DE EEMBODE
Nieuws- en Advertentieblad
voor Amersfoort en Omstreken.
Zesentwintigte Jaargang;''No. 55.
Zaterdag 11 Januari 1913.
Verschijnt Dinsdag en Vrijdag.
Bureau: LANGEGRACHT No, 13 - AMERSFOORT.
Uitgave van de Vereeniging De Eembode.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maandenCem
Afzonderlijke nummers3
ADVERTENTIEPRIJS van 1 tot 5 regels 3Q
Elke regel meer6
Bij abonnement minder.
DE VROUW.
De man heelt zijn „hulpc".
Maar de luilpe'werd lot sla
in vernederd.
Terwijl (mijnheer de gomaa
iclu en oorlog als zijn verhevei
aeping beschouwde, zag hij laag
neer op haar. die huis en hol' en
'^kroost verzorgde.
Papa maakte misbruik van zijn
•kracht en overniaeht, en de nut
ligsle en edelste taak werd ah
slavenwerk beschouwd, en mam;
tvrrd slavin.
j I )e haren rijzen u te biyge, ah
ge van ile oude lijiien leest, loei
de rouw, tie moeder, niets meel
werd geacht dan een Werkpaard,
een draagezel, een lastdier.
3 Ja, er zijn lijden geweest, dat
de man, die, omdat de hunger
JJweldo, het land moest bebouwen,
de vrouw naast zijn trekrnnd
.Mspande.
Hij sloeg de hand aan den ploeg,
maar ook niets meer!
ilJe beschaving schreed voor-
De liefhebberij der jaclu werd
als beroepszaak aan kant gedaan,
en de krijg werd .ridderlijk bc-
ffÜ'
S I )e lieer tier schepping kreeg
■"Smaak in handenarbeid en kunst-
"^vaardigheidhij oefende hand en
looftl.
lilt' arbeid werd meer en meer
aifgebaken<lde man had het
departement van buitenlandsche.
de vrouw ilat van binnenlandschc
zaken voor eigen rekening geno
men en gekregen.
SR ij een professor, die tie con
sequentie tot het uiterste doortrok,
kwam eens de meid in tie studeer
kamer gehold, met den schreeuw
„Mijnheer! Mijnheer! de keuken
sfaat in brand
1 $l)c hooggeleerde verroerde geen
vin. maar zei doodkalm
■sjf ..<ic 'kunt mijn vrouw dit kenbaar
maken.
Ik sleek mij in geen keukenzaken'
j Tot zoover was het in orde.
Maar nu kwam de eigendunk
i den man.
j Iicn man. die op zijn kantoor zit
stapels papieren bedekt met
Bietige zaken, beschouwt de vrou
welijke keukenberekeningen als
onbeduidend kinderspel.
officier, die de uitrusting der
soldaten monstert, ziet laag
op de vrij wat meer hoofdbrekens
kostende zorg der vrouw, om de
sleetsche en maat-ontgroeieiule
kleuters ..heel'' te houden.
Kil als nu zoo, eeuw-uit eeuw-in.
door het gros der mannen laag op
den werkkring der vrouw is neer
gezien. dan heeft dat iets gewerkt.
Als de zware taak der vrouw
voor een licht spel, een onbedui
dendheid doorgaat bij den mail,
is liet dan wonder, dat zij zich
miskend en gegriefd voelt.
Kindelijk kwam de keer.
in de laatste tien jaren is hij
met reuzenschreden voortgegaan,
die belangwekkende keer.
I )e vrouw is zich bewust gewor
den, dat zij even goed en beter
penwerk kan doen dan vele
non, en toen heeft zij de
gelegenheid aangegrepen, om zicli
mannelijke bedrijven manne
lijke onafhankelijkheid te verwenen,
"aar stond hol „feminisme"
dan het administrceren van
provincie of gemeente, dan w
wij gered.
Mits beiden naar dat besef en
inzicht wilden handelen
Nederigheid is «Ie deugd der
deugden, en geen veiliger, vol-
komener oplossing van de gansche
sociale ipiaestie dan onder hare
reil-quui
I )eze is een der meest brandende
igen van den dag geworden.
