Katholiek Orgaan voor Amersfoort en Omstrekei
N.V. Middenstands-Bank
H. ELZENAAR
Bel dan op 1
.4Vfc
j cent per regel. Billijke tarieven
voor handel en nijverheid bü geregeld adver-
teererf. Adverlentièn moeien Dinsdag «ft Vrijdag
i vóór 8 uur in den morgen zijn bezorgd.
Kantoor en Drakkerij Langegricht 25 te Amersfoort - ïVlefoon 314
Drie en veertigste Jaargang
- Weinig jonge menschen, die in. hun
auto of op hun motorfiets de „maximum
snelheid" overschrijden, oversehljden de
maximumsnelheid op den weg naar
promotie.
Opletten.
Wie oplet leert; want wie oplet
denkt I
Zie een ander nooit iets doen ol
vraag U zelf afWaarom doet hij dat
zoo en niet anders? Kan ik voor het
geen Ik te doen heb, van dien man
iets leeren? Leert hij me, dat ik mijn
eigen werk ook anders kan aanpakken
In deze wereld lijkt alles op elkan
der en toch is elk ding weer anders.
Daarom kan men altijd leeren ook
van hetgeen met hel eigen werk niets
gemeen schijnt te hebben, maar
daarom moet men ook nooit blinde
lings navolgen.
Menschen die opletten, zullen nooit
een maatregel of werkwijs verdedigen
met het domme antwoord: .ik doe 't
zóó, omdat ik 't altijd zóó gedaan heb",
of: „omdat het overal zoo gebeurt".
Want er kan wel een goede reden
in schuilen om iets aan te houden wat
door de ervaring deugdelijk is bevon
den, en de menschen die iederen dag
veranderen zijn windhanen, maar geen
wijzen; doch men moet ook kunnen
bewijzen, dat iets deugdelijk is, en
verdient te worden voortgezet; en als
men 't kan bewijzen, heelt men de
machtspreuk niet noodig van; „zoo is
't altijd gebeurd".
Wen u dus nooit, die te gebruiken,
ook niet voor u zelfmaar toets liever
al wat ge doet, regelmatig, en vraag
Het eind der wijsheid heeft nog nie-
ma,.d gevondenvoortdurend en onop
houdelijk veiandert alles om ons heen,
en daarom kan, wat een paar jaar
geleden deugde, vandaag al weer ver
ouderd zijn.
Wie oplet op wat om hem heen ge
beurt, ziet dat. overweegt dat, en ver
zet de bakens met het getij.
Er zijn geboren handwerkslieden,
kantoormenschen, zakenmenschen, zoo
goed als geboren kunstenaars.
Maar de meerderheid zou even goed
liet eene kunnen worden als het andere
en in niets een bizonderen aanleg
toonen.
Voor hen wordt dan het „volhar
den" de spil, waarom heel hun leven
draaien gaat.
Koppig volharden, iets willen berei
ken in een bepaald vak of beroep, kan
ontzaglijk veel van het gemis aan aan
leg vergoeden, zooals op school leer
gierigheid en werkkracht dikwijls ver
der brengen dan prachtige aanleg
zonder volhardingsdrift.
Men moet trouwens in ieder geval
moeite, ijver, drijfkracht, stelselmatig
heid achter zijn werk zetten.
Maarsoms wil het toch wel niet,
ondanks den besten en stevigsten wil.
Of de omstandigheden zijn te ongunstig.
En dan kan volharding, die deze
feiten over het hoofd blijft zien, in
koppigheid ontaarden.
Verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagmiddag - Post-giro no. 4421
Dinsdag 27 Aug. 1929 - No. 43
KANTOORBOEKHANDEL
L.ng.itr.it 68 to. TEL. SM
SCHOOL-
TEEKEN- EN
SCHRIJFBENOODIGDHEDEN
Er kunnen omstandigheden zijn,
waarin het noodig blijkt, niet te erken
nen dat men geslagen is.
Doch dat ontkennen mag nooit zelf
bedrog of zelfbegoocheling worden.
Een verstandig mensch heeft eens
de opmerking gemaakt, dat men door
aanbevelingen en „kruiwagens" wel
ergens komen kan, maar dat het „blij
ven" van ons zelf afhangt.
