DE EEMBODE
Donderdag 24 Dec. 1914.
TWEEDE BLAD.
KERSTVERTELLING.
Het was in den winter van 1870.
De Dnitschers logen rondom
de Franschc hoofdstad.
Parijs verdedigde zich heldhaftig.
Op een avond in December, twee
dagen vóór Kerstmis, bevonden zich
ccnigc manschappen der Nationale Garde
op een der voorposten ten Zuid-Oc
va*» de belegerde stad. Hun kwartier
was een kleine bouwvallige schuur en
ze zaten om een kleine kachel. De
kachel verspreidde een onaangenamen
geur, maar ook een weldoende warmte.
De jonge mcnschen, die er om heen
zaten, waren nog jonge kerels, maar
ook waren er mannen op leeftijd bij.
Er bevonden zich onder hen, wier
ruwe handen getuigden van den zwaren
arbeid, dien zij in het gewone dagclijk-
schc leven verrichtten, doch ook wier
gelaatstrekken de deftige afkomst ver
rieden. Zij zaten er bijeen als broeders,
allen één als Franschen, Parijxenaars,
die hun stad tegen de gehate Pruisen
verdedigden.
Zij warmden zich, want zoo pas wa
ren zij van buiten gekomen, de andere
helft van hun troep stond nu op post
en had hen zooeven afgelost.
„Br", zeidc Pierre Moisso», een jon
gen nog van nauwelijks achttien jaar,
„het was daar vervloekt koud".
„Ja hel werd tijd, dat de anderen
kwamen, men zou daar builen dood-
vriczen. Nu is het hun beurt".
„Alleen, dat die oude vader Berton
daar ook staan moet in de bittere koude",
zcide Victor Blancard, „dat vind ik te
erg. De man is vast ouder dan zeventig
„Maar laten de Pruisen eens aanvallen
Ze vinden in hem nog iemand, die zijn
mannetje staat", riep de ander, hij haal
hen grimmig".
„Geen wonder", meende Blancard.
„z'n oudsten zoon viel bij Mars-la-Tour
en de jongste ligt tehuis. Hij heeft hier
op de buitenwerken een kogel in de
longen gekregen. De kogel Is er uit
gehaald, maar Jean Berton is nog zwak.
Hij moet versterkend voedsel hebben."
„Versterkend voedsel, maar dat kan
vader Berton hem niet geven. 1 loc zou
bij ook. hij is arm en een cl kost drie
francs, kippen worden voor veertig
francs verkocht".
„Ja, kippen, wie denkt eraan? Maar
weel ge, dat vader Berton er op uit
is geweest om een kip Ie vangen".
„Een kip vangen", vroegen de an
deren vcrwontlerd.
„Welja", antwoordde Moisson, „het
is acht dagen geleden, toen hij e
het voorterrein onderzocht hebben. En
waarachtig wij hebben een paar kippen
gezien, die blijkbaar kans zagen hun
leven te verlengen. Ge begrijpt, dat wc
met ons beiden heel wal moeite gedaan
hebben om de lieve diertjes machtig
te worden. Evenwel we durldon niet
te schieten, wij waren daarvoor te dicht
bij de voorposten van die vervloekt»
die altijd op den loer liggen
•apend slechts met ccn bajonet en
pistool waagden zij zich in het veld.
Het was een levensgevaarlijk werk,
dat de waaghalzen gingen aanvangen.
Lang hadden zij niet gcloopen, toen liet
hen veiliger bleek bukkend en kruipend
verder te gaan. Van iedere terreinplooi,
van eiken greppel en struik maakten
zij gebruik, om ongezien bij de plek
te komen, die zij bereiken wilden. Zij
gingen voort met de uiterste voorzich
tigheid, want ze wisten hel, werden
zij ontdekt, dan was zoo goed als zeker
hun lot beslist.
liet zweet liep hen langs het gelaal,
ondanks de heerschende koude.
"a een kwartier zich aldus bukkend
sluipend voortbewogen te hebben,
hielden de beide jonge helden een oogen-
blik rust in ccn drooge sloot, half weg
gezakt in de sneeuw en opeengehoopte
afgevallen bladeren.
