Katholiek Nieuws= en Advertentieblad
No. 36.
Zaterdag 5 December 1908.
Twee en twintigste Jaargang.
OE EE1BIIE
voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren,
Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATERDAG.
Franco per postf 0.40
Afzonderlijke nummersf 0.05
Bureau: Langegracht 13, Amersfoort.
Uitgave van de Vereeniging De Eembode.
PriJ» der Advertentiün
Van 1 tot 6 regelsf 0.30
Voor ieüeren regel meerf 0.05
Correspondenten
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
EERSTE BLAD.
Ambtenarij.
Tot welk een diep verval een natie
komen kan, leeren overduidelijk de
verkiezingen in Frankrijk. Alle betere
gevoelens onder een volk worden
daarbij op de vlucht gejaagd. Het ge
zond verstand schijnt zelfs er door ge
knakt, want hoe anders te verklaren,
dat een zoo reusachtig bedrog, waarop
wij in ons artikel van 7 Nov. wezen,
als bij dergelijke verkiezingen voorkwam,
nog zulk een succes verkreeg.
Maar nog andere middelen worden
bij die gelegenheden in dienst gesteld.
Naast de verkiezingspraktijken der can-
didaten komt de Fransche Regeering
ook de hare voegen. Doorkneed in po-
litieken zwendel en misleiding stelt zij
hare trawanten in diensl om de kie
zers voor te lichten op een wijze, die
soms alle eerlijksheidsgevoel in 't niet
doet verzinken, en om pressie op hen
uit te oefenen, die bijna iederen weer
stand ondoenlijk maakt. De talrijke
ambtenaren, waarover de Regeering
beschikt, staan haar dapper ter zijde,
wel overtuigd, dat hunne diensten niet
onbeloond worden gelaten, en daartoe
moet uitbreiding van ambtenarij én
verhooging in dienstbetrekking uitste
kende diensten bewijzen.
Want als gevolg van bijna iedere
verkiezing worden nieuwe ambten ge
kweekt, en daardoor het leger der
regeeringsgetrouwen alweder voor de
toekomst versterkt. En het gcvaar.dat
juist hierin ligt voor een Staat wordt
in de Fransche pers bij herhaling met
feiten aangetoond.
Onlangs wees ook prof. Van der
Vlugt te Leiden in een geschrift op
het onderwerp der „ambtenarij'' en
stelde o.a. de Fransche Republiek tot
schrikwekkend voorbeeld, waar het,
zooals hij het uitdrukt, bij toeneming
in het staatslichaam een hejrleger van
woeker-existentiün dringt, voor wie de
Staat er niet is om door hen gediend
te worden, maar veeleer om hun dienst
baar te zijn.
In een Fransch blad heeft de afge
vaardigde Beauquier onlangs op tref
fende wijze de schaamtelooze geld-
verkwisting blootgelegd, die in de
administratie der Fransche Republiek
wordt in praktijk gebracht. Uit dit
merkwaardige artikel deelde de „Stan
daard" het volgende mede:
In 1872, zoo vernemen we dan, be
stonden de kabinetten der ministers
uit een twaalftal personen, alles te
zaamthans is hun staf van „ordon
nansofficieren" tot over de honderd
uitgedijd. De onder-secretarissen van
Staat, nuttelooze en kostbare verdub
belingen van de ministers, werken,
evenals deze, de misbruiken op allerlei
manier in de hand, en omringen zich
met een legertje van eerzuchtige jonge
mannen, die straks stuk voor stuk een
plaats aan de Staatsruif bekomen. En
als er geen plaats meer voor lien is,
dan wordt ze eenvoudig gemaakt, om
dat die „fantasie-ambtenaren" er nu
eenmaal recht op doen gelden, als zo
nen van Afgevaardigden of Senatoren.
Het officieele statistische bureau
geeft aan, dat van 1846 tot 1896, dus
over 50 jaar, het cijfer der staatsbe
ambten is geklommen van 188.000 op
400.000. In tien jaren tijdsvan 1886—'96.
steeg het van 333.000 lot 400.000. En
dan moet men daar nog bijvoegen het
cijfer der departementale ambtenaren,
dat een 8000 beloopt, en dat der ste
delijke beambten, een goede 120.000,
zoodat men saam een heel eind over
het half milliocn komt.
Een respectabel getalmaar op he
den stellig ver beneden de werkelijk
heid. Want de cijfers zijn van 1896.
In ieder geval blijkt, dal sedert de uitroe
ping der derde republiek het ambtena-
n-dom zoo tamelijk wel verdubbeld is.
