Katholiek Nieuws= en Advertentieblad
No. 2.
Zaterdag 10 April 1909.
Drie en twintigste Jaargang.
DE EEMBODE
voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren,
Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATERDAG.
Alzonderlijke nummers
f 0.40
f 0.05
Bureau: Langegracht 13, Amersfoort.
Uitgave van de Vereeniging De Eembode.
Prijs der Advertentie»
Van 1 tot 6 regelsf 0.30
Voor lederen regel meerf 0.05
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
EERSTE BLAD.
Gekruisigd - Verrezen!
De oorlog is verklaardDe machten
der wereld hebben met die der duis
ternis een verbond gesloten, om Chris
tus' rijk op aarde, zijne Kerk, te ver
nietigen. Het leger harer tegenstanders
is reeds sinds jaren georganiseerd. On
der aanhitsing van den groeten woel
geest, die reeds vdór de grondlegging
der wereld oproer in den hemel tegen
den Almachtige verwekte om. gesteund
door zijne aanhangers. Hem van zijn
troon te stunten, hebben de tegenstan
ders van alle kleur en naam het bloedig
vaandel opgeheven en den gruwbaren
kreet tol strijdleus gekozen„Dood aan
de Kerk! Weg met den Paus!"
Dit is geen poëtische opvatting, inaar
stalen, treurige werkelijkheid.
'I Is een herhaling, onder nieuwe
vormen, van 'l geen men in vroeger
dagen zag plaats hebben opzichtens den
Stichter dierzelfde Kerk. Ook toen hoorde
men den sehrillen kreet weergalmen:
„Weg met HemAan 't Kruis met Hem
Kn ja. de Fariseërs en Schriftgeleerden
wisten liet onnadenkend en wufte volk
op hun hand te krijgen en slaagden er
in. door schrikaanjaging en eehtjood-
sche voortvarendheid, den landvoogd
Pilatus het hloedvonnis te doen tceken-
en: „Dat hij gekruisigd worde." En de
Messias werd gekruisigd. Nu jubbelden
zijne vijanden. Zij hadden, meenden zij,
hun doel bereikt: de gehate Nazarener
kon hun voortaan geen kwaad meer.
Ten eeuwigen dage zou zijn naam een
vloek van 'I menschdom blijven. Immers
er stond geschreven„Gevloekt hij, die
aan liet hout hangt.".
Maar och! Zij hadden buiten Gods
almacht gerekend.
Nog waren zij vreugdedronken van
hunne eerste geestdrift, nog waren de
laatste tonen hunner jubelliederen niet
weggestorven of zie! daar klinkt
over Jerusalems straten en pleinen, over
de tinne des tempels en tot in de ge
heime zalen diér overmoedige gods-
moorders de verrassende, schrikwek
kende tijding:,, De gekruisigde Nazare
ner is van den dood verrezenEn
as zoo. Al hunne spitsvondige ver
zinselen. al hun woedend geschreeuw
kon het feit niet onwaar maken. De
getuigen trouwens, die Hem levend
hebben terruggezien, zijn velen, en
hun getuigenis is boven alle rede
lijke verdenking verheven. Men
denke zich hunne verslagenheid, die
hen des te grievender aangreep, naar
mate zij zich zekerder waanden van
hun triomf. Zoo wist God degenen,
die tegen den Heer en zijn Gezalfde op
stonden, van den hemel uit op de kaak
te stellen. Zoo werd de boosheid der
boozen door haar eigen wapen geslagen.
Zoo wist God de voorbijgaande ver
nedering van zijn Zoon tot een blijvende
zegepraal te doen omkeeren. De almacht
trouwens en daardoor zelf de godheid
des Heeren trad des te schitterender
aan het licht, naarmate Hij zich uil een
dieperen afgrond van schijnbare mach
teloosheid en vernietiging moesl op
beuren.
