DE EEMBODE Donderdag 24 Dec. 1914. TWEEDE BLAD. KERSTVERTELLING. Het was in den winter van 1870. De Dnitschers logen rondom de Franschc hoofdstad. Parijs verdedigde zich heldhaftig. Op een avond in December, twee dagen vóór Kerstmis, bevonden zich ccnigc manschappen der Nationale Garde op een der voorposten ten Zuid-Oc va*» de belegerde stad. Hun kwartier was een kleine bouwvallige schuur en ze zaten om een kleine kachel. De kachel verspreidde een onaangenamen geur, maar ook een weldoende warmte. De jonge mcnschen, die er om heen zaten, waren nog jonge kerels, maar ook waren er mannen op leeftijd bij. Er bevonden zich onder hen, wier ruwe handen getuigden van den zwaren arbeid, dien zij in het gewone dagclijk- schc leven verrichtten, doch ook wier gelaatstrekken de deftige afkomst ver rieden. Zij zaten er bijeen als broeders, allen één als Franschen, Parijxenaars, die hun stad tegen de gehate Pruisen verdedigden. Zij warmden zich, want zoo pas wa ren zij van buiten gekomen, de andere helft van hun troep stond nu op post en had hen zooeven afgelost. „Br", zeidc Pierre Moisso», een jon gen nog van nauwelijks achttien jaar, „het was daar vervloekt koud". „Ja hel werd tijd, dat de anderen kwamen, men zou daar builen dood- vriczen. Nu is het hun beurt". „Alleen, dat die oude vader Berton daar ook staan moet in de bittere koude", zcide Victor Blancard, „dat vind ik te erg. De man is vast ouder dan zeventig „Maar laten de Pruisen eens aanvallen Ze vinden in hem nog iemand, die zijn mannetje staat", riep de ander, hij haal hen grimmig". „Geen wonder", meende Blancard. „z'n oudsten zoon viel bij Mars-la-Tour en de jongste ligt tehuis. Hij heeft hier op de buitenwerken een kogel in de longen gekregen. De kogel Is er uit gehaald, maar Jean Berton is nog zwak. Hij moet versterkend voedsel hebben." „Versterkend voedsel, maar dat kan vader Berton hem niet geven. 1 loc zou bij ook. hij is arm en een cl kost drie francs, kippen worden voor veertig francs verkocht". „Ja, kippen, wie denkt eraan? Maar weel ge, dat vader Berton er op uit is geweest om een kip Ie vangen". „Een kip vangen", vroegen de an deren vcrwontlerd. „Welja", antwoordde Moisson, „het is acht dagen geleden, toen hij e het voorterrein onderzocht hebben. En waarachtig wij hebben een paar kippen gezien, die blijkbaar kans zagen hun leven te verlengen. Ge begrijpt, dat wc met ons beiden heel wal moeite gedaan hebben om de lieve diertjes machtig te worden. Evenwel we durldon niet te schieten, wij waren daarvoor te dicht bij de voorposten van die vervloekt» die altijd op den loer liggen •apend slechts met ccn bajonet en pistool waagden zij zich in het veld. Het was een levensgevaarlijk werk, dat de waaghalzen gingen aanvangen. Lang hadden zij niet gcloopen, toen liet hen veiliger bleek bukkend en kruipend verder te gaan. Van iedere terreinplooi, van eiken greppel en struik maakten zij gebruik, om ongezien bij de plek te komen, die zij bereiken wilden. Zij gingen voort met de uiterste voorzich tigheid, want ze wisten hel, werden zij ontdekt, dan was zoo goed als zeker hun lot beslist. liet zweet liep hen langs het gelaal, ondanks de heerschende koude. "a een kwartier zich aldus bukkend