Katholiek Nieuws- en Advertentieblad
voor Amersfoort en Omstreken.
N;
DE EEMBODE
'Kantoor: Langegracht 13, Amersfoort - Tel. No. 314.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagmiddag en wordt uitgegeven
door de Vereeniging De Eembode te Amersfoort. Prijs per drie maanden
zestig cent; voor buiten Amersfoort verhoogd met vijf cent voor
incassokosten. Afzonderlijke nummers vijf cent per exemplaar.
Abonnementen kunnen eiken dag ingaan, doch opzegging van abon
nement moet geschieden vóór den aanvang van een nieuw kwartaal.
Dinsdag 19 Sept. 1916. No. 49. Dertigste Jaargang.
Advertentieprijs: van één tot vijf regels vijftig cent. -- Elke regel meer
tien cent. Voor incasso wordt vijf cent in rekening gebracht.
Billijke tarieven bij geregld adverteeren. Alle mededeelingen,
ingezonden stukken en advertentiën gelieve men in te zenden ten
Kantore van de Directie van De Eembode, Langegracht 13,
Amersfoort, vóór twaalf uur 'op den dag van verschijnen.
och de natuurwet, noch de posi
tieve wet, hetzij de goddelijke, hetzij
Lijkverbranding of crematie.
de kerkelijke, noch de Heilige Schrift,
nog het Katholiek dogma, verbieden
rechtstreeks en op lich zelven geno
men het verbranden van een lijk. Op
zich zelf beschouwd is liet juist het
zelfde, of de ontbinding van een lijk,'
het wederkeeren tot het stof, waartoe
de mensch veroordeeld is, plaats heeft
in de aarde door een langzaam wer
kend proces van krachten waartoe de
mensch niet meewerkt, dan wel dour
het vuur op snelle wijze, dat door de
inensch van buiten wordt aangebracht.
Noch uit het Oude, nog uit het Nieuwe
Testament kan men een woord aanha
len, waardoor de lijkverbranding direct
verboden wordt. De Katholieke Kerk
heeft nooit omtrent de lijkverbranding
een leerstellige uitspraak gedaan lijk
bezorging door het vuur is met geen
enkel dogma, geen enkel leerstuk on-
middelijk in strijd.
Waarom heeft de Katholieke Kerk
de lijkverbranding verboden Waarom
is zij er tegen
Om redenen, buiten de lijkverbranding
om. Deze redenen zijn
le. Het beginsel, waarop de mo
derne lijkverbranding steunt en waar
van zij uitgaat. Dit beginsel is
een beginsel van ongeloof en ma
terialisme. Men gelooft niet meer
aan de verrijzenis des vleesches, men
gelooft niet meer aan een toekomstig
leven, men zegt, dar met den dood
alles ophoudt, alles uit is, dat de ge-
heele mensch vernietigd wordt, niet
alleen zijn lichaam maar ook zijn ziel.
2e. Het doel, dat zich de moderne
lijkverbranding voorstelt is de bevor
dering van bovengenoemd ongeloof en
materialisme. De lijkverbranding moet
een symbool zijn der vernietiging van
den geheelen inensch. Men wil door
de lijkverbranding het geloof aan de
verrijzenis des vleesches en aan een
toekomstig eeuwig leven uitroeien.
3e. De voorstanders der moderne
lijkverbranding. De moderne lijkver
branding vindt haar machtigsten steun
bij de Vrijmetselarij. Dit wil niet zeg
gen, dat voorstanders van lijkverbran
ding tevens vrijmetselaar zijn, maar dit
wil vooral zeggen, dat de Vrijmetselarij
als bond, als sekte, als organisatie de
lijkverbranding op haar program heeft
staan on bevordert waar zij het kan.
Een kind kan nu wel begrijpen,
waarom de Kerk de moderne lijkver
branding verbiedt.
