Roteerende Duplicators F. fl. TULP R. K. Spaarbank - Amersfoort Bel dan op No. 42 Kantoor en Drukkerij Langegracht 28, Amersfoort DE EEMBODE verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdag middag. De abonnementsprijs bedraagt één gulden per drie maandenbuiten Amersfoort 11.10. franco per post. Abonnementen kunnen eiken dag ingaan. Uitgave van de Katholieke Stichting De Eembode, gevestigd te Amersfoort De Gcmbodc Katholiek Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Dinsdag 2 Mei 1933 ADVERTENTIËN 25 cent per regel. Billijke tarieven voor handel en nijverheid bij geregeld adverteeren Advertentiên moeten Dinsdag en Vrijdag vóór 8 uur in den morgen zijn bezorgd. Telefoon 314 Zevenen Veertigste Jaargang - No. 9 Zei/onderzoek voert tot zelfkennis. Mogen de vruchten van dat onderzoek wezen: ootmoed en zachtmoedig be- oordeelen van den naaste. Leer u zelf te kennen. Het ls Mei. 't Is Mei I juicher ouden en jongeren, rijken en armen, en allen staren met welbehagen op de doorzichtige frisch- heid van 't jonge gebladerte en de la chende boniheid der bebloemde weiden. Allen snuiven met wellust den geur op van seringen en meidoorns, die in den sonncschijn hare knoppen openen, i> den zonneschijn blijde het lied aan heffen van de lente. Aller oor wordt gestreeld door den Vroolijken slag van den vink, de weeke trillers van den nachtegaal, door het zangerig fluiten van den merel en het zoet gekweel der leeuwerikken. O, wie bemint haar niet de Meimaand met haar jeugdig groen, hare Irissche bloemen, haar jubelend vogelenkoor, bare zachte lucht, gebalsemd door zoete geuren, wie kent, wie bemint haar niet? Van onze prille jeugd af hebben wij u bemint, o zoete Mei, met innige vreugde hebben wij telken jare uwe komst begroet en met een dankbaar hart uwe weldaden genoten. Te dierbaarder zijt gij ons, o Mei, wijl gij zijt toegewijd aan onze Moeder Maria I Uw frisch en jeugdig groen smukt het beeld onzer Moeder; uwe bloemen brengen hulde aan de Hemel koningin, terwijl tallooze Maria-kinde- ren met het vogelenkoor wedijveren om den lof, de grootheid, de liefde te bezingen van haar. die als de levenszon verscheen, om leven en vruchtbaarheid te schenken aan deze dorre, doodt- aarde, waarover de vorst der duisternis heerschtc. Treedt binnen in de nederige dorps kerk en in de heerlijkste kathedraal. Overal straalt het beeld der Mei-ko ningin u tegen, badend in een zee van licht, zich verhefiende te midden van bloemenpracht. 't Is Mei! O moge in allet hart dit woord vreugde wekken. Moogl gij allen u haasten, uwe stem te sparen aan het machtige koor. dal uit millioenen harten en monden opstijgt, om Haar zalig te prijzen, die de Engel „vol van genade" groette Moogt gij allen iederen dag dezer schoone Meimaand Je schoont Mei-koningin groeten als dc Koningin uwer hartenZij zegene U en de Uwen. Hoogmoed. Aan Christus is het te danken, dal het woord Farize6r. van Ie voren een ccrcnaam, een scheldwoord is gewor den, en dat het woord Tollenaar, eerst een bittere beschimping, alle smade lijkheid heeft verloren. En de parabel van den Farizeér en den Tollenaar, is zeker wel de hoofd oorzaak van dezen ommekeer. De Farizttïr is daaidoor voor ons geworden hel type van den hoogmoed en de gehuichelde deugd, de Tollenaar van ootmoed en oprecht berouw. 'tls waar, een openlijke boos Jot ne zal dc Farizeér naar eigen woorden wel niet geweest zijn, en ook zal hij wel twee keer in de week gevast heb- Met en zonder automatische papier- toevoer en inktverdeeling Wê KANTOORBOEKHANDEL LanjMtr. 