OE EEMBODE
K Nieuwsblad voor Amersfoort
en Omstreken
ABONNBMBNTBN kunnen elke week In gain, doch oplegging ran
abonnement moet geschieden voor deu aanvang van een nieuw kwartaal,
Pr|i per drie maanden 11,00. Bulten de gemeente Amersfoort f 1.10.
Alionderlflkr nummers 10 et.
Vrijdag 19 Maart 1926 No. 99
Negen en Dertigste Jaargang
KANTOOR: LANOEORACHT 28, AMERSFOORT, TELEPOON 314
OE EEMBODE VERSCHIJNT DINSDAO- EN VRIJDAOMIDDAO
ADVHRTBNTllR 25 cenl prrr regel. Bl!l«k« tarieven voor handel en
n|verheld b| geregeld adverteeven. Advertentttn moeten Dinsdag
en Vrijdag vóór l uur worden btiorgd. Een bepaalds plaats kan
niet worden gegarandeerd.
TWEEDE BLAD
Godsdienst en Kerk
:n dan stecnen op om op Hem
te werpen doch Jesus verborg Zich
ging uit den tempel.
Epistel en Evangelie.
PASSIE-ZONDAG.
LES uit den brief van den H. apostel
Paulus aan de HebreëoIX, 1115.
Broeders I Christus, opgetreden zijnde
als Hoogepriester der toekomstige
goederen, is door den grooteren en
meer volmaakten tabernakel, die niet
met handen gemaakt, dat is, niet van
deze schepping is, en niet door bloed
van bokken ol kalveren, maar door zijn
eigen bloed ééomaal in het heiligdom
binnengegaan, na eeuwige verlossing
verworven te hebben. Want indien het
bloed van bokken en slieren en de
besprenkeling met de asch eener jonge
koe de besmetten heiligt tot reiniging
des vleesches, hoeveel meer zal hel
bloed van Christus, die door deo
Heiligen Geest Zich zeiven onbevlekt
aan God heeft opgecfferd, ons gewe
ten zuiveren van doode werken, om
den levenden God te dienen En daar
om is Hij Middelaar van een nieuw
Verbondopdat, terwijl een dood
tusschenbeide kwam tot verzoening
van de overtredingen onder het vorig
Verbond, zij, die geroepen zijn, dn be-
lofte ontvangen mogen der eeuwige
erfenis, in Christus Jesus onzen Heer.
EVANGELIE
volgens den H. Joénnes; VIII, 46—59.
In dien tijd sprak Jesus tot de Bcharen
der JodenWie van u zal Mij van
zonde overtuigen Indien Ik u de waar
heid zeg, waarom gelooft gij Mij niet
Wie uit God is, hoort Gods woorden
daarom hoort gij ze niet, omdat gij
niet uit God zijr. De Joden antwoord
den dan en zeiden HemZeggen wij
niet te recht, dat Gij een Samaritaan
zijt en ecuen duivel in hebt! Jesus
antwoordde: Ik heb geenen duivel;
maar Ik vereer mijnen Vader, en gij
hebt Mij onteerd. Echter zoek lie mijne
eer niet; er is iemand, die ze zoekt
en die oordeeit. Voorwaar, voorwaar,
Ik zeg uindien iemand mijn woord
bewaart, hij zal den dood niet zien in
eeuwigheid. De Joden zeiden dannu
erkennen wij, dat Gij eenca duivel in
hebt! Abraham is gestorven en de
Profeten en Gij zegtindien iemand
mijn woord bewaart, hij zal den dood
□iet smaken in eeuwigheid. Zijt Gij
grooter dan onze vader Abraham, die
gestorven is. Ook de Profden zijn ge
storven. Wien maakt Gij U zelven
Jesus antwoordde: Indien ik Mij zei ven
verheerlijk, is mijne verheerlijking niets.
Het is mijn Vader, die Mij veibeerlijkt,
van wien gij zegt dat Hij uw God is.