Men helpt zichzelf door zich nuttig
en onmisbaar te maken. Door betrouw
baarheid, eerlijkheid, kennis, arbeids
vermogen, toewijding, vlugheid, durf,
organisatiebegrip door vlug en goed
aanpakken.
Intusschen, al die nadruk op zich
zelf, zou licht doen vergeten, dat hier
sprake is van zelftucht, maar niet van
zelfzucht.
Dat we in 't leven niet alleen staan,
niet alleen kunnen staan en, tenzij in
gevallen waarin het om ons geweten
gaat, niet alleen mógen staan.
Wij hebben meest met anderen sa
men te werken; zijn van anderen af
hankelijk, hetzij ze boven of beneden
ons staan.
Die afhankelijkheid naar boven en
naar beneden is meest de zwaarste
toets van ons karakter.
Naar boven, om niet kruiperig of
onhebbelijk te worden; naar beneden
om te waken tegen onbillijkheid of
dwingelandij, en niet te trachten er te
komen ten koste van wie onder ons
staan.
Tot dit laatste is de verleiding meest
nog sterker dan tot het eerste; het
sluit dat trouwens vaak in.
Er schijnt veel karaktersterkte toe te
behooren, veel „moed", om zelf de
verantwoordelijkheid te gaan dragen
voor eigen tekortkomingen, en die niet
le laden op anderen.
Toch is het juist die moed, mits die
niet ontaardt in brutale onverschillig
heid voor onze daden en hun gevolgen,
die het meest „vooruit helpt". Hij wekt
vertrouwen in het karakter, in de eer
lijkheid en rechtschapenheid van den
persoon, die hem toont.
Men weet dan op hem aan te kunnen,
ook in zijn behandeling van- zijn on
derhebbenden in elke organisatie, waar
de patroon veel moet overlaten, een
factor van buitengewone beteekenis.
Dikwijls kan men van militairen hoo-
ren, dal op de sergeants en korporaals
in een leger, voor den geest van dat
leger eigenlijk meer aankomt dan op
de hoofdofficieren.
Wat begrijpelijk is: de eersten komen
veel meer in dagelijksche aanraking
met den soldaat.
In het industrieele leger is het niet
anders-
Het zijn de opzichters en met hen
gelijkgestelden, van wien de geest af
hangt in fabriek of onderneming.
Of hun toezicht redelijk en men-
Staatkunde.
Staatkunde is, naar de aloude definitie
de kunst om een gemeenschap te be
sturen. En als zoodanig, als regeering
eener volksgemeenschap, vindt zij geen
doel in zichzelf maar is het een middel
om in de natuurlijke orde den mensch
het bereiken van zijn eindbestemming
te vergemakkelijken.
Die eind-bestemming wordt gezien
naar een bepaalde wf^eld- en levens-
konceptie.
Staatkunde is dus de kunst om een
gemeenschap-in-politieken-zin in over
eenstemming met een bepaalde levens-
konceptie te regeeren, waardoor in de
natuurlijke orde den individueelen
leden dier gemeenschap het bereiken
van hun eind-bestemming vergemakke
lijkt wordt. T. O.
schelijk, hun toon behoorlijk en hoffe
lijk is, dan, of zij „donderjagen" en
meer slechte veedrijvers dan goede,
verstandige mensch-leiders zijn.
T. O.
Tegen de Revolutie.
Prof. Dr. Gerard Brom schreef inder
tijd in het toen verschijnend maand
schrift „De Beiaard", in een uitvoerig
artikel over de Revolutie en haar be
strijding de volgende ook nu nog
actueele opmerkingen aan het adres
van hen die toen, gelijk ook nu nog
wel geschiedt, de dreigende revolutie
met strijd en geweld wilden keeren,
en ook aan hen, die naar mate het
gevaar meer of minder dreigend werd,
meer of minder voor sociale daden
geporteerd waren.
„Bestrijding van de revolutie vult
geen levenstaak. De sociale standaard
moet niet stijgen of dalen met wat
meer of minder bolsjewistles gevaar.