66 to. Krommostr. - TEL 526 ben en het tiende hebben weggegeven van alles wat hij bezat. Maar wat klinkt dat walgelijk uit zijn hoovaardigen mond, als hij eerst gezegd heeft met minachting van zijn medemensch„Heer ik dank U, dat ik niet ben gelijk de andere menschcngelijk ook deze tollenaar." „Indien iemand zegt, dat hij God bemint, maar tegelijk zijn broeder haat, die is een leugenaarEn wie God dankt, dat hij zooveel beter is dan zijn broeder, is voor God een gruwel on uitstaanbaaren zijn dank klinkt tot Gods troon op als een vloek. Waar geen naastenliefde is, is ook geen liefde tot God, en waar geen nederigheid is, is geen ware deugd. Niet van het hoogmoedig vermijden van het uiterlijk kwaad, dat ons in dc oogen der menschcn verachtelijk zou maken, noch in het Ijdel betrachten van uitwendig grootc daden van boete of liefdadigheid, die ons der menschcn lof verdienen, is voor God Iets goeds ol iets groots gelegen, want God be schouwt het hart: Hij rekent alleen de bedoeling. Als die bedoeling zuiver is, hebben onze werken waarde in Zijn oog; is zij niet zuiver, dan zijn al onze werken, hoe groot uitwendig ook, zondig. „Maar de Tollenaar", zegt het Evan gelie. „veraf staande, dorst zelfs zijn oogen niet ten hemel opheffen, doch hij^ klopte zich op de borst, zeggende „God, wees mij zondaar genadig". De arme - - de menschcn wezen hem na als een zondaar. Hij voelde zich ongelukkig in zijn zonden, en hij be sloot op te gaan naar den tempel. Daar trof hem de genade Gods. Verlegen, inct neergeslagen oogen, bleef hij achter den tempel staan, bang naar voren treden, dichter bij het Heilige de? Heiligen. En daar stond hij maar, dacht ia over al zijn ongerechtigheden, en 'oelde berouw. Rouwmoedig sloeg hij op zijn borst, het hoofd gebogen en dc oogen vol tranen. En de arme kon niets anders gezegd krijgen in zijn ontroering dan altijd hetzelfde: „God, wees mij zondaar genadig". Ik zeg u, zegt Jezus, deze ging ge rechtvaardigd naar zijn huis; want wie zich vernedert, zal verheven worden. Zoo zondig als de hoogmoed is over eigen goede daden, zoo heilig is het berouw over de slechte. De hoogmoedige komt den hoogen hemel niet binnen, want hij zal verne derd worden; de vernederde zal er tot opstijgen glorierijk, want hij zal ver heven worden. Over kies- of hoofdpijn klagen J Onzinn Mjj nhardt 's Poedervragen Piano's - Vleugels Fa. R VAN DEN BURG Oeen oppervlakkigheid. Het uitwendige in den godsdienst is voor ons menschcn van stuf en geest, een onmisbare noodzakelijkheidmaar dat uiterlijke mag geen aanplakscl wor den, geen valsch etiket, wcaraan de innerlijke stemming onzer ziel niet beantwoordt. Het uitwendige in den godsdienst moet zijn een gezonde uiting van «nze innerlijke gevoelens, en een krachtig hulpmiddel tevens voor ons inwendig godsdienstig leven. Een grondige ge loofsovertuiging moet niet alleen ons kerkelijk of binnenkamersch, maar ook ons openbaar leven doordringen in alle omstandigheden. Dan loopen we geen gevaar tot bloolc kwezelarij te vervallen, geen gevaar ook ons geloot in ons koud verstand te verschuilen. Dan zullen de uiterlijke godsdienst oefeningen een aansporing wordcn om onze slechte neigingen te snoeien, onze gebreken aan te vullen en ons geloof lot daden om te gieten. Het blijven vastkleven aan het uiter lijke, zonder door Ie dringen tot het levend hart van den godsdienst, is een alles behalve ongevaarlijke positie. Zij is gevaarlijk, allereerst voor ons zelf Zoo'n uitgedroogde godsdienst kan op den duur ons geen voldoening schen ken. Zoolang we geen bijzondere moei lijkheden ot struikelblokken op onzen weg ontmoeten, zullen we met de massa blijven meeloopen. Maar als wc worden geplaatrd te midden eener woelige maatschappij, van alles te zien, te hooren en t; lezen krijgen, als are enkel onverschilligheid rondom ons ontwaren, en bijtenden spot om ons geloof te verduren heb ben. zullen wij dan ook tegen alle aanvallen bestand zijn, zoo ons geloof geen hechte grijpwortcls heeft geschoten in de ziel Bij dc eerste windvlaag moet zoo'n houten godsdienst waggelen en tot een voimloozc ruïne ineenzakken. Waaraan anders moeten