De conclusie ligt dan ook voor de
handAan liet hart der democratische
Republiek knaagt de „parasitische
ambtenarij." De monarchie moest om
ver gestooten. omdat zij te veel nut
telooze monden te eten gaf; maar de
„volksregeering" heeft het aantal ver
dubbeld dergenen, die van de staats
ruif leven.
We kunnen niet al dc gegeven voor
beelden ook maar in 't kort vermel
den. Daarom doen we maar een greep
in 't materiaal, dat de schrijver uitstalt.
Hij noemt dan een dienst, waarbij in
1887 twee ambtenaren eenzelfde werk
verrichtten. Dat nu in twintig jaren
tijds het werk is verdubbeld, kan men
nog grif toegeven, maar wat zegt men
ervan, dat diezelfde dienst in 1907
bureau noodig maakte met een
chef, twee onder-chefs, twee hoofd
commiezen, een adjunct, drie redac
teurs, vier expediteurs en drie boden!
Het ministerie van koloniën omvatte
nu twee jaren geleden 268 personen,
waarvan 160 ambtenaren. Nu zijn dc
cijfers nog hooger. Maar dan wete
men, dat het Engelsche „Colonial
Office," waar een tienmaal grooter
koloniaal gebied te administreeren
valt, het met slechts 60 ambtenaren
voor alle diensten doet. Geen wonder,
dat de officieele staatsalmanak in de
laatste dertig jaren een 250 bladzijden
dikker is geworden.
En wal kost nu die overdaad van
eetgragc ambtenaarsmonden aan de
Republiek? Het is niet gemakkelijk om
dit precies op te geven, zegt Beau
quier. maar hij gelooft, dat smnmiger
schatting van een milliard francs per
jaar niet zoo ver uit den gis valt.
Daarbij komt, dat een groot aantal
ambtenaren in gebouwen zijn gehuis
vest, waarvan de Staat voor zich zelf
profijt kon trekken of die hij voordee-
lig verhuren kon. En nu is er wel een
wet van het jaar 1870, die voorschrijft
dat met Jan. 1872 te beginnen, alle
ambtenaren of ininisterieele beambten,
die op kosten van den Slaat zijn ge
huisvest, zich van dit genot zullen
moeten spenen, inaar die wet, al
werd ze niet ingetrokken, is nimmer
uitgevoerd geworden.
Door alle tijden heen heeft de zwak
heid der chefs van dienst toegelaten,
dat tal van lieden zich in de gebou
wen van den Staat nestelen. Onder de
monarchic waren het de hovelingen
cn hun oogendienaars, die de paleizen
des konings bevolkten. Men rekende
op een twaafduizend van die indrin
gers. Maar het cijfer der gelijk begun
stigde ambtenaren in de democratische
republiek is allicht nog heel wat hoo
ger. en ze genieten er dan nog vaak
allerlei emolumenten in natura bij.
Over de „administratieve moraal"
weet de schrijver ook heel wat te ver
tellen. Hoe vaak is hei niet gebeurd,
dat aangevraagde credleten werden
besteed, niet omdat men noodig had
wat aangevraagd was, maar enkel om
dat men dat geld wilde uitgeven, ten
einde te voorkomen, dal de post van
de begrooting voortaan verdwijnen
zou. Het is wel gebeurd, dat men aan
het Ministerie van Marine oud spoor
wegmateriaal. absoluut waardeloos, op
kocht, om tocli maar tc zorgen, dat het
aangevraagde geld ook werd uitgegeven.
Nog een kort woord over dit onder
werp in een volgend artikel.
BUITENLAND.
Een ontzettende mijnramp wordt uit
Fittsburg gemeld.
De mijn te Mariana, tocbehoorcnde
aan de Pittsburg-Buffalo' kolenmaat-
schappij is Maandag tengevolge van
een ontploffing van graiiwzuur in brand
gevlogen.
De ontploffing was zoo hevig, dat
een lift. waarmee dt arbeiders in de
mijn gaan, 90 meter ver weggeslingerd
werd en dal de ventilatie toestellen
buiten werking gesteld werden, wai
den toestand der bcdotvenen nog ver
ergerde. Twee lichamen zijn geheel
vermorzeld teruggevonden.
Een mijninspecteur, die vijf minuten
voor de ontploffing de mijn had ver
laten. verklaarde, dat na onderzoek
alles in orde bevonden was.
Nu stijgen kleine rookwolkjes uit
de schachten op, wat liet bewijs is
van de aanwezigheid van vergiftigde
gassen. De verschrikkelijke warmte
verhinderde de reddingsbrigades iets uit
Volgens berichten zouden er bij de
ontploffing ongeveer 300 mijnwerkers
beneden geweest zijn. Dinsdag waren
reeds 125 lijken naar boven gebracht.