Wat toen met den persoon des Hei-
lands plaats had, heeft men in den loop
der eeuwen ontelbare malen zich zien
hernieuwen ten aanzien zijner Kerk, die
als zijn plaatsbekleeder met de uiige-
strektste volmacht, Hem op aarde ver
tegenwoordigt en het door Hem be
gonnen verlossingswerk daar voortzet.
Hoe vaak werd niet ook deze
naar 't scheen door haar vijanden
tot op den rand des ondergangs
gebracht! Hoe vaak hebben hare
tegenstanders niet hare uitvaart ge
vierd als ware zij voor goed dood
en begravenDeed niet o.a. een dwinge
land uit vroeger dagen, de afschuwe
lijke keizer Diocletiaan, op den voel
van zijn standbeeld bijtelen„ik
na den bijgeloovigen chrisiusdienst voor
goed te hebben uitgedelgd(Christiana
superstitione deletaienz. Euzie! nauwe
lijks was die aartsvijand des Christen-
doms zelf ten grave gedaald, of hetKruis
des Verlossers prijkte hoog in de lucht
op ontelbare keiken, waar men den Ge
kruiste van Golgotha wierookbranddeen
als God vereerde. Zoo ging het immer.
Het woord van den Latijnschcn
dichter wordt gedurig in de Kerk ver
wezenlijkt: „Mergis protundo pulchrior
evenit. Ploi haar in de diepte, zij
rijst telkens schooner omhoog." Telkens
blijkt duidelijker, dat zij door een on
zichtbare» arm gesteund eeno levens
kracht bezit, die haar tegen alle men-
schelijke vervolgingen en geweldenarijen
doet bestand zijn.
Dat dan vrij de goddeloozen onzer
dagen niet al hun vcrdclgingsmiddelen op
die Kerkrats aanrukken. Dat zij den Paus
in Rome gevangen houden, de bisschop
pen in boeien werpen, de priesters
uithongeren, de kloosterlingen verjagen
en van alle hunne bezittingen berooven.
de leeken op alle wijze belagen en
bemoeilijken. Laat heil beschikken
over schatten gelds, en zich in dere-
geeringen indringen omdeinvloedrijkste
ambten te bemachtigen en de hate
lijkste wetten in te voeren. Laat ze
beschikken over vloten en legers, over
kanonnen en andere werktuigen der
verwoesting. Laten zij aldus gewapend
eu gesteund, met vereenigde krachten
op Jezus' Kerk losstormengeen nood
De rots zal wellicht schudden op hare
grondslagen, maar wijken nooit; maar
vergaan nog veel minder. Al hun
godtergende pogingen zullen slechts
dienen, om voor de zooveelste maal
opnieuw hot woord van haren godde-
lij ken Stichter te bevestigenDe poorten
der hel zullen haar nooit overweldigen,"
om voor de zooveelste maal de dwaze
vermetelheid en dolle woede van de
vijanden zijner Kerk in 't licht te stel
len, om, met één woord, een nieuw
gevoelig bewijs te leveren van haren
goddelijken oorsprong eu van de waar
achtigheid harer leer.
Treurige dagen beleefden de apos
telen. zoolang hun gekruiste Meester
het geheim zijner vernedering door
:ijne glorierijke verrijzenis niet had
ipgelost. Nauwelijks echter zagen zij
Hem ten derden dage weder levend
en stralend van glorie voor hunne
rerbaasde blikken staan, of hun hart
sprong op van vreugde en geestdrift.
Die vreugde en geestdrift bezielt ook
is en zal ons immer blijven bezielen,
hoe hevig onze Kerk bestormd en ver
guisd worde, 't Is de vrucht en 't ge-
olg onzer onwrikbare hoop in het
voord des Heeren. dat niet falen kan.
Laat dan ook voor de Kerk een tijdperk
rouw aanbreken. Laten voor eene
korte wijle, door Gods toelating, de
goddeloozen onzer eeuw een schijn
bare zegepraal behalen. Wij zijn over
tuigd, dat hun triomf slechts van korten
duur is en dat de einde!Ijkc zegepraal
'oor haar blijft.
