Katholiek Nieuws= en Advertentieblad
No. 8.
Zaterdag 23 Mei 1908.
Twee en twintigste Jaargang.
DE EEIBODE
voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren,
Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATERDAG.
Franco per postf 0.40
Afzonderlijke nummersf 0.05
Bureau: Langegracht 13, Amersfoort.
Uitgave van de Vereeniging De Eembode.
Prijs der Advertenllën
Van 1 tot 6 regelsf 0.30
Voor iederen regel meerf 0.05
uiterlijk Vrijdag-
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
EERSTE BLAD.
Had ik maar werk!
Bovenstaande woorden zijn in den
vervlogen winter zoo dikwerf gehoord,
dat menigeen zich terstond voor oogen
kon stellen de reeks van ellende, die
met deze woorden tegelijk gewoonlijk
wordt afgeschilderd. Had ik maar werk,
zoo hebben er voor een paar maanden
honderden gezucht en vol hoop tevens
verlangend uitgezien naar beter weer,
naar den zomer. Zoo langzamerhand
is nu de zomer in aantocht; maar de
begeerte naar werk is bij velen nog
niet vervuld. Nu en dan. neen, liever
gezegd herhaaldelijk nog komt men
over werkeloosheid jammeren. Hoe
komt dat: is er dan' gcen werkLas
tig is het op deze korte vragen te
antwoorden. Eenigcn, zoo zou men
vooreerst kunnen zeggen, meenen
hunne vraag niet oprecht. Zij vragen
om werk, maar zien in bedelen, in
het exploitccrcn der milddadigheid van
anderen meer voordeel. Het zijn de
zulken, die iu den winter het beroep
van grasmaaier en in den zomer dat
van sneeuwschepper lieetcii uit te
oefenen, of zooals de volksmond zegt,
die voortdurend om werk vragen en
den goeden God bidden, dat het hun
toch nooit gegeven mag worden. De
meeste werkvragers zijn. gelukkig, van
een ander soort. Niets zouden zij lie
ver willen, dan met eigen handen in
hunne behoefte te voorzien, voor
vrouw en kinderen te zorgen. Wor
den ze geholpen, ze aanvaarden dank
baar wat hun geboden wordt, doch
niets gaat er in hun eigen oog vóór
een eerlijk verdiend stuk brood. Nog
eens, hoe komt het dat deze geen
werk hebben? Verschillende redenen
kan men daarvoor aanvoeren.
Voor een paar jaren terug was er
in de meeste groote steden eene al
gemeen geworden woede tot bouwen,
ledereen bouwde huizen, 't Leek alsof
het bouwen van huizen het meest
rentcgcvendc beleggen van kapitaal
was. Honderden en honderden zijn
toen naar die boiiwlustige steden ge
trokken, hebben er een tijd gewerkt,
daarna vrouw en kinderen laten over
komen en er zich voor goed gevestigd.
De bouwlust is verdwenende werk
lieden zijn gebleven en.... wat moe
ten zij nu doen?
Onder hen. die zoo zonder werk
rondwandelen, zijn er bovendien nog
velen, die hun ambacht of maar half
of bijna in het geheel niet verstaan.
Is er nog eens werk, dan gebeurt het
dikwerf, dat anderen, uit den vreemde
komende, meer bekwaam en ijverig,
voorgaan. Wel wordt er dan ge
sproken van verongelijking enz., maar
wie moet hiervan beschuldigd worden?
Zeker toch niet de werkgever, die
voor goed geld toch ook wel goed
werk mag vorderen. Goed geld. want
inderdaad, wat zijn de loonprljzen ge
stegen in de laatste jaren; en nog
immer stijgen ze. Nog immer worden
dan ook werklieden van buiten aan
gelokt door die prijzen, en komen zoo
het getal werkeloozen vermeerderen.
Een ander gevolg heeft bovendien
nog dit stijgen der looncn. Het werk
namelijk wordt hoe langer hoe min
der. Vele menschen schrikken er tegen
op iets te laten doen. „Het kost dade
lijk zooveel", zeggen ze tegenwoordig.