„Hier zijn wc een oogenblik in ieder
geval veilig", sprak Pierre Moisson,
,gccn van die Pruisen zal zoo gek zijn
buiten de voorposten te
wagen".
„Maar we zijn er niet ver af'.
„Neen, heel diclu bij zelfs, doch we
zijn hier goed verborgen".
„Is het nog ver, waar gij die kippen
gezien hebt
„Neen, het is bij die afgebrande
hocrcnbehuizing, welke wij straks aan
e linkerhand hadden. We hadden
al kunnen zijn, maar moesten dan
vlak terrein over, waar de I >uitsche
schildwachten ons zouden hebben op
gemerkt en neergeschoten. Van hier
kunnen wij door deze sloot schuin terug
ZOO die plek bereiken zonder gezien
te zijn".
„Gij keilt het terrein hier goed",
zeide Victor Blancard.
Ja zeker, en geen wonder, die af
gebrande muren zijn de muren van
mijn oudershuis".
„Wat, gij hebt daar gewoond
"J?"-
„En uw ouders?"
...Mijn moeder stierf vóór den oorlog,
gelukkig misschien, zij zou bij hel
ivelcn van mijn vader en de ver-
isting van ons huis toch van smart
gesn
L-alnr
hebben. Trouwens vader Berton waagde
zich toch veel te ver voor zoo'n el
lendig mager beest. Maar ik begrijp hel
nu wel, hij wilde voor zijn zieken jon
gen zoo'n dier bemachtigen. En hij
heeft mij verteld, dat zijn zoon dol
op kippensoep".
„Jammer, dat hel hem niet gelukt is
een kip te bemachtigen".
Men sprak nog ccnigen tijd,
geleidelijk legde de een na den
zich in ccn deken op den grond tc
slapen en ook Moisson rolde zich i
zijn doken. Naast hem lag VicU
Blancard.
„Wel Pierre Moisson", fluisterde hij,
weet je nog waar die kippen zich zoo
wat ophielden?"
„Ja zeker, maar waarom vraagt g(
dat? Zou.lt ge or een willen vangen!
„Ja".
„Voor u zeil, ol voor vader Berton.
„Voor hem natuurlijk. Zijn zoon Jeai
is mijn oude schoolmakker
„Goed. laten wij het samen beproe
ven en er morgen op uitgaan".
„Gij wilt er uw loven voor wagen
„Zoo goed als liet i
afgesproken. Denk eens
de familie Bciton een lij.
wonde versterkend vocdi
geven en dit niet te kunnen doen. lin
dc zieke heeft nu eenmaal zijn
laten vallen op kip. Hoe dolgaanie
zou vader Berton zijn jongen ccn kip
verschaffen. Maai^vecrtig Jï;1
vn -en Wal zou het een schoone Kerst
avond'geven voor de Burtons als wij
hen een kip konden bezorgen. Och I
zou een kleine Kerstgave zijn, maai
in deze omstandigheden een zeer groote.
Gelooft ge ook niet?"
Moisson knikte. En spoedig daar
beide vermetele knapen
het blijft
lagen,
zonken,
dag,
'«dg»-'»'
dienst waten, beg;
Parijs, neen. zonderde
i zij vrij v
hun
deren
-a te doen blijkct
zich op het terrein tusschcn
Franschc
'•lU-
dcn zij
uiterste -
dc Duilhclie voorposten. Den schild
wacht, dien 'ij kenden, luidden zij
gehaald hen door te laten en n
drukte zijn makker dc hand
il medegevoel.
„Maar komaan", zei Moisson, „ais
i voldoende uitgerust zijt, laten we
in verder gaan. talmen is gevaarlijk".
Zij gingen nu door de sloot en het
us een lastig loopen omdat zij telkens
iliep wegzakten, maar zij vorderden
toch. daar zij zoo bang niet behoefden
te zijn ontdekt te worden.