De vrouw wil thans gelijkstel
ling met den man, en een
m rijzen op. Wal is
gelijkstelling? Dal alle menschel)
hetzelfde doen? Dan ware zoon
gelijkstelling een vloekDan wer-
ioinmige noodzakelijke dingen
geheel niet meer gedaan, en
aalschappij ging ten gronde,
vrouw gelijk aan den man,
zekermaar ieder op zijn post
De sociale quaestie zit er ook
Jik tusschen.
Wij staan voor een vernieti
gingsproces der maatschappij. T
welk men zóo ver heeft laten ko-
m. dat thans goede raad duur is.
Op de vraag: welke van alle
deugden de eerste was, antwoordde
de 11. Augustinns: De nederigheid
Kn de tweede? De nederig
heid! Kn de derde? De nede
righeid
Nederigheid nu is niet zelfver
guizing. maar zelikennis.
Als de heer maar nederig genoeg
ivas, om aan den boer te bekennen,
;ial eigenlijk om zijn beroep de
wereld draait, da
opgelost.
Als de man maar nederig genoeg
s, om het goede bestuur van
een huisgezin niet lager te stellen
De vrouw, eenmaal op marsch,
te ver gegaan.
Zij wil nu tegelijk mar:
ouw zijnzij wil beide dep
meuten aan zich trekken.
De „verkeerde wereld" dat
ii er nog door hebben gekund.
De rollen van man en vrouw in
de bezigheden omwisselen mis
schien liep het goed.
..Ik voor mij", zegt een schrij-
r over het feminisme,
ide mee hebben want mij komt
t niet zooveel pleizieriger vooi
i in 't publiek te lobben dan
huiselijke» arbeid te verrichten.
)p een schip worden vrouwelijke
bezigheden zeer goed en met lust
.loor mannen verricht".
Maar nu wil de vrouw huis
houdster eu waarneemster van
uithuizige beroepen zijn. Hoe weet
k dat? Wel, doodeenvoudig:
ant met en behalve haar maai-
:happelijke bemoeiingen wil zij
ich ook getrouwd zijn,
Nu. zult ge zeggen, dat wil de.
man ook!
hebt gelijk. Maar bedenk,
welk een verschillende beteeku-
het huwelijksleven voor man
vrouw heeft. Dal de vi
geheel in de liefde zou opgaa
nan niet. is poëtische beuzel
praat
Maar verslaat men de uitdruk
king „opgaan in de liefde" als
hoofdzakelijk insluitend de getrouwe
ervulling van alle plichten, dan
is zij treffend juist.
Reeds de opvoeding van e
kind neemt een vrouw jaren
beslag, - en als zij die laak n;
den eisch behartigt, heeft zij mt
belang der menschheid gedaan
dan menig man, die zijn tijd op
't kantoor slijt.
In onze dagen echter meenen
;le dames vaak, dat het uil moet op
rechtspraktijk, politiek, gene
kunde, handel drijven, ambten
bekleeden lot de rechte Jozef
komt
Dan worden zij zoowat altijd
melijk beroep
Touwelijk
T. G.
1913.
'I Is waarlijk niet overbodig de aan
dacht te vestigen op dat belangrijke
jaar. Reeds geschiedde liet menigmaal
maar. zoo sclireei de weleerw. heer
Kuijs in de Maasbode, nooit genoeg,
nooit ie klemmend, nooit ie dikwijls
kan men nu daarop wijzen.
Dat jaartal moet met schitterletters hel
der te fonkelen staan voor ieders geest,
in de banier van het Kruis, die wap
pert voor uits uil iu 't leger van Chris
tus. Want 1913 moet een roemrijk
jaar worden vuur de christelijke par
tijen, een jaar van strijd, van gewel
digen strijd, maar ook van schitterend
zegepralen. AVij kunnen! wij moeten!
Wat zooveel strijd heelt gekost,
aaraan onze vaderen jarenlang heb
ben gewerkt, wat zij langzaam maar
zeker hebben voorbereid en verkre-
dat moet door ons worden ver
dedigd, gehandhaafd, bewaard; wij
moeten ons van het onmiddellijke voor
geslacht waardige zonen toonen.