Bij gelegenheid van het bezoek der
katholickegeestelijkheidaankeizerFrans
Joseph heeft de keizer de volgende
treffende toespraak gehouden;
..Een gelukkige beschikking zeidc
de grijze keizer heelt mij in staat
gesteld liet zestigjarig jubité van mijn
troonsbestijging te vieren. Eu terwijl
ik de Goddelijke Voorzienigheid hier
voor hartelijk dank. zie ik met groote
vreugde hei Oostenrijkscltc episcopaat
en de andere hooge vertegenwoordigers
van den clerus rondom mij verzameld.
De heiligste belangen dc menseh-
lieid zijn - zoo vervolgde de keizer --
aan uwe zorgen toevertrouwd. Gij
bestuurt datgene, wat boven al het
vergankelijke der tijden, ja boven al
het tijdelijke verheven is: het eeuwig#
in de menschen. Door de trouwe plichts
vervullingen van uw geestelijk ambt
bewijst gij niet alleen den Staat, hiaar
ook de geheete maatschappij groote.
ja onschatbare diensten. Altijd zullen
de dagelijksehe zorgen de men&chheid
blijven drukken; partijstrijd is onver
mijdelijk. Gij zijl gezonden om ver
zoening en vrede te verkondigen, die
de wereld zich zelf niet geven kan.
Het geloof is het vaste anker, waar
door eenieder in de stormen des levens
behouden wordt. Steeds kunt u bij
uwe geloofsleer en de uitoefening van
uw ambt op bescherming vier regeering
rekenen.
Ik zelf ben een trouwe zoon der
H. Kerk. die mij zon dikwijls ver
troosting gebracht heeft en die mij cn
mijn huis een trouwe geleidster op
alle levenspaden is. Ik bied op dezen
voor mij onvergetelijken dag aan hare
vertegenwoordigers mijn warmste» en
persoonlijken dank."
Het laat zich denken, dat deze tref
fende toespraak, die van een groeten.
FEUILLETON.
De geheimzinnige ring.
5) De oude jachtopziener merkte spoedig,
dat hij geen slechte zaak gedaan had. met den
jongen tot zich te nemen. Johan was de dank
baarheid zelf cn toonde zich steeds vlijtig, niet
slechts in de school, maar ook thuis, als hij
slechts ecrsl de gewoonten van zijn nieuwen
pleegvader ecji weinig had loeren kennen. De
oude man had door nood gedrongen zijn mor
gendrank steeds zeil moeien koken, maar
de knaap bewees hem. dal hij meer kon, dan
waarop hij zich in den beginne beroemd had.
Wakker als een wezel stond hij met den
voelde
r gelukl
dein, s
"P. k
dc bijl,
en kookte van alles voor zijn pleegvader, ais
of hij zijn kunst bij den kok van den graai
geleerd had. Evcnzoo wist niemand een konijn
tje of gevogelte beter te braden dan Julian,
die het houderde malen voor zijn overleden
vader in liet wond gedaan had. en incl vol
vertrouwen kim zijn pleegvader aan hem hel
vel
hooi
sten
verzuimde nooit zijne verplichtingen mei
uiterste nauwgezetheid na te komen,
oude jager Hel zich de.kleine dien-
teer gaarne welgevallen en verhcugdi
-ver den ijver van den jongen, die geen
igenblik ongebruikt Hel. Integendeel, hij
nckerde met den lijd, en vader Am
In den zomer was het natuurlijk wel aan
genaam van den vroegen ochtend lot laat iu
den avond het woud te doorzwerven, wets-
cn toezicht te houden over de arbeidersmaar
in herfst en winter kreeg het een ander aan-
inot sneeuwjacht, den ganschcn dag in de
vrije natuur te moeten doorbrengen, is geen
hijzonder vermaak. En wanneer dc oude
Andreas in vroegeren tijd na zulke zware
dagen des avonds laat te huis kwam. dan
vond hij na alle moeite en bezwaar nog
geen rust. Vermoeid en doornat vond hij
slechts een koude kamer en moest bovendien
zijn eigen maal bereiden.
Nu echter, wijl Johan.voor Item zorgen kon,
storm woedde, ol een sneeuwjacht den ouden
boschwacliler iu witte vlokken hulde, die
smeltend hem van liet klamme gevoel deden
was. dal hem ijskegels aaiwlun baard vroren,
dan spotte hij met al dat ongemak, zoudra
hij sieclits aan tien terugkeer en aan zijn
kamertje dacht, waar hij door een verzorgende
hand en een beminnelijk harl verwacht werd.
