Katholiek Nieuws- en Advertentieblad voor Amersfoort en Omstreken. DE EEMBODE Kantoor: Langegracht 13, Amersfoort Telefoon No. 314. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond en wordt uitgegeven door de Vereeniging De Eembode te Amersfoort. Prijs per drie maanden zestig cent. Afzonderlijke nummers vijf cent. Abonnementen kunnen eiken dag ingaan, doch opzegging van abonnement moet geschieden vóór den aanvang van een nieuw kwartaal. Dinsdag 10 Augustus 1915. No. 38. Negen en twintigste Jaargang. AdvertentieprijsVan één tot vijf regels vijftig cent. Elke regel meer tien cent. Billijke tarieven bij geregeld adverteeren. Alle mededeelingen, ingezonden stukken en advertentiën gelieve men in te zenden ten kantore van De Eembode, aan de Langegracht no. 13, vóór twaalf uur op den dag van verschijnen. Gezond en Eenvoudig Raadpleegt men boeken van onge- loovigcn. en zoekt men op, wat zij mededeelen over kleeding", dan vindt men bijvoorbeeld uit de leer van eene behoorlijke kle'-ding vormt een onderdeel van de gezondheidsleer, en staat in innig verband met de huid- verpleging. Over de zedigheid, in acht te nemen bij de kleeding, wordt meestal met geen enkel woord gerept. Wel, natuurlijk, over de verhouding van het kleed tot de schoonheidsleer I)e christelijke opvatting betredende kleeding strijdt volstrekt niet tegen de meening, dat de Meeding ook tot doel heeft de gezondheid des lichaam*. Neen, want ook wij zeggenwijl de menscli zich zelf niet gemaakt heeft, maar zijn lichaam als leengoed ont ving van zijn Schepper, is hij verplicht zorg te dragen voor zijn lichamelijke gezondheid, en ook voor de lichame lijke gezondheid van anderen, zoover dit in zijn vermogen is en op zijn weg ligt. Nu is de klccding het aangewezen middel om het lichaam te beschutten tegen schadelijke invloeden van hitte en kou, van vocht en winddus dient de niensch van dit middel ook gebruik te maken, bij zich en bij anderen, in zooverre dit mogelijk cn wcnschclijk is. Christus zelf neemt onder de liefde werken. waaraan hij een eeuwige be looning schenkt, ook het „naakten kleeden" op Ik was naakt en gij kleeddct mij.... Wanneer zagen wij I .taakt en kleedden C Voorwaar ik zeg u Wat gij aan een van deze mijn geringste broeders hebt gedaan, dat hebt gij aan Mij gedaan. Kn wat de zorg voor eigen lichaam aangaat, is 't noch redelijk noch L'liiis- Iclijk, zich zóó te kleeden. dat de ge zondheid des lichaams er schade .lour lijdt. Dit zou m strijd zijn met liet vijlde gebod. Door zich te veel ol te weinig ol verkeerd te kleeden hebben velen vmegtijdig hun gezondheid vei- woest, cn het spreekwoord ill 't leven geroepen „L)e domste mode is ster ker dan de verstandigste vrouw". Is echter eenmaal aan het vijlde gebod „(iij «uit met doodslaan", vol daan, dan blijft het bij den WUicll Christen, gelijk van te voren, z.oo ook daarna, ecu unomstootelijke waarheid de ziel is meer waard dan het lichaam, de belangen des geestes gaan boven de belangen des lijl*. Wij houden ons ain Christus' woordWat baat liet den mensch, zoo hij de geheele weield wint maar schade lijdt aan zijne ziel Wanneer derhalve de wijze van ver zorging des lichaains in strijd zou ko men met de belangen der ziel, eene mode, hoe gezond dan Ook, ergernis zou geven, zal een goed Christen ten bate der ziel een offertje vergen van het lichaam, en zich van die mode ont houden. Brengt hij dal offertje niet. dan handelt hij in strijd met zijne be ginselen. N'u kan het soms gebeuren, dat de ergernis tot oorzaak heeft, dat men een bepaalde mode, die tot verhooging gezondheid werd ingevoerd, niet gewoon is, ofschoon die mode, op zich zelf be? .louwd, niet min zedig kan worden genoemd. In dit geval zal de Christen, steeds bedenkend, dat de klceding op de allereerste plaats zedig dient te wezen, bij de verandering der mode met kiesclic nauwkeurigheid te werk gaat, en