Maar gij kent Hem nietIk echter ken
Hemen, zoo Ik zeide dat Ik Hem
niet ken, zou Ik aan u gelijk zijn, een
leugenaar. Maar Ik ken Hein en bewaar
zijn woord. Abraham, uw vader, heeft
zich zeer verheugd dal hij mijnen dag
zou zien hij heeft dien gezien en zich
verblijd. De Joden zeiden dan tot Hem
Nog geen vijftig jaren zijt Gij oud, en
Gij hebt Abraham gezien I Jesus sprak
tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg
u: eer Abraham werd, ben lk. Zij
Liturgische kalender.
Week van 21—28 Maart.
Passieweek, Tijdeigen. Orde als de
priester in paars gekleed is. In alle
deze Missen Prefatie van het Kruis.
ZONDAG 21. Passiezondag, Mis Judica,
2e geb. H. Benedictus.
MAANDAG 22. Mis van Maandag, in
deze week, 2e geb. voor de Kerk,
Ecclesiae, of voor den Paus, Deus
DINSDAG 23. Mis van Dinsdag in
deze week, 2e geb. als Maandag.
WOENSDAG 24. Mis van Woensdag
in deze week, 2e geb, H. Gabr ëi,
3e geb. voor den Aartsbisschop.
DONDERDAG 25. Mam-Roodschap,
25 Maart, 2c geb. en laalsie Evang.
van Donderd. in deze weck. Credo.
Prefatie van de H. Maagd,
VRIJDAG 26. Mis van Vrijdag in deze
week; 2e geb. H. Ludger, Nederl.
ZATERDAG 27, Mis van Zaterdag in
deze week, 2e geb, H. Joannes
Damascenus, 27 Maart,
Onderwijs
in oud-Jlmersfoort.
Uit een besluit van den raad van
de stad uit het jaar 1438, waarbij het
schoolgeld wordt bepaald, vernemen
wij, dat de stadsschoolmeester de «kie
len* (choraten) »zal leeren zonder geld
daarvoor te nemen
Op grond van dit besluit staat het
dus buiten twijfel, dat in genoemd jaar
het kapittel ot beter diens zangmeester
zich niet meei bemoeide met het eigen
lijke onderwijs der jonge zangers, maar
dat de stedelijke regeering zicb daar
mede belastte.
Of de schoolmeester of rector der
Groote School* ook toen reeds tot
taak had het vkoor te verwaeren*, valt
uit tfficleele stukken niet te beslissen.
Het eerste stellige bericht hieromtrent
dagtcekent uit bet jaar 1534.
In de stedelijke Rekeningen van dat
ar toch vinden wij, dat »deu tecioer
Mr. Antboenis van Utrecht voer dat
r te bewaren thien gulden* van
stadswegen werden uitbetaald. De ver
plichtingen, die de rector der schooi
in de 16de eeuw ook ten opzichte van
de kerkelijke diensten bad, zijn nader
omschreven in de merkwaardige aan-
slelliugsoorkonde van den bekenden
dichter Nicolaus Scharrenberg, naar
zijne (geboorteplaats, Ede in Gelder
land beter bekend onder den naam
in Nicolaus Edanus.
NiColaasScharrenburg, oi »van Eden*
weid Paschcn 1545 lector der 5e klas
het Gymnasium te Düsseldorf. Door
Monbeim werd hij in 1560 tot rector
te Soest aanbevolen. Edanus nam deze
functie aanvankelijk aan, maar verkoos
ten slotte te Amersfoort te blijven. Hij
de opvolger van den vroegeren
rector van Sneek en Zwolle, Mr. Jo
hannes Novesius of Jaa van Nuys.
Den 26en September 1555 werd hij
den tijd
t rector aangenomen
Hij zal, zoo bepaalde de aanstellings
oorkonde, in de school onderhouden
vier goede, geschikte en geleerde prae-
ceptores, ongedefameert, onbesmet ende
niet gesuspccteert van eenige Hcresië
of quade Lecringe.
