Katholiek Nieuws» en Advertentieblad No. 20. Zaterdag 15 Augustus 1908. Twee en twintigste Jaargang. DE EERIODE voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist. Verschijnt eiken ZATERDAG. Franco per post Afzonderlijke f 0.40 f 0.05 Bureau: Langegracht 13, Amersfoort. Uitgave van de Vereeniging De Eembode. Prijs der Advertentiën Van 1 tot 6 regelsf 0.30 Voor iederen regel meer f 0.05 Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Priester zijn. Toen Christus eens Jerusalem na derde, en de stad zag. sprak Hij de woorden„Haddet gij nog erkend, en wel op dezen uwen dag, wat u tot heil strekt." Jerusalem heeft zijn dag gehad, eenen dag, waarop Gods genade in ruimer mate aangeboden werd. En zoo ook heeft elke menschenziel haren dag, eenen dag, waarop op meer bijzondere en kracht dadige wijze Gods hand ingrijpt in het leven, eenen dag, onvergetelijk voor den betreffenden mensch tot in de verre toekomst. Het feest van Maria Hemelvaart, I5Au- gustus, zal zulk een dag voor velen zijn. Een dag van genade voor hen, die de hooge waardigheid van priester zullen ontvangen. Ouders zullen zich alsdan gelukkig prijzen, dat zij hunnen zoon aan den bijzonderen dienst des Heeren hebben afgestaan. Families zich bevoorrecht roemen, dat zij in hunnen priesterlijken bloedverwant ontvangen hebben een middelpunt, eene zon gelijk, die naar alle zijden hare stralen van vrede en eendracht zendt. Een dag van genade voor allen, die zich mogen herinneren, hoe in ver vlogen jaren hun eens de priesterlijke waardigheid werd geschonken. En onder deze een dag van genade vooral voor hen, wier slapen een gouden of zilveren priesterkroon siert. Zij allen hebben erkend hunnen dag. Deze dag was van alle eeuwigheid bestemd voor lien in de orde der raads besluiten Gods. Den jeugdigen priester heeft Gods leiding tot dezen dag ge bracht en hem als uitgangspunt dezen dag aangewezen voor de gansche toe komst, van zijn arbeiden en zijn strijden, van zijn troost en zijn lijden. Den ouderen priester, door een kwart of halve eeuw van dezen dag gescheiden, toont God het verleden en wijst hem tevens, hoe zijne werken blijven, in grijpend in het lot van vele menschen, ook na zijnen dood. Zoo is de dag der priesterwijding een dag van genade, verkondigend aan allen de grootheid en verhevenheid van den priester in zijne macht en in zijne taak. Geen aardsche macht is aan de zijne gelijk. Want hij is niets minder dan de plaatsbekleeder Gods, de plaats innemend van den Zaligmaker aai* het altaar, bij het toedienen der Sacramen ten enz. 't Is waar, de wereld schat niet naar behooren de priesterlijke grootheid. Doch het rijk van den Heiland was ook niet van deze wereld. Koning heeft Hij niet willen zijn, doch wel priesterpriester is Hij ook geweest. En nu zijn taak. Beknopt en schoon wordt zij ons geschilderd door Pater Tilman Pesch in zijn boek: „Christliclie Lebensphilosophie". „De groote weldaad, dat God in menschelijken, zichtbaren vorm met ons verkeerde, zou voor ons niet ver loren gaan. Evenals alle menschelijke belangen hier beneden hunne mensche lijke vertegenwoordigers hebben, zoo hebben ook de goddelijke belangen hier beneden hunne menschelijke ver tegenwoordigers. Het zijn de priesters. Zij verdedigen de rechten van God op de menschheidzij trekken de menschen tot Godzij zijn de menschen behulpzaam hun laatste doel te be reiken zij doen ons geworden de vruchten van het werk der verlossing; zij bidden voor ons en dragen tot eer van God en tot ons heil dagelijks het onbloedig offer van het Nieuwe Verbond op. „De priester spreekt recht: zijn gebied is dat van liet geweten. De priester is geneesheer: de wonden, die hij heelt zijn wonden der ziel. Hij is uit- deeler der geheimen Gods. „De priester is leeraar: als dienaar der Kerk verkondigt en verklaart hij het woord Gods. Hij onderwijst de kinderentroost de zieken en sterven den hij helpt de twijfelenden, wijst de dwalenden terecht; hij is middelaar tusschen hoog en laag; hij troost de armen en weenendenhij wekt op en sterkt in onze harten den zin voor hoogere goederen. Met een ruim hart, vrij van aardsche zorgen, tracht hij alles voor allen te worden." Inderdaad, wie de grootheid van den priester in zijne macht en taak