sluipend voortbewogen te hebben, hielden de beide jonge helden een oogen- blik rust in ccn drooge sloot, half weg gezakt in de sneeuw en opeengehoopte afgevallen bladeren. „Hier zijn wc een oogenblik in ieder geval veilig", sprak Pierre Moisson, ,gccn van die Pruisen zal zoo gek zijn buiten de voorposten te wagen". „Maar we zijn er niet ver af'. „Neen, heel diclu bij zelfs, doch we zijn hier goed verborgen". „Is het nog ver, waar gij die kippen gezien hebt „Neen, het is bij die afgebrande hocrcnbehuizing, welke wij straks aan e linkerhand hadden. We hadden al kunnen zijn, maar moesten dan vlak terrein over, waar de I >uitsche schildwachten ons zouden hebben op gemerkt en neergeschoten. Van hier kunnen wij door deze sloot schuin terug ZOO die plek bereiken zonder gezien te zijn". „Gij keilt het terrein hier goed", zeide Victor Blancard. Ja zeker, en geen wonder, die af gebrande muren zijn de muren van mijn oudershuis". „Wat, gij hebt daar gewoond "J?"- „En uw ouders?" ...Mijn moeder stierf vóór den oorlog, gelukkig misschien, zij zou bij hel ivelcn van mijn vader en de ver- isting van ons huis toch van smart gesn L-alnr hebben. Trouwens vader Berton waagde zich toch veel te ver voor zoo'n el lendig mager beest. Maar ik begrijp hel nu wel, hij wilde voor zijn zieken jon gen zoo'n dier bemachtigen. En hij heeft mij verteld, dat zijn zoon dol op kippensoep". „Jammer, dat hel hem niet gelukt is een kip te bemachtigen". Men sprak nog ccnigen tijd, geleidelijk legde de een na den zich in ccn deken op den grond tc slapen en ook Moisson rolde zich i zijn doken. Naast hem lag VicU Blancard. „Wel Pierre Moisson", fluisterde hij, weet je nog waar die kippen zich zoo wat ophielden?" „Ja zeker, maar waarom vraagt g( dat? Zou.lt ge or een willen vangen! „Ja". „Voor u zeil, ol voor vader Berton. „Voor hem natuurlijk. Zijn zoon Jeai is mijn oude schoolmakker „Goed. laten wij het samen beproe ven en er morgen op uitgaan". „Gij wilt er uw loven voor wagen „Zoo goed als liet i afgesproken. Denk eens de familie Bciton een lij. wonde versterkend vocdi geven en dit niet te kunnen doen. lin dc zieke heeft nu eenmaal zijn laten vallen op kip. Hoe dolgaanie zou vader Berton zijn jongen ccn kip verschaffen. Maai^vecrtig Jï;1 vn -en Wal zou het een schoone Kerst avond'geven voor de Burtons als wij hen een kip konden bezorgen. Och I zou een kleine Kerstgave zijn, maai in deze omstandigheden een zeer groote. Gelooft ge ook niet?" Moisson knikte. En spoedig daar beide vermetele knapen het blijft lagen, zonken, dag, '«dg»-'»' dienst waten, beg; Parijs, neen. zonderde i zij vrij v hun deren -a te doen blijkct zich op het terrein tusschcn Franschc '•lU- dcn zij uiterste - dc Duilhclie voorposten. Den schild wacht, dien 'ij kenden, luidden zij gehaald hen door te laten en n drukte zijn makker dc hand il medegevoel. „Maar komaan", zei Moisson, „ais i voldoende uitgerust zijt, laten we in verder gaan. talmen is gevaarlijk". Zij gingen nu door de sloot en het us een lastig loopen omdat zij telkens iliep wegzakten, maar zij vorderden toch. daar zij zoo bang niet behoefden te zijn ontdekt te worden. Zij naderden de verbrande woning en op Pierre's gelaat stond te lezen, dat