Katholiek Nieuws= en Advertentieblad
No. 41.
Zaterdag 9 Januari 1909.
Twee en twintigste Jaargang.
DE EEMBODE
voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren,
Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATERDAG.
I 0.40
f 0.05
Bureau: Langegracht 13, Amersfoort.
Uitgave van de Vereeniging De Eembode.
Prjjs der Advertenliën
t 1 tot ft regelsf 0.30
>r iederen regel meerf 0.05
orrespondentiCn en Advertentie» moeten uiterlijk Vrljdag-
iul voor ottr aan het bureau bezorgd zijn.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
EERSTE BLAD.
Oe Koning der eeuwen.
Nog onder den indruk van het ge
heimzinnig doelt bovenal aandoenlijk
tafereel, dat de eenzame grot van
Bethlehem in den zaligen Kerstnacht
ons aanbood, leidde de Kerk ons nog
maals hel armoedige verblijf binnen,
hetwelk, hoe gering van aanzien, hier
in werkelijkheid niets anders blijkt te
zijn dan de troonzaal van den Vorst
der eeuwige heerlijkheid, ook nu reeds
op aarde als de Koning van het Gods
rijk gehuldigd. Het liefelijke in liet
wezen van het aanvallige Wicht, dat
den nederigen bezoekers, den cerza-
men herders, zoo minzaam tegenlacht,
heeft hier reeds plaats gemaakt voor
den ontzagwekkende!! luister, welke
mede afstraalt van dat aantninlijk ge
laat. bij de komst van de grooten der
aarde; en Hij die als „de Vredevorst"
-dooi Isaias was voorspelden doorliet
zalig eng'lcttchoor werd bezongen,
vertoont zich hier in zijn volle groot
heid en kracht, gelijk Hij tevens door
dcnzclfden profeet aan de volken was
verkondigd „de verwonderlijke, de
sterke God. de vader der toekomende
geslachten."
En zoo heeft Hij. die zon en maan
hare banen aanwijst, schoon in ar
moede verschenen en schijnbaar on
machtig, zijn langverwachte ster doen
opgaan uit Jacob en aan de Ooster
transen doen stralen om de Wijzen bij
zijne kribbe als voor zijn troon te ont
bieden. Mag dan ook binnen het rijks
gebied dier vorsten het doel van hun
tocht zoowel als te Jerusalem hun
vraag „waar is de koning der Joden
geboren", opzien, verwondering, ja
tegenstand baren, en Herodes het
moordstaa! doen wetten, niets kon hen
weerhouden: het is de sterke God,
die hen roept en die. Koning over het
Godsrijk, van uit de kribbe het heelal
bestiert, en alle aardselte macht voor
zijn scltepter doet buigen. O, wal tref
fend schouwspel leveren ons die ko
ningen van de slof en d wetenschap,
geknield voor den nieuw-geboren
Messias! Ja wat wonderbare gedachte
spreekt zich in die hulde uit, welke
het arme Kind van Bethlehem gebracht
dt, ittaar vooral, wat schrille te-
geustelling valt hier te bespeuren in
den pas verschenen Christus, gelijk
tijdig als koning gekroond en onttroond,
rd en vervolgd, maar toch waar
achtig koning, die alles met onver-
gankclijkcn schepter naar eigen welbe
hagen regeert. Is dit laatste alreeds
niet het belichaamd idee van het Gods
rijk op aarde, het idee. dat bij de
ganschc kerkgeschiedenis ten grond
slag ligt en van Bethlehem uitgaat
ot is de aanbidding der Wijzen, ge
paard aan liet lage huichelspel en de
onmenschclijke vervolgingswoede van
Herodes. niet het kort begrip van ge
heel de geschiedenis der volgende
Is nu een vluchtige blik geworpen
op de onderscheidene tijdperken, welke
de Kerk Gods in bijna negentien eeu
wen heeft doorloopen. reeds voldoende
om de waarheid van dit gezegde te
staven, datt mag de treffende over
eenkomst, welke bestaat tussclien het
allerlaatste tijdperk der kerkelijke his
torie en het stuk geschiedenis, dat
reeds in Bethlehem werd doorleefd,
voor ons wel een aanleiding zijn, om
op het afgeloopeti jubeljaar nog
een dankbaren terugblik te werpen en
den toen gesmaakten troost en de be
vestiging in het geloof nog een oogen-
blik bij ons zeiven te verlevendigen.