beschouwt, verstaat het oude spreek woord „Voor den priester is de hemel hooger en de hel dieper dan voor andere Christenen." Terecht voegt Pater Pesch aan zijne boven meege deelde beschrijving van des priesters werk de woorden toe„Niets slechters op de wereld dan een slechte priester; niets beters op de wereld dan een goede priester." BUITENLAND. Zondag was het vijf jaar geleden, dat Pius X tot Paus gekroond werd. Bij gelegenheid van dien verjaardag had een grootsche plechtigheid plaats in de Sixtijnsche kapel. De Staatssecre taris van den H. Stoel, kardinaal Merry del Val, droeg de plechtige Hoogmis op in tegenwoordigheid des Pausen, van zestien kardinalen, talrijke bis schoppen en prelaten, de gezanten en vele genoodigden. Het koor der Sixtijn sche kapel voerde een muziekmis uit met stukken van Palestrina en Perosi. Des avonds was er muziek op ver scheidene pleinen van het Vaticaan. Ter gelegenheid van zijn vijftigjarig priesterfeest, heeft de H. Vader, met levendige en vaderlijke liefde, eene aanmoediging aan de katholieke gees telijkheid gericht om haar op het hart te drukken zoo te zijn, als aan hare verhevene bediening betaamt. Deze aanmoediging beoogt niet enkel het welzijn der geestelijkheid, maar ook het algemeene welzijn, omdat van het gedrag der geestelijkheid voor een groot deel het welzijn van het Christen volk afhangt. Heiligheid van leven is voor den priester ten strengste noodzakelijk. Het karakter en de waardigheid van zijn ambt bewijzen dit, omdat hij het licht der wereld, het zout der aarde en de vertegenwoordiger van den Christus moet zijn; dit wordt verder bewezen, door de waakzame zorg, waarmede de Kerk alle middelen aaifwendt om de heiligheid harer dienaren te ont wikkelen en in de eens.uidende onder richtingen der H. Vaders en Leeraren, die van den priester eischen eene buitengewone deugd, zonder verge lijking met die der gewone geloovigen. Na te hebben uiteengezet, waarin de priesterlijke heiligheid bestaat, somt de H. Vader in bijzonderheden de voor naamste middelen op, om deze te ver krijgen. Deze middelen zijn het aanhou dende en vurige gebed, de dagelijk- sclie overweging der eeuwige waar heden, de lezing van godvruchtige boeken en vooral van de H. Schrift, het gewetensonderzoek. Zijne Heilig heid toont aan, dat deze middelen niet alleen nuttig, maar onontbeerlijk zijn, opdat de priester zich met vrucht wij den kan aan de heiliging van anderen. De H. Vader drukt de geestelijkheid op het hart om in haar te doen uit schitteren de kuischheid, de onder danigheid en de gehoorzaamheid aan de bisschoppen en vooral aan den Apostolischen Stoel, de liefdadigheid, die den grootsten roem der Katholieke geestelijkheid is die liefdadigheid, die de ongelukkigen ondersteunt, die de jeugd onderwijst en haar voor dwaling en bederf bewaart, die vrede onder de menschen verspreidt, die de meest barbaarsche volken in de onher bergzaamste streken het Evangelie brengt, die de zielen voor den Chrisjus wint en zelfs den vervolgers weldaden bewijst. Na vervolgens de geestelijke oefe ningen, de maandelijksche retraites en de priesterlijke vereenigingen te hebben aanbevolen, richtte de H. Vader aan God en de H. Maagd een vurig gebed voor de heiliging der geestelijken en schonk ten slotte aan de geestelijkheid den Pauselijken zegen. Het gewichtige document is gedateerd van 4 Augustus, verjaardag der Paus keuze van Zijne Heiligheid. OOSTENRIJK Het Oostenrijksche ministerie van oorlog is voornemens, bestuurbare luchtballons aan te schaffen. De Duit- sche regeering heeft daartoe al hare plannen en studies ter beschikking van haar bondgenoot gesteld. Op een op roep van den minister van oorlog is reeds bij publieke inschrijving een belangrijk bedrag ingekomen. Er zullen aanzienlijke credietaanvragen bij de Kamer worden ingediend. Waarschijn- lijk zal men zich houden aan het stelsel van den Duitschen majoor Parseval. Ten gevolge van een hevig onweder is een ontzettende ramp in de Hon- gaarsche stad Szegedin voorgekomen. Door den geweldigen storm, waarmede het onweer gepaard ging, en die op verschillende plaatsen daar verwoes tingen aanrichtte, stortte een hooge schoorsteen van de hennipspinnerij van Falzmann in en kwam terecht op het machinehuis, dat in puin viel. Op dat oogenblik bevonden zich in dat machinehuis vele arbeiders, die wegens den regen hun schafttijd daar hielden in plaats van, zooals gewoonlijk, in de open lucht. Verscheidene arbeiders werden onder de puinhoopen begraven. 