I Akte van Geloof op Kerstnacht. Kleine Bethlehemsche vrind, Hulpbehoevend als menschenkind, Ik geloof, dat Gij de Godmensch zijt, Machtig in uw Goddelijkheid. Omdat Gij, Kind, de Waarheid zijt Geloof ik uwe Goddelijkheid. Ik geloof nu vast, gelijk een rots In dit geheim der Liefde Gods. Laat mij luisteren naar Uw leer! Ik wil nu leven meer en meer Naar Uw Waarheid en naar Uw Wet, Naar Uw Licht en naar Uw Liefde. M. J. Ook voor liet zolderkamertje was liet Kerstavond. Vrouw Welters zat hij een zwak petroleumlicht te wer ken aan een goedkoop kerstgeschenk voor haar lievelingen. Ren kerst boom koopen ging boven bet bereik barer platte beurs. Toch kan ze 'l niet van ziclv verkrijgen, baar kin deren geheel-en-al iu bun verwacb- tmgen teleur te stellen. Van een oud, afgedragen kleed wist baar vaardi ge band een aardig stukje „nieuw" te maken. Zulks moest ze natuur lijk doen zonder dat de kinderen bet zagen, anders was de verrassing eraf. Daarom gaf ze tegen haar ge woonte dezen avond gerecdelijk toe, flat de kinderen eens naar de kerst- uitstallingen gingen kijken. -Zoo zat ze daar bij bet zwakke licht der petroleumlamp en naaide, maaide, totdat de naald aan baar vermoeide vingers ontglipte en zij, door slaap overmand, de oogen sloot- De lichte sluimering tooverde baar de Mefelijkste droombeelden voor den geest. —Jlct was Kerstavond. De tallooze lichtjes van den rijk beladen kerst boom wierpen een feeërieke schitte ring in bet voornaam gestoffeerde talon. Met baar twee spruitjes stond ie onder den kerstboom en kon de pogen niet afwenden van de kost- iire kerstgeschenken, die in groote arsclieidenbeld voor baar en de Bintjes op een witgespreide tafel ■en uitgestald. Daar kwam ecu pi lieer binnen, 't Was baar vader, artstoebtclijk viel bij haar om den als en sprak inet van aandoening «veilde stem: „Angela, mijn kind. .«eft u liet Kerstkindje dan emdclijk iniggehraelit." Sn'kkend viel ze nor hem op de knieën en zijn lian en met luinr liecto tranen licsproc- nd, bad ze. „Vader, vergiffenis! ergiffenis, dierbare vader." Glimla- icud bief de oude vader haar op Een gestommel op de krakende trappen deed baar wakker schrik ken. Geheel van streek keek ze mis- s troostig rond. -- God! Het was slechts een droom! Met de punt naar huis en hiermee het berouw over liet liarteleed, dat ze vóór ja ren baar ouders had aangedaan, on weerstaanbaar in baar hart op. Ze verkoeld haar eenvoudige, doch nette meubels om gedurende den eersten tijd althans, voor gebrek be hoed te zijn en aanvaardde cenigc dagen later met de kinderen de reis naar haar geboortestad, waar ze in den Hoek een paar zolderkamertjes betrok. Hoe pijnigde bet baar, toen ze, heimelijk Inlichtingen inwinnend omtrent baar ouders, vernam, dat phaar moeder dood was. Hoe bitter stelde zc zich dezer dood voor oo gen; gestorven zonder te weteii of baar dochter, haar eenlg kind, nog in leven was, of ze gelukkig, mis- scliicn ongelukkig, aan armoede eu gebrek ten prooi was..,. Haar zachtaardige moeder was dood, baar strenge vader leefde nog. Tot Item terug te kceren- hem be rouwvol vergiffenis tc gaan vragen, daartoe ontbrak baar nu de moed, als zc ook de schaamte overwinnen kon, dien stap te doen. Hoe Uan._zc ook bevroeden, dat de Had zc geweten, hoeveel baar va der 0111 baar leed, ze zou heenge- sneld zijn 0111 zich voor zijn voeten te werpen eu hem te suicekeii, den band der liefde weer aaneen te knou- pen. dien zij in baar jeugdige licht zinnigheid zoo roekeloos verbroken van baar schort veegde ze de tra nen weg om gauw haar kerstge- schcnkjes te verstoppen. Nauwelijks bad ze deze veilig weggeborgen of Fientje smakte do deur open en stormde met gloeiend