Al is de lijkverbranding, zooals wij
zeiden, op zich zelven niet in strijd
met de natuurwet of de Katholieke ge
loofsleer, al zoude zij niet voortkomen
uit ongeloof en niet de verspreiding
van ongeloof ten doel hebben, zijn er
nog andere redenen, waarom de kerk
er tegen isde lijkverbranding wijkt
geheel van de historische traditie der
Kerk af. Bij de joden in het Oude Tes
tament, was zij niet gebruikelijk. Chris
tus werd begraven in een nieuw graf
cn de evangelist Joannes teekent hierbij
aan gelijk het gebruik is bij de Joden
te begraven. Van het begin der Kerk
af zijn haar dooden in de aarde be-
gravsn en de Kerk doet deze wijze
van lijkbezorging van zinrijke plechtig
heden en gebeden vergezeld gaan.
Wat heeft de Kerk nu omtrent de
moderne lijkverbranding bepaaldDe
volgende punten
le. Het is niet geoorloofd lid
worden van een vereeniging, die zich
de lijkverbranding cn de bevordering
daarvan ten doel stelt. Wanneer zulk
vereeniging met de Vrijmetselaars
orde in verbinding staat, vervallen de
leden in de straffen, welke tegen de
Loge bepaald zijn.
2e. Het is niet geoorloofd zijn eigen
lijk of dat van anderen tc doen ver
branden.
Aldus werd bepaald bij dekreet van
de Congregatie der heilige Koomsche
i algemecne Inquisitie van 19 Mei
186.
Zijne Heiligheid Paus Leo XIII heeft
dit dekreet goedgekeurd cn bekrach
tigd hij heeft bovendien bevolen het
aan de Bisschoppen mee te deelen met
den last, dat zij de geloovigen omtrent
het afschuwelijke misbruik der lijkver
branding op gepasten weg zullen voor
lichten en hen niet alle kracht daar
in zullen afhouden.
Den 27sten Juli 1892 heeft de Con
gregatie der Heilige Inquisitie nog het
ilgende uitdrukkelijk voorgeschreven
a). Aan Katholieken, die om welke
redenen ook verklaard hebben dat hun
lijk verbrand moet worden, mogen de
Heilige Sacramenten niet worden toe
gediend, wanneer zij, niettegenstaande
de vermaning, weigeien zulk een
sluit terug tc roepen.
b). Heeft een Katholiek ondanks
de vermaning tot het laatste toe vol
gehouden, dat zijn lijk verbrand moet
worden, dan mogen er bi; zijn begra
fenis geen kerkelijke zegeningen of
plechtigheden plaats hebben, noch in
het sterfhuis, noch in de kerk, noch up
het kerkhofde priester mag het lijk
niet grafwaarts vergezellenin het
openbaar mag geen zieiedienst voor
den overledene worden opgedragen,
Op bovenstaande bepalingen zijn
uitzonderingen waarin het geoorloofd zou
zijn lijkeu tc verbrandenIIn den
oorlog, wanneer er te veel lijken zijn
te behoorlijk te kunnen begraven,
anneer de lijken gevaar voor be
smetting zouden veroorzaken. 2.
Bij besmettelijke ziekten, zooals pest
cholera, om besmetting te voorko-
n. De verplichting van een posi
tieve kerkelijke wet houdt in sommige
omstandigheden op, bijzonder wanneer
bet algemeen belang dit eischt. Dan
zouden ook de redenen vervallen waar
de keik de lijkverbranding verbo
den heeftde lijken zouden niet
brand worden uit beginsel van onge
loof omdat men geen toekomstig leven
aanneemt, en die bijzondere gevallen
lijkbezorging door het vuur zouden
ten doel hebben hel geloof ii
toekomstig leven te bestrijden. Zoo
ook heeft de Kerk aan de Katholieke
lijken een overoude volksgewoonte is,
toegestaan om bij pas bekeerde Chris-
i ter voorkoming van grootere
ergernis en moeilijkheden zich passief
te houden en de kerkelijke straffen, in
geval het iijk verbrand wordt, niet toe
te passen, mits de verbranding geeischt
wordt door de lieidensche verwanten
van den nieuw bekeerde en niet door
hem zelven bepaald is. (S-. Congreg.
de Prop. Fide, 27 Sept. 1884.)
p.fr. E. J. B. JANSEN.
