna, !oen er geen twgfel meer overbleef over zgn bedoeliogeo, vielen zij, als een troep hooden op een edel wild, op hem aan. Z(j noemden hem een af valligen „priesterknecht", wien thans de fabel tjes der Kerk weer meer golden dan ootwikke- ling en wetenschap; die weder gemeene zaak maakte met do ergste vyanden van den Staat, en met wild gelier vorderden zy zgn ont- kalm zgn e. gen werd. Hg keerde oaar zyn geboorteplaats terug, om weer advokiat te worden. Als zoodanig was hg een even degelgk als moedig voorvechter van de rechten der Kerk en hare getrouwe bedienarenzelf bleef bg een gehoorzaam en offervaardig dienaar van zyoeo godsdienst, Den laster der kerkhaters liet bjj lachend over zich heengaan, als eene slraf voor zijn vroegere afdwalingen van de heilige Kerk: by was en bleef voortaan een voorlichting en steunpilaar der Kerk, niet alleen in zgn eigen geboorteland, Bretagne, maar ook in geheel Eraokrgk. De nagedachtenis zgns vriends was betn steeds heilig, ja zells een soort van talisman op zgn levenspad.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1905 | | pagina 5