aangezicht naar binnen; „Kijk eens. moesje, wat liet Kerstkindje ons ge geven beeft!" Met opengespalkte oogen staarde de verbaasde moeder van liet kind op bet pak en van bet pak op bet kind. „Het Kerstkindje kon zelf niet ko- Toen de eerste aandoening een weinig geluwd was en Akkermans met vreugdetranen in de oogen, dc kaarsjes van den kleinen kerstboom aanstak, vonden dc kinderen, die schuw '11 een boek gekropen waren, weer de spraak terug- Vooral Erans- je vleide zich zonder onderbreking tegen „grootpapa" aan en vertelde hem. boe bij grootpa zoo dikwijls van bet portret op dc lei had af- getcokcnd. Op d't ellendige zolderkamertje In bet dansende licht der ontstoken kaarsjes, vernam de vader vol me delijden de lange geschiedenis van een verdwaald kinderhart, een ge schiedenis vol liefde, vol lijden. Toen bij e ndelijk over de besneeu- de straten huiswaarts keerde, was bet hem als was een engel hem ver schenen:. die hem eerst naar zijn kle'nk'nderen en door hen naar zijn dochter geleld bad. Hoewel de klok reeds elf uren wees en de Kerstnacht de stad In een gcheimzinnigen vrede hulde, brandde in liet groote buis van den ex-fabrikant nog licht. De oude Geertrui, Akkerman's huishoudster, zag ongeduldig van de klok op het theelicht cn van het tlieol'clit op de klok. Eindelijk, daar hoorde ze de bekende stem van „meneer" cu opende ze bal! knorrig .half blij de gangdeur. ,,'n Avond Geertrui, d't jaar zullen we een kerstfeest vieren, zooals we 't lang niet gekend hebben," riep Akkermans haar vroolijk lachend Nog voor ze van haar verbazing bekomen was, bevond zich Akker- mans reeds op weg in de richting n uii den Hoek. Hijgend besteeg liij de smalle, krakende houten trap- lie buu, vrouwen staken de kop pen bijeen, toen vrouw Welters met huur kinderen in alle vroegte met een oud, deftig uitziend lieer het buis verliet. Vreugdetranen, maar ook tranen van dankbaarheid jegens God, vloeiden de voorheen zoo arme vrouw uit de oogen, als ze voor 't eerst nu zooveel jaren weer dc rij ke woonkamer betrad, waar ze baar gelukkige jeugd had doorgebracht. „Ziezoo, nu ben je weer thuis,' was dc Kerstgroet, waarmee de va der luiar bij het binnentreden ver welkomde. Ze kon geen woord uitbrengen, maar legde kinderlijk haar kleine hand in de geopende rechter baars vaders en liet zicli willoos naar de kerstboom geleiden. Haar droom was dus toch waar geweest, of liever, waarheid ge worden. Wat juichten de kinderen, toen ze al dat heerlijke van grootpapa kre gen. Rn dan de ibkkercudc kaars- lichtjes en dat vuurwerk, cn al die gouden, zilveren en gekleurde lin ten en snuisterijen, cn die sneeuw van watten de kinderen konden niet uitgekeken en uitgejubeld ko men. Dan ontwaakte in bet hart van vader cn grootvader de verbefiende melodie, die hij lang, heel lang ge leden met vrouw en kind gezongen nu eindelijk, droeve 11 en." babbelde liet meisje naar adem hijgend door, maar bet beeft zijn 1 knecht gestuurd eir die komt zelf „Zijn knecht?rekte de vcr- I vaasde moeder deze onbegrepen woorden lang uit. „,1a, met een langen witten baard. Hij lijkt juist op grootvader van liet j portret," ratelde bet kind verder, op een portret wijzend, dat legen den muur hing. Nu kwam Fransje binnen eveneens met een groot pak in de handen. E:i achter liet knaapje hijgde dc vrouw viel haast in onmacht haar vader aan. Toen zijn blik die der vermagerde vrouw ontmoetten, liet de oude Ak- kcrinans liet boompje machteloos op de tafel zinken. Droomde bij of was bet werkelijkheid? Alsol 1 kwaï wreef hij met de hand over de oog leden. Toen bij weer naar de vrouw zocht, die bij bier op dit armzalig zolderkamertje na een tienjarig zoe ken bad