Ord. Praed.
IndiÜ,
Uit het Buitenland.
Van den. Oorlog.
Oe tosstand.
De algemecne indruk is nu dat de
Duitschcrs er in Frankrijk bijzonder
slecht voor staan.
Heeft 't stelselmatig langzaam te
rugwijken der Duitschers, die zich
vroeger zoo onwrikbaar in hun stcllio-
ra handhaafden de beteckenis van
:n slepend gevecht, van een gevecht
n tijdwinst
Een slepend gevecht is den vijand
in de praat, hem bezig houdc-n met
zwakke krachten in sterke stellingen
tijd te winnen. Men laat den vij
and zich uitputten, gaat, zoo zijn druk
sterk wordt, elastisch terug, maakt
door tegenaanvallen en geschut veel
kracht vertoon en vertraagt daardoor
is zijn opmarsch en dit alles om
zich de gelegenheid te verschaffen on
verhoeds op te treden.
De toekomst zal 't leeren.
Normaal is de toestand voor de
Duitschers niet meer, nu het ook in
de Balkan zoo bijzonder roerig is ge
worden.
In verband inet het optreden van
Roemenie vechten n.l. nu ook al
Duitsche troepen, welke blijkbaar overal
hun bondgenooten het goede
beeld van het best geschoolde leger
der wereld komen geven, in Zeven
burgen bij Hcrmannstadt en in de
Dobroedsja,
Bovendien strijden nog Duitschers
Macedonië.
Overal wil Duitschland door zijn
strijdkrachten vertegenwoordigd wezen,
overal laat het de eigen troepen de
spits afbijten. Doch dit is dan ook
oorzaak, dat ei in het Oosten voor't
Westen geen Duitsche troepen meer
beschikbaar zijn en dat de Duitschers
in het Westeu ter weerszijden van de
Somme door snel opeenvolgende aan
vallen aanhoudend achteruit worden
gedrongen.
Uit Griekenland.
Griekenland mag als een waarschu
wend voorbeeld gelden voor de nog
neütraa) gebleven kleine staten.
"ït is nu geheel onder den druk der
groote vechtersbazen gekomen i
allengs uiteen.
Ejn deel van 't leger houdt
de Engelschen en Franschën, een ander
deel met den Duitscher.
Een Duitschgezinil legcicofps heeft
zich onder Duitsche bescherming ge
steld en weigert iets voor Franschën
cf Engelschen te doen.
Aan de Somme.
De geweldige Somme-slag, over een
front van 45 K.M. van Thiepval tot
Vermandovillers, leidde tot buitenge
woon verbitterde gevechten, welke ten
N. van de Somme in het voordeel der
Duitschers zijn beslist en ten Z. van de
Somme het opgeven van tot het uiterste
verdedigde gedeelten der Duitsche stel
lingen ten gevolge hadden.
De Duitsche troepen hebben schit
terende bewijzen geleverd van hun
onwankelbaar uithoudingsvermogen en
offervaardigheid.
Krachtige luchteskaders der geali-
eerden vlogen de Duitsche vliegers
tegemoet en schoten in verschillende
gevechten tien toestellen neer.
De Ifaliaanache aanvallen.
De geweldige worsteling tusschen
de legers van generaal Boroevic en
van den hertog van Aosta houdt dag
en nacht aan. De Italiaansche artillerie,
overstelpt onafgebroken de Oostenrijk-
sche stellingen met vuur en staal. In
dit door hagelslag verhoogde roffelvuur
lijdt de eerste linie van verdedigers
zware verliezer, doch zoodra de vijan
delijke stormcolonnc9 ln de stukgescho
ten stellingen binnendringen, worden zij
onthaald op een vernietigend snelvuur
van de machinegeweren, die plotse
ling uit de verborgen schuilplaatsen
en voskuilen hun vuur uitbraken.
