ril
Katholiek
Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
ll
Koopt uw Schiijfmachine
Abonnementen kunnen elke week ingaan, doch
opzegging van abonnement moet geschieden
voor den aanvang van een nieuw kwartaal. Prijs
per 3 maanden f 1.00. Buiten Amersfoort 1.10
De €embode
Advertentiën 26 cent per regel. Billijke tarieven
voor handel en nijverheid bij geregeld adver-
teeren. Adverlentièn moeten Dinsdag en Vrijdag
vóór 8 uur in den morgen zijn bezorgd.
Kantoor en Drakkerlj Langegracht 23 te Amersfoort
Verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagmiddag Post-giro no. 44234
Vier en veertigste Jaargang
Vrijdag 9 Mei 1930 - No. 12
Beter benijd dan beklaagd zoo 't
God behaagt.
Epistel en Evangelie.
Derde Zondag na Paschen.
Les uit den eersten brief van den
H. apostel Petrus; II, 11—19.
Zeer geliefden! Ik bid u, als uit-
landingen en vreemdelingen, dat gij u
onthoudt van de vleeschelijke begeer
lijkheden, die strijd voeren tegen de
zielleidt ecnen goeden levenswandel
onder de heidenen, opdat deze om
datgene waarom zij u als kwaaddoeners
lasteren, wanneer zij u uit de goede
werken gadeslaan. God mogen ver
heerlijken op den dag der bezoeking.
Weest dus om God onderdanig aan
alle menschelijke overheid, hetzij aan
den koning, als aan den opperste,
hetzij aan de landvoogden, als die
door hem gezonden zijn tot straf der
boosdoeners en tot lof der goeden;
want aldus is het de wil van God,
dat gij door goed te doen, de on
wetendheid van dwaze menschen tot
zwijgen brengt; als die vrij zijt, doch
de vrijheid niet bezigt tot een dek
mantel der boosheid, maar als dienst
knechten van God. Eert allen; hebt
de broederschap liefvreest Godeert
den koning! Gij dienstknechten, weest
in alle vreeze onderdanig aan uwe
heeren, niet alleen aan die goed en
bescheiden, maar ook aan die hard
zijn. Want dit is loffelijk, in Christus
Jesus onzen Heer.
EVANGELIE
volgens den H. Joannes; XVI, 16—22.
In dien tijd sprak Jesus lot zijne
leerlingen: Een weinig tijds, en gij
zult Mij niet meer zien; en wederom
een weinig tijds, en gij zult Mij zien;
want lk ga tot den Vader. Sommigen
dan van zijne leerlingen zeiden tot
elkander: Wat is dit, hetgeen Hij ons
zegt: Een weinig tijds en gij zult Mij
niet zien; en wederom een weinig tijds
en gij zult Mij zien; en: Want lk ga
tot den Vader? Zij zeiden dan: Wat
is dit, hetgeen Hij zegt: een weinig
tijds? wij weten niet wal Hij spreekt.
Jesus nu wist, dat zij Hem wilden
ondervragen en zeide tot hen: Gij vraagt
onder elkander daarover, dat lk ge
zegd hebEen weinig tijds en gij zult
Mij niet zienen wederom een weinig
tijds, en gij zult Mij zien. Voorwaar,
voorwaar, Ik zeg u: gij zult schreien
en weenen doch de wereld zal zich
verheugen; gij echter zult in droefheid
zijnmaar uwe droefheid zal in vreugde
veranderen. Eene vrouw, wanneer zij
baart, heeft droefheid, dewijl haar uur
gekomen is; maar als zij het kind ge
baard heeft, denkt zij niet meer aan
de kwelling, wegens de vreugde, dat
er een mensch ter wereld geboren is.
Ook gij dan hebt nu wel droefheid;
doch lk zal u wederom zien, en uw
hart zal zich verheugen, en niemand
zal u uwe vreugde ontnemen.