Nog altijd troont en hecrscht Israöl's
Vorst, die voorspelde: „mijn rijk zal
geen einde nemen," onzichtbaar hier
in deez' wereld, doch verpersoonlijkt
in Zijn hoogverheven Stedehouder op
aarde, den drager van het Goddelijk
koningschap, den koninklijken Opper
priester aller geloovigen, die reeds
door den apostel inet den kerkdijken
naam van het „regale sacerdolium",
het koninklijk priesterdom, wordt be
stempeld. Zoo werd in de onafgebro
ken rij der Pausen dat goddelijk
koningschap bij opvolging tot op onze
dagen met bovenaardsclten luister ge
vierd. Dan Hij. wien liet toekomt deze
koningsmacht aan een stcrfelijken
had
alwijze laadsbcsluiten vastgesteld
over Zijn zwaar beproefde en heftig
bestreden Kerk in onzen tijd een
nieuw en schitterend licht te doen op
gaan. En aldus verscheen de thans
regcerende Paus Plus X, als "de ster
van Jacob, geschikt om de vorsten en
volken voor te lichten in de duistere
nevelen van het hedendaagsche onge
loof. Ja, de glans van die wonderbare
ster werd verhoogd in het pas afge
loopeti jaar. het jubeljaar des Pausen.
Het was als riep die sterre aan den
hemel de volken en hunne behecr-
schers over de gansche aarde verspreid
op om den koninklijken Opperpriester,
wel van allen uitwendigen koninklijken
luister beroofd, toch op een geheel
gruotsche wijze te huldigen en met
glorie te kronen. We zagen niet
slechts de geringste zonen des volks,
maar ook de gezanten van vorsten en
machtigen der aarde, met rijke geschen
ken beladen, in grooten getale opgaan
naar de eeuwige stad, het hof van
den rooverkoning passeerend, om den
in verdrukking verzuchtenden Paus met
te meer eerbied en heilig ontzag te
huldigen. We zagen hen neerknielen
voor zijn troon otn hem het goud der
Wijzen en schatten te offeren, om hem
tevens de kostbare myrrhc te schen
ken in de heerlijkste voortbrengselen
der kunst, om hem bovenal den wierook
te brengen in de oprechtste betuigin
gen van liefde, gehechtheid en trouw
afgelegd voor Petrus' heiligen Stoel.
Hef valt zeker
r te ontken
dat God in den persoon van de-
Paus de heerlijkheid en de kracht I
des geloofs weder in schooner licht-
glans heeft doen stralen, ttu een heftige
vervolging der Kerk geleden, een ver
woede strijd tusschen het gclool en
het ongeloof gevoerd wordt. De ver
volging is wreed, de strijd zwaar en
smartelijk, doch wanneer wij zien, hoe
in deze tijden van zwaarder lijden,
van heviger vervolging, welke ieder
rechtgeaard christen tot droefheid en
bezorgdheid moeten stemmen, hel
katholieke volk over geheel de aarde,
biddend voor het welzijn van Kerk en
maatschappij, zich immer vaster aan
sluit aan zijn geestelijk hoofd, dan
slrekt ons dit voor de toekomst tot
een troostend en verblijdend teeken.
Dan durven wij met te meer gelaten
heid die toekomst tegemoet zien. in
de vaste overtuiging, dat het Kind van
Bethlehem, dat bij den wreeden aan
slag van koning Herodes het godde-
looze plan deed mislukken, ook de
nieuwe aanslagen van de schijnbaar
overmachtige vijanden van Kerk en
Paus zal weten te verijdelen. Want zoo
waar zal Christus de Koning in zijn
Kerk heerschen tot het einde der da
gen. als David de Profeet Hem reeds
in een hemelsch visioen aanschouwde,
op den heiligen berg tot koning ge
zalfd, en Hem lofprees „wiens heer
schappij zich uitstrekt tot de uiterste
grenzen der aarde, wien de koningen
en volken huldigen, en wiens rijk. ge
lijk de eeuwigheid, geen einde heeft."
BUITENLAND.
Na verscheidene dagen van ontzag
lijke treurtooneelen op het terrein
van verwoesting in het Zuiden van
Italië, is eindelijk in het laatst der vo
rige en in t begin van deze week
eett weinig orde gekomen in de toe
standen van verwarring en hopelooze
wanorde, die op de puinen, door de
aardbeving aangericht, te aanschouwen
waren. Het reddingswerk was beter
geregeld en daardoor werden talrijke
menschenlevens nog gered.
Ook werd liet afschuwelijke roovers-
werk onderdrukt. Zestien roovers wer
den Zaterdag gefusilleerd en 600 per
sonen Zondagochtend gearresteerd.
Benden boosdoeners vielen de over
levenden aan, verwondden karabiniers
en douanebeambten en vielen ook de
matrozen aan. De Russen doodden een
Italiaansch matroos, die blijkbaar dus
ook aan het plunderen was geslagen.
Voor een groot deel is die vrij
spoedige regeling, in de gegeven aller
moeilijkste omstandigheden, te danken
aan het optreden der regeering.