Verbitteren zou 'tonze arme broeders,
wanneer ze vonden, dat alleen de nood
op de beurs vooruitgang voor het volk
had opgeleverd.
Het zou een prijs zijn op de revo
lutie, een prikkel tot afval en oproer,
de ergste ergernis van de kleinen, die
altijd door weelde getergd worden.
Nog te velen onder ons hebben
immers van. de toestand niets geleerd
en niets verleerd en niemand zou een
heilige moeten zijn om bij zooveel
lichtzinnigheid van geloofsgenoten nooit
te zeggen of te denken tenminste „Je
zou er bolsjewiek van worden I"
't Bolsjewisme komt niet uit de lucht
vallen, het kruipt uit onze verrotte
aarde als ongedierte uit een mesthoop.
De hooge wereld moet dan maar eens
de schrik op 't lijf slaan, want de dames
en heeren, die de revolutie gezond op
het hart drukt, zij hebben de revolutie
op hun geweten wegen.
„Wee de ergernis-gever!" zegt de
Meester, en nog uitdrukkelijker„Wee
de rijken!"
Wee de genieters, voor wie dubbel
gewerkt moet worden, omdat zij luieren
Wee de jeugd, die nooit zweet dan
op het sportterreinde jongens, die
alleen om bals en om ballen geven;
de meisjes, die hun dag verkwisten
met kleeren uitkiezen en kleeren aan
trekken; de mannen, die hun studie
van menu's makende moeders, die
hun Whd eersTaTs speelpop en dan
als kleedpop misbruiken, de vaders
di( hun gezin begraven 'ónder hun
erfenis.
Het zijn niet alleen heidenen of ket
ters, die zoo leven, verschillende zijn
bij hun geboorte in de doopvont ge
dompeld en ze brengen al hun vol
gende jaren in badplaatsen door.
Er zijn ook Oomorra's in Nederland,
er zijn ook R. K. burSers in die steden
op hun graf komt het kruis te prijken,
da; ze anderen te dragen geven.
Wij allen zijn door raad en daad
medeplichtig aan veel onrecht.
Maar dat berouw is nog niet de
hoogste beweegreden tot onze plicht.
We hebben schuld tegenover de
heele wereld, want wij, leden van
Christus' Lichaam,zijn het zout van
d4 aarde en het licht van de wereld,
w| zijn voor de volledige maatschappij
met z'n beschaving verantwoordelijk.
Wij, kinderen van de Moederkerk,
willen niet leeren begrijpen, dat onze
beurt eindelijk komt om leiding te
geiven aan ons volk. De roeping hebben
we altijd gehad, nu krijgen we een kans.
min zal deze ziekte zich voordoen bij
kinderen, die men laat inenten bene
den den leeftijd van één jaar. Inenting
moet derhalve een ieder ten sterkste
worden aangeraden.
Binnenland
ALASTRIM.
Het ziektebeeld is niet zelden af
schrikwekkend. Qelaat en lichaam zijn
bH verscheidene patiënten overdekt met
gfoote gevulde papels, welke niet zel
den ineenvloeien. De temperatuur stijgt
nu en dan tot aanzienlijke hoogte, de
patiënten gevoelen zich zeer ziek, voor
al in de gevallen, dat alastrin van lang-
durigen aard bleek. Een geluk mag het
heeten, dat de ziekte geen iidteekens
—zooals na de pokkenachterlaat.
De ziekte lijkt op echte pokken, zij
het ook zonder verettering. De lichte
gevallen als in Rotterdam komen noch-
thans bij gewone pokkenepidemie ook
voor. Het is reeds meermalen voorge
komen, dat op dusdanige wijze zich
een „voorlooper" aandiende, die na
een periode van rust, door een groo-
tere epidemie gevolgd werd. Het pu
bliek dient derhalve tóch op zijn hoede
te zijn wegens het nog immer voort
duren van de alastrim. De alastrim
werd bij K. B. in de wet opgenomen,
valt derhalve niet onder de z.g. Pokken-
wet, welke de bevoegdheid geeft tot
dwangisólatie. Men is nu slechts tot
aangifte verplicht.
Als weermiddel tegen de alastrim
rest ons de vaccinatie.
