Katholiek Orgaan voor Amersfoort en Omstreken VULPENHOUDERS ïtING Het beste Adres G. Keuneke Eversharp-Wahl Fa. H. Elzenaar Abonnementen kunnen élke week ingaan, doch opzegging van abonnement moet geschieden voor den aanvang van een nieuw kwartaal. Prijs per 3 maanden f 1.00. Buiten Amersfoort f 1.10 De €embode Advertenliën 26 cent per regel. Billijke tarieven voor handel en nijverheid bij geregeld ad ver teeren. Adverientièn moeten Dinsdag en Vrijdag vóór 8 uur in den morgen zijn bezorgd. Kantoor en Drukkerij Langegracht 28 te Amersfoort - Telefoon 314 Vijf en veertigste Jaargang Verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagmiddag Post-giro no. 44234 Vrijdag 30 Oct. 1931 No. 61 Er zijn wel kleinigheden, maar geene onbelangrijke zaken. De kleinste zaken hebben soms de grootste gevolgen. Eén verkeerde stap kan een verkeerden weg doen inslaan. De duinen, welke de zee tegenhouden, bestaan uit niets dan uit de allerkleinste zandkorrels. Epistel en Evangelie. 23e Zondag na Pinksteren. Les uit den brief van den H. Apostel Faulus aan de Philippensen; 17—IV, 3. Broeders! Weest navolgers van mij en let op diegenen, die zóó wandelen als gij ons tot een voorbeeld hebt. Want daar wandelen er velen, van wie ik u dikwijls zeide (en nu ook weenend zeg), dat zij vijanden zijn van Christus' kruis; wier einde verderf is, wier God hun buik en wier eer in hunne schande is, die hunne zinnen stellen op het aardsche. Maar onze wandel is in den hemel, van waar wij ook als Zalig maker verwachten onzen Heer Jesus Christus, die het lichaam onzer gering heid hervormen zal, zoodat het gelijk vormig worde aan het lichaam zijner heerlijkheid, ingevolge de werkkracht, waardoor Hij ook alles aan Zich on derwerpen kan. Zoo dan, mijne veel geliefde en zeer beminde broeders, mijne vreugde en mijne kroon! weest aldus standvastig in den Heer, zeer geliefden! Ik bid Evodia en smeek Syntyche, eensgezind te zijn in den Heer. En ook u bid ik, oprechte medewerker! sta haar bij, die met mij gearbeid hebben in het Evangelie, met Clemens en mijne overige medearbeiders, wier namen in het boek des levens staan. EVANGELIE volgens den H. Mattheus; IX, 18—26. In dien tijd, terwijl |esus tot de scharen sprak, zie, naderde er een overste, die Hem aanbad, zeggende Heer! mijne dochter is zoo even ge storven; doch kom, leg uwe hand op haar, en zij zal leven. Jesus nu stond op en volgde hem met zijne leerlingen. En zie, eene vrouw, die gedurende twaalf jaren aan bloedvloeiing leed, naderde Hem van achteren en raakte het boordsel van zijn kleed aan. Want zij zeide bij zich zelve: Indien ik slechts Zijn kleed zal hebben aangeraakt, zal ik gezond zijn! En Jesus, Zich om- keerend en haar ziende, sprak: Ver trouw, dochter! uw geloof heeft u ge zond gemaakt. En de vrouw was ge zond van dat uur af. Toen Jesus nu in het huis van den overste gekomen was en de fluitspelers en de misbaar makende menigte zag, zeide Hij: Gaat heen! want de jonge dochter is niet dood maar slaapt. En- zij belachten Hem. En als nu de menigte uitgedreven was, ging Hij bin nen en vatte haar bij de haud. En de jonge dochter stond op. Deze mare nu werd door die ganschc landstreek verbreid. JOH. DE HEER VARKENSMARKT TEL, 1309 AMERSFOORT Piano's - Orgels - Radio WIJ LEVEREN ALLE MERKEN overleden, maar kom, leg Uw hand op haar en zij zal leven." Leeren we hieruit, hoe ook wij in allen nood, droefheid of tegenspoed onze toevlucht nemen tot God, gelijk de apostel zegt: „Werpt al uwe be kommernissen op God, want hij draagt zorg voor u." Terwijl de Zaligmaker met Jaïrus inedegaat, dringt een ziekelijke vrouw ongemerkt tot Jezus door, raakt den boord van zijn kleed aan, denkend: „indien ik slechts Zijn kleed heb aan geraakt, zal ik genezen." Wie bewondert hier niet het groote geloof en 't onbegrensde vertrouwen dezer vrome vrouw? Mochten wij haar daarin navolgen, vooral wanneer wij naderen tot de H. Tafel, waar