Een schitterend voorbeeld van toe
wijding en dikwijls persoonlijken hel
denmoed. hebben alle leden van de
koniiiKlijke familie in de jammervolle
ramp-dagen gegeven.
De koningin, die te Messina was
achtergebleven om in het hospitaal te
werken en daar. zooals men reeds
weet. bij de paniek, veroorzaakt door
een nieuwen aardschok licht aan de
borst gekwetst werd, is -Maandag met
den koning te Rome teruggekeerd.
Wat er nog van de oude, roem
rijke stad Messina was blijven staan,
door de aardschokken, den vloedgolf
of de vlammen gespaard, zai nu door
de redders, om veiligheidsredenen
waarschijnlijk worden gesloopt, zoodat
weldra Messina inderdaad van de
aarde geheel zal zijn weggevaagd en
één groot graf zal zijn geworden, waar
duizenden onder de puinen van de
oude heerlijkheid begraven liggen.
Over Palm: wordt getneld
Om zich een begrip te vormen van
het onheil, dat Palmi getroffen heeft
moet men wel bedenken, dat deze
plaats geen klein dorpje, maar eet
schoone. bloeiende stad was met 14000
inwoners, groote gebouwen en flinke
breede straten.
Er werd een uitgebreide handel ge
dreven en vele rijke particulieren en
kunstenaars hadden er hun villa's.
Dat alles is nu vernield. Wanhopig
en als versuft staan de mensehen hon
gerend en dorstend bij de puinhoopen.
De nood, die in de stad heerscht,
gaat alle beschrijving te boven.
De stad Reggin is ook een tooneei
van verwoesting. Duizenden lijken
werden onder de puinen weggehaald
en buiten de stad gebracht, terwijl de
overlevenden aan boord van de pak
ketbooten werden gebracht. In de na
bijheid der stad werden ongeveer 1500
FEUILLETON.
De geheimzinnige ring.
III.
10) Graaf Julius voerde een grooten staal in
de residentie en had een groot huis. en daarom
zag Julian zich na zijn aankomst in een voor
was daar een ander leven in hei prachtige
pulcis, dal zijn jonge heer in Wcenen bewoonde,
dan in 't slot zijner moeder, dat van tic wereld
atgeslolcn. landelijk en vreedzaam in '1 ge
bergte lag. Daar ging alles kalnf en rustig
zijn gewonen gang, want de gravin hield
van rust en eenzaamheid, en daarom vermeed
graaf Julius ook, als hij zijne moeder ging
sloren. Al- hij kwam, kwam hij alleen of bracht
hoogstens een enkelen bediende mede, wiens
tegenwoordigheid in het groole kasteel nau
welijks werd opgemerkt. In de residentie cell
ier achtte graaf Julius het aan zijn rang en
rijkdom verplicht, niet achter te staan hij de
lieden van zijn stand. Johan was daarom niet
weinig verbaasd, toen hij zich zoo plotseling
uit het kleine huisje van zijn pleegvader ve
plaatst zag in een palcis, vol glans, prac
en weelde. Kamerdienaars, lakeien, jager
vulden de voorkamer, wachtende op wat i
graaf hen zou bevelen; in de stallen wan
verscheidene koetsiers, jockeys en rijknechten,
terwijl prachtige paarden van Eilgolsch Cli
Arabisch ras uit marmeren kribben aten.
In de keuken heerschten koks en keukenjon
gens, in den tuin. zag hij den tuinman mei
veel knechts, kortom.de geheele huishouding
gaf blijk van een weelde en grootheid, waar
van Johan zich in zijn voormalige levenswijze
geen denkbeeld had kunnen vormen.
Een paar dagen liep hij als vcrsufl rond
naar de kostbaar gemeubileerde kamers en
zalen met hun weldadige tapijten, hun tot aan
hel plafond reikende spiegels, hun beeld
houwwerk, hun onschatbare schilderijen in
vergulde lijsten. Met steeds grootcr verba
zing bekeek bij de keuken, den stal en den
tuin en werd niet zelden door de talrijke be
dienden uitgelachen, als hij hier en daar een
opmerking maakte over de overal, voor hem
zoo onbekende, hcerschendc weelde. Lang-
J hij e
n ge woo
aan zich
keil. Met welke bedoeling had de graaf hem
eigenlijke lol rich genomen? Hoe kon hij hem
van dienst zijn Zoo gaarne was hij aan -'t
een of ander werk gegaan, om zich nuffig te
maken. teneinde niet, naar zijn meening. zijn
dagelijksch brood in ledigheid te eten. Maar
kon hij dal wel Neen. overal was hij over
bodig en werd door de andere bedienden
mei schele oogen aangezien. In de voorkamer
zijdein de
s de k
riet toegestaan, dat hij
i paard maar.even aanraakte, en In den
j zich aanbood hem te helpen. Johan ge
lelde zich eenzaam, verlaten en ongelukkig.