rclc herinneringen bij hem levendig Maar vóór zij zoover waren zagen I zoowaar twee kippen in dc sloi „Daar", zei Victor, „daar loopen waarlijk, zal ik ze met mijn revolv rschiet „l)at is tegev terug, „laten v ilcrs probeert llij haalde uit zijn zak een handjevol oodkruimcls cn strooide er enkele in op de sneeuw vóór hen, dc kippen met zacht roepen lokkend, Dc bei.' dieren, die blijkbaar niet moeite voois genoeg vonden, om hun leven te rekke kwamen aarzelend naderbij en pikten ilan gretig de korrels op. Pierre strooide :r nog ecnige en zei„Ze zullen wei uit mijn hand eten, de honger mnnki mak. T rachten wc er een te grijpen" I)e kippen kwamen nog een paai pasjes dichterbij, in uiterste spanning opgewacht door de beide jongelieden, Maar uit de hand van l'ierre wilden ze eten. Deze liet toen dc rest der kruimels vlak voor zijn voeten vallen toen dc dieren, daarop gingen pikken, riep hij„Nu", en meteen grepei beiden toe.' •e had zich als 't ware boven o| ,e hen laten vallen en inderdaat hij kreeg het dier in handen tot ziji onuitsprekelijke vreugde. Maar Victor Blancard in zijn ijver verloor het even- ■iclit en schoot voorover met het hoofd i de sneeuw, waarin hij tot .•houders verdween. Dc kip, die hij had zuilen grijpen, was at weg. ieirc Moisson moest, ondanks liet lar, waarin zij verkeerden, lachen, de dwaze buiteling, die zijn makker ktc en de wanhopige pogingen van om zich uit de sneeuw te werken, hier tot een hoop opeengewaaid scheen. Toen hij proestend zijn gelaat weer :i toonde, was zijn eerste vraag„Hebt „j!i. liet is een mager beestje, ieder geval, het is een kip - m voor Jean Berton soep gekookt worden". „Best, draai het dier den hals oil laten we dan dezen sneenwho- i ilerzoekeil, er liut hier iets onder" Pierre had met één handomdraai di kip genekt en legde hel dier aan dei leant. „Er ligt iels onder dien sneeuwhoop vroeg hij belangstellend. „Ja, wie weet, misschien is het iets dat ons past". Zij wroetten nu samen In de snecuv en brachten een zak boven. „Misschien zijn er levensmiddelen in" Blancard had den zak reeds geopein cn haalde den inhoud te voorschijn. „Ilali. kranten", riep Pierre teleur gesteld". „Werkelijk kranten Blancard, ook verwonderd. „Maar zie cens, dat zijn zoowaar Parijsche bladen van gisterenavond, Hoe komen die hier?" „Och, wat kan ons dat schelen, wij hebben een kip, dat is hoofdzaak. Laten we maken, dat we wegkomen". „Een oogenblik, ik vind dit alles zeer verdacht". „Verdacht, waarom „Luister, wilt ge alleen teruggaan; Ik zal hier een oogenblik blijven". „Waarom „Er moet hier iets gebeuren," luidde liet ernstige antwoord. „Bah, ik begrijp u niet, Blancard, aar als gij hier meent te moeten blijven, dan ga ik evenmin. Wat wilt ge?" „Wat ik wil? Wc moeten ons hier ergens verbergen. Maar niet in deze sloot, doch zoo, dat we zien kunnen wat hier gebeurt". Pierre Moisson haalde de schoiidci s op. „Kom mee", zeide hij, „hier is ccn zijgrcppel". Daar verborgen zij zich achter een hoop sneeuw cn bleven er wachten. Niet lang echter, want geen tien inutcn hadden zij er gelegen, toen n man, een Duitsch militair, door de sloot liep. Hij kwam denzelfden weg, dien zij gekomen waren, hij bleef staan, waar zij den zak