Katholieken, Rootnsche mannen en
Ruomscho jongelingen, gebruikt toch
daartoe uw heilig vuur, uw kracht,
energieNakomelingen immers zijn
van helden; onze vaderen hebben
reuzenwerk verricht, ook wij hunne
zonen moeten reuzenwerk doen. De
zaak van Christus verdedigen, de Rourn-
sche emancipatie op alle gebied be-
echten. dat is ons doel.
Wal is er al veel bereikt! Hoe is het
bij ons veranderd
Die scltuurkerkjes, op achterwegen
i in zijstraatjes, waarheen onze va
deren zijn verdrongen door het onrecht I
der beroeringen van voor drie eeuwen,
zijn verdwenen; en monumentale ge
bouwen ter eere van den Allerhoogste,
heffen nu hoog hunne spitsen in fon
kelnieuw gewaad, in machtig aantal,
aan hoofdwegen en in drukke straten
der steden. Kapitalen zijn daarvoor bij
eengebracht door 't katholieke voor
geslacht en 't katholieke volk gaat door,
in zijn vaart slechts gestuit door ge
brek aan nog meer middelen.
De kinderen worden onttrokken aan
e scholen zonder God, waar niets
li heel ons katholiek geloof en ka
tholiek leven wordt gewaardeerd, en it
steeds grooter aantal worden zij ge
leid binnen die schoone nieuwe ge
bouwen. die overal verrezen zijn, ge
steld onder de leiding van Roomsche
mannen en vrouwen, die openlijk voor
de kleinen bewijzen geven, dat zij waar-
deeren. hoogachten eu liefhebben wat
't kind leerde waardeeren en liefheb
ben op moeders schoot bij vaders knie.
Wat heeft dat katholiek onderwijs,
n 't zoover te brengen een heilige
geestdrift, een zorg van heiden gekost!
Onbeschrijfelijk, wat daarvoor aan offers
gebracht isl Slechts met eerbied
liefde noemen wij de namen van die
stichters der vereenigingen. die oprich
ters van scholen. Vooruit moeten wij
op dien weg, en hunne geestdrift zij
de onze, hunne offervaardigheid ken^
merke ook ons; volkomen gelijkstel
ling van 't bijzonder onderwijs met 't
openbare zal ons niet kosten, wat het
begin van hen heeft gevraagd. Wij
eischen niets meer dan ons recht. Vóór
wij dat verkregen hebben, rusten wij
niet!
Wat hebben die Roomsche zieken
huizen, met hunne bevolking van God
gewijde maagden en Roomsche broe
ders reeds onnoemlijk veel goed ge
daan; lioevelen; zijn naar ziel en li-
ehaam daar gezond geworden, hoevelen
vandaar veilig overgegaan naar een
beter leven. De mannen, welke die
gestichten bouwden en daaraan hun
geld en werkkracht gaven, zijn onze
vaderenwelk een verplichting legt
zulk een afstamming ons op!
Ziet vereenigingen om u henen, 4)ij
menigte. Vraagt het getal van hare
leden, beziet die vele gebouwen, on
derzoekt hare reglementen, en luistert
naar den geest, die L' tegenklinkt ui'
de gesprekken, die daar worden ge
voerd, en gij zult getroffen worden door
dezelfde frissche Roomsche kracht.
Want een kracht zijn we, on wc
staanbaar: want dieper dan ooit zijn
wij door zulke werkeii onzer vaderen
overtuigd, dat wij ons voor ons heilig
Roomsch geloof, nergens, nooit be-
:ven te schamen, dat de tijd voorbij
waarin wij ons van elk terrein lie-
verdringen. onrechtmatig.
Uit het Buitenland.
Ouifscltland.
Iu het koleudistrict Saarbriicken,
waar de Duiisclie staatsmijnen zich
bevinden, dreigde sinds lang staking.