Zij naderden de verbrande woning en
op Pierre's gelaat stond te lezen, dat
rclc herinneringen bij hem levendig
Maar vóór zij zoover waren zagen
I zoowaar twee kippen in dc sloi
„Daar", zei Victor, „daar loopen
waarlijk, zal ik ze met mijn revolv
rschiet
„l)at is tegev
terug, „laten v
ilcrs probeert
llij haalde uit zijn zak een handjevol
oodkruimcls cn strooide er enkele
in op de sneeuw vóór hen, dc kippen
met zacht roepen lokkend, Dc bei.'
dieren, die blijkbaar niet moeite voois
genoeg vonden, om hun leven te rekke
kwamen aarzelend naderbij en pikten
ilan gretig de korrels op. Pierre strooide
:r nog ecnige en zei„Ze zullen wei
uit mijn hand eten, de honger mnnki
mak. T rachten wc er een te grijpen"
I)e kippen kwamen nog een paai
pasjes dichterbij, in uiterste spanning
opgewacht door de beide jongelieden,
Maar uit de hand van l'ierre wilden ze
eten. Deze liet toen dc rest der
kruimels vlak voor zijn voeten vallen
toen dc dieren, daarop gingen pikken,
riep hij„Nu", en meteen grepei
beiden toe.'
•e had zich als 't ware boven o|
,e hen laten vallen en inderdaat
hij kreeg het dier in handen tot ziji
onuitsprekelijke vreugde. Maar Victor
Blancard in zijn ijver verloor het even-
■iclit en schoot voorover met het hoofd
i de sneeuw, waarin hij tot
.•houders verdween. Dc kip, die hij
had zuilen grijpen, was at weg.
ieirc Moisson moest, ondanks liet
lar, waarin zij verkeerden, lachen,
de dwaze buiteling, die zijn makker
ktc en de wanhopige pogingen van
om zich uit de sneeuw te werken,
hier tot een hoop opeengewaaid
scheen.
Toen hij proestend zijn gelaat weer
:i toonde, was zijn eerste vraag„Hebt
„j!i. liet is een mager beestje,
ieder geval, het is een kip -
m voor Jean Berton soep gekookt
worden".
„Best, draai het dier den hals oil
laten we dan dezen sneenwho- i
ilerzoekeil, er liut hier iets onder"
Pierre had met één handomdraai di
kip genekt en legde hel dier aan dei
leant.
„Er ligt iels onder dien sneeuwhoop
vroeg hij belangstellend.
„Ja, wie weet, misschien is het iets
dat ons past".
Zij wroetten nu samen In de snecuv
en brachten een zak boven.
„Misschien zijn er levensmiddelen in"
Blancard had den zak reeds geopein
cn haalde den inhoud te voorschijn.
„Ilali. kranten", riep Pierre teleur
gesteld".
„Werkelijk kranten
Blancard, ook verwonderd.
„Maar zie cens, dat zijn zoowaar
Parijsche bladen van gisterenavond,
Hoe komen die hier?"
„Och, wat kan ons dat schelen, wij
hebben een kip, dat is hoofdzaak.
Laten we maken, dat we wegkomen".
„Een oogenblik, ik vind dit alles zeer
verdacht".
„Verdacht, waarom
„Luister, wilt ge alleen teruggaan;
Ik zal hier een oogenblik blijven".
„Waarom
„Er moet hier iets gebeuren," luidde
liet ernstige antwoord.
„Bah, ik begrijp u niet, Blancard,
aar als gij hier meent te moeten
blijven, dan ga ik evenmin. Wat wilt ge?"
„Wat ik wil? Wc moeten ons hier
ergens verbergen. Maar niet in deze
sloot, doch zoo, dat we zien kunnen
wat hier gebeurt".
Pierre Moisson haalde de schoiidci s op.
„Kom mee", zeide hij, „hier is ccn
zijgrcppel".
Daar verborgen zij zich achter een
hoop sneeuw cn bleven er wachten.
Niet lang echter, want geen tien
inutcn hadden zij er gelegen, toen
n man, een Duitsch militair, door de
sloot liep. Hij kwam denzelfden weg,
dien zij gekomen waren, hij bleef staan,
waar zij den zak gevonden hadden cn
peilde met een stok, waaraan een haalc,
in de sneeuw. Maar natuurlijk hoe hij
ook zocht, hij vond niets en binnens
monds vloekend ging de Pruis eindelijk
heen, argwanend om zich heen ziend,
n pistool in dc vuist.