Na eiken Goeden Vrijdag, een dag
an rouw, komt Paschen. de dag van
reugde
BUITENLAND.
De Kamer heelt haar zittingen ver
daagd tot den Hen Mei.
In de commissie voor de hervorming
van de militaire rechtspleging is over
eenstemming verkregen met onder
staatssecretaris Cliéron over de wijze,
waarop de behandeling van strafpro
cessen tegen militaire beklaagden .oor
de burgerlijke rechtbanken zal plaats
hebben. De zaken, waarin militaire
beklaagden betrokken zijn, zullen in
het begin van de zitting behandeld
worden om te beletten, dat militaire
beklaagden lang met gewone misdadi
gers in aanraking blijven.
Bij gelegenheid van de heiligverkla
ring van Jeanne d Arc zullen ook mgr.
Bourne, de aartsbisschop van West
minster, en verschillende andere En-
Êelsche bisschoppen te Rome komen,
lezer dagen zullen zij vertrekken. Het
is wel een treffende gedachte, waaraan
hier uiting wordt gegeven.
Kenschetsend voorden revolutionnairen
geest, die thans heerscht in de lagere
ambtenaarskringen, is het verloop van
eene door algevaardigden en aanzien
lijke staatsambtenaren-vergadering, die
was belegd om de kweslie van het
stakersloon der ambtenaren, die nu bij
de regcering en Kamer aanhangig is.
te bespreken. De vergadering verliep
buitengewoon rumoerig. Toen de staats
raad Chardon, die het debat zou in
leiden, betoogde, dat de staking van
de ambtenaren niet geduld kon worden,
werd uit de vergadering heftig gepro
testeerd. De brievenbesteller Grangier
riep: „Gij wilt tusschen ons en de ar
beiders een slagboom oprichten. Maar
wij willen toetreden tot de arbeidsbeurs
en ons aansluiten bij den algemcenen
arbeidsbond. Wij zouden niet het recht
hebben om te staken Wij hebben zoo
juist zegevierend getoond, dat wij dit
recht nemen als dat ons goed dunkt.
Tegen de anarchie, niet bij ons, maar
van hoven, bestaat maar één deugde
lijk wapen: de vakvereeniging. Wij zijn
werklieden, die zich kunnen en willen
bevrijdenToen de afgevaardigde
Cliaigne wilde spreken, riep een andere
brievenbesteller hem toe„Nu zijn er
genoeg praatjes verkocht!" Plotseling
verscheen de als regelaar van werk
stakingen bekende secretaris van de
vereeniging van electriciens Palaud,
wiens bijnaam „koning" Pataud genoeg
zijn gezag aanduidt op het tooneel. De
voorzitter riep hem toe: „Ik weiger u
hel woord!" Pataud antwoordde: „Goed.
dan neem ik het. Bang maken behoeft
niet." De voorzitter„Ik sluit de ver
gadering." Pataud: „Ik zet de verga
dering voort." Hij voegde de daad bij
het woord, noodigde alle ambtenaren
uit tot eene den volgenden dag te hou
den vergadering van den aigemeenen
arbeidsbond en liet eene motie aanne
men, die het door de regeering ontwor
pen ambtenaars-statuut verwerpt en
voor alle ambtenaren het recht van ver
eeniging met al zijne gevolgen eischl.
Waarlijk, Frankrijk gaat donkere tij-
De correspondent van de Temps te
Petersburg bericht, dat de Czaai in Mei
een lange zeereis zal beginnen, waar
van het doel is het bezoek te beant
woorden, dat hij sedert verscheidene
jaren aan Italië schuldig is.
De Czaar zal op dezen tocht Stock
holm, Kopenhagen. Christiania, Ports-
FEUILLETON.
DE VISSCHERSKNAAP.
