Katholiek Nieuws= en Advertentieblad No. 9. Zaterdag 29 Mei 1909. Drie en twintigste Jaargang. DE EEMBODE voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist. Verschijnt eiken ZATERDAG. f 0.40 f 0.05 Bureau: Langegracht 13, Amersfoort. Uitgave van de Vereeniging De Eembode. Van 1 tot 6 regels0.30 Voor iedere» regel meerf 0.05 beurtenis te verhalen, welke de Kerk op dit haar levensfeest zoo blijde herdenkt. «Toen de dagen van het Pinksterfeest vervuld werden, waren de Apostelen en de overige leerlingen des Heeren allen bijeen in de eetzaal van Jerusalem. En zie, er ontstond plotseling een ge- druisch uit den hemel, als van een aankomenden hevigen wind, en ver vulde het geheele huis, waar zij zaten. En er verschenen hun verdeelde tongen als van vuur en deze zetten zich op ieder van hen neder. En allen werden vervuld van den H. Geest en begonnen in verschillende talen te spreken, waar mede de II. Geest hun gaf uit te spreken." Met deze eenvoudige woorden melden ons de üods gewijde hladen de eigen lijke wordingsgeschiedenis der Kerk in de nederdaling van den H. üeest. Want al hetgeen nu volgt, is slechts dc uitwerking van dat ééne wonderbare feit, de komst van Gods Geest, die de Kerk van Christus en hare leden on overwinnelijk maakt, en door de Kerk aan gansclt het aardrijk een ge heel ander aanzien gaat geven. Die komst is het wezenlijk uitgangspunt eener geheel nieuwe wereldorde, zoo- als Petrus nu zonder schroom, „staande met de elven", al aanstonds aan de saaingestroomde menigte plechtig ge tuigt: „dat dan het gansche huis van Israël met zekerheid wete, dat God Hem èn tot Heer èn tot Christus ge steld heeft, dien Jesus, dien gij ge kruisigd hebt!" „Voor of tegen Christus", ziedaar dus de strijdleus, waarmee de Kerk het veroveringswerk op een zondige wereld begin!„Christus is de weg en het leven: buiten Hem is er geen heil!" Want als de menigte op den Pinkster dag berouwvol 's Hoeren geheiligde gezanten vraagt: „wat zullen wij doen, mannenbroeders?" vat Petrus als het hoofd der Apostelen weer het woord op en vermaant„Doel boetvaardigheid cder van u worde gedoopt in den naam van Jesus Christus, tot vergiffenis uwer zonden: en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen." Nog dienzelfden dag werden dan ook deze boetelingen in de wateren des doopsels herboren, en telde de Kerk drieduizend itrijdbare zonen meer, allen getrouwe olgelingcn van Christus, den gekruiste. Hier triomfeerde, schijnbaar zonder strijd, al aanstonds de kracht van den II. Geesl op de harten der menigte. Maar de dagen van strijd bleven niet uit: dit kan alreeds de vervolgingge- tuigen. die na een korten vrede tegen dc Kerk van Jerusalem opstak. Doch wat maakt het. of een inachtcloozc vijand bedreigt en geweld gebruikt, waar de kracht Gods Christus' Kerk en hare leden versterkt. De Goddelijke Stichter heeft de zijnen met het groote predikambt belast: de H. üeest zal voor de volvoering dezer lastgeving zorgenniets Ier wereld is in slaat de prediking te beletten, op wat heftigen tegenstand het bekeeringswerk ook stuite. „Voor of tegen Christus" is en blijft steeds de leus der ijverige kam pioenen. die rondgaan om alom aan liet rijk van Christus nieuwe uitbreiding te geven; en het woord, waarmede Petrus en Johannes voor den huogen Raad de rechters beschaamden: „Wij kunnen niet zwijgen over hetgeen wij gezien en gehoord hebben," dat zelfde woord: wij kunnen niet. blijft ook voor hunne opvolgers dc onverzettelijke eisch, waarmede zij opkomen voorde vrijheid der Kerk, en cene machtspreuk tevens om de tegenstanders te be schamen. Nog altijd duurt de strijd, die feitelijk op den eersten Pinksterdag begon, cu voegen wij er aanstonds bijhij duurt immer voort met een even heilrijk ge volg. Want een strijd is het, dien üods Kerke onafgebroken moet voeren, maar een strijd, waarin haarde overwinning is verzekerd volgens het woord van den li. Augustiuus: „Strijden kon zij; irden." De ge schiedenis van meer dan achttien eeuwen is er om ons te bewijzen, hoe het leven der Kerk steeds een opeenvolging is van nieuwe worsteling en strijd, telkens