Katholiek Nieuws= en Advertentieblad No. 50. Zaterdag 14 Maart 1908. Een en twintigste Jaargang. DE EEMBODE voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist. Verschijnt eiken ZATERDAG. Franco per postf 0,40 Afzonderlijke nummersf 0,05 Bureau: Langegracht 13, Amersfoort. Uitgave van de Vereeniging De Eembode. Prijs der Advertentiën Van 1 tot 6 regelsf 0.30 Voor iederen regel meerf 0.05 Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Het Regeeringsprogram. In de zitting der Tweede Kamer van Dinsdag hield de Minister van Binnen- landschc Zaken, mr. Heemskerk, de volgende rede Mijnheer de voorzitter! Het zij mij vergund, mijne ambtgenooten en mij met een kort woord bij de Kamer in te leiden. Tot ons leedwezen zijn wij nog niet voltallig, daar den met ingang van 20 Mei benoemden Minister van Koloniën, wegens gezondheidsredenen, tot dien datum verlof moest worden verleend. Wij hebben ons verplicht geacht de roeping te aanvaarden om het bewind te voeren en wel overeenkomstig de beginselen, levende in de partijen der Rechterzijde. Wij oordeclen, ons aan die taak niet te mogen onttrekken nu de mogelijkheid der formatie van een nieuw Kabinet, steu nende op een geconcentreerde Linker zijde, niet kon worden aangenomen. Het Kabinet wil trachten, door de toepassing zijner beginselen, zooveel mogelijk bevrediging te schenken. Waar principieele tegenstellingen zich voordoen, zal het die niet mogen ontwijken, doch liet oordeelt de moge lijkheid te moeten aannemen, dat om trent verschillende onderwerpen, die rijp zijn voor behandeling of die aanhangig moeten worden gemaakt, zonder ver zaking van beginselen ook in deze Kamer voldoende overeenstemming kan worden verkregen. In dien geest wenscht de Regeering dan ook gemeen overleg te plegen met de Statcii-ücneraal aangaande de onderwerpen, waarvan de behandeling thans liet meest voor de hand ligt. Door de werkzaamheid der Kabinetten van 1901 en 1905 zijn verscheidene wetsontwerpen in deze of in de andere Kamer in staal van wijzen en derhalve vatbaar om ten deelc. wellicht na eenige wijziging, in openbare behandeling te komen, ook kan omtrent anderen liet gemeen overleg met de Staten-Generaa! worden voortgezet en kan van een aantal andere het onderzoek in deaf- deelingen plaats hebben. Ik zou op uwe leiding, mijnheer de voorzitter, voornitloopen door thans van die wetsontwerpen eene opsom ming te geven. Ten aanzien van eenige wetsontwerpen, zooals b.v. dat tot aanleg van een gedeelte der afsluiting van de Zuiderzee en indijking en droogmaking van het Wieringermeer, innet de Regeering zich nadere over weging voorbehouden. De Regeering hoopt harerzijds, bin nen een niet te lang tijdsverloop, nog eenige wetsontwerpen te kunnen in dienen, waaronder een tot wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht, met name van de bepalingen tot bestrijding der openbare onzedelijk heid; tot subsidiccriug van bijzondere middelbare scholen en tot wijziging der Gemeentewet ter verruiming van het belastinggebied der gemeenten, zooveel mogelijk in aansluiting aan het voorstel der staatscommissie voor de gemeentefinanciün, waaromtrent evenwel nog advies van Gedeputeerde Staten is gevraagd. Een wijziging der Rijksuitkeering aan de gemeenten eischt, met het oog zoowel op de zorg voor de Rijksfinanciën als op de maar ai te zeer uiteenloopende meeningen aangaande dit onderwerp, grootc om zichtigheid. In zake wettelijke bescherming van aibeiders hoopt de Regeering binnen kort voorstellen te doen tot nadere regeling der inspectie van den arbeid, ten einde een betere naleving der be staande bepalingen en tevens eene behoorlijke voorlichting bij de voor bereiding der nieuwe bepalingen te bevorderen. Inmiddels wordt de indiening voor bereid van eenige voorstellen, die daarvoor rijp kunnen worden geacht. De Regeering heeft gemeend het ontwerp van wet tot wettelijke ver plichting van vaste werklieden om zich en hunne gezinnen tegen geldelijke gevolgen van ziekte en bevalling en dat tot wettelijke verplichting van werklieden om zich en hunne weduwen te verzekeren tegen geldelijke gevolgen van ouderdom te moeten intrekken. De ouderdoms-verzekering moet naar hare meening worden beschouwd en geregeld als onderdeel der invaliditeits verzekering, terwijl tegen het ontwerp voor de