alle maatregelen te baat nemen, om niet bij anderen zijn kleeding tot een voorwerp van ergernis maken. Kn wijl wat men gewoon is. :estal niet hindert, maar juist de veran dering, „de nieuwigheid" de meeste er gernis geeft, zal de Christelijk-beschaal- dc mensch tot die gewenschte veran deringen slechts trapsgewijze cn gelei delijk overgaan. l'w kleeding zij dus gezond, maar op de eerste plaats zedig. Veronderstel nu dal het menschchjk geslacht geen andere licnultiging van het kleed ooit gekend en aangewend dan lot zedigheid cn tot gezond heid, we misten op dit oogenblik veel goeds, doch wc waren ook var. nog verkeerds bevrijd gebleven, e misten veel goeds. Want 't i» zeker iets goeds te noemen, dat hel kleed benuttigd wordt tot kentecken rang en waardigheid, tot aantim ding van levensopvattingen levenswijs, tot onderscheiding van nationaliteit en ndheid, tut verhooging van ware. ge schoonheid, lot bedekking van walgingwekkende leehjkheid. tol open baring van macht cn majesteit, en niet liet minst, tut opluistering van ile publieke (iodsvereering. Al dat goeds misten we. Maar we waren ook van veel kwaads bevrijd gebléven. Immers, van 't oogenblik af. il.it de mensch <le mogelijkheid ont dekt heeft, om de k'.ceding te gebrui ken. neen te misbruiken, als prijk cn proiikniuldcl, wal al zorg en tijd en gt-UI worden ontroofd a in betere doel inden en geoileid aan den alg.nl Modeklccd 1 Hoe belemmert die overdreven zorg niet de veredeling van den geest Hoeveel tijJ, thans voor den spiégel doorgebracht, werd nuttiger gewijd te zijn. Hier in dit ondcrmaansclic moet hij, uit het stoffelijke naar het geestelijke, uit het minder schoone naar liet schuonere, uit het geschapene trachten op te klimmen naar het On geschapene. Naarmate hij nu deze stoffelijke wereld, cn dus ook zich zelf waar schijnlijk schooner weet te maken, naar die mate beeldt hij beter af de eeuwige schoonheid (Jods, stijgt hij gemakkelijker op tot den Oorsprong van alle ware schoonheid, wordt hij zelf edeler en beter. Kn toch, helaashoe heerlijk deze i bestemming van het sieraad, en dus ook van het kleed als sieraad, wezen moge. menschen verkeerde neigin gen tot hoovaardij. tot verkwisting, tot ergernis, maken de grootste om zich'.igiieid tot noodzakelijke» cisch. j Wat een sterke prikkel tot hoovaar- dij is niet de kleeding 't I. een van de groote i»»d*ei>| der wereld, hoe zelfs overigen» wijze: mensch'-n g'de! kunnen xijn op hu» I mooie klccren 1 Duizend cn ven gedachten van zelf verheffing komen op in het brein Hoc i streclcnd bij u zelf te denken, dat ftn-1 deren van u.v klccding zeggen kijk eens hoe rijkkijk eens. hoe fijn 1 kijk eens. hoe smaakvol Dat hoovaardij blind maakt, blijkt nergens zou duidelijk als bij hel mode- klecd, De menschen voelen met eens wereld eenzelfde mode te volgen Dat bepaalde kteedingswijze te Parijs, Konden of Berlijn in den smaak valt. is reden genoeg, om heel dc wereld op commando van klceding te doen veranderen klimaat, volkskarakter, stand telien niet meer mee 't is mo de. dus 't is mooi Met dat al vergeet men de wijze en zorg t alleen leeftijd .erken ciaal belang 1 Hoeveel meer geld. thans misbruikt tot ducllouze opsniukking, ging naar de behoeftige» Welk een reusachtige som arbeids vermogen kwam vrij voor de verheve- dingen, cn wat vond men in de itschappij minder armoede, meer deugd, en ook meer gezondheid, zoo deze Christelijke wenken meer werden behartigd Wees niet bezorgd.... voor 'ichaain. waarmede gij u kleeden zult!... Als wij nu voedsel hebben en klccding om ons te dekken, laat ons arniede tevreden zijn Mag uien zich dan niet optooien in zich is dit volstrekt niet vokeerd, goed zelfs, want verhooging van schoonheid veredelt den mensch. De mensch is geschapen om eenmaal in anschouwing der hoogste schoon heid, God, eeuwig volmaakt gelukkig „houd u zooveel mogelijk aan eenvoud