2 arbeiders werden gedood, terwijl 17 zwaar en 6 licht gewond werden. De storm heeft ook elders in de fabriek groote schade aangericht, zoodat het bedrijf eenigen tijd zal moeten worden stop gezet. Er zullen dan 800 arbeiders werkeloos worden. Een nieuw geval van uitsluiting wordt thans uit Stettin gemeld. Aangezien nl. 400 klinkers van de werf Vulkan te Stettin hun eischen handhaven, zul len er aan verschillende Duitsche scheepsbouwwerven 50.000 werklieden uitgesloten worden. Nu groote vak verenigingen ook hun best hebben gedaan, om de klinkers tot toegeven te bewegen, doch geheel vruchteloos, meenen de patroons, zoo zegt men, geen ander middel te kunnen toepassen dan de uitsluiting op groote schaal. De taktiek van de sociaal-democra tische leiders komt natuurlijk hierop neer, dat zij de verschillende werven door kleine, gedeeltelijke stakingen van de een of andere groep van werk lieden verontrusten, en zoodoende den heelen boel in de war sturen. De patroons willen aan dien eeuwigen oeconomischen strijd een eind maken, door ook de solidariteit der arbeiders in toepassing te brengen. FEUILLETON. GODS WEGEN 2IIH QHDDORGHONDELIIK. I) 'I Was In de eerste dagen van October, enkele jaren geledenvan den wolkenloozen, diep blauwen hemel gooi de zon haar ver zengende stralen op een dor stuk weiland van het Nama-gebied, dat het zuidelijk deel van Duitsch Zuidwest-Afrika vormt. Een twintigtal ossen, een dozijn paarden en eenige schapen graasden kalmpjes op de met spaarzaam, wollig gras begroeide steppe, welke zich tot aan den verren horizon naar't zuiden uitstrekte, terwijl naar 't noorden een reeks van steile, aan kloven rijke heuvels zich verhieven. Kaal en zonder eenigen plantengroei stapelden de steenblokken zich op, als had den rcuzenhanden hier een muur opgehoopt met tinnen en koepels, welke thans tot ver val schenen opgeteekend. Geen grassprietje groeide op de kale gesteenten: slechts hier en daar stak een cactus, als een hooge, vcel- armige lichtkroon haar statige takken in de lucht. Aan den voet van een vooruitspringenden heuvel zat bjj een cigcngcmaaktcn vuurhaard een door de zon gebruinde man, niet groote ruiterlaarzen aan, een riem oin de lenden en den breedgeranden hoed in den nek. Het was Jozef Weber, korporaal hij de Duitsche grens- ruiters. Het was den gebruinden jongeling niet aan te zien, dat zijn wieg gestaan had aan den voet van het Zwartcwoud, in een vriendelijk dorpje: ook zijn beroep was niet aan hem te zien. Jozef Weber was een flinke tuinman. De hoop, eenmaal na volbrachten diensttijd in Zuidwest-Afrika een stukje grond te krijgen, dat daar, zooals men hem gezegd had voor weinig geld te krijgen was, had hein doen dienst nemen. Vooreerst echter was er nog geen denken aan werken in vrede; de opstand der Herero's duurde nu al bijna twee jarenhet vruchtbare noordelijk gedeelte van het grensgebied was er door verwoest, en het einde nog verre te zoeken. In het zuide lijk deel des lands was het tot dan toe vrede geweest en het was de kleine, uit zeven man bestaande bezetting van den post Joachims- burg, niet moeilijk gevallen, hun opdracht, om het heliograaf-toestel te bedienen, het smokkelen van wapens tegen te gaan. en de zwarte veedieven het stelen tc^ beletten. Se dert enkele dagen echter nam men dreigende teekenen waar. dat de bewoners van het Namaland, de Hottcntottcn een algcmccnen opstand voorbereidden. Als dit vermoeden bewaarheid werd, was de afgelegen post aan het grootste gevaar blootgesteld. Wat hiervan ook waar mocht zijn. 