ziekte-verzekering bij haar bezwaren bestonden, die een zoo in grijpende omwerking noodzakelijk ma ken, dat zij meende de tot standkoming eener wet het best te bespoedigen door niet af te wachten, dat het voorloopig verslag dezer Kamer haar zou worden medegedeeld, maar de omwerking aan stonds ter hand te nemen. Naast de ziekte-verzekering is de ongevallenwet van 1901 in hare wer king een onderwerp van overweging. Het tekort, waarvoor bij het in deze Kamer ingediende wetsontwerp dekking is gevraagd, maakt urgent het antwoord op de vraag, of niet door wijziging van de geldende bepalingen een her haling van een dergelijk deficit is te voorkomen. De regeering hoopt de daartoe noo- dige voorstellen te kunnen doen tegelijk ni 't andere wijzigingen in de Onge vallenwet, waarvan de voorbereiding zoover is gevorderd, dat indiening binnen niet te langen tijd kan worden tegemoet gezien. Met de beschikbare krachten zal in- tussclien gewerkt worden aan de voor bereiding der invaliditeitsverzekering. Wij hebben ons verplicht gezien om gemachtigd door Hare Majesteit de Koningin nog eenige wetsontwerpen in te trekken, waaronder die tot het in overweging nemen van een voorstel tot verandering in het derde en het vierde hoofdstuk en in de additioneele artikelen der Grondwet, die tot heffing eener inkomstenbelasting en instelling van raden van beroep voor de directe belastingen benevens de houdende na dere bepalingen betreffende den accijns op de suiker en verhooging van den accijns op het gedistilleerd. De ingediende voorstellen tot Grond wetsherziening konden niet worden ge handhaafd, dewijl de Regeering zicli daarmede geenszins kan vereenigen. Zij acht de tegenwoordige parlemen taire periode te vergevorderd om te pogen liet vraagstuk der herziening, dat in ieder geval een nader onder zoek vereischt, binnen deze periode nog tot oplossing te brengen. De vraag of, en op welke wijze versterking van 's Rijks middelen in de eerste toekomst noodig is, eischt nadere overweging. Dat de Regeering overwegende be zwaren heeft tegen de inperking van het blijvend gedeelte, zooals die in de jaren 19(16 en 1907 is tot stand ge bracht, zal de Kamer hebben ontwaard uit de indiening van 't ontwerp eener noodwet, teneinde in 't tekort voor dit seizoen aanstonds te voorzien. Bij het in te dienen wetsontwerp tot vast stelling van hoofdstuk 8 der Staats begroting voor 1908 zal dan ook op een blijvend gedeelte van dezelfde sterkte worden gerekend als bij de wet tot voorloopige vaststelling van dat hoofdstuk. Ten einde aan de bezwaren, voort vloeiende uit de bestaande wettelijke bepalingen aangaande het blijvend ge deelte, zonder te groot nadeel voor andere belangen, zooveel mogelijk te gemoet te komen, stelt de regeering zich voor eene wijziging in de Militie- wet aanhangig te maken, welke, wordt zij aangenomen, eene opkomst der militie bij de onbereden wapens in twee ploegen mogelijk maakt. Evenwel zal, ook bij gunstig verloop van den daartoe te verrichten wetge- venden arbeid, de nieuwe wettelijke regeling voor het eerst van toepassing kunnen zijn op de lichting, die in 1909 voor eerste oefening onder de wapenen komt, zoodat ook bij de begrooting van hoofdstuk VIII voor 1909 voor den tijd van zeven maanden gerekend zal moeten worden op een blijvend ge deelte als hierboven voor 1908 werd aangegeven. De regeering wenscht de hier be doelde wetswijziging slechts als een hulpmaatregel en dus niet als een af doende herziening van de Militlewet te zien aangemerkt. Zij stelt zich voor zoodra mogelijk, eene meer ingrijpende herziening van de Militie- en van de Landweerwet ter hand te nemen. In overeenstemming met liet vrij al gemeen uitgesproken gevoelen wordt het in beteren staat brengen der kust verdediging noodzakelijk geoordeeld. Htt noodigc wordt daartoe voorbereid. Met het oog op de aan die verbetering verbonden kosten, wenscht de regeering den aanbouw van groot materieel ter verdediging van Nederland zooveel doenlijk te beperken. De regcering is voornemens met bekwamen spoed en alvorens tot liet indienen van de voorstellen, die ik de eer had zoocven kortelijk aan te duiden, wordt overgegaan, een Raad van De fensie in het leven te roepen, waarin opperofficieren en vlagofficieren zitting zullen hebben en ook liet burgerlijk element niet zal