weer van een nog schooner overwinning gevolgd. Hoe verschillende gedaanten en velerlei vormen die strijd alreeds aannam hij is nog verre van volstreden, daar hij niet ophoudt, zoolang de strijdende Kerk op aarde zal bestaan. En wat meer is, juist In onzen tijd wordt aan de vrijheid en de rechten der Kerk afbreuk gedaan door een vijandige macht, veel gevaarlijker dan eenige andere te vorendoor liet ongeloof en de revolutie. Maar nog eens, wat schaadt het cene goddelijke Stichting, hoe fel zij ook wordt bestreden, daar de kracht van Gods Geest haar ver sterkt Het is dan ook deze gedachte, die ons gaandeweg moed geeft bij den moeilijken strijd, welke de zwaar ge teisterde Kerk, niet het minst in onze dagen, moet voeren. Het is weer de hoop op een nieuwen triomf, die ons bij klimmenden nood blijft bezielen, en die ons, ondanks dc benarde tijden, ook op dit geboortefeest met de Kerk doet juichen, gedachtig haar roemrijk verleden. Wanneer die triomf dan komen /.al, en of hij door ons met het nu levend geslacht nog zal worden gevierd? Ziedaar het geheim Gods, wat alleen de toekomst ontsluiert. Hoe het zij. wij zeiven hebben liet in onze macht den dag der overwinning te verhaasten door een herhaald en vurig gebed tot den heilig- en levendmakenden Geest, een gebed, dat vooral op dezen heu- gelijken en verblijdenden feestdag Gode meer aangenaam en in zich dubbel krachtig moet wezen. BUITENLAND. Mgr. Laurens, bisschop van Cahors en tien pastoors van dat bisdom, die den ouders verboden hadden in de handen van hun kinderen zekere boe ken te laten, die hun op school waren fïgeven, zijn door de rechtbank van oulouse tot verschillende geldboeten veroordeeld. Een nieuwe uiting van anti-gods dienstigheid en scctarisme wordt door de vrijmetselarij in Frankrijk beraamd tegen de nagedachtenis van de heilige Jeanne d' Are. Onder een of ander nietig voorwendsel wordt het plan be raamd, om hot huis, dat Jeanne d'Arc te Orleans bewoonde, tegen den grond te halen. Revolutionnaire woelingen zijn in Frankrijk aan de orde van den dag. Zondagmiddag hebben te Parijs de traditioneele betoogingen der revolu- lionnaireu plaats gehad voor den „muur der verbondenen" die in 1871 op die plaals gefusilleerd werden. Om drie uur,het ongenbïik. dat de stoet op „Père Lacltaise" aankwam, deed zich het eerste incident voor: Een groot plak kaat, waarop caricaturen van Briand en Clcmenccau waren aangebracht, werd met geweld door de politieagenten aan de betoogers ontnomen. Daarnadcfileerdcnderevolutionnairen voor den muur „des Fédërés''. Voorop drucgcit zij de roode banieren en in hun rijen liepen verschillende Kamer afgevaardigden en gemeenteraadsleden. Een groot aantal pulitie-ageuten wa ren opgeroepen om de orde te hand haven. Om 4 uur begonnen de botsin gen in de avenue Père-Lachaise. De politie had de betoogers langs ver schillende poorten den uitweg aange wezen. maar een groep van collecti- vistisclte leerlingen weigerden den hun aangeduidon weg te nemen en er vielen stokslagen. En toen de andere betoo gers hun vrienden te hulp kwamen werd het een algemeen uildeelcn van slagen en stompen en kleerscheuren en verwondingen. Een twintigtal der betoogers werd in Hechtenis genomen. ITALIË. Het voorstel tot wijziging van de marine-begrooting is aan de kamer voorgelegd. De uitgaven bedragen 440 miilioen verdeeld over 6 begrootingen, dat is een verhooging van 145.781.680 lire. De credieten worden door wetten voorzien. In het exposé heet het, dat het op 't oogenblik noodzakelijk is om dc macht der marine te vergrooten daar de bondgenooten, wat zeer billijk is, zoo snel mogelijk de meest moderne Franco p«?r post Afzonderlijke nummers Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Pinksteren. De dag der verwinning. Het is wel een blijde en recht feeste lijke dag voor Gods Kerk, de groote Pinksterdag, waarop zij haar geboorte feest viert, en tegelijk een terugblik werpt op gansch haar roemrijk ver leden. Beide immers, èn het wonderbare feit van hare wording èn de eeuwen- tartende vastheid en onvergankelijkheid van haar bestaan, pleiten evenzeer voor haren