Wanneer hij nu terug kwam. dan vond liii
dadelijk een behaaglijk doorwarmd vertrek;
in de groote kachel knapperden de lunilblok-
altijd iets goeds voor de hongerige maag
inhield. Bovendien slond Johan ook altijd
vroulijk gereed om hem Ie helpen; hij
Item zijn huisjas cn pantoffels en beijverde
grooleif leunstoel hij de kachel zat cn zijn
maaltijd met smaak verorberde. Daarbij het
vriendelijke gezicht van den jongen, zijn op
geruimd gebabbel, zijn hartelijke lieikozingen.
ja, dal was nu zoo geheel anders dan
iu vroegeren tijd. toen de oude boschwachter
alleen, hongerig en gemelijk in zijn onbe
hagelijke woning zitten moest.
Toen Johan grooter werd, had de oude
ook nog meer voordeel van hem. tiet
kwam zoo ver. dat de knaap bij slecht
weer geheel den dienst van hem overnam,
zoodat hij binnen blijven kon, zonder be
zorgdheid. dat ergens iels verzuimd werd.
Johan, van zijn jeugd af in liet woud gewoon
en daarin opgegroeid, beschikte de zaak
igoed i
geweli
iclve. cn deze kon inmiddels
thuis blijven en zich verheugen, dat hij op
zijn ouden dag niet meer alle ongemak van
„Waarachtig mijn jongen", zcide hij menig
maal. wanneer de knaap half bevroren ol ge
heel doornat, maar altijd lustig en welge
moed uit liet boseli kwam, „waarachtig, toen
ik u bij de boscllhul vond en n lot mij
nam, geloofde ik ii een weldaad te bewijzen,
maar ik zie alle dagen meer in dal ik mij
zelve daarmede den grootstun diensl bewe
zen heb. Moei dal nog een weldaad heeten,
waar alles integendeel den weldoener ten
goede komt? Nu, Cod loone u, mijn jongen,
Johan wees alle lofprijzing bescheiden at,
ofschoon hij ze in werkelijkheid len volle
verdiende. Hij meende slechts zijn plicht Ic
Zoo leeiden beiden in stil genoegen en te
vredenheid de gelukkigsle dagen en jaren
met elkander, en de oude Andreas beschouw
de den knaap reeds geheel als zijn toekom-
stigen navolger in zijn ambt. toen er een ge
beurtenis voorviel, die aan den toestand van
Hei geschiedde namelijk, dat sinds «enigen
tijd wilddieven iu liet hoscli met ongehoorde
brutaliteit te werk gingen en ntet eenc vaar
digheid reeüit en hcrien in het jachtgebied
wegschoten, die met alle vervolging den spot
scheen te drijven.
„Opgepast, mijn jongen!" zeidc de oude
jachtopziener, die ongelukkigerwijze aan
zijn oude, weder opengebroken schotwonde
moet bijtijds liet handwerk benomen wor-
w'ildstand en laclièn ons bovendien nog uit."
Johan Ihtt zich dat niet vruchteloos zeggen
hij was nog Ijveriger dan anders hij de band.
lederen nacht loerde bij in het boseh en door
schreed liet iu alle richtingen, maar immer wis
ten de geslepen wilddieven zijn waakzame
spvuroogen te ontgaan. Waar Itlj zich juist be
vond cn het boseh naspoorde, daar bleef alles
stil, terwijl aan de tegenovergestelde zijde van
Wanneer hij zich dan naar dien kant
spoedde, zoo vond hij dikwijls wel bloedige
plaatsen op het gras. die duidelijk genoeg
bewezen, dat ergens een stuk wild neerge
schoten was. maar vait de stroopers ontdekte
hij geen spoor. Zij waren steeds met hun bult
verdwenen en het scherpste oog vermocht hun
spoor niet verder dan hongtens tot bij een
beek ol een steenachtig terrein te volgen.
lucltle dieven geen
.Zij moeten een spion hebben, die al mijne
schreden beloert." zeidc Johan gl'crgcrd. toen
hij op zekeren morgen, na een andermaal ver
geefs doorwaakten nacht, hij den ouden boseh-
wachter terugkwam."
„Dwaasheid, Johan", antwoordde de oude.
„Wie zou u beloeren of nasluipen? liet toe
val is den spitsboeven gunstig, dat is de zaak.
Wees dus sleclds op uwe hoede, en gij zult
Itun eindelijk wel betrappen."
De knaap verdubbelde zijn ijver, zijn in
spanning, maar dc stroopers spotten opnieuw
met hem. Iu een der volgende nachten werd
weder een fraai hert neergeschoten en alvo
rens hij op de bewuste plaats was aangeko
men, waren naar gewoonte hert en wilddie
ven verdwenen.^
den. vader!" zei Johan toornig. „Cilj zljt mi
zi4l tamelijk weder hersteld en kunt mij mis
sen. Qecf mij. ik smeek het u. totonbvpaal-
den tijd vcrluf."