wij den godsdienstigen afval wijten van zoo talrijken in onze dagen Zeker het zijn slachtoffers hunner hartstochten, slacht offers van slechte voorbeelden, die zij oogen hadden, slachtoffers van verleiding, menschelijk opzicht, van een gebrekkige godsdienstige opvoeding. Doch waarom hebben ze hunne harts tochten niet beteugeld, geen weerstand geboden aan de verleiding? Omdat het geloof als een bijwagentje was aangehaakt aan hun levensloop, waarin vastgewortelde overtuiging en innige godsdienstzin ontbrak, omdat zij niet geleerd hadden uit hun godsdienst fïksche kracht te putten om hun ge vaarlijke neigingen te bedwingen, zich te gewennen aan de beoelening der deugd, en aldus een zelfstandig karak ter te vormen, tegen de zwaarste aan vallen van buiten bestand. Oppervlakkige godsvrucht strekt niet alleen ons zelf, maar ook den naaste ten ondergang. Wanneer wij ons met eenige uiterlijkheden tevreden stellen, ons aan de uitwendige godsdienst oefeningen hechten om die uitwendige oefeningen zelf, wanneer wij luidkeels ons geloof belijden en met onze braaf heid te koop looper zonder ons geloof door oprecht christelijke daden te toonen, dan hebben de vijanden van ons geloof groot gelijk dat ze ons be spotten. De steeds herhaalde aanvallen, die ons heilig geloof te verduren heeft, zijn niet zonder uitzondering aan kwade tro rw te wijten. Ook grove onwetend heid speelt daarbij een niet onbelang rijke rol. De duistere vlekken in ons godsdienstig leven doen de ongeloo- vigen vaak nog verder afdwalen van het rechte spoor, terwijl wij toch door ons leven even goed als dc martelaars door bun dood als geloofsgetuigen konden optreden en door ons gedrag de atgedwaalden voorlichten als een schitterend bewijs voor de waarheid van Onzen godsdienst. De Apostelen hebben gewis door hunne mondelinge prediking talrijken tot het christelijk geloof bekeerd, m3ar zouden de cersic christenen door hun voorbeeld niet evenveel harten voor den nieuwen godsdienst gewonnen hebben Hun onderlinge lielde en hulpvaar digheid was den heidenen een onop losbaar raadsel. Blonken ook wij zoo helJer uit in oprechte deugd, dan was er geen ongcloovige meer mogelijk op aarde, of hij moest opzettelijk de oogen dichtknijpen voor het stralend licht der waarheid en zijn ooren stoppen voor de roepstem van zijn eigen geweten. Alleen door de daden en werken der geloovigen, kan de levenskracht van den godsdienst zich uiten en zelfs de meest bevooroordeelde geesten ver overen. En rijker aalmoes dan God terug te schenken aan den naaste, die er zich zelf van onterld heeft is niet denkbaar. Die aalmoes kunnen wij uitreiken niet docr een paar uiterlijke fraaiigheden, ma»- door te toonen wat de godsdienst in zijn kern is, en in onze zielen ver mag te bewerken. onder controle Centrale accountantsdienst Ned. Boerenbond Goedgekeurd bij Konlaklllk Bcstull dA. 14 Maart 1013, no. 68 De zittingen voor het inleggen en terugbetalen van gelden worden gehouden in het R. K. Spaarbankgebouw BREEDESTRAAT bij de LANGEGRACHT des ZONDAGS van 12 tot 1 uurWOENSDAGAVONDS van 7 tot 8 uur en VRIJDAGS van 10 tot II uur. Dadelijk ingaande rente 3°/io pCt. Spaarbusjes gratis verkrijgbaar. Kannler: Amsterdam«che Bank. bittere ervaringen van wreede, In on telbare vormen optredende schakee ringen. van matericele ellende met zich ee. De ervaringen vanal het begin, toen de tragische sneeuwbal aan hel rollen werd gebracht, cn door steeds vergroo- tende omvang altijd meer argclooze schepsels naar de afgrond sleurde. In de bedrijven, de instellingen, de kantoren, de winkels, overal was aller eerst de helsche nerveuse angst binnen geslopen voor het eigen overcompleet zijn, voor het rationalisaticspook, dat de menschelijkheid voor de voeten van de bedrijtsredelijkheid ging sleuren. En als laatste schakel in de samen hang van ellendc-lactoren