Ilp een sclmuncn zonnige» herfstmorgen
van hel Jaar 15113 naderde op een smal
voetpad, dal zich langs het strand der
zee voorlkronkelde, een bevallige jongeling
van vijlde» ol zestien jaren hel stadje Clare-
inont, hoven welks huizen en straten somber
en dreigend de machtige torens en wallen
der bergvesting opstegen. De jongeling,
bijna kon men lieni nog een knaap noemen
was behoeftig in de visschersdracht dier streek
gekleed en droeg in de hand een emmer,
waarin zich visschcn bewogen, zoo als men
gemakkelijk aan het golven en plassen van
bet dikwijls opspattende water bemerken
kon. Van lijd lol lijd stak een vin ol een
emmer omhoog, wal voldoende scheen om
te bewijzen, dat het jonge mcnscli de zoon
van een visschcr was, die zijn vangst van
den vorige» nacht naar de stad Dracht om
ie verkoupen.
Zonder den emmer en de visch zou men
den jongeling geenszins voor een visschers-
knanp hebben aangezien. Ondanks zijn scha
mele klceding, die hij droeg, straalde iels
/oo edels uil zijn ganschc wezen, dat men
zijn dracht veeleer voor een vermomming
zou houden, d.in voorde klceding, die hem door
geboorte en afkomst toekwam. Zijn gelaal
had fijne, bevallige trekken, zijn oogen waren
groot en schitterend, zijn handen zacht en
wit. Maar hlcck zag hij er uit, en deze bleek
heid kwam nog meer uit door zijn donkerzwart
haar, hetwelk in zachte, volle lokken van zijn
hoofd ncergolldc.
Pierre, zoo werd de knaap genoemd, ging
mei rassche schreden op de stadspoort loc,
den emmer met een gemakkelijkheid dragende,
die bewees, dat hij in buitengewone male
over lichamelijke kraehl beschikte. Indestraten
der stad aangekomen, groctlc hij rechts en
links bekende gezichten, die hem ontmoetten,
en richtte zijn schreden naar een huis, welks
uithangbord, een prachtige gouden kroon
in een blauw veld, liet aanwees als een loge
ment. Pierre trad in hei voorhuis, waar hij
de waardin bemerkte, die met een vreemden
heer in een levendig gesprek gewikkeld was.
.Moei u visch, julfrouw!" riep hij haar loc
.heerlijke visch, zoo als door vader in
verscheidene dagen niet gevangen is!"
.Zijt gij het, Pierre!" zeide de waardin,
een vriendelijke oude vrouw, terwijl zij zich
schielijk naar den knaap keerde - .hoe jam
mer, dat gij niet vroeger gekomen zijl! Ik
verwachtte gij niet meer en daarom heb ik
voor heden het noodigc van Jean genomen
Waarom staat gij ook zoo laat op, Pierre!
Een jong mcnsch, als gij, moet met dc zon
Pierre zette een bedroefd gezichl. .Ik heb
daaraan geen schuld, juffrouw, dal ik zoo
laat kom," antwoordde hij. rood van schaamte
over het verwijl, dat hem gedaan werd. .Vader
hleef heden langer uil dan gewoonlijk. Zoo-
dra hij kwam, nam ik de .visch en spoedde
mij hierheen. Ze zijn inderdaad groot en
mooi, juffrouw, en daarom inoest u ze toch
„Wezenlijk Pierre, dal gaat niet!" zeide
de waardin. „Ik kan ze werkelijk niel gebruiken
Maar luister eens, mijn jongen, daar valt mij
juist in, dat Jean zeide, dal zijn visch eigen
lijk voor den koniinandant der vesting be
stemd was! Spoed u daarom daarhenen, wel
licht koopt men ze daar van u. Maar
vlug, opdat niet weder een ander u voo
„Ik doe het niet graag," antwoordde de
knaap hoofdschuddend, „ze zijn zoo b;
en grof daar in de vesting, zoo erg lomp!"
.Och wat, een jong inensch, als gij, i
niet zoo aantrekkelijk zijn," antwoordde
mocdelijk dc waardin. „Vooruil Pierre, vi
uit! In tien minuien kunt ge hoven zijn
wanneer uwe visschcn werkelijk zoo goed
zijn, als gij zegt, dan zult gij daar wel beter
betaald worden dan door mij.