De Hongaren van Aartshertog Joseph
wierpen zich op den naderenden vijand
om hem met strijdkolven en messen
en" in den strijd van man tegen man
neer te vellen. Ten Oosten van den
Vallone-sector en tusschen de 291 M.
hooge heuvels van Lokvica en het
meer van Doberdo zuidwestelijk
de vooruitgeschoven Kratsgroep door
stonden de Oostenrijk-Hongaarschc troe
pen achtereenvolgens verscheidene vij
andelijke stormaanvallen. Aan den
noordelijken rand van het plateau heb-
Fransche vliegeractie.
In den nacht van 15 op 16 Septem
ber wierpen Fransche vliegers bom
en op de stations Halsbin,
In den nacht van 16 op 17 Septem
ber werden 230 bommen geworpen op
hei station en de vlieggebouwen
Tergnier en 32 bommen op het at;
Abbencourt. Denzelfden nacht voerden
Fransche eskaders de volgende opera
ties uit72 bommen werden gewor
pen op de stations Roisel, Épetry,
Athies op den spoorweg St. Queutin-
Elan.
Von H'ndenburg aan '1 woord.
Hindenburg heeft aan journalisten
het Oosten, die van het Somme-
front kwamen, medegedeeld, dat hij
zelf door zijn verblijf in het Westen,
nog pas enkele dagen geleden,
een voorstelling heeft gekregen vai
de moeilijkheid van de slagen, dii
daar worden gestreden.
„Hoed af voor eiken grenadier'
zeide hij.
Maar het staat goed in West, Oost,
Noord jen Zuid. Er is nog veel te
aar wij moeten steeds stand
vastig blijven. „Wij moeten en men
neer men moet. Wij hebben
ertoe, en waar een wil is,
daar is ook een weg. Het komt er
opaan, dat men hem gevonden
heeft en consequent volgt. Over het
Duitsche volk zeide Hindenburg, dat
het dapper is. Men moet groote moei
lijkheden overwinnen. „Deze Septem
bermaand is bijzonder moeilijk, doch
van October af zal alles beter worden,
doordat de autoriteiten steeds betere
maatregelen nemen. Ik ben zeer goeds
moeds, Het nieuwe oorlogsterrein, (in
Zevenburgen), dat gtj thans gaat be
zoeken aldus besloot Hindenburg
zal u toonen dat ook de staat van
zaken daar otis het volste recht geeft,
goedsmoeds te zijn."
Een oordeel over Duitschland.
Een Nederlandsch priester die vanaf
het begin van den oorlog zijn priester
lijke bedieningen in Duitschland uit
oefent, vertelde o.m. het volgende
„De Duitsche bevolking is één. Met
hart en ziel werken zij samen om de
are lasten van den oorlog te
Zij weten zich in al hun we
derwaardigheden zóó te schikken en te
regelen, dat zij met moed en geduld
alles trotseeren. alles verdragen om
hun geliefd vaderland te verdedigen en
te beschermen. Mei alle standen van
menschen heb ik verkeerd met katho
lieken en protestanten, met rijken en
iet doctoren en soldaten, met
boeren en burgers en allen spreken
den grootsten lof van ons vader
land, ons dierbaar Nederland.
Niet één heb ik gehoord die
tegen Holland is, die tegen Hol
land spreekt, Hun beproeving, hun
kruis is zeer zwa3r, doch de goede
God is met hen. Dit jaar is een jaar
leer goeden oogst voor Duitsch
land. In geen jaren heeft het een zoo
goed oogstjaar gehad. Wel is waar is
er geen overvloed aan spek, vet cn
soortgelijke zaken docli van uithon
geren zooals men wel eens hoort zeg
gen, is hoegenaamd geen spraak. Dat
komt ook hierdoor, dat de Duitschers
elkander met liefde helpen en de Staat
de levensmiddelen zóó weet te ver-
deelen en te regelen dat allen zooveel
mogelijk evenveel krijgen.