teruggevonden, lag dez schreiend aan zijn voeten. „Vader, vergiffenis, vergiffenis va der!" steunde de arme vrouw. „Angela, mijn kind, moet ik je zoo terugvinden!" Heide armen sloeg hij om de vóór hein liggende gestalte, en baar van den grond opheffend, drukte bij liaar aan zijn hart. Ren oogenbl k van plechtige stille. W!c beschrijft, wat er in die wijle :ii beider harten omging? „Vergiffenis, vader, vergiffenis! Laat mij weer uw kind zijn!" 011- deibrnk de klagende vrouw de stil te. terwiil ze baar oogen vertronw- vi I op den sidderenden grijsaard sloeg. „Angela, lieve Angela, ik bob ie niets meer te vergeven! .la, je zult weer mijn kind zijn! Ach, bad moeder dezen dag kunnen be leven! Dank. mijn God, dank, dat Gij mijn k'nd licht teruggevoerd. Nu zal 'k mijn ouden dag niet een zaam en zonder vreugde slijten. -- Dank, God. kostbaarder kerstge schenk kondt Gij mij niet geven!" Van verbazing sloeg zc de handen 1 in elkaar cn moest niet bewnude- 1 ring haar ouden, anders zoo stillen I beer beschouwen, die als een be- steller met pakken beladen, de ka- 1 nier b'nnoiisjokte, gevolgd dom twee loopjongens, van wie de cetie een rcusachtigen kerstboom, de an dere een memgtc pakken en pakjes droeg. „.la, dat beeft draad gekost, zoo laat den kerstboom en al die ge schenken machtig te worden." zei dc oude lieer, nadat dc jongens met een flinke fooi vertrokken waren. ,,'t Heeft me wel veel geld gekost, maar de jeugd is verkwistend en ik word nog weer eens jong op inljn ouden dag." „Zal ik mijnbeer thee inschenken? antwoordde Geertrui korzelig. ..'t Hoeft niet. Geertrui, dank je! Maar je moet bier blijven." ging hu verder, toen de oude dienstbode den rug draaide om heen te gaan. .Ie moet vannacht een stuk van jc slaap opofferen. De kerstboom moet nog versierd worden!" „Manr meneer!" sputterde Geer trui tegen. „Nu Geertrui, doe maar 'ns wat ik jc zeg: "t zal je niet berouwen. Morgenochtend zul je zien, hoe liet Kerstkind aan mij gedacht beeft. Geertrui bleef. Op den kerktoren sloeg de klok één uur, toen ze klaar waren. De Kerstboom stond in pronkgewaad, behangen en beladen met linten en ballen, vuurwerk en kaarsjes in alle kleuren. Onder den kerstboom la gen de geschenken uitgestald: klce- ren, speel- en snoepgoed, lees- eu prentenboeken te kust en te keur. Ren kwart'er later was het licht n'tgedraaid, maar twee oogen kon den den slaap niet vatten, de blijd schap hield ze open. Kerstmorgen zes uur. De Kerst mis was juist uit, een donkere meu- sclicnstroom kwam uit de kerk deuren. Geertrui, ik moet nog even een boodschap doen, over een lunf uur ben ik weer terug, steek intus- selien de kaarsjes aan!" jaren in zijn hart begraven was. Zaclitkens neurieden zijn lippen. Dan viel Angela met geroerde stem in en haar kinderen zongen mee 't lied, dat lieden een tweevoudige be- tcekonis kreeg: „Laat mij van U niet scheiden, Haal aan, baal aan den band - Dor liefde tusschen beiden Rn neem mijn liart tot pand! Eja, Eja, E11 neem mijn hart tot pand! Het Kerstfeest van den Tenor. r Engelen: Eere zij Gi De afgodische vereerders van Norman Valcnta, die schier «P de j knieën vielen toen men op den ope- j ningsavond van liet operaseizocn verklaarde, dat bij een der grootste tenors der wereld was, zouden ver- t wonderd opgekeken hebben, als z'j 1 hem den volgenden dag zien aan bellen aan het Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Eindelijk werd de deur openge daan cn ecu kleine oude non ging op zijde, om den bezoeker binnen te laten. „Goeden morgen, zuster. Wilt ge zoo goed zijn aan zuster llildegar- de te zeggen, dat ik baar gaarne eens zou spreken?" De zuster gele'dde den bezoeker naar dc ontvangkamer eu