ontbreken. Wettelijke regeling is in overweginginmiddels acht de regeering het instellen van dien Raad bij koninklijk besluit ge- wenscht. De regeering meent op dit oogenblik geen meer uitgebreid program te moeten geven. Wat ik opnoemde en het kon uit den aard der zaak niet vol ledig zijn geeft reeds zooveel stof, dat er ir de naaste toekomst werk te over zal zijn. De regeering meent te mogen ver trouwen, dat de kamer met wederzijdsch behoud van beginsel tot samenwerking bereid zal wezen. BUITENLAND. FRANKRIJK. Het „Journal de la Grotte" kondigt eeii tweede groote plechtigheid in de jubiic-ceremonies te Lourdes aan op 25 Maart. Dan zal het 50 jaar geleden zijn, dat de Allerheiligste Maagd door Bernardette ondervraagd, wie zij was, antwoorder „Ik ben de Onbevlekte Ont vangenis". De feesten beginnen 24 Maart en eindigen op 25 Maart des avonds met een plechtige processie door de geïllumineerde heiligdommen. Mgr. Lecoeur, bisschop van St. Flour, zal de feestredenaar van die dagen Het volgende weerzinwekkend feit wordt uit het land der vrijheid, gelijkheid en broederschap gemeld: Toen dezer dagen de 60-jarig abbé P. een plein overstak, werd hij door een arbeider uitgescholden. Toen de pries ter zonder te antwoorden verder ging, viel de arbeider op hem aan en sloeg Item met de vuist in liet gelaat, zoodat de grijze priester lievig bloedend in onmacht ter aarde viel. De gearresteerde erkende, dat abbé P. hem niets kwaads gedaan had, maar hij had gehandeld uit haat tegen de priesters, zooals ieder fatsoenlijk mensch de priesters haten moet. Hij had daarom geen berouw over zijn daad. Dit voorval is teekenend en kan helaas niet eens als uitzondering be schouwd worden. ITAUIft. Voor 25 jaren stichtte Leo XIII door zijn breve „Bciiigna Hominum parens", te Rome het seminarie der Armeniërs. Ter gelegenheid van dit jubilé, heeft Z. H. Pius X in de troonzaal de se minaristen met hunnen rector en direc teuren ontvangen. Zij werden den H. FEUILLETON. De jongste Ritmeester. 1) Eenige jonge Franschc officii ren, 't is reeds verscheidene jaren geleden, zaten in vroolijkc stemming in oen café en spraken druk over het duel, dat in de laatste dagen had plaats gevonden, en een zeer Irenrig einde had genomen. Om een zeer onbedui dende oorzaak een jong officier had de kepi van ccn ander verwisseld, was daarom gescholden en twee dagen later door zijn tegenstander gedood had een dapper en flink kameraad den dood gevonden. De offi cieren twistten over dat duel. alsmede over de waarde en voorat over de verant woordelijkheid er van. Toen de twist hierover wat heilig dreigde te worden, stond een oud, deftig majoor op. en sprak „Sta 'mij toe, mijn jonge vrienden, dal ik u een gebeurtenis uit mijn jeugd verhaal, misschien zult gij dan over de duet-kwestie wat anders gaan oordcelen. Twintig jaar geleden lag ons regiment in garnizoen in een kleine stad in "t Zuiden van Frankrijk, toen een ritmccstersplaats vacant kwam door den dood van een der kameraden. Van de regecring hing het af, wie deze plaats zou krijgen. Gewoonlijk wordt er een hnrer gunstelingen in gezet, zonder te letten op de achteruitzetting, welke daardoor andere, met wonden overdekte officieren treft. Elk oogenblik men den ongelukkige om hem de volle zwaarte van de ontstemdheid der kameraden Ie doen gevoelen, door zijn ongerecht verschijnen ontslaan. Fabry, de oudste luilenanl van het regiment, was door zijn verdiensten 't meest gerechtigd het commando over 't regiment te krijgen. Hij was dapper, had een goede opvoeding genoten en was door zijn kame raden zeer gezien, doch levens stond hij bekend als zeer opvliegend. Zoo waren er enkele weken vervlogen nicestersplaats zou krijgen, toen we op zekeren de aankomst van den nieuwhenoemdèn rit meester. die reeds op 'I punt stond zich bij den garnizoenschef te melden. Terstond besloten wij bij dit samentreffen tegenwoordig te zijn. en zocht elk een voor wendsel den commandant te spreken. Toen ik binnenkwam hoorde ik onzen overste zeggen„Ik hoop, ritmeester, dat gij den dienst ernstig zult opnemen, en niet de laster taal voet zult geven, welke men in Parijs over 't regiment spreekt." Mclin, zoo heette de nieuwbenoemde rit meester, antwoordde: „Overste, ik zal mijn kameraden als voorbeeld nemen I" Zich tiierop tot ons, officieren, wendend, sprak