Mr, Jan van Nuys zal voor den tijd
van derdehalf jaar blijven en lesen in
Quarta Classe, waarvoor de rector 50
Carolus gulden zal missen van zijn
jaarlixe wedde tot onderhoud van ge
noemden Mr. Jan van Nuys. Nog zal
ctor voorzien zijn van een bekwa-
succentor of saDgmrester, om bij
denselven 't koor in de kerken mitten
coorkynderen tot alle Heylige avonden
en Heylige dagen te bewaeren, mitz-
gaeders dat dagelix Lof eDde ook den
kynderen haer sange te leeren alst
voorlyts gewoonlik is geweest. De rec
tor zal des vrydags met zijn clercken
solempnelicken in de kereken syngen
dat Lof de Sancta Cruce, en voorts te
doen dat een goed rector schuldig is
behoort te doen. Daarvoor zal de
or ontvangen honderd Philips gul
den, 't stuk tot vijl en twyntich stuy-
gerekent, buiten hetgeen de school
kinderen naar de laatste gewoonte
betalen. Ieder scholier, solvent wesende
Sepiaoi en meer, betaalt jaarlijks 21
stuivers, de Octani zestien stuivers en
de Nullani twaalf stuivers met voor
waarden dat de rector bij een gelal
meer dan 200 clerkcn niet meer
dc Btsd ontvangt dan honderd
Carolus gulden. Nog zal de rector voor
hem zeiven, zijn commensalen en zijne
medeschoolmeesteren zulke vrijheid van
asschysen genieten, als xyn voorsaeten
lot nog toe gehadt hebben. Ook werd
bepaald, dat na expiratie van de eerste
ijf jaren die regieiders ende die ree-
toer voornoemt, elkander deze over
eenkomst, indien zij niet langer aan
:n der beide partijen beviel, een jaar
voren zouden opzeggen.
Aan de school van Amersfoort zijn
den loop der eeuwen tal van man-
:n van naam en beteekenis als ree-
ren en leeraren verbonden geweest.
De eerste ons bekende rector was de
vermaarde Wilhelmus Henrici, die
reeds vóór bet jaar 1380 als zoodanig
te Amersfoort in functie was. Hij was
blijkbaar een volgeling van Geert
Groote. Want nadat hij als pastoor
tijd iarg de parochie van Amers
foort had beheerd, sloot hij zicb bij de
•Broeden van het gemeenzame Leven*
Bldaar aan, en ging later met een deel
,n over tot de derde orde van
Sint Franciscus. Als generaal overste
van het zoogenaamd Kapittel van
Utrecht*, droeg hij veel bij tot den
bloei van die orde in Nederland en
van het herstel van het godsdienstig
leven in het algemeen.
Onder zijne opvolgers waren er, die
als humanisten een grooten naam had
den. Enkele hunner speelden bij de op
komst der Hervorming te Amersfoort
:n belangrijke rol.
Hun invloed mag men niet onder
schatten, te minder omdat de school
van Amersfoort door de goede zorgen
in de stedelijke regeering bloeide en
>k van buiten af talrijke leerlingen trok.
Niet beter vermogen wij de toeslan-
aan deze school te schilderen dan
dit de vermaarde Cbristophorui Vlade-
rack, de latere rector der school van
's Hertogenboscb beeft gedaan.
In de opdracht van zijn werk: tPoly-
onyma Ctceronianaaan der. Raad der
stad, vermeldt hijdat zes onderwijzers
dien tijd (1550) aan de school van
Amersfoort verbonden waren en ruime
bezoldiging ontvingen.
Van alle stadslasten vrij, gaven zij
zich onbekommerd aan de letteroefe
ningen over.*
Zells tijdens het gevaar van een be
leg, toen de regeering elk tot den wa-
pendienst opriep, was het genoeg, dat
Vladerack zich met zijne wapenen, dat
iet plak en roede in de hand, vóór
de poort der school vertoonde, om hem
en al zijne leerlingen van wachtdiensten
als anderzins te ontslaan.
Door de instelling van prijzen en aan
moedigingen van allerlei aard, was de
kennis der Latijnsche taal in 1550 te
Amersfoort zóó algemeen geworden,
dat slechts zeer weinigen onder de in-
irs te vinden waren, zoo hij verze
kert, die die taal niet spraken. De am
bachtsman, zelfs de geringste, verstond
haar; de bandelaar was daarenboven
gemeenzaam met het Grieksch. De jonge
dochters en dienstmaagden hadden tot
gewoonte latijnsche liederen te zingen.