Ook is er totaal geen reden zich
ongerust te maken over den toestand
te Amsterdam, het verdient toch alle
aanbeveling niet met inenten of her
inenten te wachten tot zich eventueel
het eerste geval zou voordoen.
De kans op encephalitis bestaat niet
lor gerevaccineerde personen. Even-
voor Amersfoort en Omstreken
AMERSFOORT.
Lange dracht no. 4 - Tdefoon no. 304
Deskundige voorlichting bij den aan- en verkoop van Effecten
Verhuring van Lips safe-loketten
Verzilveren van conpons Handelscredieten Incasseeriagetr*
Spaar-deposito's rente 4 pet.
BERICHTEN
UIT
AMERSFOORT
GEMEENTERAAD. - De Raad der
gemeente Amersfoort vergadert Dins
dag 3 September des avonds 7 uur.
Aan de orde is o.m.:
Verhooging subsidie voor de Com
missie voor Kindervoeding voor 1929.
Voorstel tot aanvulling van de Ver
ordening tot regeling van het openbaar
lager onderwijs.
Herziening van de lijst van minimum-
huren voor gemeente-woningen.
Crediet bouw nieuwe openbarelagere
school Soesterkwartier.
Crediet straataanleg Soesterkwartier.
Voorschot stichting Volkshuisvestinp
Tl voor wohingvéfbelerlnf."
Goedkeuring rekening 1928 Burger
weeshuis.
Geldleening aan d%Fruit- et» G
tenveiling voor Amersfoort en om
streken.
Crediel voor de vervaardiging van
een film voor de Kamer van Koop
handel.
Koop van de boerderij Miaco en
bijbehoorende landerijen.
Aankoop van huizen met grond aan
de Hellestraat. St. Jorisstraat en Lieve
Vrouwestraat.
Overneming strook grond aan de
Krommestraat van Mevr. de Wed,
Ramselaar,
Verhuring aan H. R. Krul van een
perceeltje grond aan de Anna Pau-
lownalaan.
De maandelijksche Godsdienstoefe
ning voor de R. K. militairen der ver
schillende wapens en rangen in het
garnizoen, wordt gehouden door den
Heer Aalmoezenier op a.s. Donderdag
Vrijdag.
BIDSTOND. Vrijdagavond 8 uur zal
in de St. Joriskerk vanwege de Ned.
Herv. gemeente, de gebedsure gehou
den worden ter gelegenheid van den
verjaardag van H. M. de Koningin. De
samenkomst zal geleid worden door
ds. den Hollander en het Hervormd
Kantoorboekhandel
Kantoormeubelen
Schrijfmachines
Lange straat 84 Ttlef- 526
Speciaal adres voor Uw Kantoor-
School-, Schrijf- en Teek en bei oo-
digdheden. - Advertentie-Bureau
Hebt II een
Taxi of auto-nc
r Amersfoort,
fferpwMge
ZWEMSPORT.Door het bestuur
van de zwemlnrichlfng'te Scherpenzeel
(dit jaar in gebruik genomen) zijn de
heeren Goorhuis en Zoethout uitge-
noodigd, Woensdag 28 Aug. a.s. te
Scherpenzeel een demonstralie te geven
in verschillende zwemslagen en red
dingsdemonstraties.
GROOT BOUWWERK -Binnenkort
zal worden aangevangen met den bouw
van het Gesticht Zenuwlijders en Gees-
teskranken der Ncd. Herv. gemeenle,
op den grens der gemeente Amersfoort
gelegen aan het Zeisterspoor. Het
hoofdgebouw krijgt een frontbreedte
van ongeveer 200 M. bij een diepte van
45 M. wanneer de stichting volledig
in exploitatie komt, vermeerdert zij de
bevolking der gemeente Amersfoort met
ongeveer duizend personen.
Door bouwkundige Blom werd aan
besteed de bouw van een garage met
bovenwoning van de firma van Doorn,
Kleine St. Jansstraat.
Inschrijvers: H. Meester f12.587,
Heinekamp 113.295, de Wit f13.555,
Wassink f 13.600, Barlen f 13.780, Hen-
driksen f14.970, van Ee f15.554, van
Nieuwenhuizen f15.640, G. Lagerwey
(15.876, J. v. d. Brink f 15.945, Th. v.