goddelijken oorsprong en de duurzame inwerking van een hoogere, goddelijke kracht, die van den eersten dag af in haar leeft, in haar werkten ten allen tijde met haar blijft. Zeker, de Kerk bestond als zoodanig ook vóór de komst van den Heiligen Geest: de Gndinenseh had reeds Zijn rijk op aarde gesticht cn op een onwrik- baren grondslag gevestigd, toen Hij. als overwinnaar van hel en dood. triom fantelijk opsteeg ten hemel. Doch hier mede was deez' stichting niet juist voltooid. Dan eerst zou de Kerk vol gens den wil en de belofte van haren goddelijken Stichter van haar bestaan ten volle doen blijken, nadat haar de H. üeest als het wezenlijk en onsterfelijk levensbeginsel zou zijn geschonken. Welnu, dat gewcnschte tijdstip brak aan met den tienden dag na de hemel vaart des Hoeren, als Hij aan Zijne stichting op aarde dc belofte des Vaders zond. en Zijne Kerk met kracht uil den honge versterkte. Eerst daarna trad zij dc wereld in, vertoonde zich in do volheid van haar onvergankelijk leven, en was in slaat haar goddelijk werk tot verlichting, heiliging en zalig making der wereld te aanvaarden. Doch geven wij den heiligen schrijver zeiven het woord 0111 ons in vorruk- kelijken eenvoud van die groote ge- FEU1LLETON. De scheepsjongen. I) In de lente van het jaar 1812zeilde het prachtige, hijtin nog nieuwe pakketschip, dc Mogul, de haven van Portsmouth uit, om de verre reis naar Bombay te ondernemen. Aan lijk grom aantal passagiers, onder welke ook mevrouw Harrington, de echtgenoote van een rijken koopgtan in Bombay, benevens haar dochtertje Ellenor. welke van een hezoek aan hare ouders in Engeland naar hare tweede woonplaats»! Vonr-litdië terugkeerde. Zonder twijfel zou de heer Harrington zijn gade naar Engeland vergezeld hebben, als hij door zijn veelvuldige ingewikkelde cn uitgebreide za ken daarin niet was verhinderd. Het eenige, dal hein dus hierin te doen overbleef, was zijne vrouw cn dochtertje den kapitein van het schip, den lieer Clindwnrth, op het drin gendste aan te hevelen. De lieer Cliudworth zijnerzijds had dan ook bij dc overvaart tiaar Engeland alles gedaan, wat de bezwa ren aan een lange zeereis verbonden ver minderen, en wat tot veraangenaming der hem toevertrouwde passagiers slechts bij dragen kon. Hij trad huil een bijzondere, vroolljkc, kleine kajuit ingeruimd, welke van alle mogelijke gemakken voorzien was, en zorgde gedurende de overvaart ervoor, dat het hun in geen enkel opzicht aan het noo- dige ontbrak. Mevrouw Harrington stelde inlusschen geenszins hijzonder groote Clsclien. Zij was een bescheidcue. beminnenswaardige, voor treffelijke vrouw cn zotimelhetailernoudigsle geheel tevreden zijn geweest, als zij tiaar dochtertje Ellcnor, dat zij hoven alles liarte- telijk lief had. op dc verre reis nivi bij zich had gehad. Om wille van Ultenor was zij zeer verheugd over de voorzorgen van den kapitein, want Ellenor, een zacltt kind van nauwelijks lien jaren, zou menig gemak en genot, waarover zij zich nu verheugde zeker smartelijk geweest zijn, als zij deze had moeten ontberen. Afgezien van hare zwakke gezondheid was Ellcnor overigens ecu vrien delijk. schrander ctt lief kind. Na slechts weinige dngen hnd zij door haar aanvallig, kinderlijk uiterlijk de harten van alle overige passagiers gewonnen, cn zclls de ruwe ma trozen lachten haar vriendelijk loc, wanneer zij. wal alle dagen hij mooi weder gesehiedde. Je kajuit verliet cn vergezeld van hare moe der op het dek verscheen. Voor allen echter was liet Tom, de scheeps jongen, welke de hartelijkste genegenheid voor het aardige kind toonde. Zoo dikwijls zijn tijd het veroorloofde, sloop hij naar haar. bracht haar mosselen ol kleine gekleurde visschcn, die hij uit de zee opgevisclit had, speelde met haar, of vertelde haar vmolijkc gcschiedcnisscn cn zocht haar op die wijze den tijd te verdrijven, die hij een zoo verre zeereis den passagiers dikwijls lang cn vcr- Tom was een ftisschc. wakkere knaap, wel nog geen vijftien jaren oud. ntaar voor zijn ouderdom zeer krachtig, groot en behendig. Als een eekhoorn klauterde hij in liet takel werk van het