wij niet slechts liet geluk hebben den boord van Zijn kleed aan te raken maar Hem zelve met Zijn godheid en menschheid ontvangen mogen. Ach! [dat wij dan tenminste haar geloof en haar ver trouwen bezaten, zeer zeker zouden wij dan groote gunsten en genaden van Jezus verwerven. Want aan haar ;root geloof en vertrouwen schrijft de leer zelf haar genezing toe: „Betrouw dochter, uw geloof heeft u genezen". Als Jezus met den overste het huis genaderd is, doet Hij eerst de treur spelers en misbaarmakende menigte verwijderen. Het was n.l. een gebruik bij de Joden, dat zij waarschijnlijk van de heidenen hadden overgenomen, om bij sterfgevallen menschen voor geld te huren, om door klaagliederen en allerlei rouwmisbaar over de doode ie weenen. Dit gebruik mishaagde den Heer en Hij laat hen uit het sterfhuis vertrekken. Daarna gaat Hij tot het „slapende" kind, neemt haar bij de hand en ge bood met Zijn almachtige wil: „Doch tertje Ik zeg u sta op!" Als de doode zich op het macht woord des Heeren overeind richt, moet dit wel een geweldige indruk gemaakt hebben op de omstaanders en allen die dit hoorden, en we staan verbaasd dat er nog zoo weinigen in Israël ge vonden werden, die dit alles ziende met Nicodemus zeiden: „Wij gelooven, immers de teekenen die Gij doet kan geen menschen verrichten". Mochten wij ten minste door deze wonderbare genezing bevestigd worden in ons ge loof aan jezus' Godheid en met volle overtuiging tot Hem zeggen„Heer tot wien anders zullen wij gaan, Gij hebt de woorden des eeuwigen levens". MET EEUWIGDURENDE GARANTIE (GRATI8 REPARATIES) VAN f 10.50 AF ALLEENVERKOOP KANTOORBOEKHANDEL ML A. TULPBB Lingesfr. 65 to. Krommestr. TEL 326 Liturgische Kalender. Week van 1—7 Nov. Zondag 1. Allerheiligen, Mis Gaudea- mus, Feesteigen, 2e geb. en laatste Evang. v. d. 23e Zond. na Pinkst. Pref. v. d. H. Driev. Maandag 2. Allerzielen, 3 H.H. Missen, Pref. v. d. Overledenen. Dinsdag 3. H. Hubertus, 2e geb. Allerheiligen. Credo. Woensdag 4. H. Carolus Borromeus, 2e geb. v. Allerheiligen, 3e H.H. Vilalis enz., Credo. Donderdag 5. Mis v. Allerheiligen, 2e geb. v. d. H. Geest, 3e voor Kerk of Paus. Credo. Vrijdag 6. Mis v. Allerheiligen, alles als gisteren. Zaterdag 7. H. Willibrordus (Nederl.) Credo. Allerheiligen- Allerzielen. Allerheiligen Allerzielen, aan den aanvang der Novembermaand staan ze als een tweelingpaar van geheel ver schillend karakter, maar toch kinderen eenzelfde gedachte, de grootsche gedachte van de Gemeenschap der Heiligen. Broederschap is het woord geweest, dat de moderne wereldhervormer voor zich heeft geannexeerd, broeders moes ten wij zijn in gemeenschap der be geerte naar een betere aardsche we reld, broeders in den haat tegen de verdrukkers eu uitbuiters, broeders in deernis met de hutten en afschuw van de paleizen. Wij weten, dat in deze misvorming in een der schoonste trekken in het Christendom, toch nog iets bleef glan zen van het grootsche ideaal der broe derschap van alle menschen in de ge meenschap der Heiligen. Valsche wetenschap en plichtsvcr- waarloozing door de dragers dier ge dachte, deden haar zuiverheid verloren gaan. Maar toch kon ze niet geheel uit de mcnschcnzicl verdrongen worden. Die gedachte immers alleen kan het leven op deze aarde maken tot iels meer dan een jammertocht met de ver schrikking des doods altijd, altijd vóór ons. Neen, het leven is niet ijdel, als wij Evangelieverklaring. 