Katholiek Nieuws= en Advertentieblad No. 52. Zaterdag 30 Maart 1907. Twintigste Jaargang. BE EEIIOOE voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist. Verschijnt eiken ZATERDAG. Franco per post Afzonderlijke nummers. f 0,40 f 0,05 Bureau: Langegracht 13, Amersfoort. Uitgave van de Vereeniging De Eembode. Prijs der Advortenliën Van 1 tot 6 regelsf 0.30 Voor iederen regel meerf 0.05 Dit nummer bestaat uit twee bladen EERSTE BLAD. PASCHEN. Welk een ontzagwekkende tegen stelling bestaat er tusschen Goeden Vrijdag en den Paaschmorgen I Hoe schijnbaar tegenstrijdig zijn beider ge heimen Op den eersten dag het ge heim der diepste vernedering en onnoembaar lijden, op den tweeden 't geheim van eindeloozc verhetfing en glorieHet hooger, geheimzinnig verband tusschen beide geheimen wordt door de wereld, het rijk van den vorst der duisternissen, niet begrepen, wordt slechts begrepen door hen, die Christus waarlijk huldigen als hun Aanvoerder en Koning. Want Koning was Hij van eeuwig heid als Zoon Gods; als Zoon des menschen moest Hij het worden langs den weg des tijdens. Zelf betuigt Hij dit na Zijne Verrijzenis: „Moest de Christus dit alles niet lijden en zoo ingaan in Zijne heerlijkheid Daartoe moesten Jood en Heiden medewerken. Het Koningschap moest Zijne beschul diging worden, de titel Zijner veroor deeling, het voorwerp der laagste ver guizing en bespotting. Getuige de rietstaf in Zijne handen, de kniebuiging en de begroeting der vijanden als koning der Joden! Getuige de spot mantel om Zijn lichaam, de doornen kroon op Zijn hoofd, het kruis op Zijne schouders, de titel door Pilatus in drie talen geschreven en boven Zijn hoofd aan het kruis bevestigd, dit alles heeft saamgewerkt om zich Zijn Rijk te veroveren, om Hem op te voeren door den stroom des lijdens en der diepste vernedering tot het Koningschap van eindelooze glorie. De vijanden keeren van den Calvarie berg huiswaarts en wanen Christus Koningschap aan hetkruisderverguizing en bespotting prijsgegeven en in Zijn dood vernietigd. Maar toch zijn ze niet gerust. Zij herinneren zich het woord door Hem gesproken„Ten der den dage zal ik verrijzen." Zij vragen en verkrijgen van den Romeinschen Land voogd de volmacht het graf te ver zegelen, en door wachters te bewaken. Thans zijn zij gerust, en overtuigd door zelfverblinding, dat Zijn woord ten schande worden zal en hun werk zal zijn voltooid. Wondervolle beschikking Gods! In zijn hand hebben Jood en Heiden saamgewerkt Hem te dompelen in den afgrond der zelfvernietiging. Hij roept hen op om het schitterendst be wijs voor de geschiedenis te leveren van Zijne verheffing en glorie. De profeet had reeds voorspeld, dat Zijn graf glorievol zijn zoude. Het teeken van Jonas zal worden gegeven, de graankorrel in den schoot der aarde neergelegd, zal ontkiemen, uit den dood het leven opbloeien. Het plechtig uur der zegepraal is gekomen. De ziel keert uit 't voorgeborchte weder, dringt door tot in de grafstede, stort zich uit in het doodc lichaam en de Doode wordt levend, verrijst, dringt door de steenen gewelven opwaarts en vertoont zich van glorie stralend boven het graf tot schrik en ontzetting der wachters, tot ontstel tenis en beschaming Zijner vijanden. Voor ieder, die zien wil, wordt bewaar heid het woord tot Pilatus gesproken: „Rex sum ego": Hij verrijst als de Koning van leven en dood. De weg der eindelooze vernedering v rd voor den Zoon des menschen de weg tot eindelooze verheffing en heerlijkheid. De boeien zijn verbroken, de Gevangene geniet de vrijheid Gods. De beschuldiging, dat hij zich tot Koning maakte, is de loibazuin geworden, waarmede men Hem over de aarde na negentien eeuwen huldigt. De riet- stok in zijne handen is omgeschapen in den schepter des heelals, de be spottende kniebuiging zijner vijanden in de aanbidding der Engelen, de ver guizende groet als Koning der Joden in den alles overtreffenden titel als Koning aller volkeren, aller eeuwen, als Koning der Engelen. De spot mantel, waarin Hcrodes den Dwaze hulde, is veranderd in het lichtkleed goddelijke glorie, de doornen kroon in de kroon van 't eeuwig koning schap, het