Toen hij een cindweegs verwijderd
oest zijn, zeide Victor Blancard
„Kom. nu gaan wij terug".
Hij nam thans de leiding, en
snel zij konden, gingen de twee vrienden
door de sloot terug tot het punt waar
zij uitgerust hadden.
„De Pruis is van hier naar zijn eigen
•oorposten gegaan, wij gaan naar de
inze". Zij kropen nu voorzichtig verder
hun weg terug tot bij den schildwacht,
die verruimd adem haalde.
„Te drommel", zei hij, „ik had wat
a spijl, dat ik u stil liet passecren.
Gij zijt lang weggebleven, ik vreesde
het ergste".
„Maar wc hebben een kip", zei
„En nog wat anders", sprak Blancard.
„Maar gaat gij de kip nu maar naar
nier Berton brengen", zei l'ierre tot
„Goed, maar gij ga;
doch eerst moeten wij
van de wacht".
„Waarom toch
„Met die couranten".
„Bah, gij hecht aan het vinden daar
van wel waarde".
„Zeker, ik denk, dal de kapitein dit
ook doen zal".
Blancard en Moisson werden bij den
kapitein toegelaten.
„Welnu", vroeg deze, „wat is er".
„Kapitein", zei Blancard. „mijn
makker en ik zijn buiten de voorposten
linie geweest".
„Ei, ei en gij komt zelf dat aangeven,
gij weet toch. dat dit streng verboden
is. Waarom overtreden jullie de bc-
„We wilden een kip vangen, kapitein".
„Verduiveld, het is veel gewaagd
voor een kip, dat kon voor jullie
dure kip worden. En voor wiei
„Voor een gewonde, kapitein, Jean
Berton, die versterkend voedsel noodig
heeft".
Het kostte den officier moeite nog
leclijk te kijken.
„En ge hebt er ccn gevnngi
vroeg hij.
„Jawel kapitein, maar neem ons
kwalijk, wij kwamen niet, om dat
tc geven. We ontdekten nog iets"
„Welnu wat dan?"
„Een zak couranten. De avondbladen
van gisteren en kort nadat wij die
gevonden hadden, kwam er een Pruis
„Zoo, en zeg mij eens Blancard,
denkt gij er van
„Dit kapiteinEen verrader hectt
laar die bladen gebracht, om e
'ij.inden op de hoogte te houden c
Icn toestand binnen Parijs, En \v
schijulijk deed hij dit reeds vaker".
„Precies, zoo moet liet zijn, nu
weten zullen we den ellendeling
:1 ontdekken. Ge kunt gaan
iilc verder onderzoeken. Maar zwijg
ringen, zonder cr nu juist over n
denken of het geld er nu precies op
de beste manier aan besteed werd.
Waarschijnlijk hadden zij, toch goed
willende doen, beter de familie Berton
liet geld kunnen doen toekomen. Doch
hun doel was eenmaal de Bcrton's een
gelukkigen Kerstavond te bezorgen en
daarom sprongen zij met het weinige
geld wel zeer royaal om in dezen
benarden tijd.
i 's avonds brachten zij ten huize
vader Berton ccn bezoek. Hel
was liun bedoeling slechts even er te
blijven, doch daarvan kwam niets. Zij
troffen de familie in zeer gelukkige
stemming aan,
De kip was geslacht en er was ccn
soep van gekookt, waarvan dc gewonde
lot vicugde van allen met smaak ge
geten hnd. En deze voelde zich bete'
dan de laatste dagen liet geval geweest
was, wat natuurlijk voldoende was om
heel het arme huisgezin gelukkig en
dankbaar den Kerstavond te doen vieren.
En begrijpelijk is het, dat de beide
jongelieden, aan wie men de kip te
danken bad, zeer welkom waren. Hun
verdere Kcrstgavcn wilde men absoluut
niet aannemen, als zij niet in den
familiekring bleven en mede den Kerst
avond vierden.