23ste Zondag na Pinksteren. De overste, van wien het Evangelie spreekt, heette Jaïrus en stond over een der joodsche Synagogen. Hij had een dochtertje van twaalf jaren, dat hem door den dood ontrukt was. Door al zijn tranen kon de [vader dit verlies niet herstellen. Wat doet hij? In zijn groote droefheid neemt hij zijn toe- vlucht tot Jezus, valt Hem te voet. en door de Allerheiligen-Allerzielen-ge; bidt: „Heer, mijn dochter is zooevenjdachte schouwen op de eeuwigheid. Dan weten wij daarboven verzameld eeuwigdurend geluk zoovelen, die -eneens den zwaren gang over deze aarde zijn gegaan, door moeiten en zorgen, door pijn en vernedering, door dwaling en zonde ook, doch die aan 't einde den vrede met hun God heb ben gevonden en zoo hun eeuwige bestemming bereikten. Dan weten wij aan de andere zijde der groote scheidslijn, ook zoovelen van onze medebroeders nog in boete doening gedompeld, omdat het vlekke loos aanschijn Gods, geen schijn of schaduw van zondeschuld duldt, maar toch vol hoop om de wetenschap, dat aan den einder de gelukzaligheid licht. Als hulpbehoevenden, als dolende blinden, als onverstandigen staan wij tegenover onze broeders de heiligen in den hemel. Bedelend strekken wij tot hen de handen uit, om voorspraak bij den grooten Koning, opdat Hij onze ongerechtigheden niet gedachtig zij, maar wel onze zwakheid, onzen door tallooze gevaren telkens en telkens overrompelden goeden wil. Aan hun voorbeeld richten wij ons op, als de levensstorm ons heeft neer- gesmakt en de wereld geen troost weet dan het leege genot, dat de onvoldaan heid des harten slechts kan uitdiepen. De zekerheid, dat zij in den Hemel leven, sterkt ons zelfbewustzijn, dat wij als hun broeders ook geroepen zijn voor de heerlijkheid van het Hemelsch Vaderland. En als wij in dit bewustzijn den blik wenden naar onze broeders in het vagevuur, voelen wij ons bevoorrecht, voelen wij ons overrijk, staan wij als gidsen tegenover blinden, als machti gen tegenover machteloozen. Wij hebben het leven en den vrijen wil nog, wij kunnen nog verdiensten samenwinnen en als een zoenofferande aanbieden voor de armsten onzer arme broeders, de lijdenden in den duiste ren nacht. Wij kunnen nog putten uit de immer- vloeiende bron van Christus' Hart, volop, en mogen van dien overvloed mededeelen aan de smachtenden, die ons, niet geheel gezuiverd, voorgingen den dood. Dat is de heerlijke troostleer Katholicisme, waardoor alle leed, dat de grimmige Maaier berokkent, tot een vreugde kan worden, waardoor de tot wanhoop gewrongen vuisten zich ont spannen en zich samenvoegen tot een spitsboog van gebed, waardoor het aspect der deernis van het broeder- schapsideaal reikt tot over de grenzen van den tijd.| Als de idee van de Gemeenschap der Heiligen niet was weggenomen van de moderne menschheid, dan zou ze zich niet vergapen aan spiritisme, oc cultisme en andere werken der duis ternis. Dan zou ze het waarlijk troos tende contact met de afgestorvenen zoeken in het gebed tot hen, die reeds de zegekroon verwierven en het gebed voor hen, die nog in den kerker van het lijden verzuchten. Dan zou ze de doods- en eeuwig heidsgedachte niet willen bannen uit haar overpeinzingen en strevingen, doch het broederschapsideaal louteren in de vlam der goddelijke waarheid en verbreeden van het verste verleden tot de verste toekomst, waardoor het de levenden zoowel als de dooden van alle tijden en volkeren zou omvatten. Gelijk wij Katholieken behooren te doen op dit groote broederschapsfeesl de ingang der Novembermaand. T. G. NATUURLIJK is het toe te juichen, dat U zoo nu en dan Kina Pepermunt gebruikt.Wilt U echter ten volle ge nieten van den heerlijken smaak en de heilzame werking dan dient U King Pepermunt geregeld te gebruiken, dus eiken dag. U zult bemerken, dat U zich dan v gevoelt. 2oo zijn er reeds duizen den die King Pepermunt gebruiken als het beste dagelijksche middel ter Het parool zij dus: Eiken •EPERMUNT v.w V* Tobben: dat is een schip, dat onder zeil gaat, terwijl zijn grootste anker langs den grond sleept. Tobben dat is dat eindeloos wikken en wegen, met gewicht en tegenwicht terwijl het èvenwicht nooit wordt ver kregen. Tobben: dat is denken en prakke zeeren over dingen, waaraan je met voor Damestasschen, Koffers en alle soor ten fijne Lederwaren LANGESTRAAT I05-AMERSF00RT T WlOtSTIWAllflSfOOgT^'' de les van het „Tob nooit" uitgelegd, zooals die te lezen staat in het