edighcid, die dc beste sieraden .an schoonheid en dc beste ver ontschuldigingen voor lcclijklieid". Met dat al vergeel men ook. dat ,ti oudsher de meeste fatten ouder domme en mislukte mannen en longclingen gevonden worden, en dat de vrouwen, die 't hoogst staan op 't gebied van ontwikkeling cn karakter, gewoonlijk 't eenvoudigst gekleed gaan. Wat voert het misbruik van 't kleed als sieraad niel tot bctieureuswaardige verkwisting I Christus zeide Zie. wie n kostbare klccding en in weelde le en. wonen aan de hoven der vor Sinds zijn de tijden veranderd, vindt men kostbare kleeding bij de holle magen 't Zou zoo echt Christelijk zijn, dien de toongevende vrouwen jonge dames, tenminste op straat in de kerk, een voorbeeld gaven eenvoud en spaarzaamheid. Geschiedde dit algemeen, cn voortdurend, ook de armeren, de dienstboden en fabrieks meisjes, zouden niet meer zoo pron ken, veel geld bleef tot betere doel einden bespaard, en men had een echt sociaal werk verricht Dat eindelijk 't kleed als sieraad misbruikt wordt tot ergernis behoeft geen betoog. In plaats van te verhef fen, te vergeestelijken, wordt het kleed door uitsnijding en opvulling, door weefsel cn kleur, door snit en plooi een prikkel tot verlaging cn verdierlij- king van den mensch. Daarom z.a! de ware C dragen, dat zijn kleeding zedig en gezond maar oo zij. Eenvoudig dat is doelingen. dat is passend en stand, dat is wat zoo weinig mo-j gelijk zorg en lijd en geld kost PATER J. ZKIJ. S. J. j Binnenlandsche Berichten. Levensmiddelen. In de Veni. Ct- vergeleek Berden dezer dagen de speculatie in levens middelen. 'Ie smokkelarij enz. enz., door velen ter hand genomen, bij visschen in troebel water. Dit handwerk i» zeer i.n trek. Daar zitten veel hengelaars aan de Kcnigen hebben al 'n aardig zoodje ge vangen, maar visschen lustig door. Anderen zijn reeds vertrokken, beladen met rijken buit. Ze hebben voorloopig genoeg. :ld. veel geld wordt er op min wijze verdiend. Ken rivier, die bepaald rijkdom men mcekruit. is de smokkelarij. Ze stroomt in breede bed ding langs heel onze grens. Daar hen gelt groot en klein. Toch wordt die stroom streng bewaakt. Hoe 't moge lijk >s. dat daar zooveel gevangen wordt, mag Joost weten. Deze smokkelarij, met aankleve van :ie andere gore zaakjes, blameert ons wel 'n beetje m de oogen onzer Oos- iren. We hebben wellen en voor- ftcn op don- uitvoer, 'n Macht van volk is op de been om die wetten te handhaven. Kn toch Zou de spot- vogel gelijk hebben, die beweert dat wetten maakt, opdat ze oveilre- en voorschriften, opdat ze niet na geleefd worden: Hoe lircl anders is 't bij onzen grooten buurman. Daar gaat geen muis uit, wanneer hij 't verbiedt. Is dc Duitscher dan zooveel minder omkoopbaar dan wij; Ken tweede nog meer troebele de vervalsching van levensmiddelen, it 't vervalschen vau voedingstoffen worden in onze dagen cnorn geslagen. Dit is treurig, me rig 't is vaak misdadig. W; weet van kvllie- en theevervalschingen waaraan weliswaar reuzen sonu verdiend worden, van vervalsching suiker men durft hieronder zelfs glas mengen van vcrvalschii.gen van meel enz. enz. dan begrijpt men gemak kelijk waarvandaan de vele inwendige ziekten. Dc hengelaars aan dezen stroom zijn er geen met vereelde handen, maar deftige heeren. Deze knoeierijen immers geschieden zelden io 't klein. Enkele kleine winkeliers mogen al 'ns een min der soort onder een betere mengen, verder brengen ze 't niet. Daartoe zijn ze in den regel te weinig ontwikkeld cn gewoonlijk ook te eerlijk. Hoe erg die knoeierijen soms zijn, kunnen we zien, uit 't afbreken van handelsbetrekkingen door buitcn- landsche firma's zelfs nog tijdens den oorlog. Dat is natuurlijk niet dan ver diend loon. Ondertusschen lijdt onze eerlijke naam in 't buitenland en wat erger is. ons eigen volk wordt aange tast in zijne gezondheid. De derde troebele stroom