kruis op Zijne schouders is geworden zijn heerschappij voor tijd en eeuwigheid. Het kruis, waaraan Hij als slaaf stierf, verheft zich na negentien eeuwen hoog in de lucht op onze torenspitsen om Hem te hul digen als Koning van Hemel en aarde, 't is geworden het vorstelijke teeken op de kronen van keizers en koningen, het sieraad op de borst van geadeldcn en geridderden. Meer nog: met dit teeken zal Hij eenmaal als Koning op de wolken des hemels verschijnen met groote macht en heerlijkheid en het kruis zal eenmaal de scheiding brengen, het vonnis over de menschheid vellen van eeuwigen dood of eeuwig leven. Tegelijk heeft Christus zich een rijk verworven, 't Godsrijk op aarde, Zijne Kerk. Het is het Rijk door den ziener van Patmos beschreven als het nieuw Jerusalem van God uit den hemel nederdalend, als bruid voor haren Brui degom getooid. Als Koning zetelt Hij op den kruin van Sions berg, vandaar verkondigt Hij Zijne wet. De heerlijke beloften des Vaders zijn vervuld„de Heidenen zijn Zijn erfdeel geworden en de uiteinden der aarde Zijne bezit ting. Hier heerscht Hij als de Koning der liefde. Zijne onderdanen verheft Hij tot kinderen Gods, tot broeders en mede erfgenamen van Zijn Rijk, Hij maakt hen tof een uitverkoren, priester lijk, koninklijk volk. Zijn Rijk is voor eeuwig gegrondvest, Zijne Kerk ge bouwd [op de onvergankelijke steenrots, waartegen de poorten der hel niets vermogen. Hij, die de wereld heeft overwonnen, den duivel heeft buiten geworpen, openbaart op schitterende wijze in de zwakheid Zijner Bruid Zijne kracht. Met Zijn allesbeheer- schende kracht voert Hij Haar, de Zwakke, de eeuwen door strijdend, immer tot overwinning en zegepraal en Hij zal Haar zegevierend voeren tot de voleinding der eeuwen. Op dezen grooten dag zal de Koning, met groote macht en heerlijkheid ver schijnend, Zijn zegepraal voltooien ook in de Zijnen. Op Zijn bevel zullen hunne lichamen met de zielen ver- eenigd in schitterende glorie verrijzen. Hij, de Verrijzenis en het Leven, zal ook in Zijne ledematen vervullen, wat geschreven staat„Verslonden is de dood in zegepraal." En na Zijne vij anden te hebben vernederd tot een scabel Zijner voeten stijgt hij opwaarts, gevolgd door de millioenen van Engelen en Heiligen, doet als Overwinnaar Zijn zegevierenden intocht in het hemelsch Jerusalem, bestijgt als de Koning der Koningen, als de Heer der heerscharen Zijn goddelijken troon, om daar ecuwig het Rijk van eindelooze glorie te aan vaarden. BUITENLAND. Raadselachtige ongelukken hebben in den laatsten tijd met de Fransche marine plaats gehad. Uit Toulon wordt nu weer gemeld, dat het slagschip „CharlesMar tel", van de Middeilandsche Zeevloot gedurende de oefeningsvaart plotseling een lek kreeg, waarvan de oorzaak nog niet vastgesteld kon worden. Onder de manschappen ontstond door dit onver klaarbare voorval een oogenblik een paniek. Het slagschip keerde onmid dellijk naar de haven van Toulon terug. Een ander nog onopgelost voorval greep plaats aan boord van het stoom schip „Bonnereine," te Marseille. Dit schip, dat in Engeland gebouwd was, lag in de haven, toen een der man schappen plotseling in het kielruim twee bommen vond. Vroeger had het schip dienst gedaan tusschen Engeland en Rusland, zoodat de bommen mis schien nog „souvenirs" zijn van hoeveelheid bommen, door Engeland aan de Russische revolutionnairen ge leverd. Op bevel der politie werden de bommen in zee geworpen. Daarna werd het schip afgezonderden builende haven geankerd, terwijl een artillerie-officier en eenigc artilleristen zich aan boord begaven, om een onderzoek in te stel len. De commissie van onderzoek naar de papieren van Mgr. Montagnini heeft gekozen tot haar voorzitter Pelletan, tot rapporteur Bourley. De „Osservatore Romano" bevat over die papieren een belangrijk artikel, en haar conclusie is, dat het Vaticaan ge rust kan zijn over de publicatie. Deze zal slechts er toe kunnen bijdragen, om de politieke zeden van onze regeerende iinen in diserediet te brengen en feiten helpen in 't licht stellen, waar voor de H. Stoel zich heelemaal niet igerust behoeft te maken. De heele