En zoo werd het buiten verwachting
ig een vroolijken Kerstavond. Men
vergat voor eenigc uren de ellende en
het gevaar. Natuurlijk moesten Moisson
en Blancard vertellen hoe zij de kip
gevangen hadden. De familie Berton
hoorde het met tranen in de oogen
zeidc dc moeder, „dat liadt
gij niet mogen doen. Die kip had
cens het leven kunnen kosten".
„En zij kan nog iemand liet leven
kosten", antwoordde Victor Blancard.
Hij vertelde nu dc geschiedenis
de gevonden couranten. Daar werd nog
lang en breed over gesproken tot vader
Berton zei:
nee Moisson,
r den kapitein
antwoordde
tegen
ocler".
„Ge moet morgen vroeg weer present
zijn jongens, daarom wordt het
or ii ie gaan slapen.
„Och", antwoordde Moisson, gij hebt
gelijk vader Berton, wij hadden al eerder
moeten heengaan om u rust tc gunnen,
ij hebben aan slaap zoo'n behoefte
„Als dat zoo is, heb ik een voorstel
jongens, gaat met mij mee
nachtmis. Ik weet cr alles van,
tijd wordt het bidden vaak ver
geten gij beiden zult de kerk den
laatstcn tijd niet platgeloopciv hebben.
Maar gij hebt vandaag een te edel
karakter getoond, dan dat ik er
kunnen twijfelen of gij gaat
egen met ons mede het Kerst
kindje verccren".
En dc beide jongens gingen mede
i vierden zeer devoot dien gedenk-
wnardigen Kerstnacht binnen het be
legerde Parijs.
Den volgenden dag, den
Kerstdag dus, waren zij weder bij de
voorposten.
Blancard werden bij den
kapitein ontboden, die hen cers'
•erwijt gaf. wijl zij het consigne
treden hadden en buiten de voorposten-
linie geweest waren.
„Ik zou u moeten straffen", sprak
Ie kapitein, „maar het is Kerst
•undang cn ik zal het niet doen".
Men zag aan zijn gezicht, dat het
hem ook bijzonder moeilijk gevallen
zijn. daar hij den moed
zoo jonge soldaten ten
bewonderde.
„II: laat liet ook", zeide hij „omdat
gij beiden onze belegerde stad een
groolen dienst bewezen hebt. V;
morgen hebben wij den verrader al
gepakt, toen hij opnieuw door den
postenketen wilde sluipen.
man had dc voornaamste bladen
gisterenavond weer bij zich. natuur
lijk om die up de afgesproken plaats
te depoueeren. De vent wordt op-
gehangen".
..Opgehangen", sprak Blancard. „hij
verdient het dc verrader".
En toen zij weer bij Berton kwamen,
zeide Moisson
„De kip is toch nog een dure kip
geweest, vader Berton. zij kost nog
iemand het leven".
„Hoe gelukkig", antwoordde Berton.
„dat een verrader cn niet ccn van u
beiden den prijs hectt moeten betalen".
staat op stalde mensch en de melk
producten zijn nu vrijwel alleen de oor
zaken der verspreding van het mond-
i klauwzeer.
Vooral het personenvervoer heeft in
den laatstcn tijd een groote rol gespeeld.
Hoewel niet steeds dc directe oorzaak
der besmetting kan worden opgespoord,
is het herhaaldelijk opgemerkt, dat het
mond- en klauwzeer uitbrak,- cenigen
tijd nadat veehandelaars, verwanten of
dienstpersoneel uit Duitschland den stal
hadden bezocht. Dat personenverkeer
is de hoofdoorzaak der besmetting en
veilig mag men aannemen, dat, ondanks
het feit, dat het mond- en klauwzeer
de oostelijke grenzen van Gelder
land cn Limburg epizo'itisch voorkomt,
het aantal gevallen in de Nederlandschc
grensgemeenten tot een minimun was
beperkt gebleven, indien iedere vee
houder had zorggedragen, geen vreem-
delingen op zijn stal toe te laten en
had nagelaten zelf bezoeken over dc
grenzen te brengen.
Wat geschied is kan niet meer worden
goedgemaakt, maar, nu de aandacht
daarop is gevestigd, mag er wel op
worden gerekend, dat ieder veehouder
zijn plichten kent en zorg draagt, dat
zijn onachtzaamheid geen oorzaak wordt
,n een ramp. zooals die van 1911.