Liturgische Kalender.
Week van II17 Mei.
Zondag 11. 3e Zondag na Paschen,
Tijdeigen, Mis Jubilate, 2e geb. H.
Aufridus, H. Gangulphus, Prefatie van
Paschen.
Maandag 12. H.H. Nerius enz., 2e
geb. H. Jozef, 3e Concede, Pref. H.
Jozef.
Dinsdag 13. Mis v. H. Jozef als op
7 Mei, 2e geb. Concede, 3e voor Kerk
of Paus.
Woensdag 14. Octaafdag H. Jozef,
2e geb. H. Bonifacius.
Donderdag 15. H. Joannes Bapt. de
Ia Salie, Pref. van Paschen.
Vrijdag 16. H. Ubaldus, 2e en 3e
geb. als Dinsdag, Pref. van Paschen.
Zaterdag 17. H. Paschalis Baylon.
Evangelieverklaring
De woorden, door Jezus gesproken
worden door Hem tot Zijn Apostelen
gericht daags voor zijn lijden.
„Een weinig tijds en gij zult Mij
niet zien de wereld zal zich
verblijden maar gij zult in droefheid
zijn en wederom een weinig tijds en
gij zult mij zien en uw droef
heid zal in vreugde veranderen, want
Ik ga tot den Vader."
Voor ons zijn deze woorden van
het Evangelie niet moeilijk te verstaan
wijl wij de gebeurtenissen, die er op
volgden, kennen. Te verwonderen is
het echter niet dat de Apostelen des
tijds elkander afvroegen wat deze w
KANTOORBOEKHANDEL
m F. TULP
Langestraat 65 to. Krommestraat TEL. 326
KASTPAPIER
den toch te beteekenen hadden. Later
zullen ook zij wel begrepen hebben.
Jezus gaf hun hier n.l. op voorzich
tige wijze te kennen dat Hij niet lang
meer bij hen zou blijven doch dat Hij
hen daarna spoedig zou wederzien.
Inderdaad gebeurde dit zoo. Hij werd
den volgenden nacht gevangen ge
nomen en na veel smaad en mishan
deling geleden te hebben ter dood
gebracht. Gedurende korten tijd dat
Zijn lichaam in het graf rustte, zagen
zij Hem niet maar nadat Hij op Paasch-
morgen uit het graf verrezen was, zagen
zij Hem tegen den avond weder, toen
Hij zich aan hen vertoonde. Zijn vijan
den „de wereld" verheugde zich over
Zijn dood, zij echter waren in droef
heid doch na drie dagen veranderde
hun droefheid in vreugde. Hij verbleef
toen nog veertig dagen bij hen op
aarde, waarna Hij zichtbaar voor hun
oogen ten hemel klom, gelijk Hij voor
zegd had„want Ik ga tot den Vader".
En hoewel Hij door Zijn hemelvaart
zijn zichtbare tegenwoordigheid aan
de leerlingen onttrok, duurde evenwel
deze scheiding slechts kort wijl zij
Hem, na enkele jaren hier op aarde
voor Hem gearbeid te hebben, voor
eeuwig bij Zijnen Vader in den hemel
zouden wederzien „en niemand zal u
ve blijdschap ontnemen".
De afwisseling van droefheid en
vreugde heldert Jezus hun op door de
gelijkenis van eene vrouw, die een
kind baart.