De datum was bereids bepaald. Ge
lukkig kwam liet niet zoo ver en dit
moet ook voor een groot deel worden
toegeschreven aan een brief, door
mgr. Koruin van Trier aan zijn gees
telijkheid gericht. In dit schrijven, wordt
de geestelijkheid aangemaand alles iu
het werk te stellen om de arbeiders
van een Iteillooze staking af te houden
en hen voor onbedachte stappen te
vrijwaren. Zonder op theoretische kwes
ties in te gaan, is de bisschop van
meeiting, dat, na de openbare verkla
ring van den minister betreffende de
regeling van den arbeid en de voort
durende loonsverhooging elke redelijke
grond tot staking verdwenen was. Hij
verzocht de mijnwerkers aan al de
ellende te herinneren, die het gevolg
was van de staking van 1893. Velen
hadden toen later zelf verklaard, dat
het hen berouwde niet naar den raad
van den bisschop te hebben geluisterd.
Italië.
De Italianen zijn een opvliegend
volkje. Vandaar veel relletjes in hun
schoon Italio. Zoo werden dezer dagen
onlusten gemeld uit Roccagorga. Nader
bleek dat de oorzaak van de onlusten
gelegen was in het feit, dat de ge
meente-geneesheer alleen maar
rijke patiënten behandelde en de ai
verwaarloosde. Een volksntenige hield
een demonstratie voor het raadhuis eu
schoot op de militauen en politie, die
ter bescherming waren opgesteld. De
soldaten gaven hierop een salvo, waar
door vijf personen werden gedood en
veertig gewond, waarvan er nog vier
stervende zijn.
Door het invallen van een grooten
uur is een huis te Romen ingestort.
Men heeft II lijken en 4 gewon
den van onder de puinen ge
haald.
De vredesonderhandelingen
schieten niet hard op.
Dat was te wachten.
De Turken zijn meesters in het uit
luchten zoeken. Vooral nu 't er zou
op aankomt.
In diplomatieke kringen te Londen
verwachtte men, dat de gezanten in
structies hebben van hunne regeerin-
gen, betreffende den tijd en de wijze
waarop Ie Constantinopel gezamenlijke
stappen zullen worden gedaan met
betrekking .tot Adrianopel. Er bestaat
geen twijfel over den geest van het
advies, dat aan de Porte zal worden
gegeven. Er heerscht algeheele eens
gezindheid onder de mogendheden om
een vernieuwing der vijandelijkheden
voorkomen.
Servië heeft, als bewijs van zijn
goeden wil om in het belang van den
algemeenen vrede offers te brengen,
besloten onmiddellijk na het sluiten
van den vrede zijn troepen uit liet
kustgebied van de Adriatische Zee
terug ie trekken. Door aldus te han
delen, hoopt Servië, dat Europa over
tuigd zal wezen van zijn gematigdheid
en geen andere offers zal vragen, welke
Servië niet zou kunnen brengen.
Binnenlamlsche Berichten
Haarlamsche Katholiekendag.
Op den Vijfden Diocesane» katho
liekendag iu hei bisdom Haarlem, op
Woensdag 4 Juni le Vlissingen te hou
den, zal aan de orde worden gesteld
-•l onderwerp„Koomsch katholiek
uuiilicleven", te behandelen als volgt
Afd. I. Godsdienst. Eenvoud, Zedelijk
heid. Inleider.- I'ater Ignatius Sineels
D.K.M.. Woerden. Alii. II. „Opvoeding
der kinderen in het huisgezin". Inleider
.Ie lieer C. A. L. Rademaker, arts,
Amsterdam en Afd. III. „Het Dienst-
bodenvraagsmk". Inleider; .Mr. A. l'cpe.
Leiden. Op de Algemeene Vergadering
treedt als spreker op pastoor J. II. J.
Kooij te Tliolen.
Oe Ommen-quaestie.
el districts-comite der Chr.-Hist.
in Ommen deelt in „De Xed."
mede, dal liet heeft besloten aan liet
hoofdbestuur der Chr. Hist. L'nie liet
verzoek te richten een commissie af te
vaardigen naar het district, om de ge-
Iteele zaak der Ommer verkiezingen in
loco te onderzoeken, opdat er zoodoende
een Olliclecle eindbeslissing kome in
het belang der L'nie en van het dis-
-comité.