Men had mij gezegd dat er geen
soldaten meer waren in Duitschland,
dat de jongens van 17 jaar opgeroe
pen waren. Dat is beslist onwaar. De
jongens van 19 jaar zijn bij lange na
nog niet allen weg, nog niet allen sol
daat, en overal in Duitschland wemelt
het nog van zeer krachtige soldaten
die bereid staan om op den eersten
wenk van hun keizer te gaan waar
hel bevel hen roept.
Alzoo, men moet in Duitschland ge
woond en met alle slag van menschen
verkeerd hebben, dan eerst kan men
oordeclcn hoe de bevolking in Duitsch-
laud is. Ik kan niet andets zeggen, dan
dat het zeer goede menschen zijn om
mede te verke .-ren, dat ze een zeer
FEUILLETON.
Van Heiden tot Christen.
Wij hebben deze volksspelen iu
Griekenland niet, cn dc Griek-
sche Dionysius zal spoedig de meer
derheid gevoelen van de Romciniclie
vrouw boven de Grieksche. Medelijden
is eene schoone deugd in cene vr
maar de Grieksche vrouwen zoeken de
gelegenheid niet om zich in die deugd
te oefenen gelijk de Romeinsche."
„la Paului kwaad, vroeg Aglais, of
is hij geestig?"
Paulua gaf hierop geen antwoord,
maar vroeg Crispina of Germancui
Caesar ook de gast was van den edel
man Mamurra
De gaatvrouw meende, dat hij daar
twee of drie dagen zou vertoeven.
„Die Mamurra is zeker reeds oud,
zeide Aglais, want het is al langgele
den, dat Catullus verzen schreef
over zijne gastvrijheid en rijkdom.'
„Ja, antwoordde Crispina, toch heeft
hij nog een g ".zonde kleur, een helder
uiterlijk cn zwarte wenkbrauwen."
Eensklaps vroeg Paulus, of Crispina
wist, welke vrouwen gisteren in gezel
schap van Tiberius geweest waren. Zij
zaten in kostbare draagstoelen, de een
was van brons, de ander van i
met goud belegd."
„Dat zijn zijne halve zusters gew:
antwoordde de gastvrouw, de dochters
van den vroeger beroemden staatsman,
den bouwheer van het Pantheon, Agrip-
pa Vipsanius. Een van hen was de
ouw van Tiberius Caesar."
Crispina vond in die vraag eene ge
schikte gelegenheid de verschillende
familiebetrekkingen van het keizerlijk!
huis te besprekenmaar de manier
waarop dat gebeurde, was zoo onver
kwikkelijk, dat Agatha opstond om ti
herademen bij den ingang van het prieel
door een vergezicht in den tuin.
„Daar gaat Benign,i met een ma
riep zij verbaasd. Allen keken op
zagen Benigna in een afgelegen laan
wandelen met een jongeling in bruin
gewaad. Naar allen schijn voerden zij
een hoogst ernstig gesprek, ,,'t Is wa
ik moet bekennen, zeide Crispi
lachend, dat de beminde van Benigna
dezen morgen hier gekomen is. Hij
heeft zijn wekelijkschen vrijen dag, en
wil dien zoo gaarne bij ons doorbren
gen. Het is een buitengewoon goede en
ontwikkelde jongeling, hij kent Grieksch,
en is als schrijver werkzaam bij Tibe
rius Caesar, wiens slaaf hij is. Benign:
zal dat alles wel aan Agatha verteld
hebben."
„Wanneer zal het huwelijk vat
nigna plaats hebben vroeg Agatha.
„Ach, hernam Crispina, de jonge
man kan eerst trouwen, wanneer hij
zijne vrijheid gekregen heeft. Zoodra
Tiberius Caesar hem de vrijheidsmuts
op het hoofd heeft geplaatst, zullen
wij een vtoolijk bruiloftsfeest vieren."
„Is Tiberius Caesar een goede Heer
voor Hein vroeg Paulus.
„Persoonlijk keu ik hem niet, ant
woordde zij, en naar mijn weten heb
ik nooit eenige klacht over hem ge
hoord van Claudius, mijn toekomstigen
schoonzoon."