„Ons inkomen laat niet toe om vele
buitengewone uitgaven te doen." Want
dit mag niet vergeten worden. Wel
niet het meerendeel, maar zeer velen
toch onder hen. die iets laten verdie
nen. leven van een vast inkomen;
onder anderen de meeste ambtenaren,
kleine renteniers enz. enz. Al worden
nu ook de looncn hooger; hun inko
men blijft dikwerf hetzelfde. Hunne
uitgaven worden wel telkens grooter
door belastingen enz., doch de mo
gelijkheid anderen nog eens iets te
laten verrichten wordt hun zoodoende
meer en meer ontnomen. Wanneer
men daarbij voegt „de slechte tijden",
de verschillende mislukte geldspecu
laties, het algemeen geldgebrek en de
steeds hooger opgedreven behoeften
van vermaak en genotzucht, die de
inensch zich onnoodig schept, dan zal
men niet alle, maar toch wel de voor
naamste redenen hebben opgesomd,
waarom ook zij, die niet van een vast
inkomen leven, minder arbeid dan
anders laten verrichten.
Is er dan heelemaat geen werk?
Een algemeen antwoord kan hierop
moeilijk ineens gegeven worden. Zeker
is op sommige plaatsen werk, werk
in overvloed. Hoe wordt op het platte
land bij de boeren dikwerf verlangend
naar werklieden uitgezien, welke hooge
loonen worden aan de dienstboden
daar betaald uit vrees, dat deze naar
een anderen dienst zullen omzien!
Ook iu de streken van nijverheid, van
fabrieken, mijnen enz. blijkt nog altijd
werk te zijn, doch alleen werk voor
hen, die van Maandagmorgen tot
Zaterdagavond gestadig willen arbci-
beiden, niet dus voor hen, die evenals
de Turk den Vrijdag, de Israëliet den
Zaterdag, de Christen den Zondag,
ook nog op hun manier den Maandag
en soms nog meer dagen willen
Uit bovenstaande regelen zijn ver
schillende gevolgtrekkingen temaken;
doch dit laten wij aan den ernstig
denkenden lezer over.
BUITENLAND.
De jonge koning van Portugal. Ma
mie! II, wint steeds meer en meer de
sympathie zijn volks.
Zondag zijn 900 inwoners van Oporto,
het rcpublikcinschc broeinest, te Lissa
bon aangekomen, om den monarch dc
hulde van de tweede stad zijns rijks
over te brengen. Onder de afgevaar
digden waren er uit alle klassen der
bevolking. Hunne komst is geworden
een grootsche betooging. Koning Ma
nuel beloofde spoedig Oporto eens te
komen bezoeken, waar men hem een
geestdriftige ontvangst zal bereiden.
Zoo wordt de populariteit van den
jongen koning steeds grooter en kan
de tragedie van Lissabon nog, door
versterking van het koningschap, uit
het kwade het goede doen voortkomen.
Koning Manuel wordt in zijn edele
pogingen flink terzijde gestaan door
zijne ministers. Het streven van het
Kabinet is er vooral op gericht te doen
zien, dat een normale toestand in Por
tugal mogelijk is, m. a. w., dat een
samenwerking tusschen regeering en
parlement kan worden tot stand ge
bracht.
BCLG1Ë.
Morgen. Zondag, zijn in België de
kiezers ter stembus geroepen ter ver
nieuwing van de helft van het aantal
leden der Kamer en leden van den Senaat.
Van katholieke zijde is met grooten
ijver deze verkiezing voorbereid.
Deze verkiezingen zijn zooals bekend
is van groot belang, daar sedert 24 jaar
de katholieke partij in België aan het
bewind is. De Kamer bestaat tegen
woordig uit 166 vertegenwoordigers
waarvan 89 katholieken. Er is dus een
regoeringsmeerdorheid van 12 stemmen
in den Senaat, Het is dus de kwestie
6 districten „om" te doen gaan ten
einde de meerderheid te verplaatsen.