1)5
FEUILLETON.
EEN NACHTSTORM.
zeewind ruisclite over den dijk
'door de kaal geveegde kronen der
linden en op de tafel borrelde de wa
terketel. omringd van blauw porselein
tteegoed en schotels met gele boter,
fijn wittebrood en van het suikerge-
bak, dat de friesehe huisvrouwen zoo
keurig weten te bereiden.
A| Thee en koffie wordt in de marschen
van den morgen lot den avond ge-
3Jonken, want het water is er brak
A slecht en alleen gekookt zeer goed
lè gebruiken. Zoo zaten wij dan vroo-
jflk te keuvelen en te drinken, de gulle
lm is vrouw hield niet op te noodigen,
inenig roekelooze heeft dat al
gedaan en is nooit teruggekeerd.
Misschien deed hij een misstap, gleed
uit en stortte in den hoogen vloed, die
beneden hem op den dijk brak; mis
schien rukte de wind hem mee of deed
de stinkende mist, die soms zoo dicht
wordt, dat men geen hand voor
oogon zien kan, hem 't pad bijt
worden, toen bij met iet of wat
ueveld hnold uil de herberg iu de stad
naar huis icrugkccreu wilde. Naar liet
volksverhaal ook gaan op deze dijken
's nachts allerlei spoken en kabouters
om, die den wandelaar arglistig
vallen en in de loeiende zee stc
Hier rijdt een verwensehte schout op
een pikzwart paard, dat vuur uit de
neusgaten spuwt, en wion hij ontmoet,
die moet in den afgrond neder; daar
Peter lansen verhaalde mij veel van j springen gedrochtelijke weze:
het leven' hier in de polders, van de I eenzamen voetganger plotseling op den
„en, die er met vreeselijk rug, en hij kan ze niet van zich af-
ledèn, van den regentijd in schudden. „Maar
voorjaar, wanneer alles in waai is. wat't volk vertelt," zeide onze
dijk verkeert en de menschengastheer, „gelooft toch vrij. Itecrcn,
i—i—— is bij ons zooveel nood en gevaar.
beleven hier zooveel angstvolle nach
ten en treurige (tageti, als gij, die op
vasl, veilig land woont, ti zeker maar
pas voorstellen kunt. Als wij 's nachts
wakker worden op ons lied en den
storm hooren loeien, als balken
binten kraken en het dak boven
hoofd waggelt en schudt, dan luisteren
wij met angst naar 't gel /'der van de
zee, denken aan onze dijken en kunnen
oms wel met vrees en beving de
handen vouwen."
„Maar ge hebt toch na het jaar 1835
geen doorbraak meer gehad V" vroeg ik,
„Gelukkig neen," vervolgde hij, maar
zij kan iederen nacht komen, als de
noordwe«tewind den springvloed tegen
onze kostbare bolwerken jaagt. Wij
bouwen en verbeteren daar sinds t
en aan, doch met deze wilde
1 onze worsteling nooit ophouden,
ant wie kan haar krachteloos maken?"
Aan het benedeneinde der tafel /.at
een oud man, een schoolmeester, z
in de marschen rondgaan
hoeve tot hoeve en de kinderen onder
richten, tot zij verder trekken. De oude
man met dun wit haar en een gerim
peld gezicht zat bijna onbewegelijk,
zonder aan ons gesprek deel te nemen.
I lij dronk zijn thee en scheen zich verder
alleen met zijn lange pijp bezig te hou
den. Thans echter blies hij den rook
in drie diehte wolken voor zich uit
en sprak met deftige langzaamheid:
„Geen zondige vrees, Peter Jansen!