„Uw toekomstige schoonzoon Clau
dius", riep Agalha verrukt uit. Was het
dan uw toekomstige schoonzoon, die
iets te zeggen had tegen Plancina, die
vrouw met dat blceke gelaat en zwaite
wenkbrauwen
„Daar weet ik niet* van, mijn klei
ne," hernam de gastvrouw.
„Ja, hij was het; hij kwam aan den
ingang van het prieel, maakte een klei
ne buiging en zeide een opdracht te
hebben. Zij vroeg, van wien En zijn
antwoord was, mijn naam is Claudius.
Ja zeker, zij stond haastig op, ging het
huis in, terwijl hij haar volgde. Maar
waarom zij zoo haastig opstond toen
hij zijn naam „Claudius" noemde, be
grijp ik niet," besloot Agatha met boo-
Crispina keek verwonderd. „Dat be
grijp ik ook niet, want zij stond op,
omdat hij „Claudius" heette
„Was het de vrouw van die duivels,
Agatha?" vroeg Paulus. „Weet gij nog,
dat bij het afweren van dien man
ij zoo lafhartig treffen wilde, i
ouw zoo luid gilde
„Zeker weet ik dat nog."
„Welnu, ik denk, dat op haar de
beschrijving past, die gij vau die vrouw
gegeven hebt. En indien dat waar is,
dan was zij onder het gevolg van Ti
berius, en eene der vrouwen van wie
goede Crispina zoo even gespro
ken heeft."
„Zouden dan wellicht de bevelen
>or Plancina van Tiberius Caesar ge-
eest zijn vroeg Agatha.
Crispina schudde liet hoofd en scheen
;n weinig ontsteld. Een kort stilzwij
gen volgde. Paulus verbrak het, door
aan zijne gastvrouw papier te vra
gen, wijl hij den krijgstribuun Vellejus
Paterculus te Formia een brief wilde
schrijven. „Ik zal mijn voordeel doen
met het uitstel van des Keizers bezoek;
ik zal deze landstreek gaan bezichtigen
i visschen in de rivier. Paterculus
ien ik mijn eerewoord gegeven heb,
.1 daar niets op tegen hebUen."
Crispina bracht hem het beste pa
pier, wal zij bezat, zwarten inkt, en
een rieten pen. „Ik zal zorgen, dat die
brief door een bode van mijn huis be
steld wordt," zeide Crispina. Daarna
ging zij henen.
XI.
De brief werd verzonden, en nog i
den vóórmiddag keerde de bode van
Formia terug. Crispina geleidde hem
naar Paulus, die in den tuin bij eenige
spelers, die speelden met de werpschijf,
stond te kijken. „Hij heeft geen brief
terug gebracht, riep zij van verre hem
tegenhij zal U de bijzonderheden van
';in reis niededeelen."
De bode vertelde dan, hoe hij den
tribuun gevonden en hem den brief
overhandigend, om antwoord gevraagd
had. Hij las haastig cn op het oogen-
blik, dat hij uit zijn gordel de schrijf
stift en het schrijftafeltje wilde nemen,
naderde toevallig Sejanus. Een kort
gesprek volgde, Sejanus las den brief,
sprak bij de teruggave enkele Griek
sche klanken, en ging heen. Toen zeide
mij Vellejus Paterculus: „nog vandaag
zal mijn bode met het antwoord komen."
Paulus dankte den bode voor zijne
oeite. Onze held, die zijn vischtuig
reeds in gereedheid gebracht had en
een gedeelte daarvan bij zich had, wil-
■'-* -en zoo schoonen en guustigen dag
met wachten laten voorbijgaan.
„Maar waarom," zoo riep hij plotse
ling uit, zou ik een gevangene zijn
Ik heb een dubbel recht op mijn per
soonlijke vrijheid, als Romeinsch bur
ger, en edelman. Waarom heb iK haar
verloren Ik deed niets anders dan den
slag afweren van een moordenaar, dien
ik niet beleedigde, noch uitdaagde."
Wordt voortgezet.