gevonden hadden cn peilde met een stok, waaraan een haalc, in de sneeuw. Maar natuurlijk hoe hij ook zocht, hij vond niets en binnens monds vloekend ging de Pruis eindelijk heen, argwanend om zich heen ziend, n pistool in dc vuist. Toen hij een cindweegs verwijderd oest zijn, zeide Victor Blancard „Kom. nu gaan wij terug". Hij nam thans de leiding, en snel zij konden, gingen de twee vrienden door de sloot terug tot het punt waar zij uitgerust hadden. „De Pruis is van hier naar zijn eigen •oorposten gegaan, wij gaan naar de inze". Zij kropen nu voorzichtig verder hun weg terug tot bij den schildwacht, die verruimd adem haalde. „Te drommel", zei hij, „ik had wat a spijl, dat ik u stil liet passecren. Gij zijt lang weggebleven, ik vreesde het ergste". „Maar wc hebben een kip", zei „En nog wat anders", sprak Blancard. „Maar gaat gij de kip nu maar naar nier Berton brengen", zei l'ierre tot „Goed, maar gij ga; doch eerst moeten wij van de wacht". „Waarom toch „Met die couranten". „Bah, gij hecht aan het vinden daar van wel waarde". „Zeker, ik denk, dal de kapitein dit ook doen zal". Blancard en Moisson werden bij den kapitein toegelaten. „Welnu", vroeg deze, „wat is er". „Kapitein", zei Blancard. „mijn makker en ik zijn buiten de voorposten linie geweest". „Ei, ei en gij komt zelf dat aangeven, gij weet toch. dat dit streng verboden is. Waarom overtreden jullie de bc- „We wilden een kip vangen, kapitein". „Verduiveld, het is veel gewaagd voor een kip, dat kon voor jullie dure kip worden. En voor wiei „Voor een gewonde, kapitein, Jean Berton, die versterkend voedsel noodig heeft". Het kostte den officier moeite nog leclijk te kijken. „En ge hebt er ccn gevnngi vroeg hij. „Jawel kapitein, maar neem ons kwalijk, wij kwamen niet, om dat tc geven. We ontdekten nog iets" „Welnu wat dan?" „Een zak couranten. De avondbladen van gisteren en kort nadat wij die gevonden hadden, kwam er een Pruis „Zoo, en zeg mij eens Blancard, denkt gij er van „Dit kapiteinEen verrader hectt laar die bladen gebracht, om e 'ij.inden op de hoogte te houden c Icn toestand binnen Parijs, En \v schijulijk deed hij dit reeds vaker". „Precies, zoo moet liet zijn, nu weten zullen we den ellendeling :1 ontdekken. Ge kunt gaan iilc verder onderzoeken. Maar zwijg ringen, zonder cr nu juist over n denken of het geld er nu precies op de beste manier aan besteed werd. Waarschijnlijk hadden zij, toch goed willende doen, beter de familie Berton liet geld kunnen doen toekomen. Doch hun doel was eenmaal de Bcrton's een gelukkigen Kerstavond te bezorgen en daarom sprongen zij met het weinige geld wel zeer royaal om in dezen benarden tijd. i 's avonds brachten zij ten huize vader Berton ccn bezoek. Hel was liun bedoeling slechts even er te blijven, doch daarvan kwam niets. Zij troffen de familie in zeer gelukkige stemming aan, De kip was geslacht en er was ccn soep van gekookt, waarvan dc gewonde lot vicugde van allen met smaak ge geten hnd. En deze voelde zich bete' dan de laatste dagen liet geval geweest was, wat natuurlijk voldoende was om heel het arme huisgezin gelukkig en dankbaar den Kerstavond te doen vieren. En begrijpelijk is het, dat de beide jongelieden, aan wie men de kip