boek der natuur. Dat was in die onvergete lijke toespraak, toen Hij zeide: „Ziet naar de vogelen des hemels; be schouwt toch de leliën des velds!" Maar wie van ons heeft al in heel zijn leven vijf minuten stil gestaan, om het spel van de vogels eens aan te zien, rustig; en zoo de les voor het leven te leeren En wie heeft zich al eens blij-aandachtig gebogen over een ontluikende knop of een bloem kroon, om van nabij te schatten en te genieten, om met de oogen voorzichtig te betasten, dit levende weefsel, dat fijner is dan Salomon's kleed?. En tot viermaal toe staat daar Zijn woord herhaald: „Weest niet bekom merd. Wilt niet tobben!" DE PEN voor Uw leven Onbeperkte garantie MBM Langestraat 84 Telef- 528 Een gelukkige Jeugd. - Het rijkste kapitaal wellicht, al je denken en je prakkezeeren, toch bijna alle ouders aan hun kinderen Tobben! Tobben, dat is eindeloos wikken en wegen dat is angstig uitmeten en uit rekenen. Tobben, dat is dat nutteloos prakkezeeren aldoor opnieuw, „Als maar" en van „Als maar niet".... Wat tobben is? geen zier verandert. Vandaar dat niets ontmoedigender is dan tobben. Tobben is zoo vol moeiten en al de moeite van ons tobben is vergeefs. Het brengt ons niets vooruit. Tobben: dat is de oplossing óveral zoekenbehalve daar, waar ze alléén ligt! Tobben: dat is voortdurend levens kracht bijpompenen vergeten het groote lek te stoppen, waar alles langs egvloeit. Tobbendat is duizend kleine gaven en gunsten van God vragenin plaats van de ééne groote genade van een onmetelijk en grenzeloos vertrouwen. En zoo leeft dan de mensch van vandaag, in getob over morgen. En een groot deel van de menschen, die geen ongeluk lijden op het tegen woordig oogenblik, maken zich onge lukkig, door de zorg over een mogelijk, een gewaand ongeluk, in [de toekomst. Een mensch lijdt dikwijls 't meest, door 't lijden dat hij vreest, doch dat nooit op zal dagen. Zoo heeft hij meer te schragen, dan God te dragen geeft! Ja, maar die toekomst, die toekomst! Zeker, we zijn nu nog gelukkig; wij hebben heel mooie vooruitzichten zelfs! Maar het duurt nog zoo lang! En als intusschen maar niet Intusschen? Intusschen? Wel er ligt niets tusschen, er is geen ander „intusschen", dan hetgeen God Zelf er tusschen brengt. Dezelfde, die van daag zoo goed voor u zorgt; en die in het verleden zoo goed voor u ge zorgd heeft! F.n als God soms een kruis ertusschen legt; dan legt Hij er óók kracht en kruisgenade tusschen. Het leed dat is, drukt niet zoo zwaa Als vrees voor allerlei gevaar, Doch komt het eens in huis, dan ligt Gods hulp reeds klaar en geeft Hij kracht naar kruis! Komaan! Vertrouwen dus! Niet me getobd Maar het is vaak alsof wij de taal et meer verstaan van de Schepping en alsof dit schrift voor ons geheim schrift is geworden en wij den sleutel zijn kwijt geraakt. En daarom heeft God, toen Hij zag, dat de taal van zijn Schepping veelal niet werd verstaan door zijn redelijke schepselen, zich verwaardigd, om Zelf opnieuw ons die taal uit te leggen en te leeren verstaan. En toen Christus, de hoogste Leeraar aller dingen, op aarde vertoefde, toen heeft Hij onder de vele onschatbare lessen van on sterfelijke wijsheid, die Hij ons gaf, óók op een keer, en zeer duidelijk, kunnen medegeven in het leven, dat is de levenslange herinnering aan een gelukkige jeugd. Dat zal hun veilig, onverwelkbaar bezit zijn; dat zal geen kracht, of slag, of ongeluk van later hen ontvreemden. Wanneer een mensch niets van zijn jeugd meeneemt in 't leven, dan enkel goede dingen; wanneer er niets ge scheurd is, of geschrijnd heeft toen; wanneer er enkel vrede steeds geweest is, blijheid, warmte thuis; wanneer er over allen heen geleefd heeft de een heid en de eensgezindheid tusschen vader en moeder; dan heeft er in de kinderen doorgewerkt en is in hun ingegroeid een gevoel van eenheid met vader en moeder, en onder elkander; een gevoel van samen van elkaar en voor elkaar