Het is echter niet gemakkelijk onder
het tegenwoordige stelsel van vertegen
woordiging. De katholieken treden in
alle districten vereenigd op, behalve
te Luik en Aalst, waar de katholiek-
democraten alleen zullen strijden. In
verscheidene districten is tusschen
liberalen en socialisten een kartel ge
sloten. tegenover de regeeringsgezinde
candidaten. De strijd wordt overal le
vendig gevoerd.
Een speciale trein met 200 pelgrims
die Dinsdagmiddag om 3 uur Montaigu
had verlaten met bestemming naar
Turnhout, is des middags om 5 uur
ontspoord tusschen Herenthals en Oo
ien. De locomotief sprong uit de rails
en wierp zich tegen een muur van een
schuur en viel met twee rijtuigen om.
Een meisje van achttien jaar werd op
slag gedood, een ander meisje van
20 jaar werd doodelijk gewond. De
machinist Smit viel onder de machine
en werd ook zwaar gewond. Er zijn
nog vijf andere gewonden. Men be
grijpt niet, hoe het ongeluk gebeurd is.
De rails zijn over een groote lengte
weggerukt. De muur, waartegen de
locomotief aanbotste, is omgevallen.
De locomotief ligt op zijn kop, met
de raderen in de hoogte.
Te Madrid is Zondag, op den twee-
en-twintigsten verjaardag van koning
Alfons, feest gevierd.
De bureaux van Kamer en Senaat,
afgevaardigden van alle constitutioneele
lichamen, alle autoriteiten en vele
officieren van leger en vloot zijn den
koning op het paleis komen geluk-
wenschen. De voorzitters van Kamer
en Senaat spraken den koning toe, die
in eene redevoering de aanwezigen
dankte.
Spanje beleeft ook inoelijkheden in
Marokko.
Een telegram uit Casablanca aan de
bladen maakt weer melding van on-
eenigheid, die ontstond tusschen Al-
gerijnsche en Spaansche soldaten. De
Algerijnen gaven vuur, doodden 2
Spaansche schildwachten en verwond
den een Spaansclien korporaal.
In Marokko vindt Frankrijk nog steeds
bloedig werk. Berichten over ernstige
gevechten volgen elkaar nog steeds op.
Een bloedige strijd is weer gestreden,
waarbij generaal Vigy een vijandelijke
bende aanviel in haar versterking te
Boe-Denib.
De vijand had zich verschanst in
een palmbosch. De kanonnen van gene
raal Vigy en daarna de Fransche in
fanterie, hebben den vijand op de vlucht
gedreven, met achterlating van tenten,
veel leeftocht en ammunitie. De bende,
wordt geschat op vijf a zesduizend
voetknechten en zevenhonderd ruiters.
Er zijn aan Fransche zijde twee
mannen gesneuveld en een tiental ge
wond.
Uit Tanger wordt aan de Vossische
Zgt. bericht, dat uit Fez is gemeld,
dat de kaïd Ben Bagdadi met de ge-
heele mehalla van Abdel Aziz is over
gegaan naar Moeley Hafid. Wanneer
dit bericht word bevestigd, dan heeft
Abdel Aziz zijn besten bevelhebber
en bijna al zijn troepen verloren.
Het administratief hooggerechtshof
tc Berlijn heeft uitgemaakt, dat de
FEUILLETON.
Wedergevonden.
4) „Zijl gij voorlig jnron in (loze plaats,
en zeker even zon lang onderricht ii hier de
jeugd vraagde Weslliom verwonderd. „Dan
zal u hier wel veel beleefd en gewerkt hebben."
„Ja, veertig jaren. En weinig volwassen
lieden in Tanncrodc, die niet in mijne school
hun onderwijs ontvangen hebben."
„Ik geloot, het is een schoon beroep -
het onderwijzers-beroep."
„Gelooft u het slechts?Of twijfelt u ccnigs-
zins daaraan
„Nu, ik heb dikwijls genoeg gehoord, dat
er geen zuurder cn moeilijker beroep bestaat,
dan van onderwijzer."