Afwisseling van vreugde en droef
heid is het lot geweest der Apostelen,
is het lot van alle Christenen, en dat
van alle menschen. Geluk en ongeluk,
voor- en tegenspoed, blijde en trenrige
gebeurtenissen wisselen elkander in
's menschen leven gelijk zonneschijn
en regen. Naar den mensch gesproken
zouden wij gedurig in voorspoed wen-
schen te leven. Maar wij beseffen niet
dat dit ons niet altijd dienstig is en
wij moeten er ons van bewust zijn,
dat dat alles zoo geschiedt volgens
God's wijze beschikking." „En God zag
dat het goed was." Hoevelen zijn juist
in de dagen van tegenspoed tot God
teruggekeerd, hoevelen hebben juist in
de dagen van tegenspoed de ijdelheid
ingezien van al het aardsche en zich toe
gelegd op de onvergankelijke, eeuwige
goederen. Zien we niet in de H. Schrift
hoe God juist zijn beste vrienden met
vele kwellingen bezocht heeft? Laat
ons dan in dagen van ongeluk en
tegenspoed niet kleinmoedig worden
maar ons in alle voorvallen des levens
met een kinderlijk vertrouwen aan Zijn
Vaderlijke voorzienigheid onderwerpen,
gelijk de Apostel zegt: uwe vreugde
zij (ook in dagen van droefheid) in
de hoop der toekomende dingen.
Om de Christelijke
rechtvaardigheid.
Het R. K. Werkliedenverbond hield
deze week een Sociale Week in het
St. Alfonsus-Retraitehuis te Amersfoort.
Pater J. Perqui O. P., directeur der
Sociale Hoogeschool te Leuven behan
delde het onderwerp„Rechtop eigen
dom" als volgt:
Is de bedeeling der stoffelijke goede
ren onder de menschen op verre na
niet in overeenstemming noch met
hunne verdienste, noch met hunne be
hoeften; is dat algemeen en blijvend
zoo; en is die onevenredigheid eerder
toenemend dan afnemend, dan is de
maatschappelijke toestand niet gezond.
Welnu dit schijnt wel het geval te
zijn in onze twintigste eeuw, niette
genstaande de onbetwistbare verbete
ring der arbeids- en levensvoorwaarden
voor de loonarbeiders.
Meest alle loonarbeiders zijn prole
tariërs en zijn blootgesteld aan vele en
langdurige onvrijwillige werkloosheid,
zoodat zij voor zich zelf en voor hun
gezin een onvoldoend levensbestaan
moeten vinden in onderstand, door de
openbare besturen verleend.
Zelfs dan als de broodwinner aan
geen werkloosheid is blootgesteld, heb
ben kroostrijke gezinnen doorgaans
overal een moeizaam bestaan.
Zooals het thans werkt, is het pri
vaat-eigendomsregiem, waarin wij thans
leven, oorzaak van die ellende en van
allerlei ongerechtigheden in het aan
werven en in het benutten van privaat
eigendom.
De stabiele goederen, ja zelfs de
roerende stoffelijke goederen, zijn mees
tal het voorwerp van collectief bezit:
zij zijn eigendom van zedelijke perso
nen, van gemeenschappen, die zelf
steeds meer onder de voogdij staan
van naamlooze geldmachten.
Terwijl de eigenlijke geestes- en
handarbeiders, behalve enkele groot
bedrijfsleiders, zich met| een karig
loon moeten tevreden stellen, zijn er
allerhande parasitaire speculanten en
beheerders, die jaarlijks duizenden en
honderdduizenden zoo niet miljoenen
opstrijken en daarbij van hunne geld
macht misbruik maken om vele eige
naars van roerende en onroerende goe
deren practisch tegen wil en dank te
onteigenen en de spaarpenningen van
ontelbare kleinbezitters buit te maken.
Dit alles is geheel en al in tegen
strijdigheid met de christelijke zeden-
en maatschappijleer. Die misbruiken
werden reeds aangeklaagd in Rerum
Novarum, al waren ze, nu bijna veertig
jaar geleden, op verre na noch zoo
erg noch zoo algemeen.
Alle echte democraten, de christe
lijke niet het minst, veroordcelen ook
die misbruiken.
Niemand tot nog toe heeft echter het
middel kunnen aanwijzen om die mis
bruiken uit te roeien: men kan er
enkele in overweging nemen.