schip rond. ging met het grootste gemak, zonder zich vast tc houden, over den dwarsligger tot aan het uiterste eind daarvan, had zijns gelijken niet in behen digheid, wanneer het betrof een hevel van kon hij als een visch. Dc kleine Ellenor hield veel van den knaap en nooit was zij vroolij- ker dan wanneer zij met Tom op het achter dek spelen mocht. Kapitein Cliudworth gaf altijd zijn verlof daartoe, uitgenomen ut die gevallen wanneet Tom hij den arbeid in het schip gebruikt moest worden. Tol de werkzaamheden voor Tom behoorde onder anderen ook. dat hij de kajuiten der passagiers reinigen cn opruimen moest. Zoo als al zijn ander werk deed hij ook dit met vlijt, zorg en handigheid, en de passagiers hadden zulk ccn vertrouwen itt zijn eerlijkheid en rechtschapenheid, dat zij hein ten allen tijde den toegang tot hun kajuiten toestonden. Op zekeren dag nu, er waren reeds ver scheidene weken voorbijgegaan sinds het vertrek van Engeland, kwam Ellcnur op het dek en zag met verwondering cn innige deelneming Tom in ccn hoek gedoken, dc handen voor liet gelaat en bitter weenend. Dc tranen vloeiden hem lusschen dc vinge ren dOur, en hij zuchtte, dat het erbarmelijk was. Haastig liep Ellenor naar Item toe. en vroeg medelijdend „Waarom weent gij Tont? Heeft iemand u iets misdaan? Wat mankeert tt toch?" „Ach!" kermde Tont en zuchtte noch luider. „Maar spreek dan toch," riep Ellenor, „en vertel mij toch. wat u deert? Heeft de ka pitein u geslagen?" „Ach neen, het is veel erger!" zeidcTont. „Welnu, spreek dan slechts, het zal toch ttie; uw leven kosten!" riep Ellcnur dringend. „Hebt gij iets gebroken uf op andere wijze iets misdaan? Mijn moeder is rijk, Tom, cn zoo goed, dat zij alles vuur u wel betalen zal! Ween dus maar niet meer. het doet mij verdriet, u zoo Ie zien lijden, arme Jongen! Gij zult zeker geholpen worden „Ach, men kan mij niet helpen!" jammerde „Waarom niet, wonderlijke jongen!" zeide het meisje, „(jij weet toch, dat de kapitein veel van mij houdt, cu daarom zal ik hem sntecken, dat hij u geen leed zal laten doen." „Ach, ach, dc kapitein kan mij ook niet helpen!" weeklaagde Tom. „Ikmoetsterren! En it: zou blijde zijn, als ik maar dadelijk dood wareDe lieve God heeft mij nu toelt „O. Tom, dat is zondig gesproken," zeide Ellenor. - „God verlaat niemand, die Hem lief heeft en een goed menscti is. Maar zeg ntij dan toch, wat u kwelt?" „Weet gij er dan in "t geheel niets van?" antwoordde Tom en wrong zich dc handen. -- „Ze zeggen loch. dat ik gestolen heb, ringen, goud cn allerlei kostbaarheden! Ik! Gestolen! Ach! Ach!" „Och, hemel! Arme Tom!" riep Ellcnor verschrokken uit .Maar dat Is toch niet waar, dat kun zoo ntet zijn. Tom! Dat kan niet! Ik geloof het noott! Het is niet waar. Tom ..Neen, neen, het is niet waar!" antwoordde Tuin in dc grootste vertwijfeling. „Maar de heer Whitley zegt het, hij geeft mij dc schuld cn is nu naar den kapitein gegaan om mij aan te klagen, en het heeft niet veel gescheeld of hij had mij dood geschoten met het pistool I En ik heb hem gezegd, dat ik niet de dief wenen kan. omdat ik gisteren ochtend niet in zijn kajuit geweest hen. Maar hij gcloolt mij niet, en nu zal ik met de zweep met knoopen gegecseld worden, en dan gevangen gezet in de onderste ruimte van het schip en in boeien geslotenen als we nu tc Calku- la komen, dan hangen ze mij op aan de galg I Ach! Ach!" „Maar het is toch niet waar. Tornt Het kan niet waar zijn!" riep Ellcnor angstig. „Gij hebt niets gestolen, en dan kunnen ze u loch ook niets doen I" „Maar mijnheer Whitley beweert hel toch," weeklaagde Tom, „en helaas, toen ik ntij verdedigde cn zeide, dat ik geen dief was, doorzocht hij mijne zakken cn daarna mijn kist. en daar, ach hemel, ik weet niet hoc het mogelijk is, maar daar vond hij een gou den ring met een rooden steen, en op dien steen stond zijn naam! En nu verwijt hij mij, dat ik niet slechts ben een dief, maar ook ccn leugenaar, en dat ik zal gehangen worden, zoodra wij te Calkuta aanlanden! Ach! Ach! Zie daar komt dc kapitein reeds

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1909 | | pagina 1