is te vin den in de opdrijving van levensmidde len. Hieruit worden ook er.orme win sten gehaald. Wie zijn hier de henge laars Is niet makkelijk cn ook niet aangenaam hierover te spreken of te schrijven. Men stoot zoo hcht een of ander persoon of categorie van perso nen tegen 't hoofd. De hengelaars van den tweeden stroom deert dat niet. Ze zijn in de wol geverfd. Bovendien is hunne handelwijze oneerlijk en misda dig. Bij de prijsopdrijving werken ech ter zooveel omstandigheden mee. dat moeilijk is grenzen te trekken. Toch moeten nood/akelijkerwijzegren- :n gesteld worden, 't Gaat op den jur zoo niet. De arbeider immers is de grootste consument. Hij heeft 'I minste weerstandsvermogen. Velen heb ben niet meer die groote verdiensten van voor den oorlog. De spaarcentjes raken op. De kosten van 't huishouden stijgen door de duurte. Waar moet dat heen Wat zal dat dezen winter Zonderling echter is 't, dat de schuld in deze duurte gelegd wordt op de genen van wie men in laatste instantie de levensmiddelen betrekt. En toch dat in den regel zeer onbillijk cn vens onw'aar. Ecu aardig voorbeeld vinden wc in prijzen van vleesch b.v. varkensvlcesch. Is de slager, bij wicn men zijn vleesch haalt, dc oorzaak der duurte Toch wordt hij met smaad cn schimp overladen bedreigingen, zelfs door menschen die meer verstand heb ben, worden aan zijn adres gericht. De hooge prijzen zijn zijne schuld, dus weg met hein. Bij de meeste slageis zullen de boe ken heei iets anders dan woekerwinst aanwijzen. Veel is er in dit opzicht ge lasterd. Zelfs de z.g. regeeringsvarkens "Herpen niet die baten af, de prijzen an 't vleesch waren hiervoor vastge steld en de regeering heeft geen reden i den slagers buitengewone winsten den zak te jagen. Vele slagers leden aanmerkelijk schade op hun voorraden tegen hooge prijzen in 't begin van den oorlog gekocht cn nu te verkoo- pen tegen vastgestelde prijzen. Dat er onder de slagers ook een knoeier loopt, wie zal dat betwijfelen. Welke stand telt die niet onder zijne leden ou men nog vele voorbeelden kunnen aanhalen, waar men den ver keerden, den onschuldigen persoon als zondebok gebruikt. Bijna alle hand- werk- kleinbedrijven moesten zich hier over beklagen. Wie zijn dan dc eigenlijke opdrijvers dec prijzen? Men zou eerder lagere prijzen verwachten, als men de oogst- berichten leest. L'it vele landen hoort men van rijke overvloedige oogsten. Amerika zou zelfs een nooit geken- den tarweoogst hebben. Waardoor dan nog die hooge prij- n Voert ons land te veel uit Voert niet genoeg in Zijn de scheepvrach- ten te hoog Beheerschen geweten- looze speculanten onze markten Zeker is 't, dat ons economisch le ven totaal in de war is. Zoo kan 't langer. Vooral de arbeider en de middenstander is daar niet tegen be stand Wanneer we zoo den winter in hun rijkdom, maar niet de rijkdom van enkelen, maar de welvaart van 't alge een gaat voor alles. Vluchtelingenzorg. In totaal kan gezegd worden dat de vluchtelingenzorg tot dusver aan de schatkist heeft gekost een uitgaaf van f7.300.000. De Jacht, or de provincie Utrecht is de opening der jacht op klein wild vast gesteld op Woensdag 1 Sept. e.k. met uitzondering van de jacht op hazen en fazanten, waarvan de opening is gesteld op 1 October. De lange jacht mag alleen des Dins dags en Vrijdags worden uitgeoefend en het jagen in ongemaaid te veld staand koren, peulvruchten en klaver zaad, welke nog in 1915 moeten ge oogst worden, is verboden evenals het jagen in tabakslanden, zoolang het zoo genaamd best goed niet is geoogst. De jacht op reebokken is geopend van 1 Oct. tot 1 Dec.de jacht op reegeiten van 15 Nov. tot 1 Dec., ter wijl de jacht op reekalven niet zal worden geopend. DE OORLOG. j dc vreugde over het veroveren Warschau, mengt zich bij de Duit- schers spijt over het mislukken hunner pogingen tot het vernietigen of onscha delijk maken van