„Vader Andreas, ik wil gaarne mijn best
icn", sprak hij op zekeren avond tol zich
bedroefd in een hoekje in de
zelf,
t hier zi
wel ei
willen welen, hoe ik
aanleggen, waar niemand iets van mij weten
wit. Daaraan moet een einde komenMorgen
ochtend ga ik naar den graaf, cn als die mij
niet zegt. wat ik doen moet, dan pak ik mijn
hundcilje cn ga de wijde wereld in."
Den volgenden morgen kleedde hij zicli net
jes aan. vroeg in de voorkamer of mijnheer
de graaf reeds te spreken was en begaf zich
vrijmoeilig in diens kamer, toen hij hoorde,
dal de hofmeester reeds hij hem was. Hij zag
graaf Julius aan zijn schrijftafel zitten, welke
as met brieven en rekeningen.
De I
u had n
k rekeningen cn
hand. Toen de deur geopend werd. draaide
de graaf zich snel en hoos oin. alsof hij den
ongeroepen indringer een heftig verwijl wilde
maken; zijn toornige blikken verhelderden zich
echter terstond, toen hij Johan bemerkte.
„Zoo, zijt gij hel!" sprak hij. „Wacht even,
beste Julian". Johan wachtte aan de deur, en
graaf Julius wendde zich weer tot den hof-
„Maar, wat een rekeningen", sprak hij op
tooriiigen loon. „Vijfduizend gulden in liine
maand. Zoo iets heb ik nog nooit beleefd,
Schulze! Gij moei de menschen waf meer op
de vingers kijken en de rekeningen waf heler
„Dat hch ik gedaan, mijnheer de graaf."
nagezien en onderzocht, en als mijnheer de
„Maar hoe moet ik me nu door zoo'n berg
rekeningen cn tabellen hcenworstelcn viel
graaf Julius hein hoos in de rede en schoof
ij ook helpen Hi
f alles
Ik
it allee
dal il
:l geld In
als nu, daar hij 'l eind van elke maand
de uilgaven hooger worden!"
„Dal behoeft u niet te verwonderen, mijn
heer de graal," antwoordde de hofmeester
kruipend. „Wij beleven een duren tijd. alles
heeft ten gevolge, dal hel huishouden hier
meer kost dan voorheen. Ik verzoek mijn
heer de graaf dan Ook nogmaals allcrondcr-
danigsi zelf de rekeningen en tabellen te
willen nazien, en u tc overtuigen, dat
De graaf hief de hand op als een teeken.
dat de hofmeester zou zwijgentegelijkertijd
ontriinpelde zich zijn voorhoofd cn zijn oog
schitterde, loon hij zich snel naar de deur
omwendde, waar Johan nog steeds op zijn
beurt stond te wachten. Die kwam eerder
dan hij dacht.
„Ha, mijn waarde Johan." riep hem graat
Julius toe, „kom wat naderbij I Gij kunt re
kenen, schrijven, lezen, niet waar?"
.Ja. mijnheer de graaf! In 'I laatste jaar
leh ik geheel alleen de rekeningen van mijn
flcegvader bijgehouden."
„Mooi, ook de houtrekeningen
,Ja, mijnheer de graaf!"
„En wat zei de rentmeester mijner moeder
Joh
„Och,
c zei n
ders, mijnheer ilc graaf," antwoordde hij,
„maar hu gaf nnj nog andere rekeningen in
orde te brengen, en ik had er menigen lan-
„Gocit zoo. beslc Johan!" sprak graaf Julius
blijde verrast. „Ik ken den ouden Brunncr!
Als die u werk gegeven heelt, dan moei die
zeer tevreden inet u geweest zijn! 't Doet
mij genoegen, dat ik den goeden inval had.
u te vragen. Neem dezen hcelen berg reke
ningen cn labellen, ik heb er zelf geen tijd
voor, heb er ook geen verstand van, maar
gij zuil n er wel doorheenslaan, denk ik.
jongen vriend hier te wenden. De kamer,
welke de secretaris van mijn overleden vader
bewoond heeft, moei voor hem in orde ge
bracht worden. Ik benoem hem als mijn secre
taris en bestierder van al mijn huiselijke
aangelegenheden. U begrijpt mij wel. hof
meester! Ik verlang, dat mijn jonge vriend
mei allen eerbied behandeld wordt, welke zijn
nieuw beroep meebrengt."
De hofmeester trok een lang gezicht, sprak
natuurlijk niet tegin. doch bepaalde zich tot
het maken cener diepe buiging.
„Genoeg, Schulze," sprak graaf Julius kalmp-