Naar alle waarschijnlijkheid zullen
die kwalen nog moeten verergeren,
vooraleer men in staat zal zijn in te
grijpen en te beteugelenuit de over
maat van de kwaal komt gewoonlijk
de redding.
Onder de ordelievende menschen zijn
nog te weinig, die het klare besef
hebben van deze wantoestanden.
Wil men de bloedige reacties voor
komen, men opene de oogen en zie
uit naar afdoende middelen om de kwaal
tot den wortel toe uit te roeien.
Professor Drs. H. A. Kaag, behan
delde het onderwerp: „De leiding over
liet kapitaal".
1. De leiding over het kapitaal en
daardoor over de productie berustte
aanvankelijk in hoofdzaak bij den ka
pitaal-bezitter.
2. Door de ontwikkeling van het
bankwezen en de groei van het ven
nootschapswezen is de leiding over het
kapitaal meer en meer in handen ge
komen van personen en groepen, welke
niet of althans niet in die mate zelf
kapitaalbezitter zijn.
3. Op zich zelf is niet zoozeer be
langrijk, wie leiding geeft aan het ka
pitaal en daardoor aan de productie,
alswel volgens welke norm die leiding
plaats vindt.
4. De rentabiliteit is een onvoldoende
norm.
5. Door boven aangeduide ontwik
keling wordt het rentabiliteitsprincipe
als opperste norm reeds meer en meer
verdrongen en openen zich bovendien
nieuwe mogelijkheden.
De heer Henri Hermans verdedigde
de volgende stellingen in een referaat
over: „Voortbrengst en verbruik".
1. Wat ethisch valsch is, kan eco
nomisch niet in orde zijn.
Ethisch valsch is het richten van de
voortbrengst, in plaats van op behoor
lijke behoeftenvoorzicning, op het be
halen van de grootst mogelijke winst.
Hiermede in verband staat ook het
eenzijdig streven naar hoogere geld-
loonen, waardoor de positie van den
werknemer niet duurzaam kan worden
verbeterd.
Economische ontreddering van het
maatschappelijk leven is het gevolg.
2. Behoorlijke behoeftenvoorziening,
welke door automatische prijsvorming
of oriënteering naar de rentabiliteit niet
kan verkregen worden, is ook niet
mogelijk door een zuiver economische
regeling van de voortbrengst naar de
behoeften (men denke behalve de mo
gelijkheid eener wereldhuishouding, aan
onberekenbare natuurkrachten), maar
eischt vooral ethische waardeering der
sociale behoeften: „een zoodanig ge
bruik van de tijdelijke goederen, dat
men de eeuwige niet uit het oog ver
liest".
Naarmate dit laatste meer algemeen
zal worden aanvaard, wordt ook de
voortbrengst in juister richting gestuurd;
want de overheerschende macht is ten
slotte niet aan den kapitaalbezitter,
noch aan den ondernemer of producent,
maar aan „Zijne Majesteit den ver
bruiker".
3. Zoo beteugelen wij den „twee-
voudigen levenskanker", die, volgens
„Rerum Novarum", „den mensch te
midden van overvloed dikwijls diep
ongelukkig maakt, n.l. de al te groote
zucht naar rijkdommen en de dorst
naar genietingen". Zoo moeten, ook
om sociaal economische belangen te
dienen, worden bestreden ongezonde,
uit genot en gemakzucht voortkomende
behoeften en de op prikkeling dier
behoeften ingestelde reclames en syste
men van crediet.
Deze bestrijding is, zoover zij het
vraagstuk van volksopvoeding betreft,
eene taak van het onderwijs, van de
jeugdorganisatie, de vrouwenorganisa
tie, de standsorganisatie en de drank-
weer, en, voor wat betreft hare prac-
tische toepassing, mede eene taak van
de coöperatieve verbruiksvereeniging,
van den wetgever en van de bedrijfs
organisatie.
Pater Dr. G. Vrijmoed O.F.M., te
Delft, behandelde het onderwerp„Me
dezeggenschap van den arbeider".