een beduidend deel der Russische legermacht. Ook de buit ill in en om Warschau niet mee. Dc Kussen zagen 't aankomen en voerden tijdig alles weg. Overvolle treinen met goederen en menschen trokken oostwaarts. De helft van de bevolking was al weggevoerd, evenals duizenden boerengezinnen, die de stad waren binnengedreven nadat de eigen troepen hun hoeven op het platteland hadden neergebrand. Kunstvoorwerpen, archieven, geld, alles werd weggezonden en 21 Juli was Warschau letterlijk leeg. Geen voertuig op wielen, geen paard was er overge bleven en de bruggen waren onder mijnd om elk oogenblik vernield te kunnen worden. Het geheele land ron dom Warschau is door de Russen to taal verwoest. Geen huis, geen oogst te velde is daar overgebleven. Ook in de stad werden zelfs massa's huizen omvergehaald, zoodat een aantal eige- Uit het Buitenland. 3'_ FEUILLETON. DE LIJFEIGENE. Historisch-romantische laferoel Bij het vernemen dier beleedigende woorden zag de ofliciei Urogho toornig aan en antwoordde tartend „Leudc van Mcllo, gij zoudl durven doen, wat gij daar zegt." „Watik zou niet durven I" riep de booswicht uit, „gij zegt, dat ik niet •zou durven I" Kn zijn zwaard trekkende, wilde hij zich op den krijger werpen, maar de medegezellen van den officier trokken insgelijks hunne zwaarden, terwijl zij biulden „l.eude van Mcllowees op „Uwe soldaten,"hernam de mandiën Drogho bedreigde, „zullen alleen mij gehoorzamen indien gij het onge luk hadl een onzer aan te raken, zou den wij u niet dooden, maar wij zou den u ketenen en u Iattn versmachten in de onderaardsche gewelven, war gij zooveel slachtoffers bedolven hebt. Schuimende van woede maar zich onmaehtig gevoelende tegenover dat verzet stak Drogho zijn zwaard weder op en verwijderde zich zonder verdi een woord te spreken. DE BEIDE VIJANDEN. Zijne beschermelingen in den gang van het paleis latende staan, «ging Kulrad alleen de zaal binnen, waar de koning hein wachtte; Inj gaf dezen verslag van den gelukkigen uitslag zijner zending, verhaalde hem de vreugde der Romeinen en de zegeningen, die de Opperpriester over hein had afge- „Gij hebt door die schenking de ge denkwaardigste daad van uwe rejec ting verricht, edele lieer," voegde de aartskapclaan er bijgij hebt de gei lelijke macht, door God ingesteld c dc menschen op de lichtende paden der waarheid te leiden, in de onafhan kelijkheid en dc zekerheid bevestigd dat is nog beter, dan de grondleggei te zijn van eene dynastie." „Hetgeen ik gedaan heb. zal ik hand haven," antwoorJde l'epijn. Vervolgens lot een ander onderwerp overgaande, sprak Kulrad den koning over de bannelingenhij herinnerd: hem aan het eenigc jaren tevoren te gen Hahariman uitgesproken vonnis „Vorst," zeide hij, „die slachtoffers van een helsch complot heb ik ont moet dolende op vreemden grond ik heb de rampzalige weduwe gezien van Alrad, den vroegere leude van Mello, waarvan Drogho zich de nalatenschap heelt toegeëigend; ik heb hen me gevoerd, niet twijfelende of gij zult, beter ingelicht, hun gerechtigheid doen „Ik heb Alrad, den broeder Drogho, niet vergeten," antwoordde de vorst, „het was een edel krijger, den grooten Karei, mijn vader, zeer dieibaar. Maar waarom beweert gij, dat Drogho zich zijne nalatenschap onrechtmatig heeft toegeëigend, daar hij geen zoon naliet „Men heeft u misleid, edele heer Alrad is niet zonder mannelijke af stammeling gestorven God had hem een zoon geschonken, die nog in het leven, en het ware evenbeeld van zijn „Alrads trekken zijn niet uit mijn geheugen gewischt," hernam de ko ning. „Indien het waar is, dat er een zoon van hem bestaat, zal ik hem ge makkelijk herkennen. Dc gade van den dapperen lêudc heb ik eveneens ge kend zij was dc dochter van een der dappere strijdmakkers mijns vaders haar verschijning hier, haar woord, zullen voor mij een onwedcrlegliaar bewijs zijn." „Gij zult én moeder