„Nu, ik wil 'l beproeven", zeide Pi
zuchtend en met zichtbaren tegenzin. „Als ik
niet zoo om geld verlegen was, dan deed Ik
het liever nier. Maar men moei. Welnu
gegroet, juffrouwMorgen zal ik zeker vroeger
„Nog een uogcnblik. jonkman," zeide nu
de vreemdeling, die tol dusverre aandachtig
naar liet gesprek geluisterd had en mei zicht
bare verwondering den wakkeren jongeling
en zijn fijn gelaal beschouwd had.
Pierre zette dadelijk zijn emmer, dii
reeds opgenomen had, weder neer en ant
woordde: „Zeer gaarne, mijnheer! Wal is
„Niets van dien aard. mijn beste knaap."
zeide de vreemdeling. - „Ik 7.011 u slechts
willen vragen, of gij zonder bijzondere ver
gunning de vesting moogt binnengaan Men
verzekerde hel mij, dat er niemand werd
binnengelaten, die niet lor de bezetting he-
„Zeker, dat is zoo." antwoordde l'ierre. „Dc
Niemand mag passeeren, dan wij visschers-
knapen. Van ons, die noch wapens, noch
kraehl genoeg bezitten, heelt men toch niets
„En gij moogt overal heengaan, mijn zoon V"
vraagde de vreemdeling.
.Jawel, overal mag ik komen," antwoordde
de knaap. .Maar ik doe het niet, ik
11 immers reeds, dal dc soldaten zoo
en zoo ruw zijn. Zooveel ik kan ontwijk ik
ze. Maar neem me niet kwalijk mijnheer, ik
„Ja, zeker," bevestigde dc waardin, „gij
moet spoedig gaan, opdat nici weder een
.Welnu, dar zou niets uitmaken," zeide
dc vreemdeling. „Als gij deze visch niel inde
vesting verkoopt, dan zal ik ze van 11 knopen
want ik wil niet. dat gijom mijnentwille schad»
lijdt. Beantwoord mij echter nog slechts dczi
vraagmoogt ge ook des avonds in de ves
ting?'
.Ja. li
Durddc Pier
.Op
dien lijd wordt dc poort gesloten, en dan inag
niemand ineer in of uit, behoudens bij
zonder verlof van den kommandant. Men is
in dif opzicht zeer streng, want men vreest
steeds, dat dc goede koning, Henri de Vierde
nog eens plotseling de vesting overrompelen
.De goede kuning. zegt gij. mijn zoon?"
riep de vreemdeling verrast uit. .Dus gij be-
Picrrc keek angstig rond. „Stil, stil!"
mompelde Itij zacht, „men mag daarvan niet
spreken! Wanneer men hier in dc stad wist,
datmaar niets meer daarover ik moet
mij werkelijk haaslcn! Gegroet, mijnheer!
Gegroet juffrouw!"
I laaslig verwijderde zich Pierre, en peinzend,
in gedachten zich verdiepend, keek de vreem
deling hem na, tot hij na eenige oogenblikkcn
achter de huizen verdween.
.Een wakkere knaap!" zeide hij dan, zich
tot de waardin wendend. .Is hij uit dc stad?"
.Neen. mijnheer." antwoordde de vrouw.
„Eerst sinds weinige maanden woont hij in
dc nabijheid der stad aan het strand der zee.
Daar heelt zijn vader in een vlsschcrshut
zijn intrek genomen en beoefent het visscbers-
hedrijf. Verder weet ik niets van hem. Het
deed mij werkelijk leed, dat hij lieden ie laai
kwam. Doch in dc vesting zal hij van zijn
visschcn wel afkomen."
.En gebeurt dat niet, dan zal ik ze koopen,"
sprak dc vreemdeling, een nette man van
ongeveer veertig jaren, met een vollen baart,
die, ondanks zijn burgcrkleeding, er zeer