een dage- lijksche vernederende gang naar de publieke aalmoes, steun voor nood zakelijk ievenson^e.'ioud, cn meer niet. Millioenen hebben deze sociale ont wikkeling in bun particuliere, lot het krampachtige uiterste verdedigde be langen meegemaakt. Nu zijn ze onkos- ten-factoren geworden, ketenen aan de bedreigde constituiie van de staten, verworpelingen, en trekkers van het noodlot, dat een in-rotte economische structuur over de heele wereld heelt verspreid. Het zijn niet meer dan leden van een reusachtige kolonie partij gangers -an de voor alle andere par tijen ironische nieuwe stand der ge dwongen in-activiteit. P. Sproeten komen vroeg het voorjaar, koop tijdig een pot Sprutol. Bij alle Drogisten. Werkloozen. (Ingezonden.) 't Zijn er velen; duizenden; en alle landen der wereld. Allemaal zijn ze van verschillende maatschappelijke trappen op hetzelfde niveau getuimeld, allen slaan ze in diezelfde door haar tragische collectiviteitstriomph tot ob sessie wordende reeks ellende-dragers, en allen steken -successievelijk hun hand naar het datumstempel om ander maal en voor de zooveelste keer 'I feit van hun trieste verlatenheid en sociale itschakeling door de contróle te doen vastleggen. De een is niet beter dan de ander, allen evenveel tijd en even weinig om handen. Allen dragen in deze nooit gedroomde laatste levensphase de Cyclostylepapier Inkt en Stencils Vraagt prijsopgaaf Fa. h. ELZET7AAR LANöESTRflAT 84 TEL. 528 Binnenland Teekenend. In het „Bouwk. Wkbl." maakt Ver- kruysen eenige opmerkingen over een tentoonstelling der teekenleeraren in de Leidsche „Lakenhal"; „Het is mijn stellige overtuiging dat de teekenleeraren zich met deze ten toonstelling geen goed doen, omdat zij c een illusie mee verstoren, n.l. de ill.isie die men kan hebben dat een goed teekenleeraar beseft, dat het niet juist is om te Tooroppen, te Thorn Prikkeren, te Mondrianen enz., en ook dat hij beseffen kan dat zelfkennis voor een leeraar, althans waar het zijn vak betreft, toch wel een eerste ver- eischte is. Het is volstrekt niet noodig Jat een leeraar eer uitvoerend kunste naar is. maar beslist noodig is dat hij besefi, wit een uitvoerend kunstenaar is. Als hij dat beseft dan zal er in hem een stille bescheidenheid zijn, een artistieke schuchterheid, die hem weer houdt op een openbare tentoonstelling daverende bravourstukken zonder in houd en machtelooze pogingen om Hebt II een Taxi of auto noodig Amersfoort. iets 'e bereiken neer te hangen. Lcn leeraar moet iemand iets leeren; dat Is zijn vak cn daarin behoort hij het vertrouwen te hebben van degenen, die hij iets onderwijzen moet, maar dan moet hij zich onthouden van openbare vertooningen van wat hij nu juist niet kan; dit laatste is niet de ier om zijn prestige te verhoogen". BERICHTEN UIT AMERSFOORT In Memoriam. In den ouderdom van 86 jaar is Zaterdag In het St. Jozefgesticht alhier overleden de heer L. J. Luycx, Ridder in de Orde van Oranje Nassau, oud- President van den Bijzonderen Raad der St. Vincentius-vereeniging. Voor deze vereeniging, waarvan hij bijna 50 jaar lid geweest is, heeft hij veel gewerkt en met veel succes. Ook was hij sinds de oprichting lid van de Aartsbroederschap van dc Heilige Familie in de parochie van O. L. Vr. Hemelvaart. Van hem mag gezegd worden, dat hij ook in zijn hoogen ouderdom met jeugdige kracht heelt gewerkt cnvoor ons allen een voorbeeld geweest is. Het loon voor zijn werk zal hem zeker geschonken worden door den goeden Godmaar laten wij toch niet vergeten, hem in onze gebeden te ge denken. Von Bismarck over oorlotf en vrede. Het was in Augustus 1867, een jaar na den oorlog inet Oostenrijk, die door Pruisen met den slag van Königgraiz zoo schitterend beslist werd Er werd bij dc familie Von Bismarck aan tafel veel gesproken over de gloriCn van dit dagen, cn zelfs werd het