„Ei, het komt alleen hierop aan, hoc men
de z
daarbij gebruikt. Zeker, wanneer liet hart den
inncrlijkcn drang en lust ontbreekt tot d
kinderen af te dalen eu met hen zelf een
kind te worden, dan zon liet heter zijn, hout
tc hakken en slccncn aan den weg te kloppen,
dan kinderen te onderrichten. Maar zulke
menschen moeten ook geen onderwijzer zijn."
„Ja, ik kan mij best begrijpen, dat de liefde
hierin alles doet."
„Juist, zoo is het. De liefde gelooft alles,
hoopt alles, verdraagt alles duldt alles! En
de hemel zij dank, hau deze liefde beeft het
mij tot op dezen dag nooit ontbroken. Ik zeg
dat niet, om mij daarop Ie beroemen. Neen,
ik noem hel als een der grootste genadegaven
van mijn Heer en God. dat hij mij de liefde
tot de kleinen in het hart liccf! geplant. Dat
is voor mij steeds een bron van mijn reinste
vreugde geweest."
„Zoo zijt ge dus een recht gelukkig man?"
„Waarom zou ik 'I loochenen? Ja, ik ben
het. ik zou dan ook niet gaarne met u willen
ruilen, mijnheer Westhorn. hoe rijk u ook
wezen mag."
„Ach. ik smeek u, spreek aldus verder.
Het is zoo schoon, een enkele maal een ge
lukkig inensch gevonden tc hebben. Zij zijn,
helaas, in de wereld zoo zelden aan Ie wijzen."
„U wilt weten, waarin het geluk van een
armen schoolmeester bestaat? Nu. dan vraag
lk u. is hel niet een geluk, liet edelste en
verhevenste beroep, dat in de wereld kan
gezocht, waardig te zijn, namelijk jonge lieden
voor den licmcl op tc voeden? Zegt niet de
grootste en heiligste kindervriend„Laat de
kinderen lot mij komen en weert hun niet,
want voor lieu is liet rijk Gods?" Arbeiden
wij niet als zijne dienaren en medehelpers,
wanneer wij hel in Zijnen geest en in Zijne
liefde doen? Zeker, de arbeid is dikwijls zeer
moeilijk en zwaar, en veel van heigeen
wij zaaien en planten, gaal verloren, omdat
wij liet werk niet goed begonnen, of omdat
in iedere mcnschenhorsl bet woekerende on
kruid machtiger is. dan het uitgestrooide zaad
Gods. Maar wanneer wij sleehls niet moede
worden en geduldig ons dagelijksclic werk
in liefde en steunende op Gods bijstand voort
zetten, dan ziet men altijd ten laatste, dat
Gods loon niet uitblijft. Wanneer ik heden
op mijn veertigjarige leven en werken in dezen
verloren hoek der aarde terugzie, dan gaat
mijn hart van vreugde open. Daarom mag
Ik zeggen: Oude Trautmann, gij hebt niet
te vergeefs geleefd I God heeft groote dingen
aan nuj gedaan. Ik lich menige ziel tot God
geleid of teruggevoerd, opdat zij in Zijne
liefde en volgens Zijne geboden zouden wan
delen. Maar dat is niet mijn werk, maar liet
Zijne, en daarom is liet mij slechts te koste
lijker cn dierbaarder."
Trautmann sprak deze woorden met diepe,
hartelijke ontroering, cn zijn oogen schitterden
daarbij zoo klaar cn edel, dat de kleine,
onaanzienlijke gestalte, als van een hoogerc
waarde omgeven was. Dc rijke, voorname
man kwam zich werkelijk klein naast den
armen dorpsschoolmeester voor. cn bijna
beschaamd zcidc hij na een wijle:
„Van zulk een geluk heb Ik lol nu toe
nog zelden gehoord. Maar, beste vriend, de
op ons hare rechten. De inensch leeft niet
slechts van liet bewustzijn zijner trouwe
plichtsbetrachting, maar hij wil ook van liet
aardschc leven genieten. Daarom wil het mij
toeschijnen, als of hel noodlot niet even goedig
en kwistig tegenover u geweest is."