1. Het arbeidscontract is niet een
louter individueele aangelegenheid tus-
schen patroon en arbeider, maar heeft
in het verband der heele volkshuis
houding een sociale zijde. Daarom heeft
het centrale gezag in de volkshuis
houding of in den Staat er zich mede
te bemoeien.
2. Op een gelukkige wijze werd'deze
sociale en centrale bemoeienis in de
Middeleeuwen opgelost in en door het
Gildewezen, waardoor het vraagstuk
,van het medezeggingschap van den
arbeid óf niet gesteld werd óf bevre
digend werd opgelost.
3. Maar thans leven we in een ka
pitalistische volkshuishouding, waar het
probleem is acuut geworden.
4. Het medezeggingschap van den
arbeid mag en moet hier geëischt wor
den op de volgende gronden:
a. Omdat menschelijkerwijze
sproken de omzetting van onze kapi
talistische volkshuishouding in eene
waarin niet het kapitaal, maar de ar
beid weer primair wordt, onmogelijk
moet geacht worden zonder dit mede
zeggingschap.
b. Omdat bij een juiste ontleding
van de arbeidsverhouding de arbeider
medeverantwoordelijkheid draagt in de
onderneming en in de onderneming
medeverantwoordelijkheid en mede-
zeggingschap vraagt.
c. Omdat juist het gemis aan ver
antwoordelijkheidsgevoel in de onder
neming den arbeider meer en meer
terugdringt tot een kudde-dier, tot een
louter productiemiddel en hem aldus
rijp maakt voor den kudde-geest van
het communisme, dat het groote ge
vaar in dezen tijd is.
Omdat, als men het recht van
de zeggingschap over de productie
grondt op het louter bezit en de be
schikbaarstelling der productie-mid
delen, den arbeider op grond van een
ideëel medebezit, dat hij heeft in d(
onderneming, ook een zeker mede
zeggenschap dient te worden toege
kend.
5. Het medezeggenschap op zich
zelf evenwel heeft weinig waarde, wan
neer het niet vóór alles wordt gezien
en uitgeoefend als middel om te komen
tot de verwezenlijking van deze twee
beginselen in een natuurlijk-juist ge
organiseerde volkshuishouding: n.l. ten
eerste: niet aan het kapitaal-bezit zon
der meer, maar aan den arbeid, ge
nomen in zijn vollen omvang, komt
de zeggenschap toe in de volkshuis
houding. En ten tweede: deze zeggen
schap van den arbeid richt zich als
doelstelling slechts op de redelijke en
zedelijke behoefte-bevrediging
leden der volkshuishouding.
Binnenland
WATERSCHAPPEN.
De voorzitter van het waterschap
beoosten de Eem, tevens voorzitter
van het waterschap Eemnes, heeft de
medewerking gevraagd van Ged. Staten
van Utrecht voor een wijziging van de
bijzondere reglementen voor die beide
waterschappen.
In eerstgenoemd waterschap zijn alle
Geeft veel
vraagt wei nJc
of neemt een abonnement voor onder
houd van uw schrijfmachine bij
H. ELZEHAAR
O KANTOORBOEKHANDEL
LANGESTRAAT 84 TEL. 528
het waterschap zelf. Voor een deel van
de hoofdwatergangen in het waterschap
Eemnes is dit eveneens het geval, ter
wijl de in dat waterschap liggende
Eemnesservaart krachtens eene contrac-
tueele regeling door de gemeente Eem
nes wordt onderhouden. De overige
watergangen, welke voor de waterlos
sing van belang zijn, zijn in beide
waterschappen in onderhoud bij de
eigenaren van de aangelegen gronden.
Hiertoe behooren de opgaande slooten
en de dwarsslooten, waarin geen vaste
dammen zijn, het z.g. secundaire slooten-
net derhalve.