onder werp aangeroerd van een mogelijken oorlog met Frankrijk. Maar Bismarck temperde de geestdrift der tafelge- nooten, zeggende: „wie ook maar één keer in het brekend oog van een ster vend soldaat op het slagveld gezien heeft, die bedenkt zich, vóór hij een ootlog beRint." Op gelijke wijze liel hij zich twee jaar later uit, in Öclober 1868, toen zijn academievriend graal Keyserling, uit dc Russische Oostzee- provincie, hem bezocht, en over de ver houding tusschen Frankrijk en Pruisen begon. „De Franschen kunnen het aan de Pruisen r.iet vergeven," zei Bismarck toen, „dal die de eerste mogendheid van Europa geworden 2ijn. Vandaar hunne aanhoudende bedreigingen met oorlog. Het leven van mi'lioenen men- schen op te offeren, is echter ook eer moeilijke slap. Reeds ten dage var KoniggiSlz was het me iets verschrik kelijks al die gewonde tnenschen te icn, en bij dat alles de vcrantwoorde- jkh'eid tc dragen. Daarom wil ik ook alleen in dat geval den oorlog, als de omstandigheden hem onvermijdelijk maken. Men ziet het, reeds uit het oogpunt van menschelijkheid was het Bismarck's wensch, den oorlog te voorkomen. Toch is de worsteling van 1870,71 niet uit gebleven. Doch terstond na de over winning op de Fransche legerscharen, was liet streven van den Rijkskanselier op liet behoud van den vrede gericht. Zeker, Bismarck is er altijd op uit ge weest, üuitschland's militaire macht te versterken, maar niet om Frankrijk op nieuw aan te vallen, wél om ieder oogenblik te kunnen verdedigen, wat door „de groote oorlog" verworven was. Herinnerd moet worden, dat in Frankrijk dadelijk na den vrede van Frankfort de wraakgedachte tegen Duitschland een vorm aannam, en ver sterking der mililare krachten iedere wensch uitdrukte. In 1874 was er al reeds spanning tusschen de beide elkander wantrouwende volken. De Fransche gezant te Berlijn, Goutaut- Biron, ging tot Bismarck om zich te beklagen en nader ingelicht Ie worden. Bismarck ontving hem op oudejaars dag 1875. Het werd een vriendelijke, maar hartstochtelijke samenspreking, Bismarck gaf toe, dat de Duitschc pers liet te erg maakte, maar hij liet na drukkelijk uiikotnen, dat de Duitschc regeering volstrekt geen oorlog wilde. Dit waren zijn woorden tot Biron: „Verleden jaar hebt gij het aantal van uw bataillons vermeerderd. Ik heb toen gezegd, dat dit voor de toekomst verontrustend is. Meer heb ik niet ge zegd. Is het noodig, dat ik eerst nog inijn alkeer van den oorlog met nadruk uitspreek? Na 1866 zeide men mij, dat Frankrijk voor 't oogenblik de handen Mexico meer dan vol had, en dus de gelegenheid om het aan te grijpen gunstig was. Al deze argumenten heb ben mij echter niet van mecning doen veranderen, en ik heb den vrede niet verstoord. Vijftien jaar later, in 1893, toen hij op Friedrichsruh een gedwongen rust moest torsen, omdat de Keizer hem genoopt had zijn ontslag te nemen, sprak hij zich nogmaals in gelijken geest uit. Bismarck zeide; „Dit is in de politiek de groote zaak, de autori teit, de zedelijke autoriteit te bezitten. Het is niet genoeg, dat men een groote legermacht heef:, waarmede men er op losslaan kan, maar het is noodzakelijk, dat men de zedelijke autoriteit heeft om den oorlog te vermijden, en dat de zware lasten, die een, zij het ook nog zoo zegenrijke, oorlog oplegt, het land bespaard blijven. Wie in de poli tiek uitziet naar meer dan men noodig heeft, zal ondervinden, dat zijn begee- ren een politieke fout blijkt geweest te zijn." In de Gedanken ttnd Erinnerugen raadt hij dan ook elke uitdaging af „Wij moeten er naar trachten," zegt hij, „dc ontstemmingen, die door ons opgroeien tot een werkelijke groote mogendheid te voorschijn geroepen zijn, door het eerlijke en vredelievende ge bruik onzer zwaartekracht te verzachten. Dat Eismarck de vrees niet mee rekende bij zijn overleg, is overbekend, en