publicatie kan slechts die- n om te bewijzen, dat de H. Stoel zijn plicht nauwkeurig en stipt vervuld heeft, een plicht, die hem oplegt de levensbelangen der hiërarchie, van den eeredienst, van den godsdienst.de be langen van de groote Katholieke familie te behartigen en te beschermen zonder onderscheid van taal, land of ras. Het stoffelijk overschot van wijlen Z. H. Paus Leo XIII zal in begin April na de Paaschfeesten naar de basiliek van St. Jan van Lateranen overge bracht en daar plechtig bijgezet worden. Volgens de „Osservatore Romano" heeft er den 15en April een Consistorie plaats, waarin Z. H. de Paus de vacante bisschopszetels zal bezetten en tot 't purper zal verheffen den patriarch van Venetië, Mgr. CavallariMgr. Rinaldini, nuntius te MadridMgr. Lorenzelli, vroeger nuntius te Parijs en thans aartsbisschop van Lucca; Mgr. Maffi, aartsbisschop van Pisa, die als Curie kardinaal naar Rome komtMgr. Mer- cier, aartsbisschop van Mechelen en Mgr. Lualdi, bisschop van Palermo. De Italië deelt mede, dat gedurende zijn verblijf te Rome de Russische staatsraad von Martens een onderhoud heeft gehad met den Japanschen zaak gelastigde Kusakabe. Het blad meent te weten, dat de heer Kusakabe uit naam van den Keizer van Japan de verklaring heeft afgelegd, dat dit Rijk instemde met het program derHaagsche conferentie. Wat de quaestie van de beperking der bewapeningen betreft, FEUILLETON. De zwarte Vorst. Een varbaai uit dei Rassisch-Japaanscben oor t) Het was in 't begin van den oorlog, tegen 't einde van Maart 1904. Om een ar moedig Koreaansch dorp, uit lecmen hutten en paalwoningen opgebouwd, lagen eenigc sotnien Kozakken. Zij hadden bevel gekregen voeling Ie houden mei de uit Seoel oprukkende Japanners, den vijand door aanhoudende aan vallen af te matten, steeds op de hoogte te blijven van hun plannen en sterkte, en daar over rapport uil te brengen aan het Russische hoofdkwartier. In voortdurende schermutseling met de Japansche ruiterij waren zij tot aan de Yaloc-rivicr teruggedrongenhier lagen zij eenigen tijd in rust, terwijl de Japansche generaal Kocroki mei zijn hoofdmacht te Phong-jang was gebleven, daar hij vermeerde ring van troepen verwachtte. Juist maakte de bevelhebber van dit Kozakken-regiment zijn rapport, toen een van de veldwacht tcrugkccrcnd officier hem kwam melden, dat kozak Pawlovilsj was vermoord ge vonden. Rood van toorn sprong de overste van zijn stoel op, en was niet in slaat een woord uil te brengen. Sedert zij hier lagen werd hem schier eiken morgen een moord op een zijner soldaten gemeld. Het was iets raadselachtigs, iets angstaanjagends. Ver scheidene mijlen in den omtrek was geen enkel Japansch soldaat te zien, zooals door de patrouilles gemeld werdnatuurlijk viel dan ook de verdenking op dc dorpsbewoners en in zijn verbittering over de moorden had hij dan ook reeds enkele hoeven in brand laten steken. En thans ondervond hij weer, dat er met geweld niets tc winnen vielhij wilde echter een ander middel beproeven, teneinde den moordenaar in handen te krijgen. Zijn stem verried duidelijk de ingehouden toorn, toen hij den officier beval„Laat on middellijk al de Chincczen uit dit straat bij elkaar komenik Dc officier ging salueercnd heen en de bevelhebber liet zijn paard voorbrengen. Toen hij kort daarop op hel dorpsplein aankwam, was zijn beve! volvoerddoor een sterke afdccling kozakken bewaakt stonden alle dorpsbewoners hier bijeen, en wachtten sid derend van angst, bang en met angstige blik ken, de verschrikkelijke dingi komen. Zwijgend stonden zij daar, toen de bevelhebber met duisteren blik zich een weg baande door de mcnschcnmassa en te midden van hen halt hield. Hier lag op een noodbaar hel lijk van een kozak. De overste reed er dicht bij en boog onder zoekend vooroverzijn verweerd gelaat tec- kende medelijden. „Weer dat zonderlinge teeken op het voorhoofd" sprak hij tot den nahijstaanden regimentsdokter. En werkelijk, het voorhoofd van den vermoorde vertoonde met een dolk daaringcschrevcn bloedige Icttcrteekcns. „Het is altijd dezelfde hand," merkte de dokter bewogen op. „En de manier van vermoorden?" „Als