hij op minzamen loon„Mijne pogingen, om uwe vriendschap Ie winnen, zullen mij, ik hoop, uw goede raadgevingen welke mij hij inijnc onervarenheid grootcn dienst zullen zijn." De overste antwoordde met hardheid: „Het is ongehoord, een jonge man, die pas de militaire schoot verlaten heeft, het bevel over een eskadron toe te vertrouwengij hadt u moeten vergenoegen met een minderen graad. Daar staat uw luitenantmoet het niet pijnlijk aandoen de ondergeschikte te zijn van een jong mcnsch, die nog niet de geringste onder vinding op militair gebied heeft opgedaan Zonder eenige verlegenheid te tooncn, zeide Mclin „Overste, ik ben overtuigd van de waarheid uwer woorden en ik zal niet aarzelen, mijn ontslag te nemen, als u de overtuiging krijgt, dat ik mijn post niet met cere hekleed I" Melin had Fabry goed opgenomen, toen de overste hem als zijn luitenant aanwees. Bij 't verlaten van het huis van den overste naderde hij den luitenant en verzocht hem beleefd Item aan zijn kameraden voor te stellen. Fabry gaf droog ten antwoord, dat hij geen hofmeester noodig had, hij moest zich zelf maar voorstellen. Het gelaat van Melin werd bij deze woorden rood van toorn hij bchccrschte zich echter, antwoordde met enkele beleefde woorden en ging heen, wel gevoelend, dat hij nooit de achting van '1 regiment zou verwerven. Den volgenden dag bezocht de ritmeester elk officier afzonderlijk,doch werd bij niemand ontvangen, en hoorde zelfs, dat men dan een met luider stem „niet thuis" gat. Geen beantwoordde zijn groet, niemand zijn vragen, en duidelijk liet men hem de verachting ge voelen. Als de jeugdige caté trad en een partij biljart wou spelen, wilde men da» met hem niet, doch nam terstond de uitnoodiging van een ander aan. zonder zich in 'I minst bij hem te veront schuldigen. Op zekeren dag werd hel oordeel gevraagd der toeschouwers voor een moeilijk geval bij 't biljardspel. Melin. door den mar- qeur er bij geroepen, wilde zijn mccning zeggen, doch de oude luitenant Fabry ant- dien heer niet als geldig, wat mij betreft opmerking, om twist te stoken, dal Fabry de reden ervoor zou aangeven. „Oindat deze heer mij mishaagt,was 't antwoord. Iedereen koesterde de meening, dal Melin deze nieuwe beleediging niet kalm zou opnemen; hij zweeg echter, verliet een oogenblik laler liet café :r niet ir terug ti den plaats-commandant ccn ouden vriend zijns vaders, die hein mei groote hartelijkheid ontvangen had. Deze vergold hem dubbel de verbittering zijner vijandenoverigens was hij stipt in 't ver vullen zijner plichten, zoodat hem openlijk geen beleediging kon worden aangedaan. Toch was die gelegenheid spoedig gevonden. Een escadron huzaren, waarmede wij eenige weken geleden voorpostcndicnsl hadden ver richt, kwam bij ons in garnizoen. Wij noo- digden de officieren aan ccn diner, en Melin kon niet wegblijven. Ik dien hier op te merken, heeren, dat ik, daar ik toen reeds ritmeester was; geen persoonlijken wrok tegen Melin koesterde. Integendeel, de eerste bctccdigin- gen. welke hij moest dulden, gingen mij ter harre, en ik zou niets dan lof voor hem over gehad hchbcn, als dit niet geweest was tegen den toenmaals heerschcnden loon bij ons, militairen. Ik zou mij blootgesteld hebben en was dan ook gedwongen de beleefdheden van Melin mei koelheid Ie beantwoorden. Toch koesterde ik hoogachting voor hem, sedert ik zijn goede eigenschappen had loeren kennen, en was bij dit diner er op bedacht, hem zoo weinig mogelijk beleedigingen te laten aandoen. Hel gelukte hem dan ook weldra door zijn innemendheid de huzaren officieren voor zich fe winnen, die niet het minste vooroordeel tegen hem hadden. Zij omringden hem met ingenomenheid, luister den naar zijn luimige invallen, en wij allen, die hem voor 't eerst hoorden verhalen, bewonderden zijn verstandige opmerkingen, zijn geestige gezegden en vooral zijn kame- raadschappclijklieid. De ingenomenheid met Melin nam steeds Daar sprak luitenant Fabry tot ccn der n-olficii „Hoe is het mogelijk, Galcrt, dat gij u om den tuin laat leiden door iemand, die door voorspraak en gunst officier geworden is?" Galcrt, die naast Melin zat, stond snel op en vroeg Item, of het waar was, dat hij slechts door voorspraak zijn ritmcestersplaats gc- Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1908 | | pagina 1