cn zoon zien, o koning," sprak nu de aartskapelaan, „zij zijn hier. in uw paleis, met Ha- hriman, den vrijen man, maar door snooden list een lijfeigene geworden, dien ik in Italië heb vrii gemaakt krach tens de macht, die gij mij verleend hadt." „Laat hen dan terstond binnen ko men beval Pepijn. „Dreban, de lijfeigene van Haliri- man, is ook hier met zijne zonen ik heb gemeend deze heldhaftige familie insgelijks te moeten vrijmaken." Kn Kulrad deelde aan den koning alles mede, wat Warderick, door zijn vader cn zijne broeders bijgestaan, voor zijne vroegere meesters gedaan had. „Door hun de vrijheid te schenken." aldus besloot hij zijn verhaal, ,,of lie door te bevestigen hetgeen Hahri- i reeds gedaan had, heb ik u nut tige en moedige dienaren verworven." „Ik keur uwe handelwijze goed, Kul rad," antwoordde dc koning, „gij zijt in dit alles met onbetwistbaar verstand te werk gegaan. Maar doe uwe nieuwe vrienden binnenkomen." Na verloop van eenige minuten, werdenValtruda, Anthelmus, Hahriman, Dreban en zijne zonen de zaal binnen geleid, waar Pepijn hen wachtte. De vorst liet hen stilzwijgend nader treden lang beschouwde hij de edele en on gelukkige weduwe van Alrad. daarna den jongman, die haar veigczelde. Kulrad stond naast den koning, met een oplettend oog al de bewegingen van Pepijn volgende. Eindelijk boog zich de vorst naar den aartskapelaan en fluisterde hem toe ,,Ja, zij is hetdeze vrouw is de we duwe van den leude van Mello, en in dien jongeling herken ik de ni: lijke trekken van den krachtvollcn Alrad." „Vrouwe," zoo vervolgde hij, zich tot Valtruda wendende, „ik herken u gij zijt gehuwd geweest met den roem vollen krijgsman, dien mijn vader hoogachtte." „Ja, vorst, ik ben dc weduwe Alrad, van een inan, die lafhartig door Drogho vermoord geworden het monster, dat aan mijn zoon erfdeel ontrukt heeft." „Er zal u recht gedaan worden," antwoordde dc koning. Vervolgens vroeg de vorst aan Val truda. op Hahriman wijzende, „kent gij dien man „Hij is de zoon van een vrijen man, van een oud krijger van uwen vader Hij was de vriend van mijn ongeluk kige'! echtgenoot. Ook hij is het slacht offer geworden van schandelijke roof zucht zijne familie bezat sinds onheu gelijke lijden schoone en vruchtbare landhoeven in de nabijheid van slot Mello, aan de oevers van dc Thc- rain, maar Drogho heelt hem lang zamerhand van alles beroofd, hem ver nederd cn eindelijk tot het harde lot der lijfeigenschap gebracht." „Hahriman," zeide dc koning, „Ik ben overtuigd van hel onrecht, dat geschied is liet herstel van uwe e en uwe bezittingen zal niet lang uitblij ven het zal op plechtige wijze ge schieden." Eindelijk wendde de vorst zich tot Dreban en zijn onverschrokken zonen. De blik van l'epijn vestigde zich het op Warderick; deze, op den leeftijd van drie en twintig jaren, was in de volste kracht van zijn leven; zijn middelmatige gestalte, maar zeer wel gebouwd, de buigzaamheid zijner ledematen, de natuurlijkheid ert de be valligheid zijner manieren, alles maak te terstond een zeer gunstige» indruk op den koning. Daarbij teekende zijn mannelijk voorkomen vastberadenheid de edele trekken van een held schit terden op zijn gelaatde moed, die zich in zijne houding teekende. en het vuur dat uit zijne heldere oogen schit terde, hadden den koning zoo getrof fen, dat Pepijn zich niet langer kon in houden. Kulrad had den koning ver haald. welk een buitengewoon kracht vol jongeling hij was, hoezeer hij ge hecht was aan zijn meester, en met hoeveel overleg hij de verlossing van Valtruda bewerkstelligd had. „Gij zijt dan reeds vrij, Warderick; J" riep dc koning uit. „Kulrad heef: te recht uwe vrijmaking bekrachtigd maar dit is nog niet genoeg, ik heb uw edel moedig gedrag vernomen en wil u daarvoor mijner waardig beloonen." Wordt voortgezet.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1915 | | pagina 1