te danken bad, zeer welkom waren. Hun verdere Kcrstgavcn wilde men absoluut niet aannemen, als zij niet in den familiekring bleven en mede den Kerst avond vierden. En zoo werd het buiten verwachting ig een vroolijken Kerstavond. Men vergat voor eenigc uren de ellende en het gevaar. Natuurlijk moesten Moisson en Blancard vertellen hoe zij de kip gevangen hadden. De familie Berton hoorde het met tranen in de oogen zeidc dc moeder, „dat liadt gij niet mogen doen. Die kip had cens het leven kunnen kosten". „En zij kan nog iemand liet leven kosten", antwoordde Victor Blancard. Hij vertelde nu dc geschiedenis de gevonden couranten. Daar werd nog lang en breed over gesproken tot vader Berton zei: nee Moisson, r den kapitein antwoordde tegen ocler". „Ge moet morgen vroeg weer present zijn jongens, daarom wordt het or ii ie gaan slapen. „Och", antwoordde Moisson, gij hebt gelijk vader Berton, wij hadden al eerder moeten heengaan om u rust tc gunnen, ij hebben aan slaap zoo'n behoefte „Als dat zoo is, heb ik een voorstel jongens, gaat met mij mee nachtmis. Ik weet cr alles van, tijd wordt het bidden vaak ver geten gij beiden zult de kerk den laatstcn tijd niet platgeloopciv hebben. Maar gij hebt vandaag een te edel karakter getoond, dan dat ik er kunnen twijfelen of gij gaat egen met ons mede het Kerst kindje verccren". En dc beide jongens gingen mede i vierden zeer devoot dien gedenk- wnardigen Kerstnacht binnen het be legerde Parijs. Den volgenden dag, den Kerstdag dus, waren zij weder bij de voorposten. Blancard werden bij den kapitein ontboden, die hen cers' •erwijt gaf. wijl zij het consigne treden hadden en buiten de voorposten- linie geweest waren. „Ik zou u moeten straffen", sprak Ie kapitein, „maar het is Kerst •undang cn ik zal het niet doen". Men zag aan zijn gezicht, dat het hem ook bijzonder moeilijk gevallen zijn. daar hij den moed zoo jonge soldaten ten bewonderde. „II: laat liet ook", zeide hij „omdat gij beiden onze belegerde stad een groolen dienst bewezen hebt. V; morgen hebben wij den verrader al gepakt, toen hij opnieuw door den postenketen wilde sluipen. man had dc voornaamste bladen gisterenavond weer bij zich. natuur lijk om die up de afgesproken plaats te depoueeren. De vent wordt op- gehangen". ..Opgehangen", sprak Blancard. „hij verdient het dc verrader". En toen zij weer bij Berton kwamen, zeide Moisson „De kip is toch nog een dure kip geweest, vader Berton. zij kost nog iemand het leven". „Hoe gelukkig", antwoordde Berton. „dat een verrader cn niet ccn van u beiden den prijs hectt moeten betalen". staat op stalde mensch en de melk producten zijn nu vrijwel alleen de oor zaken der verspreding van het mond- i klauwzeer. Vooral het personenvervoer heeft in den laatstcn tijd een groote rol gespeeld. Hoewel niet steeds dc directe oorzaak der besmetting kan worden opgespoord, is het herhaaldelijk opgemerkt, dat het mond- en klauwzeer uitbrak,- cenigen tijd nadat veehandelaars, verwanten of dienstpersoneel uit Duitschland den stal hadden bezocht. Dat personenverkeer is de hoofdoorzaak der besmetting en veilig mag men aannemen, dat, ondanks het feit, dat het mond- en klauwzeer de oostelijke grenzen van Gelder land cn Limburg