Maak het niet erger dan 'tis, endank
onzen Heer m den hemel voor uwe
vaste, hooge dijken. Die hebben 't nu
twintig jaar uitgehouden, en er heeft
al zoo menige storm en vloed tegen
aangebeukt, zonder dat hij met ai zijn
geweld iets uitrichten kon. Ze zijn
goed aangelegd en goed hoog, ze wor
den met zorg onderhoudenden daar
door gestadig beter en vaster, er moet
al eene bezoeking komen, zooals de
almachtige God in zijnen toorn zelden
over de menschen brengt, voordat gij
iiier iets ergs le vreezen hebt. Maar
denk aan de halligen. Peter Jansen,
denk aan de arme menschen ginder I
buiten, die daar zonder dijk of ie'
midden in de golvende zee zitten."
„Dat doe ik ook wel," antwoordde I
mijn gastheer. ,.'t Was een vree-
selijke nacht, en gij waart daar midden
in en hebt al de ellende meè beleefd."
„Hoe was dat met de halligen?"
vroeg ik nieuwsgierig.
„Vertel ons, hoe het toeging," riepen
mijne makkers.
De oude man scheen dat niet
gaarne te doen. „Gij weet toch,"
begon hij, „dat wij die kleine eilanden
midden in zee voor onze kust halligen
noemen 't Zijn de overblijfsels van
grooter stukken lands, die de zee lang
zamerhand weggespoeld heeft en voor
eeuwig bedolven; zij zal ook deze
overblijfsels wel weghalen, want van
jaar tot jaar brokkelt zij er stukken van
af. Nu nog zijn zestien zulke kleine
eilanden over, waar menschen wonen,
doorgaans slechts een enkel gezin of
op zijn hoogst twee of drie, die hunne
woningen op werven gebouwd hebber,
en niets bezitten, dan een aantal scha
pen, die van het schamele gras leven.
Dijken zijn nergens voorhanden, want
de kosten daartoe zijn te groot, men
kan ze niet onderhouden. De zee
stroomt bij hoogen vloed over de hal-
lig heen en komt tot aan de werven.
Drinkwater heeft men er niet, liet wordt
in kuilen op de werf opgevangen of
van liet land* aangevoerd, wanneer de
halligbewoner nu en dan eens met
zijne boot tot ons overkomt, om te halen,
wat hij noodig heelt, 't 's een ellendig
kommervol leven op die kleine eilanden,
mijnheer; de dood staat er altijd voor
de deur. en toch Hangen de menschen
met onveranderlijke liefde aan hun
plekje grond en kunnen het niet ver
laten het is hunne wieg en luin graf.
Daar worden de koenste schippers ge
boren en de beste scheepskapiteins
komen daar vandaan. In vroeger dagen
namen de Hollanders geen anderen, en
nog tegenwoordig voeren velen de
beste schepen over den oceaan, wor
den bemiddeld en rijk, maar altijd tocli
keeron zij naar hunne hallig terug, al
ware 't enkel om er in vrede te
sterven,
„Bij eiken hoogen vloed gaan de
golven over de hallig heenmaar bij
springvloeden dringen zij over de
twintig voet hooge werven tol in de
huizen, ja slaan tot over de daken, die
dan met alle bewoners weggespoeld
en vernietigd worden.
„De akeligheid van zulke nachten
kan geen menschelijke hand beschrij
ven. Vluchten kan niemandwaar zou
hij naar toe? Rondom schuimt en klotst
de onmetelijke zee. Binnen in zijne
enge woning moet de inensch blijven
opgesloten, want buiten w irdl hij weg
gewaaid. Hij kan niets hooren door
het huilen en gieren van den wind.
het kraken van het huis en het bul
deren van de zee. die tegen zijn
drempel slaat.
„Midden in het wilde oproer der
elementen moet hij geduldig wachten
tol de muren breken, de palen, die
zijn dak dragen, omverstorten, en de
vloed aan zijn angst en aan zijn leven
een einde maakt. Als een storm tut
het noordwesten den springvloed in
de bochten der friesehe eilanden op
jaagt, dan rijst de zee soms wel veer
tig voet boven haar gewone peil Alle
vlakke landen staan dieponder water;
krijschend klemt de meeuw zich aan
de randen der barre duinen vast, eu
zelfs de seliuwste vogels der Noord
zee komen een schuilplaats bij de
menschen zoeken.
Wordt voortgezet.