steeds, een dolksteek, overste." Hij wees op de bloedende wonde van den ver moorde waar uniform en hemd verscheurd „Als kaften komen de laffe dieven aange slopen," riep de overste tandenknarsend uit, „en treffen met vaste hand, nog eer de on gelukkige alarm kan maken, anders kon dat niet zoo stil in zijn werk gaan." En zich dreigend in den zadel oprichtend, met uit gestoken hand op het lijk wijzend, bulderde hij over dc hoofden heen, dat alle dorpelingen sidderden en beefden: „Laffe moordenaars! Het hoeveelste offer is dit nu reeds? Hoe lang meent gij nog straffeloos uw schurk achtig handelen te kunnen vervolgen Zijn oogen schoten vuur, als ware hij van plan een ontzettend, allen omvattend vonnis over hen te vellenvol angst en sidderend luisterden zij. Nog eens echter bedwong hij zich en sprak „Hoort mijn laatste woord, wie mij den moordenaar uitlevert, ontvangt 1000 roebel. Wee u echter," en hij balde de vuisl - „zoo er nog een enkele aanslag op een mijner soldaten gepleegd wordtzonder onderscheid zal ik het u allen laten gevoelen, ellendelingen. Ik zal u met uw lange haar vlechten in uw eigen deurstijlen laten op- knoopen en uwe huizen boven uw hoofden in brand laten steken. Meent maar niet, dat gij mij kunt ontkomen, daarvoor zat ik wel zorgen 1 Hij gaf den soldaten een teeken, de dorpe lingen te laten heengaan en wendde zijn Als losgelaten hazen stoven de Koreanen uiteen en verdwenen in hun hutten. Zonder twijfel hadden zij den bevelhebber begrepen zeker bevond zich onder hen meer dan een spion, die het RusAsch vlot verstond en het hun wel verteld zou hebben. Dat de bevel hebber besloten was, zijn woorden gestand te doen. konden zij hieruit besluiten, dat oin het gcheele dorp posten werden uitgezet, zoo dat er niemand door konen zij sidderden als zij aan de komende dagen dachten. Het wachtvuur eencr veldwacht flikkerde in den pikzwarten nacht. Om het vuur zaten twee officieren te kaarteniets verder zaten slaapdronken Kozakken op of naast hun paar den, terwijl verderop aan den rand cener kleine hoogte, welke tevens het wachtvuur aan dc vijandelijke blikken ontlrok, terwijl aan den horizon zich de zwarte omtrekken van eenigc vooruitgeschoven posten aftcckcndcn. Van dc twee spelers aan 't wachtvuur viel de een, dc oudste, bijzonder op. Hij had rossig haar, wilde, door hartstocht verwron gen trekken, die duidelijk den stempel droegen van drankzucht en groote wreedheid. Ook was hij niet stil, zooals dat bij een veldwacht hoortmet schreeuwende stem speelde hij, waarschijnlijk, omdat hij een paar malen ver loren had, om ten slotte de kaarten neer te werpen, zijn jonge tegenpartij bijna in 't gelaat. Deze een luitenant steeg daarbij hel bloed naar 't voorhoofdtoch hield hij. zich nog in en sprak, opstaande, op beleefden toon: „Ik hoop niet, kapitein, dat u mij dc schuld geeft van uw ongeluk bij 't kaarten...." Niettegenstaande deze beleefde woorden snauwde hij den luitenant in hevigen toorn toe: „Houd den mond, of1" Wie zou het in dit geval den luitenant kwalijk genomen hebben, dal hij door deze onverdiende terechtwijzing hoos werd en antwoordde„Zoomaar ik ben geen Japaanseh gevangene, dat gij mij als een zoodanige kunt behandelen I" Deze woorden hadden een zonderlinge uilwerking. De kapitein verbleekte, en stond een oogenblik verstomd van toorn. Eenigc weken geleden waren bij een ge vecht met Japaanschc cavallcrie verscheidene gevangenen gemaakt. Kapitein Sassureff zoo heette boven genoemde officier had bevel gekregen ze verder te transportcercn. In handen van dezen wocstaard moesten zij vooral een van hen, die nog wel zwaar gewond was onmen- sehelijk lijden verdragen, waaronder deze eene gevangene ten slotte ook bezweek. Zelfs niet de bewering van dezen armen ge vangene, dat hij een „Samoerai", een „adellijk ruiter" was, waardoor hij bij 't volk in hoog aanzien stond, had den kapitein terug kunnen houden van zijn gruwzaamheid; in tegendeel dit had juist zijn pijnigcr tot spot en hoon aangezet. Ten laatste echter had h*ban den opperbevelhebber een duchtigcn uitbrander

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1907 | | pagina 1