Het onderhoud van deze slooten eischt
in beide waterschappen meer toezicht
dan in de meeste andere waterschappen.
De grondsoort, zoowel ten Oosten als
ten Westen van de Eem beneden Amers
foort is n.l. zeer bevorderlijk aan den
groei van sommige waterplanten, welke
bij eene bepaalde weersgesteldheid in
enkele dagen tijds de slooten vullen
met een dichte, fijndradige massa. De
afloop van het water wordt door dit
z.g. flap ten zeerste belemmerd. Het
is daarom van oudsher als noodzake
lijk beschouwd dat iedere landgebruiker
eenige malen per jaar zijn slooten van
die planten zuivert. Het nalaten hier
van heeft onvermijdelijk ten gevolge,
dat het water in de landen blijft staan,
tot groote schade aan den hooioogst
en de beweiding.
De ervaring heeft echter geleerd, dat,
ondanks het daaruit voor hen voort
vloeiend nadeel, de landgebruikers ii
het algemeen uit eigen beweging de
slooten niet voldoende onderhouden.
De omstandigheid, dat de hier uit de
slooten verwijderde specie ongeschikt
is, om na uitdroging over het land te
worden verspreid, is hiervan vermoede
lijk mede oorzaak.
In het belang van den waterstaat
kundigen toestand van het waterschap
in zijn geheel is het dientengevolge
noodzakelijk, dat het bestuur een nauw
lettend toezicht uitoefent en dat eene
strenge toepassing plaats vindt van de
wettelijke- maatregelen, welke tegen na
latige onderhoudsplichtigen ten dienste
staan.
In verband hiermede dient er een
wijziging te worden aangebracht in de
bijzondere reglementen der beide water
schappen.
In de twee ontwerpbesluiten, welke
Gedeputeerden daartoe den Provinciale
Staten aanbieden, wordt nog in het
bijzonder vermeldt, dat alle opgaande
slooten en de dwarsslooten, waarin
geen vaste dammen zijn, behooren tot
de watergangen, waarop het bestuur
toezicht heeft. Dit houdt verband inet
de omstandigheid, dat de schouwbe-
voegdheid van de besturen van de
betrokken waterschappen niet overal
op dezelfde wijze wordt uitgeoefend.
Zoo voert het bestuur van Eemnes
geen schouw over de opgaande slooten,
de scheiding vormende tusschen lande
rijen, welke aan één eigenaar toebe-
hooren, of aan eigenaren, die elkaar
ineen bepaalden graad van bloed- of
aanverwantschap bestaan. Om weer
andere redenen schouwt ook het be
stuur van beoosten de Eem sommige
slooten niet. Bestendiging van deze
gebruiken verdient naar de meening
van Gedeputeerden geen aanbeveling.
Vooreerst ontstaat daardoor een on
zekere toestand, terwijl deze wijze van
schouwen voorts kan leiden tot ver-
waarloozing van een aantal slooten,
tot nadeel van de goede ontwatering
van het waterschap in zijn geheel.
De voorgestelde redactie beoogt der
halve te doen uitkomen, dat het toe
zicht van het bestuur zich behoort uit
te strekken over alle slooten, welke
voor de verwaarloozing van het water-
publiek moet weten dat het zich door
nalatigheid t.o.v. wondjes de zekerheid
vaneen ongestoord wondverloop ont
neemt. in zeer vele gevallen geneest
zoo'n onbeduidend, onverzorgd wondje
voorspoedig. In vele andere gevallen
gaat het zweren en veroorzaakt pijn
en ongemak; in zeldzame gevallen ver
oorzaakt het den dood. Dat komt al
dus tot stand. In ieder door een onge
val ontstaan wondje bevinden zich
ziektekiemen, met het bloote oog voor
ons geheel onzichtbaar. Zij bevinden
zich vaak op en in het soms in een
wond aanwezige, wel zichtbare vuil.