dus is zijn waarschuwing juist daarom te meer van beteekenis. Nog in 1869, toen de drang naar oorlog niet vreesde, tot vrede geneigd. „Een vrede, die aan de vrees is blootgesteld, iedere week, iederen dag, verstoord te kunnen worden", zeide hij in de paric- metszitting van 30 Januari, „heeft de waarde van een viede niet. Een oorlog is dikwijls minder naJeelig voor de algemeenc welvaart dan een zoodanige onzekere vrede. Inzake deze zuiver politieke opvatting zal ik mij niet in de \£ar laten brengen. De Hannoveranen hebben hun on afhankelijkheid verloren, doordien ze hun weerkracht verwaarloosd hebben, zal het iederen Staat gaan, die zich aan dezelfde verwaarloozing schul dig maakt. Voor de verdediging des vaderlands behoort iedere butger veel over te hebben. „Kalmpjes thuis te zitten, en zijn krantje te lezen, met bittere en hartstochtelijke critick legen de regeering, die hare maatregelen nemen moet. waarvan zij, die buiten slaan, hel verband niet kunnen beoor- dcelen. ieder regeeringsbesluit te be- beknibbelen, en een steen tusschen de wielen der staatsmachine Ie werpen, dat is geen vaderlandslievend bedrijf". Van de vriendschap der groote mogendheden onderling verklaart Bis marek onomwonden (Gedanken und Erinnerungen, II, Kap. 28): „De vriend schap van het kabinet eener groote mogendheid voor het andere is altijd tot een zekeren graad platonisch, want geen groote mogendheid kan zich In den persoonlijken dienst van de andere stellen, leder van deze zal altijd hare, niet slechts tegenwoordige, maar ook toekomstige betrekkingen tot de overige in 't oog houden, en blijvende, princi- pieele vriendschap met elke der andere naar mogelijkheid moeten vermijden. Vooral voor Dnilschland met zijn centrale, naar drie kanten open. cr daardoor voor frontaanvallen blootge stelde grenzen, geldt dit in hooge male." En misschien in nog hoogere male voor kleine stalen, als b.v. van Belgifi en Nederland. Voor hen vooral geldt, meer dan ooit, dat hunne liefde voor grootc mogendheden best doet plato nisch te blijven. Het geloof, dat eenige groote mogendheid te goeder uren onze liefde vergelden zou, zou teleur- stellingondcrvinden. De grootc mogend heden, die dc kleine staten beloven tc beschermen, komen te laat met haar hulp, want ze moeten allereerst reke ning houden met hare eigene omstan digheden, en in dien tijd komt de ondergang der kleine stalen. Wie zal hen later uit dien onder gang weer opheffen en tot nieuwen bloei brengen? Bij Bismarck is geen antwoord op deze vraag, ter overweging aan dc groote mogendheden, die als beschcrm- staten willen optreden. Wel echter een Indrukwekkend woord aan het adres der leidende staatslieden. Het is zoo gemakkelijk, zegt hij, „voor een staats man, hetzij dan in den ministerraad of op liet spreekgestoelte in de vertegen woordiging, met den populairen wind in de oorlogstrompet te blazen, en zich onderwijl bij het haardvuur te zitten warmen, of van een tribune donderende redevoeringen te houden cn het aan den musketier, die op den besneeuw- den grond ligt dood te bloeden, over te laten of het gevolgde stelsel zege en roem brengt of niet. Niels gemak kelijker dan dat, maar wee den staats man, als hij in dezen tijd niet vraagt naar een grond tot den krijg, die ook nog na den oorlog steekhoudend zal blijken." Zóó sprak Bismarck over den oor log. En hoezeer hij, na den strijd met Frankrijk, met het denkbeeld der moge lijkheid op een duurzamen vrede ver vuld was, blijkt best uit zijn woord! „Ik heb een lievelingsgedachte met betrekking tot het sluiten van den vrede en die is, de instelling van een inter nationale rechtbap'waardoor degenen zullen gevonnis' worden, die tot den oorlog hebben aangestookt I kranten- schrijvers, gedeputeerden, senatoren, ministers."

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1933 | | pagina 1