epizo'itisch voorkomt, het aantal gevallen in de Nederlandschc grensgemeenten tot een minimun was beperkt gebleven, indien iedere vee houder had zorggedragen, geen vreem- delingen op zijn stal toe te laten en had nagelaten zelf bezoeken over dc grenzen te brengen. Wat geschied is kan niet meer worden goedgemaakt, maar, nu de aandacht daarop is gevestigd, mag er wel op worden gerekend, dat ieder veehouder zijn plichten kent en zorg draagt, dat zijn onachtzaamheid geen oorzaak wordt ,n een ramp. zooals die van 1911. En dit geldt niet voor de grens bewoners alleenoveral dreigt het gevaar. Worden de geruchten daarom trent bevestigd, dan zou liet bezoek van een landweerplichtige, die in een besmetten stal in Gelderland was ge- eest, aan het uitbreken van het mond- i klauwzeer te Ameidemet vreemd zijn. Ieder zij op zijn hoede en doe zijn plicht, want het mond- en klauwzeer moet bestreden worden tot eiken prijs moet een epizoütie als in 1911 worden voorkomen. En dat kan, wanneer ieder zijn plicht doet. Ook nu weer is niet altijd met den eesten spoed de aangifte gedaanin enkele gevallen werd deze zelfs geheel nagelaten te Ameide en Leende is bij een stalinspectie mond- en klauwzeer aangetroffen, dat blijkens de verschijn selen reeds geruimen tijd had bestaan de gevolgen van deze nalatigheid zijn 'et uitgebleven. Ook de zuivelfabrieken hebben een plicht te vervullen, opdat zij nielameer, zooals vorige jaren en ook nu weer te Groesbeek en te Ojjcn heeft plaats gehad, de oorzaak zijn van verdere verspreiding. Op de beheerders van deze fabrieken rust de plicht zorg te dragen voor een verhitting tot ten minste 80° C. van dc nevenproducten der zuivelbereiding (ondcrmelk, kar melk en wei) alvorens ze aan de v hoeders worden teruggegeven cn v een dergelijke ontsmetting der kannen, zoowel van buiten als van binnen, door stoom of kokend water. De bestrijdiag wordt met dezelfde gestrengheid als tot nu toe voortgezet en (dit inzonderheid voor hen die daar omtrent adresseerden) ook waardevol fokvee zal niet worden ontzien, het algemeen belang eisclit, dat liet wordt opgeofferd. Mocht zich echter een geval voordoen, bij een stal met fokvee van den eersten rang, waarvan het behoud voor de instandhouding van het betrokken stamboek van het grootste belang is, dan zal in elk bijzonder geval kunnen worden overwogen, wat het zwaarste moet wegen en welke maatregelen alsdan in zoo'n bijzonder geval in de plaats van liet afmaken zouden kunnen treden. Men bedenke evenwel, dat aan liet bovenstaande niemand eenig recht kan ontleenen dat in geen geval van eeu sparen i zijn stal sprake kan zijn, indien de eigenaar niet met de uiterste zorg zijn vee voor besmetting behoedt: geen vreemden op zijn stal toelaat de knechts en arbeiders, die v dagelijksclic verzorging van I noodzakelijk zijn, zoodanige voorschrift geeft, wat betrclt het geregeld jen van handen en hel gebruik een afzonderlijk stel klccren cn ipen, dat van die zijde geen be smetting zal kunnen komen. Wordt nauwkeurige isolatie van :c nagekomen, dan is dc kans besmetting zoo gering, dat een slissing of hel beslag ml moeten wo opgeofferd, ja dan neen, niet zal te worden genomen." Voor den land- en tuinman. Blancard