Keulen f18.490, J. v. Keulen f18.594.
Helden.
2) Daar boven blinkt nog hel eeuwige
blauw maar het is Edwin von Trug-
not alsof allengs een roode sluier er
voor wordt geschoven... Daar boven
slaat de eeuwige zon, maar waarom
wordt het zoo donker rond haar!...
Daar boven is de... eeuwige... God!
Daar valt het Edwin von Trugnot
in dat hij zijn „Onze Vader" nog niet
ten einde heeft gebeden. Dat wil hij
thans doen maar het is hem te
moede, als zou hij nog een eeuwigheid
moeten bidden alvorens hij het ge
ëindigd zou hebben. Hij kan niet meer
spreken, zoo moe Is hij, zoo moe! Nog
een klein gebed, een schietgebedje
val» hem in: „Mijn Jezus barmhartig
heid!" zoo wil hij nog prevelen, doch
zijne lippen laten geen geluid meer
door. Alleen spreekt diep en moeizaam
zijn hart de woorden nog uit: „Mijn
Jezus barmhartigheid!" Dan ziet
Edwin von Trugnot niets meer op
deze wereld!
Middernacht.
Nog steeds knielt Hedwig von Trug
not voor het rustbed, waarop men
haren dooden echtgenoot heeft binnen
gebracht... en nog steeds zonder tranen
van het eerste oogenblik dat menden
getroffene heeft aangevoerd, knielt zij
neder. In waanzinnige smart heelt zij
zich over den doode geworpen, en
liefkoost zij hem, als kon zij dat ijs
koude en verstijfde lichaam door de
warmte harer liefde het leven terug
schenken maar toen had haar die
droevige, stompzinnige gelatenheid
overvallen, waarin zij thans nog voor
het lijk ligt nedergeknield
Daar koml een kleine jongen de
kamer binnen. Twee slanke kinder-
armen slingerde zich om den hals der
knielende, en het blondlokkige hoofd
van een tienjarigen knaap streelt hare
wangen. „Moeder", zoo fluistert het
teere kind: „Moeder, wij moeten bid
den vanavond en altijd!" en de
tranen rollen hem weer over de bleeke
wangen, reeds zoo dikwerf heeft
hij geschreid, dien dag, als hij
voortgaat; „Moedertje, w|j hebben voor
Vader nog in het geheel niet tot den
goeden God gebeden!"
Dan staat Hedwig von Trugnot op
en drukt met heftig, zenuwachtig ge
baar den knaap tegen zich aan.
„Nu heb ik alleen jou nog, Hjalmar",
spreekt zij tot hel kind op den vreemd-
soortlgen toon eener lot in het diepst
getroffen menschenziel, „thans moeten
wij elkander goed steunen, elkaar niet
verlaten, mijn hartekind!" En zij zendt
het kind naar zijne slaapkamer, om
zich uit te kleeden; dan zal zij komen
om met hem te bidden.
Bidden! Hoe zwaar valt het haar
op het oogenblik! In dit oogenblik,
waarop de duivel haar ingeeft: „Wat
zoudt ge nog bidden? Hij, tot Wien
gij zoudt willen bidden, is toch dezelfde,
die Uw kind zijnen vader en U zelf
Uwen echtgenoot ontnam 1 Kon Hij,
die Almachtig is, den kogel niet anders
geleiden, dan hij nu vloog? Kon..."
Hedwig von Trugnot strijkt zich mei
een diepen zucht over het gefolterde
voorhoofd. Wat hielp ook thans al hel
nadenken en overpeinzen van alles dat
anders had kunnen zijn, en nu een
maal niet anders isl Tiians is alles
voorbh haar levensgeluk, haar
gansche levensgeluk is verbroken
voor altijd, voor altijd!