Het kunnen er weinige zijn, maar ook
duizendenen tienduizenden. Naarmate
nu meer aanwezig zijn, zullen bij niet-
verzorging eerder kwade gevolgen op
treden. Nu gelukt het met de regel
matigheid van een wet zoo'n wondje
tot ongestoorde genezing te brengen,
indien wij vóór alles zorgen geen
nieuwe verontreiniging teweeg te bren
gen, de aanwezige verontreiniging zoo
spoedig mogelijk op te heffen en daar
na het wondje met een uitstekend ont
smettingsmiddel te ontsmetten en af
sluitend te verbinden. De in het wondje
aanwezige ziektekiemen zijn dan prac
tisch alle verwijderd of gedood. Iedere
verontreiniging van een wondje wordt
voorkomen door niet aanraken, vooral
niet met de vingers. De aanwezige
verontreiniging wordt te niet gedaan
door uitspoelen met uitgekookt water
of onder de kraan. Het wondje kan
met de binnenzij van een pasgestreken
zakdoek gedroogd worden en daarna
druppelen wij ruimschoots 5 pet jodi-
umtinctuur uit een druppelflschje op
het wondje, dat wij daarna eenigen
tijd met een schoon stukje zwachtel of
linnengoed verbinden, om 's avonds en
den volgenden morgen en avond het
aanstippen met de 5 pet. jodiumtinc-
tuur te herhalen. Mocht deze behan
deling zich bij ons volk inburgeren,
dan zal het gedaan zijn met die regel
matig weerkeerende treurige berichtjes
van sterfgevallen aan onbeduidende
wondjes.
De artsen, die deze behandeling
jarenlang hebben toegepast, zullen ver
zekeren, dat men geen beter huisapo
theek tegen wonden hebben kan. Het
is een van de allerwerkzaamste en on
schadelijkste wondontsmettingsmidde-
len.
In handen van leeken worde het
slechts voor die allerkleinste wondjes
toegepast, waarmede men nu eenmaal
niet naar den dokter gaat. Men meene
niet, dat men zichzelf bij eenigszins
grootere wonden met dit middel helpen
kan. Wie b.v. het ongeluk heeft in
een spijker te trappen of zich met een
vork te steken, zoodat een wond van
een of meer c.M. diepte ontstaat, wete,
dat slechts een arts zulk een wond
voldoende ontsmetten kan.
Wie voorzichtig met kleine wondjes
wil zijn voorzie zich bij den apotheker
van een druppelfleschje inhoudende
30 gram 5 pet. jodiumtinktuur met
glazen stop om de schram van een
spijker en de stuk geschaafde knie van
zijn kinderen er mee aan te stippen.
Men houde het middel steeds uit de
oogen en geve het nooit in handen
van kinderen.
schap van belang zijn.
VOORZICHTIG MET WONDJES.
Voorzichtigheid is het vooruitzien,
welke kwade gevolgen ons doen en
ons laten kan hebben en het dienover
eenkomstig handelen. Waarin moet nu
de voorzichtigheid van het publiek be
staan? Om voorzichtig te kunnen zijn
hoofdwaterleidingen in onderhoud bij moet het welen en het weet niet. Het
Uit den Omtrek
Eemnes
Burgerlijke stand.
GeborenMargaretha Richarda, d.
van C. W. Stalenhoef en C. M. v. d. Brink.
Soestdijk
In de eerste dagen van juni is een
bezoek van de Groothertogin van
Luxemburg, vergezeld van haar Gemaal,
aan de Koningin te verwachten.
De Koningin-Moeder is voornemens,
Maandag 19 dezer, de residentie te
verlaten, doch alvorens het paleis
Soestdijk te betrekken denkt H. M.
eenige dagen in Noord-Brabant te ver
toeven in hotel „Bosch en Ven" te
Oisterwijk. Vermoedelijk vertrekt zij
Vrijdag 23 dezer van Oisterwijk naar
Soestdijk.