brachten de kip bij vader Berton thuis. :ler Berton zelf opende dc de ontving verwonderd zijn beide jonge krijgsmakkers. „Hier is een kip voor uw Jean", zei l'ierre met een gelukkigen glimlach, „kook er hem een lekker soepje van". En vóór Berton iets had kunnen zeggen, waren dc jongelieden ,al weer heengegaan, om den dag verder samen door te brengen. Victor Blancard had vriendschap gesloten me! den een- voudigen Pierre Moisson. wiens totale verlatenheid hem innig ni.delijde i in boezemde.^ hun genot over de g- cdgcsluagdc irrassing konden zij toch niet nalaten, dien avond de familie Berton eken. „Wij moeten niets ten halve doen, li.id Victor Blancard gezegd en daar hij van goeden huize was, wist hij nog wel over een paar goudstukken te beschikken. Daarvoor kochten zij nog eenigc levensmiddelen en vctsuape- Bestrijding van het mond- ei klauwzeer. De minister van Landbouw heeft nstige waarschuwing gericht tot lehoudcrs, om de Kegecring behulp- am tc zijn in de pogingen, die zij aanwendt ter bestrijding van hei mond- Xadat de minister heeft gewezen op verschillende gevallen van die ziekte i op de noodzakelijkheid om de be zetting legen te gaar, spreekt hij de TWdehting uil, il.it liet vecartscnij- iiiStaatstoezicht in staat zal zijn de bestaande besmet iig ivar-.ieii i-n ook alle volgc; het hoofd ie bieden. toc/iclit -- gaat de minister vu» '..tl echter ni.t kunnen kom.u, dal telkens en telkens weer nieuwe smetstof van elders wordt in gevoerd. Hiervoor moet op de mede- wtikiiig en het plichtsgevoel van dc veehouders worden gerekend. De omstandigheden zijn voor de bc- stiijding gunstig; dc groote najaars- markten zijn achter den rug en het vee Goede raad. ct paardenfokken zal hoogstwaar schijnlijk wel wat tc verdienen zijn. Met varkens mesten Ja dit is mogelijk, als de Regeering dc grenzen maar niet sluit. Wegens het dure voeder moet varkensprijzen stijgen, andcis geeft de boer cr op toe. De varkcnsmcslcrij zal ten spoedig sic ophouden, als de varkens niet der worden. Is nu tijd om te ontginnen, heg gen tc rooien, elk hoekje grond ui l bouwing te nemen. Dat is heel w beter dan over rogge te mopperen. Pastoor Koes. GEMEENTE AMERSFOORT. Gevestigd. J. Knaap, van Iudië naar Pr. Maric- laan 4. W, J. Schokker, van Indie naar Pr. Marielaan 4. A. A. M. Croese, dienstbode, van Amsterdam naar Wijcrsstraat 14. M. A. Hol, winkeljuffrouw, van Am sterdam naar Utrechtschentraat 18. J. F. E. Roij van Zuidewijn, handels reiziger, van Utrecht naar Soestcrw. 351. S. Hendriks, dienstbode, van I.cus- den naar Yiandestraat 19. M. Sol, schoenmaker, van Arn hem naar Utrechtschewcg 114. G. Reijerse, voerman, van Baarn naar Weverssingel 39. J. W. Kcrkkamp, van Hilversum naar Tolliusstraat 13. K. Zwarts, boerenknecht, van Hoe velaken naar Hoogeweg 57. I'h. G. E. Schenck, van Groningen ar Bcekensteinschclaan 23, C. v. d. Broek, van Zeist naar Kruis- kamp. A. v. d. Pol, boerenknecht, van Leusden naar Arnhemscheweg 180. H. J. Prirsen, kloosterbroeder, van St. Michels Gestel naar St. Louis. Wed. Verstraeten, van Leusden naar Monnikenpad 13. Kindeien v. d. Lee, van Gorinchem ■ar Laaglandscheweg 17. R. W. P. v. d. Hult, sigarenmaker, in Leusden naar