Men hoorde die taal op de straaten
Cicero zou bebageD gehad hebben in
de zuiverheid en netheid der uitdruk
king. Zoo buitengewoon was bet ver
langen naar vermeerdering van kennis
bij hun kroost, dat, tijdens een over
strooming, de ÏDwoncrs liever, ten koste
van veel goud, de hulp van vreemde
lingen tot redding van het vee, dat
buiten de stad graasde, hadden willen
betalen, dan een enkelen dag daartoe
hunne kiaderen van schoolonderwijs af
te roepen.*
Zelfs dan, wanneer wij aannemen, dat
Vladerack op de gebruikelijke wijze
der humanisten in zijne schildering niet
van overdrijving is, dan toch raoe-
wjj op grond van de aangehaalde
feiten erkennen, dat de school van
Amersfoort ten minste in de 16e eeuw
eere eene voorname plaats onder
de onderwijsinrichtingen in Nederland
li en dat zij geen kapittel- maar
stadsschool geweest is.
Gemengde Berichten
Te Santvliet is een kudde schapen,
die op de schorren langs de Schelde
graasde, door het snel opkomende hooge
water verrast. Trots de bovenmensche-
lijke pogingen, door den herder in bet
werk gesteld, kwamen 235 dezer dieren
het water om.
In den avond werd op den weg
naar Bonn in de nabijheid van Abr-
weiier een motorbus aaogehoudeo door
iemand die oogenschjjnlijk mee wilde
lijden. Toen de bus stilhield, sloeg de
man deo conducteur van de trede, belde
en de chauffeur reed weer door. Daarna
werd de conducteur met behulp van
paar toegeschoten helpers bewus
teloos geslagen en zwaar verwond. De
daders wisten zich uit de voeten te
maken met de ontvangsten van den
den dag. De chaffeur had van dat alles
niets bemerkt en miste den conducteur
pas op de volg.-nde pleisterplaats.
Bij da Roodhuiden.
Gij kent deze Irokeezen, Louis?
Waar brengen zij ons heen?"
„Naar Andagaron waarschijnlijk".
„Zij hebben ons goed behandeld".
„Jawel, maar dat is een slecht
teeken."
Op dit oogenbiik kwam de maan
boven de wolken uil en verlichtte het
tooneel. Zij bevonden zich op een
klein eiland in de St. Laurens-rivier
langs de oevers lag een* vlooi van
zeven en dertig oorlogskano's en de
Indianen lagen in groepjes op het
zand te slapen. De beide sprekers
met de schildwachten de eenigen die
nog wakker waren waren naast
elkaar met handen en voeten vastge
bonden aan palen, in den vorm van
een parallelogram bijeengeplant. Aan
ontsnappen te denken scheen hopeloos.
„De Indianen behandelen hun ge
vangenen altijd goed, zoolang zij zich
niet achtervolgd wanen. Gij had naar
mij moeten luisteren, toen ik u aanried
zoo spoedig mogelijk naar het fort
terug te keeren".
„Had ik het maar gedaan," zuchtte
dc graaf d'Ambiron. „Ik had het mij
zoo erg niet voorgesteld. Maar vertel
mij eens, wanhoopt gij aan onze
redding?"
„Zij laten ons hoogstens nog tien
dagen".
„Tien dagen!"
„Dan zullen wij Andagaron bereikt
hebben, maar ik heb mijn maatregelen
getroffen".
„Maar wij zijn hulpeloos. Wat wilt
gij doen
„Ik heb in mijn kleeren een be
dwelmend poeder verborgen, hetwelk
mijn vader mij bij zijn dood, drie jaar
geleden, gegeven heeft".
„lk begrijp u niet!"
„ik bedoel dat vóór zij mij aan den
martelpaal binden, ik dat poeder in
neem en ik raad u aan hetzelfde te
doen".
„Maar ik heb geen poeder".