En dit geldt niet voor de grens
bewoners alleenoveral dreigt het
gevaar. Worden de geruchten daarom
trent bevestigd, dan zou liet bezoek
van een landweerplichtige, die in een
besmetten stal in Gelderland was ge-
eest, aan het uitbreken van het mond-
i klauwzeer te Ameidemet vreemd zijn.
Ieder zij op zijn hoede en doe zijn
plicht, want het mond- en klauwzeer
moet bestreden worden tot eiken prijs
moet een epizoütie als in 1911 worden
voorkomen. En dat kan, wanneer ieder
zijn plicht doet.
Ook nu weer is niet altijd met den
eesten spoed de aangifte gedaanin
enkele gevallen werd deze zelfs geheel
nagelaten te Ameide en Leende is bij
een stalinspectie mond- en klauwzeer
aangetroffen, dat blijkens de verschijn
selen reeds geruimen tijd had bestaan
de gevolgen van deze nalatigheid zijn
'et uitgebleven.
Ook de zuivelfabrieken hebben een
plicht te vervullen, opdat zij nielameer,
zooals vorige jaren en ook nu weer te
Groesbeek en te Ojjcn heeft plaats
gehad, de oorzaak zijn van verdere
verspreiding. Op de beheerders van
deze fabrieken rust de plicht zorg te
dragen voor een verhitting tot ten
minste 80° C. van dc nevenproducten
der zuivelbereiding (ondcrmelk, kar
melk en wei) alvorens ze aan de v
hoeders worden teruggegeven cn v
een dergelijke ontsmetting der kannen,
zoowel van buiten als van binnen,
door stoom of kokend water.
De bestrijdiag wordt met dezelfde
gestrengheid als tot nu toe voortgezet
en (dit inzonderheid voor hen die daar
omtrent adresseerden) ook waardevol
fokvee zal niet worden ontzien,
het algemeen belang eisclit, dat liet
wordt opgeofferd. Mocht zich echter
een geval voordoen, bij een stal met
fokvee van den eersten rang, waarvan
het behoud voor de instandhouding van
het betrokken stamboek van het grootste
belang is, dan zal in elk bijzonder
geval kunnen worden overwogen, wat
het zwaarste moet wegen en welke
maatregelen alsdan in zoo'n bijzonder
geval in de plaats van liet afmaken
zouden kunnen treden. Men bedenke
evenwel, dat aan liet bovenstaande
niemand eenig recht kan ontleenen
dat in geen geval van eeu sparen i
zijn stal sprake kan zijn, indien de
eigenaar niet met de uiterste zorg zijn
vee voor besmetting behoedt: geen
vreemden op zijn stal toelaat
de knechts en arbeiders, die v
dagelijksclic verzorging van I
noodzakelijk zijn, zoodanige voorschrift
geeft, wat betrclt het geregeld
jen van handen en hel gebruik
een afzonderlijk stel klccren cn
ipen, dat van die zijde geen be
smetting zal kunnen komen.
Wordt nauwkeurige isolatie van
:c nagekomen, dan is dc kans
besmetting zoo gering, dat een
slissing of hel beslag ml moeten wo
opgeofferd, ja dan neen, niet zal
te worden genomen."
Voor den land- en tuinman.
Blancard
brachten de kip bij vader Berton thuis.
:ler Berton zelf opende dc de
ontving verwonderd zijn beide jonge
krijgsmakkers.
„Hier is een kip voor uw Jean", zei
l'ierre met een gelukkigen glimlach,
„kook er hem een lekker soepje van".
En vóór Berton iets had kunnen
zeggen, waren dc jongelieden ,al weer
heengegaan, om den dag verder samen
door te brengen. Victor Blancard had
vriendschap gesloten me! den een-
voudigen Pierre Moisson. wiens totale
verlatenheid hem innig ni.delijde i in
boezemde.^
hun genot over de g- cdgcsluagdc
irrassing konden zij toch niet nalaten,
dien avond de familie Berton
eken.