Kruiskamp. Th. J. Hassing, van Vuglit naar Ber- kenweg. T. de Wit, dienstbode, van Drieber- :n naar Wuijtierslaan 4i. C. J. de Fluiter, van Veenendaal iar Meijsterweg 30. W. Luhbersen, dienstbode, van Hoog land naar Utrechtschewcg 97. G. J. J. Hooyman. kapelaan, van Goor naar Zuidsinge, 44. W. J. E. de Wijn. van Amsterdam ;ar Aldegondestraat 58. W. Pouwc, van Leusden naar Poth- straat 15. J. v. Bogerijen, meubelmaker, van Hilversum naar Wuijtierslaan 2. J. Dijkstra, opzichter, van Utrecht naar Zand 27. G. Worst, dienstbode, van Nijkcrk aar Utrechtscheweg 80. C. Koops, koetsier, van Baarn naar 'aternosterstraat 11 G. Busquet, stucadoor, van Utrecht naar Arnhemscheweg 160. J. Kieft, bankwerker, van Ede naar Woestijgerweg 43. G. l'aiiand, van Nijmegen naar Teut 53. C. L. dc Koning, van Baarn naar Kamp 10. Kinderen Berriotte, van Duisburg ar Woestijgerweg 07. Baron K. F. C. Bcntinck, ritmeester, van Princenhagc naar Wijcrsstraat 14. G. Koele wijn, koetsier, van Gouda naar Stellingwerfstraat 1. S. Spijker, arbeider, van Soest naar Soesterweg 273. A. van Eist, van Zeist naar Wuij- rslaan 2. A. Nieuwenhuis, dienstbode, van Lcusden naar Stort 138. Tcerink, van Amsterdam naar Zuidsingel 35. Vertrokken. J. Beunder. van Birkt 5 naar Ecmnes. I. J. G. Walet, van Valkestraat 32 lur Groesbeek. M. H. J. Geurtsen, dienstbode, van Soesterweg 116 naar Bussum. G. E. Spijker, van Soesterweg 273 A. Hendriks, schoenmakersknecht, in Bisschopsweg 49 naar Goor. G. Kuitenbeek, dienstbode, van Kamp naar Amsterdam. A. M. R. Rousseau, naaister, van Utrechtschewcg 24 naar Amsterdam. J. A. v. d. Berg, dienstbode, van Wcstsingel 2 naar Rhcnen. E. A. M. Feldkamp. winkeljuffrouw, in Utrechlschestr. 18 naar Rotterdam. J. Terpstra, van Woestijgerweg 67 lar Bleiswijk. R. Ubels, bioscoophouder, van Lan- gcslraat 129 naar Baarn. J. G. Cornelïsse, dienstbode, van Wuijtierslaan 6 naar Bussum. M. Blankestijn, dienstbode, van Arn hemscheweg 56 naar Xijkerk. J. M. C. Ebbink, van Viandestraat 1 naar Amsterdam. H. Voskuilen, sigarenmaker, van Scherbicrstraat 12 naar Leusden. A. Wijnen, van Plantsoen 3 naar Leusden. Zevenbergen, dienstbode, van Bergstraat 9 naar 's Gravenhage. A. M. van Rooij, bakkersknecht, van Langcstraat 87 naar Rheden. L. Harwijne, bakkersknecht, van Arn- hemschestraat 5 naar Loenersloul. C. Oosterbeek, naar Utrecht. J. D. Oosterbeek, weg 67 naar Utrecht. J. C. D. Sande, vai lar Utrecht. G. Werkman, dienstbode, van Olden- bnrncveldlaan 42 naar Elberg. E. Smit, dienstbode, van Davidshof 1 naar Utrecht. J. Roelofscn, van Hoogeweg 98 naar Ede (G.). R. H. v. Grafhorst, slagersknecht, van Aldegondestraat 91 naar Lensden. T. Nieuwenhuis, van Stort 138 naar Leusden. C. Fransen, directeur P. T„ van Korte Gracht 18 naar Leiden. R. E. Bouwman, dienstbode, van Korte Gracht 18 naar Leiden. H. Koopmans, smid, van de Alde gondestraat 10 naar Hasselt. H. van Noordenburg. van Valke straat 24 naar Hoevelaken. M. J. Broekhuisen, van Groote Kop pel 16 naar Amsterdam. J. de Mare, drukker, van Appelmarkt 12 naar Uithoorn. C. E. Bast, officier L. d. H„ van Havik 14 naar Apeldoorn. i Woestijgerweg ran Woestijger- Langestraat 2

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1914 | | pagina 5