„U wilt daarmee zeggen, dat ik arm ben I"
antwoordde Trautmann lachend. „Gij iielit
gelijk, ik hen inderdaad arm. All'." menschen
in Tanncrodc zijn het. Hoe zou dan hun
schoolmeesterlijk zijn
„O. zeg mij. het is niet nieuwsgierigheid,
maar de reinste deelneming, dat ik zoo vraag:
hoeveel brengt u uw ambt jaarlijks op?"
„Nu, wanneer ik alles reken, dan zoo onge
veer Iwcc-hondcrd-vijflig gulden.
„Twee-liondcrd-vijftig gulden I" riep mijn
heer Westhorn met groote verbazing. „En
daarvan moet ii bestaan?"
„Ik heb daarvan geleefd en daarbij nog
een talrijke familie groot gebracht."
„Vertel mij toch ook van uwe familie. U
kunl niet gelooven, boe mij alles interesseert,
wat u betreft. Waar is uwe familie? Ik zie
slechts het vriendelijk Kaatje bij u
„Mijn familie is uitgevlogen, zoo als liet
gaat, wanneer jonge vogels vliegen kunnen.
Mijn oudste beide zoons zijn in hel tand
getogen en hebben zicli door vlijt en geluk
hun bescheiden huisvesting gegrondde
jongste is onderwijzer in een naburig dorp;
twee dochters zijn getrouwdtwee lieve
kinderen slapen sinds lang op bet kerkhof.
Hel gaat hen allen goed, God zij dank, zij
hebben een redelijk beslaan van bun handen
arbeid en hebben liet „Bid en werk" niet
vergeefs geleerd. Nu is liet eenzaam om mij
geworden, vooral sinds de Hemel mijn
dierbare vrouw tot ztcli genomen heeft. Dat
was de grootste smart mijns tevens. Doch,
wat God doet is wel gedaanSlechts Kaatje
is mij gebleven, om frisschc bloemen in mijn
oudervicugdc te strooien.
„Hoorde ik niet, dat Kaatje uw kleinkind is?"
Trautmann zweeg een wijle. Bijna scheen
het, alsof deze vraag hem in verlegenheid
bracht. Eindelijk zeide hij zacht en snel
„Ja, het is mijn kleinkind."
„Maar zeg mij, beste heer Trautmann."
riep Westhorn geestdriftig, „hoe liet mogelijk
is, bij een zoo karig inkomen een zoo talrijke
familie tc onderhouden en tc verzorgen
„Nu," antwoordde de ander met nadruk,
„u zult wel kunnen vermoeden, dat dit niet
zonder veel zorgen en ontberingen is toege
gaan. Menigmaal.dat verzeker ik u. drukten
zware steenen van kommer op mijn hart.
Maar ik heb ze naar onder gebeden en naar
onder gezongen, cn mijn goede vrouw heeft
mij daarbij uitstekend geholpen. Een vroom
en opgewerkt hart is wonderbaar sterk in
het dragen van hetgene God het oplegt.
En dan moet u ons leven niet met het uwe
vergelijken. Gij hebt duizend behoeften, welke
wij niet kennen. Omdat wij weinig behoeven,
zijn wij lang niet zoo arm. als het schijnen
mag. Eigenlijk is slechts de ontevredene dc
werkelijk arme en de tevredene dc werkelijk
rijke. En aan tevredenheid heelt her ons,
God zij dank, nimmer ontbroken. Zij was
specerij onzer sobere maaltijden en de peluw
voor ons liart in het leven. Komt daarbij
nog een vlijtige hand en een opgewekt, rots
vast vertrouwen op Hein, die de vogelen des
hemels spijst en de bloemen des velds in
heerlijkheid kleedt, dan is het wonderbaar,
boe dc zegen van boven komt. Daar zwelt
de voorraad geregeld onder dc hand. en het
wordt voor allen genoeg, waar hel ongcloovige
hart twijfelend cn somber vraagt„Wat is
dat voor zoo velen?"
„Voortreffelijk I" riep de heer Westhorn met