„En gij zijt hier in een streek ge
komen, waar de Irokeezen op het
oorlogspad waren zonder poeder op
zak? Dan zijt ge ofwel de moedigste
man dien ik ooit ontmoet heb of ge
zijt in het geheel niet op de hoogte
van de manier, waarop de Indianen de
vijanden behandelen, die zij in oor
logstijd gevangen nemen".
Louis Desterre liet zich heel wat
voorstaanop zijn kennis van de Indianen.
„Ik heb van die vreeselijke geschie
denissen gehoord. Martelen zij al hun
gevangenen?"
„Ja. Sommigen zeggen dat het een
godsdienstige plechtigheid is, anderen
dat zij van nature zoo wreed zijn. Ik
denk dat de waarheid in het midden
ligt. Een feit is dat als hun gevange
nen beginnen te sterven bij zonsonder
gang, zij het voor een slecht voorleeken
houden, wanneer zij den laatsten adem
uitblazen vóór de dag aanbreekt".
„Kunt gij mij een deel geven van
v voorraad poeder?"
„Dat zal slecht gaan; ik heb maar
er weinig
„Zouden wij niet kunnen ontsnappen
onderweg
„Zij zouden met honderd tegelijk
achter ons zitten".
„Is er nooit een gevangene blijven
leven
„Een op de honderd misschien
Maar we hebben nu genoeg gepraat,
ik ben moe en slaperig. Hoort gij dien
vogel daar? 't Is net de stem van
vriend, die bedroefd is".
„Er zal niemand bedroefd om mij
zijn", zei de graaf met bitterheid. „Ik
heb voor altijd afscheid genomen, toen
ik Parijs verliet".
Er heerschte een tijdlang stilzwijgen
toen zeide de graaf opnieuw:
.,ls het waar, dat gij met Anna
Levisse verloofd zijt?"
„Dat is waar".
„En wat nu?"
„Zij zal een van dc velen zijn, wier
verloofden de wildernis ingingen en
nooit teruggekomen zijn".
„Zij is een wees, niet waar?"
..Ja".
„En arm?"
..Ja".
„Ik bezat eens drie kwart mimoen
francs en een groot landgoed in Frank
rijk En nu is alles weg; had ik op
het oogenbiik mijn fortuin in mijn
bezit, dan zou ik het gaarne geven
voor al het poeder, dat ge bij u hebt".
„Dat aanbod zou mij niet bekoren.
Als wij dood zijn, is het geld een ding
von geen waarde".
„Zoo moet ge niet redeneeren. Gij
zegt dat de Indianen één gevangene
op de honderd sparen indien gij die
eene waart
„Ook al zou ik die eene zijn, dan
zouden zij mij nog dwingen bij hen
te blijven en hunne leefwijze --- *-
nemen".
„Maar gij zoudt kunnen ontsnappen
en hoe zoudt ge het dan vinden als
ge rijk waart?"
„Maar wie zou mij gelooven, als ik
vertelde wat er tusschen ons beiden
verhandeld was Wie zou mij uw geld
geven? Gij kunt hier geen bewijs
teekenen, dat ik mee kan nemen".
,Als dat alles is wat u tegenhoudt",
riep de graaf uit, „wees dan maar niet
bang. Herinnert ge u dan niet dat ge
mij hebt betrapt, toen ik 's nachts in
het geheim bezig was een gat te
graven op den oostelijken hoek van
de palissade? Ik had toen vijftigdui
zend francs bij me, die ik in den bont
handel verdiend had. Het geld ligt
daar begraven indien gij mij hei
poeder wilt geven, zal dat geld het
ve zijn".
Louis lachte. „Indien ik ontsnap zou
het geld toch het mijne zijn, omdat
niemand anders weet waar het ver
borgen is. Waarom zou ik het dan
koopen
„Gij zijt een man van eer".
Louis dacht na. Er was wel niet
veel hoop om te ontsnappen, maar
moe! het gebeuren zoo zou hij Anna
kunnen verlossen uit haar armoede,
want in die dagen was de toestand
der armen in Nieuw Frankrijk zeer
beklagenswaardig.
Wordt vervolgd.