„Wij moeten niets ten halve doen,
li.id Victor Blancard gezegd en daar
hij van goeden huize was, wist hij nog
wel over een paar goudstukken te
beschikken. Daarvoor kochten zij nog
eenigc levensmiddelen en vctsuape-
Bestrijding van het mond- ei
klauwzeer.
De minister van Landbouw heeft
nstige waarschuwing gericht tot
lehoudcrs, om de Kegecring behulp-
am tc zijn in de pogingen, die zij
aanwendt ter bestrijding van hei mond-
Xadat de minister heeft gewezen op
verschillende gevallen van die ziekte
i op de noodzakelijkheid om de be
zetting legen te gaar, spreekt hij de
TWdehting uil, il.it liet vecartscnij-
iiiStaatstoezicht in staat zal zijn
de bestaande besmet iig
ivar-.ieii i-n ook alle volgc;
het hoofd ie bieden.
toc/iclit -- gaat de minister
vu» '..tl echter ni.t kunnen
kom.u, dal telkens en telkens weer
nieuwe smetstof van elders wordt in
gevoerd. Hiervoor moet op de mede-
wtikiiig en het plichtsgevoel van dc
veehouders worden gerekend.
De omstandigheden zijn voor de bc-
stiijding gunstig; dc groote najaars-
markten zijn achter den rug en het vee
Goede raad.
ct paardenfokken zal hoogstwaar
schijnlijk wel wat tc verdienen zijn. Met
varkens mesten
Ja dit is mogelijk, als de Regeering
dc grenzen maar niet sluit.
Wegens het dure voeder moet
varkensprijzen stijgen, andcis geeft de
boer cr op toe.
De varkcnsmcslcrij zal ten spoedig
sic ophouden, als de varkens niet
der worden.
Is nu tijd om te ontginnen, heg
gen tc rooien, elk hoekje grond ui l
bouwing te nemen. Dat is heel w
beter dan over rogge te mopperen.
Pastoor Koes.
GEMEENTE AMERSFOORT.
Gevestigd.
J. Knaap, van Iudië naar Pr. Maric-
laan 4.
W, J. Schokker, van Indie naar Pr.
Marielaan 4.
A. A. M. Croese, dienstbode, van
Amsterdam naar Wijcrsstraat 14.
M. A. Hol, winkeljuffrouw, van Am
sterdam naar Utrechtschentraat 18.
J. F. E. Roij van Zuidewijn, handels
reiziger, van Utrecht naar Soestcrw. 351.
S. Hendriks, dienstbode, van I.cus-
den naar Yiandestraat 19.
M. Sol, schoenmaker, van Arn
hem naar Utrechtschewcg 114.
G. Reijerse, voerman, van Baarn naar
Weverssingel 39.
J. W. Kcrkkamp, van Hilversum naar
Tolliusstraat 13.
K. Zwarts, boerenknecht, van Hoe
velaken naar Hoogeweg 57.
I'h. G. E. Schenck, van Groningen
ar Bcekensteinschclaan 23,
C. v. d. Broek, van Zeist naar Kruis-
kamp.
A. v. d. Pol, boerenknecht, van
Leusden naar Arnhemscheweg 180.
H. J. Prirsen, kloosterbroeder,
van St. Michels Gestel naar St. Louis.
Wed. Verstraeten, van Leusden naar
Monnikenpad 13.
Kindeien v. d. Lee, van Gorinchem
■ar Laaglandscheweg 17.
R. W. P. v. d. Hult, sigarenmaker,
in Leusden naar Kruiskamp.
Th. J. Hassing, van Vuglit naar Ber-
kenweg.
T. de Wit, dienstbode, van Drieber-
:n naar Wuijtierslaan 4i.
C. J. de Fluiter, van Veenendaal
iar Meijsterweg 30.
W. Luhbersen, dienstbode, van Hoog
land naar Utrechtschewcg 97.
G. J. J. Hooyman. kapelaan, van
Goor naar Zuidsinge, 44.
W. J. E. de Wijn. van Amsterdam
;ar Aldegondestraat 58.
W. Pouwc, van Leusden naar Poth-
straat 15.
J. v. Bogerijen, meubelmaker, van
Hilversum naar Wuijtierslaan 2.