verwij derde zich langzaam. De tenor baalde zijn schouders op, toen bij een blik wierp op dcu eenvoud van liet vertrek, met zijn armoedige meubeltjes en heldere witte muren, welker witheid nog meer uitkwam, door verschillende ijsclijk bonte prenten, waarmede men ze bad pogen tc versieren. Onwille keurig glimlachte Valenta Ietwat schamper. Het benauwde hem, die aan de weelde der beste hotels ge woon was, die voortdurend door de I liooge kringen bestormd werd. 0111 hunne gastvrijheid nan tc ucmcn en die tot gezellen had artlsteu, welke wereldberoemd waren. Het is dus niet te verwonderen, dat bij, na vijf jaren schier aanbeden te zijn, zlcu min of meer verveelde, nu lil) ge dwongen werd te wachten in een soort van bekrompen cel, d'c met den wijdschcn naam van „ontvang kamer" bestempeld werd. Hij ge voelde zich aanmerkelijk verlicht, I toen bij buiten in dc gang voetstap- I pen boorde. Men zou gemeend heb ben, dat liet fraaie gelaat glimlachte. J als de zanger in zulk een omgeving daartoe in staat ware geweest. Hij stond op 0111 de zuster af te wncn- ten, die zoo aanstonds zou verschij nen. Zijne handen beefden meer, dan in al zijne tooneelcn van nageboots te 11 Isartstocht. „Zuster!" Een rijzige welgemaakte vrouw „Jan!" Zij sloegen limine handen in el kaar en er blonken tranen I11 de oogen van den grooteu tenor. Nu glimlachte hij niet minachtend, thans speelde hij geen comedic. Het ge laat der zuster veranderde niet. al leen werd lie! nog een tipt je Mee ker. toen zij bare hand uit zijn for schen greep losmaakte. „Wel, Janneman, wat een verrns- s'ng!" „Janneman! Hemelsclie goedheid! Als iemand u mij Janneman boorde linemen, zou liet met mijn beroem den naam beelemaai gedaan zijn. II heet Norman Valcnta, om 11 te d: „Och, ja, ik was het totaal verge ten. Maar waarom verandert ge Jan Smith in Norman Valenta?" „Door den drang der omstandig heden, Kaatje. Ik zal mij door 11 Janneman laten noemen, op voor waarde, dat ik 11 Kaatje noem. Zóó heb ik u gekend vóór ge dien aar- digeu sprookjesnaam aannnanit. j welken ge nil draagt. Verheeld 11 een eenvoudigen Jan Smith als een der grootste tenors van dc wereld! Bespottelijk! Maar voor 11 be:i ik hetzelfde kleine broertje, dat ge zoo vaak een lik placht te geven, als hij bet waagde zijn arme z'eke moeder wakker te maken. Zij is nu mei Kerstmis al aclilt'en jaar dood!" „Ge zijt dat dus nog niet verge ten, Jan? Oe waart toen zoo Jong en zijt zoo lang van buis geweest!" „Ik was tien jaar buitenslands, 't Is een lange tijd. Wat ziet ge er vreemd uit in dat habijt1. En dan te denken, dat ge ooit op zulk een plaats als deze zoudt belanden Wel. Kaatje, ik stond er versteld van. toen ik het boorde. Dat is nu acht jaar geleden en ik ben er nog niet aan gewend. Hoe kunt gc_ liet daarbij gelukkig gevoelt? Dat gaat m'n verstand te boven!" „Dat is dc roeping. Jan. Wij kmi- iien eenmaal oud en verlaten zijn. Het is een Oode welgevallig werk voor deze arme oude stakkers iets te- doen. Als onze nederige woning Hem zeiven ontvangt, zal Hij dan niet enkel komen, met bet doel, cr een nieuw Bcthleliem van te ma ken?" .Wat kunt SS mooi pr»°ken, Kaat- ,hg ie! Als liet soms iu de fatiii\jgjjK j. geloof ik; dat ik m'n roepingT^Mraj^l mist heb." „Dat hoop ik niet. Uwe roeping is een goed en degelijk leek te zijn Hoe vindt ge onze kerken?" Valcnta lachte. „Goed gezegd, zusje! Ge bedoel: er mee: zijt ge in de Mis geweest? OpenharLg bekend. - neen. Ik ben altijd op reis, steeds vermoe:d, cn verleden Zondag heb ik schier den geheclen dag geslapen." „Maar ge gaat cr toch wel eens ..cn de herders vonden het wicht.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1929 | | pagina 7