Dan treedt de ongelukkige vrouw
de werkkamer van haren gestorven
gade binnen, om er eenige voorwerpen
neer te leggen. Plotseling valt haar
oog op een brief, welke haar adres
draagt, waarin zij de hand van haar
echtgenoot herkent. Haastig scheurt zij
hel couvert open en als zij den
laatsten groet welken de afgestorvene
haar nog in leven en welzijn schreef,
leest, komt een vloed van tranen hare
diepe smart verraden;
„Liefste Hedwig I Mijne eer roept
mij lot het tweegevecht! En ik weet
niet, of ik U zal wederzien. Maar gi;
weel, dat in ieder geval voor U er
Hjalmar gezorgd is, en indien ik sneu
vel, is het toch ook een heldendood I
Mocht zulks gebeuren... welnu, ont
vang dan mijnen laatsten dank voor a!
Uwe liefde, die alleen mij liet leven
levenswaard heeft gemaakt! Geef
Hjalmar een goede opvoeding, en doe
nog een wensch, nog nimmer hebt
gij mijne bede verworpen doe nog
wensch in vervulling gaan: Laat Hjal
mar, wanneer ik niet levend zou lerug-
keeren, op mijn lijk den eed zweren,
dat hij zijns vaders waardig zijn wil,
die steeds trachtte een man van eer te
zijn, en dat hij mijnen dood zal boe
ten, zoo goed hij kan! Vaarwel, Hed
wig, vaarwel, Hjalmar, één bemint
U meer dan al het andere I
Edwin Graaf von Trugnot!"
Zoo leest zij, de arme vrouw. Het
is haar, al staat hij op het oogenblik
voor haar, de doode, en als vleide zij
zich met den knaap weder tegen hem
aan, met een zoo heerlijk gevoel
veiligheid onder zijne hoede, gelijk zij
dat reeds zoo dikwerf gedaan had,
toen hij nog leefde in hun beider
midden. En nu? Dood, dood.., voor
eeuwig van hen voortgegaan I
Doch zij wil zijn laatsten wensch
vervullen. Zij begeeft zich in de slaap
kamer van haar kind. Daar wacht op
den rand van zijn ledikantje gezeten,
in nachtgewaad, de knaap zijn moeder
reeds op. Langzaam treedt hij op zijne
moeder toe ach, zij is zoo bedroefd,
en het kind voelt, dat hij naar niet
lachend in de armen kan vliegen als
anders! Daar neemt Hedwig von Trug
not haren zoon op de knieën, strijkt
hem de blonde lokken van het blanke
voorhoof^ en spreekt: „Hjalmar, ik
moet je, mijn hartekind, nog een laat
sten groet van je vader overbrengen!
Kom, Hjalmar, nog eens zullen wij
hierover gaan gij moet voor Uw
vader een belofte afleggen, voor geheel
Uw leven!"
En wederom staan moeder en kind
voor het lijk op het rustbed. „Schrik
nu niet, mijn jongen", zegt zacht
Hedwig von Trugnot, terwijl zij lang
zaam en zacht de kleine warme kin
derhand in de ijskoude hand van den
afgestorven vader neerlegt. En nu,
Hjalmar, spreek mij na wat ik U voor
zeggen zal. en wees gedachtig dat gij
Uwen dooden vader een heilige be
lofte doet!"
En langzaam en luid spreekt de
knaap de woorden zijner moeder na:
„Ik zweer dat ik even eerzaam en
rechtschapen zal zijn als mijn vader,
en dat ik eens voor zijnen dood wil
boeten, zoo goed ik kan!"
Stil, doodstil is het in de kamer.
Langzaam onttrekt de knaap «ijne hand
uit die zijns vaders. Dan blikt hij op
tot zijne moeder.
„Moeder, wat beteekent dat: wil
boeten?"
„Dat beteekent, Hjalmar; Gij moet
den dood Uws vaders weder goed
aken!"
„Weder goed maken, lieve moeder?
Moeder, is vaders dood dan niet
goed geweest? Moeder Ije, lieve moe
dertje, wat heeft de goede God wel
tot vader gezegd, toen zijne ziel tot
Hem kwam
Zoo vraagt het kind. Daar is het de
zwaar beproefde vrouw als moet zij
bezwijken en sterven| van de ver
schrikkelijke smart, welke de vraag
van haar kind haar veroorzaakt, waarop
zij geen antwoord weet, of een ant
woord dat zij het arme kind niet geven
kan...! Wordt vervolgd,