te zijn en bij elkaar te hooren, zoo vóst, maar ook zoo warm, zoo innig en weldadig: dat zoo'n mensch in heel z'n leven niets kan droomen, wat bij de weelde en het geluk kan raken van zijn gouden jeugd De jongens en de meisjes, die daar leven, zij groeien in een sfeer waar idealen wakker kunnen worden, open- bloeien en ontluiken, en kern en pit vastzetten. Hoe zouden zij niet gelooven aan idealen, aan mooie groote, nobele dingen, aan de mogelijkheid van het bijzonder goede, waar zij niets leeren kennen, niets ondervinden, dan wat mooi en schoon en goed is! En als de kern maar zit van 't ideaal, als de steen zich heeft gezet, dan mag daarna de wind wel komen, de gure, de ijzigkoude; die alle bloesemblad vernielt en alle zoete geuren wreed verdrijft: de vrucht zit vast, heeft eigen groeikracht uit zich zelf; zij wast van binnen uitzij wordt gevoed door sappen, toevloeiend van heel diep, die nooit verdrogen. Als straks, die jongen en dat meisje zelf een huisgezin gaan stichten, dan kénnen zij 't geheim van het geluk. Dan komt ook voor hen zelf hun tweede jeugd, hun tweede periode van geluk; hun kinderblijheid, omdat zij kind zijn weer opnieuw, temidden van hun kinderen, 't Is God, die weer op nieuw hun jeugd verblijdt. Dan waken zij, dat niets in huis verbreken zal die blijde, rijke over levering van huiselijken vrede. Zoo krijgt een mensch die een blijde jeugd gesmaakt heeft, ook begrip en smaak mee voor den hemel. „Die tijd keert nimmer terug", zegt men mismoedig vaak. Maar wie het volle jeugdgeluk gesmaakt heeft, voelt juist aan alles, dat 't dóór weer recht-' streeks heengaat met een goed men- schenleven. Die eerste openbaring, die levensles, die 't kinderhart indronk met heel z'n wezen, die heeft het eens be grepen voor aitijd: Onthoud nu goedzóó is 't bedoeld, zóó moet het zijn, zóó moet het worden eenmaal: - vól geluk. De God die mijne jeugd verblijdt, is óók mijn vreugd in eeuwigheid. Het kind groeit op; wordt doorliet leven en de slagen rijp en wijs; het begrijpthet vólle krijg ik wellicht nimmer hier op aarde weer; dus wacht het volle mij hiernamaals in den hemel. Dóór keer ik tot mijn eerste weelde terug: voor goed. De God die mijne jeugd verblijdt, bereidt mijn blijde eeuwigheid! Zoo is de hemel voor dien mensch een lévend ietsHet rake antwoord op de groote levensvraag. Het groot en lokkend huis, waar zijne reis heengaat! De trek, de tocht van heel zijn hart. davervolle, juichend-orgelspel, an hij 't voorspel en de melodie, zoo onvergetelijk heeft opgevangen in zijn jeugd; en die hij meedraagt heel z'n leven doordie nog zijn tred ver licht, en veerkracht geeft en rythme en cadans aan zijn gang. Hij wandel terug naar 't sprokenland der jeugd. De weg mag lang zijn, eenzaam, hob belig en steil: het mag wat zijn! De gouden jeugd is daar! Dit troost hem bij elk leed. Men zegt wel, dat de mensch de smid is van zijn eigen toekomst en 'geluk. Maar ook is 't zeker waar, dat de ouders in een warm en blij gezin, 't goud van 't geluk kunnen insmelten in de wanden van het kinder hart. Als zich dat in die jaren eens heeft vastgezet, dan blijft het, ondanks alles, onbederfelijk daar. Dan kaatst er altijd licht tusschen de wanden van dat hart. Dan blijft er altijd vreugde branden in dien haard. Het jeugd geluk is 't vreugd-geluK, door alles heen, voor heel het leven. Gelukkig de ouders, die dezen schat hun kinderen meegeven voor het leven. En die door hun groote, toegewijde liefde, door hun opoffering en de on vermoeide zorg, waarmee zij waken voor een gelukkige en zonnige jeugd van al hun kleinen, met gouddraad dezen blijden spreukband weven in het jonge leven van hun kind, dat het te zijner tijd, zal lezen en verstaan: De God, die mijne jeugd verblijdt, is God van héél mijn eeuwigheid! Wat deert me een korte tusschentijd: Ik weet, wat Hij mij toebereidt!

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1931 | | pagina 1