't scheen op het oogenblik, dat ons verhaal begint, dal korporaal Jozef Weber zijn goede luim en zijn eetlust niet door bange zorgen wilde laten bederven. Met welbehagen genoot hij van den heerlijken geur. welke uit den ketel opsteeg. Nog eens roerde hij er in, stond tevreden op, stak twee vingers in den mond en liet een schel gefluit hooren. Daar stond een gebruinde herdersknaap naast hem, als kwam hij uit den grond. .Korporaal Weber. er zijn Hottentotten op den berg." fluisterde hij meer dan hij sprak, als ware hij bang gehoord te worden. .Heb je ze gezien? Zijn er veel?" .Thomas heeft ze gezien. Zoo veel." De knaap spreide de tien vingers zijner handen uit. .Dan is het zaak. dat je het vee bijeen drijft, opdat wc ze in 't oog houden als we eten. Je eten blijft hier wel staan." De herdersknaap besteeg een gereedstaand paard en galoppeerde weg; middelerwijl na derde een ander ruiter het vuur en ging in de schaduw er bij zitten, nadat hij zijn paard de kluisters had aangelegd. Hel was een slanke jongeman met edele trekken, en elas tische bewegingen, die in een eenvoudige khaki-uniform van grenswachter ontegenzeg gelijk zijn voorname afkomst verried. Een donkere trek lag op de jeugdigcgclaatstrckken zwijgend keek hij naar het bereiden van het middagmaal. Weber. blijkbaar goed met het karakter van den kameraad bekend, liet zich niet van de wijs brengen, doch haalde welge moed den ketel voor den dag. .Dat hoentje, door Thomas aan de bron geveld, is een heerlijk boutje. Afrikaansche steppenhoenders met rijst ik houd het er voor, dat Zijn Excellentie de Gouverneur vandaag geen lekkerder ontbijt heeft", zeide hij schertsend. Ofschoon hij nauwelijks een hoofdknikje tot antwoord kreeg, ging hij voort .Het is haast ongeloofelijk, hoe scherp die zwarten vnn gezicht zijn. Waar ik met mijn goede oogen nauwelijks een stip ontdek, onderscheidt Thomas duidelijk mensch of dier, blanke of Hottentot. Hij beweerde zoo even daar ginds op den tweeden heuvel Hot tentotten te hebben gezien. Hij heeft zich niet vergist en met een goede bedoeling komen die bruine vossen niet; 't is dan ook zaak op op onze hoede te zijn." .Kwamen die roovers nu maar, dan wist men tenminste, waarvoor men hier buiten het vee hoedt," sprak de andere bitter. Een oogenblik later vervolgde hij: .Is ;onzc herdersknaap geheel te vertrouwen Ik houd het.er voor, dat de Zwarten allen met het zelfde sop zijn overgoten." .Neen, mijnheer de graaf, nu miskent u de arme Zwartjes. Geen enkele dergencn, die door onze missionarissen zijn gedoopt, heeft aan den opstand meegedaan. Integen deel, als gidsen en drijvers, zelfs als boden hebben zij ons groote diensten bewezen. Velen hunner zijn juist daarom door hun eigen stamgenooten vermoord. Voor Thomas sla ik in 't bijzonder in; hij werd opgevoed in het missiehuis Ie Windhoek, en is een trouwe, brave knaap." „Zoolang hij er voordeel in ziel, natuurlijk. Ik geloof niet aan zoogenaamde .bekeering" der Zwarten. In 't geheelc Zuidwesten treft men geen enkel inboorling aan, die voor iets hoogers gevoel heeft dan voor eten en drinken, voor ossen, rijst en brandewijn; verder gaat hun verstand niet, verder kan het ook geen missionaris brengen. De goede paters offeren zichopvooreen hopeloozezaak." .Daarin moet ik u, mijnheer de graaf, be slist tegenspreken, want ik heb in Windhoek met eigen oogen gezien, hoeveel goeds de missionarisen uitwerken, en de zwarte kin deren tot werken en deugd aansporen. Ik hoop. dat de dag niet ver meer zal zijn. die &>k u. mijnheer de graaf, het bewijs zal le veren, dat een Zwarte niet alleen een goed mensch. maar ook een waar Christen kan zijn." ■Zeg toch niet a.tijd .mijnheer de graaf" tegen mij! Ik heb het u al meer gezegdhier ben ik de cavalerist Berneck, niets meer en niets minder. Wat verder het christendom betreft, weet gij al lang, hoe ik daarover denk. Die vrome sprookjes zijn voor de Zwarten misschien gangbaar, maar ik heb al ingezien, dat de leer van een Schepper en van een leven na den dood niet kan bewe zen worden." .Nog heel veel kan niet bewezen worden en is toch waar." antwoordde Weber over tuigd. „Ik ben evenwel niet geleerd genoeg, om daarover te redetwisten. Dat er een God is. en dat deze God ons met zijne hulp bij staat. kan een ieder onzer in zijn leven ondervinden, vooral hier in oorlogstijd, waar niemand weet, wat de naaste toekomst brengt. Ik hoop van harte, dat God u de oogen moge openen, mijnheer de graaf. Overigens is .preeken" mijn vak niet; het leven is de beste leermeester. Daar komt Thomas terug. Zoek een beschaduwd plekje op, mijnheer de graaf; ik moet op wacht." Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1908 | | pagina 1