J. Dijkstra, opzichter, van Utrecht
naar Zand 27.
G. Worst, dienstbode, van Nijkcrk
aar Utrechtscheweg 80.
C. Koops, koetsier, van Baarn naar
'aternosterstraat 11
G. Busquet, stucadoor, van Utrecht
naar Arnhemscheweg 160.
J. Kieft, bankwerker, van Ede naar
Woestijgerweg 43.
G. l'aiiand, van Nijmegen naar Teut 53.
C. L. dc Koning, van Baarn naar
Kamp 10.
Kinderen Berriotte, van Duisburg
ar Woestijgerweg 07.
Baron K. F. C. Bcntinck, ritmeester,
van Princenhagc naar Wijcrsstraat 14.
G. Koele wijn, koetsier, van Gouda
naar Stellingwerfstraat 1.
S. Spijker, arbeider, van Soest naar
Soesterweg 273.
A. van Eist, van Zeist naar Wuij-
rslaan 2.
A. Nieuwenhuis, dienstbode, van
Lcusden naar Stort 138.
Tcerink, van Amsterdam naar
Zuidsingel 35.
Vertrokken.
J. Beunder. van Birkt 5 naar Ecmnes.
I. J. G. Walet, van Valkestraat 32
lur Groesbeek.
M. H. J. Geurtsen, dienstbode, van
Soesterweg 116 naar Bussum.
G. E. Spijker, van Soesterweg 273
A. Hendriks, schoenmakersknecht,
in Bisschopsweg 49 naar Goor.
G. Kuitenbeek, dienstbode, van Kamp
naar Amsterdam.
A. M. R. Rousseau, naaister, van
Utrechtschewcg 24 naar Amsterdam.
J. A. v. d. Berg, dienstbode, van
Wcstsingel 2 naar Rhcnen.
E. A. M. Feldkamp. winkeljuffrouw,
in Utrechlschestr. 18 naar Rotterdam.
J. Terpstra, van Woestijgerweg 67
lar Bleiswijk.
R. Ubels, bioscoophouder, van Lan-
gcslraat 129 naar Baarn.
J. G. Cornelïsse, dienstbode, van
Wuijtierslaan 6 naar Bussum.
M. Blankestijn, dienstbode, van Arn
hemscheweg 56 naar Xijkerk.
J. M. C. Ebbink, van Viandestraat
1 naar Amsterdam.
H. Voskuilen, sigarenmaker, van
Scherbicrstraat 12 naar Leusden.
A. Wijnen, van Plantsoen 3 naar
Leusden.
Zevenbergen, dienstbode, van
Bergstraat 9 naar 's Gravenhage.
A. M. van Rooij, bakkersknecht, van
Langcstraat 87 naar Rheden.
L. Harwijne, bakkersknecht, van Arn-
hemschestraat 5 naar Loenersloul.
C. Oosterbeek,
naar Utrecht.
J. D. Oosterbeek,
weg 67 naar Utrecht.
J. C. D. Sande, vai
lar Utrecht.
G. Werkman, dienstbode, van Olden-
bnrncveldlaan 42 naar Elberg.
E. Smit, dienstbode, van Davidshof
1 naar Utrecht.
J. Roelofscn, van Hoogeweg 98 naar
Ede (G.).
R. H. v. Grafhorst, slagersknecht,
van Aldegondestraat 91 naar Lensden.
T. Nieuwenhuis, van Stort 138 naar
Leusden.
C. Fransen, directeur P. T„ van
Korte Gracht 18 naar Leiden.
R. E. Bouwman, dienstbode, van
Korte Gracht 18 naar Leiden.
H. Koopmans, smid, van de Alde
gondestraat 10 naar Hasselt.
H. van Noordenburg. van Valke
straat 24 naar Hoevelaken.
M. J. Broekhuisen, van Groote Kop
pel 16 naar Amsterdam.
J. de Mare, drukker, van Appelmarkt
12 naar Uithoorn.
C. E. Bast, officier L. d. H„ van
Havik 14 naar Apeldoorn.
i Woestijgerweg
ran Woestijger-
Langestraat 2