r
mmmamm
GEBED.
O Kindje, levend Liefdewonder.
Opbloeiend in den winternacht,
Dat in een nooit gestild verlangen
Nog op der menschen liefde wacht
Ach Kindje, om Uw lichten glimlach
Sloop reeds de schaduw van de smart.
Die komen zou o onbegrepen
Tragedie van Uw brandend Hart
Gij hield Uw wijd gestrekte armpjes
Der wereld toe„Kom. kom tot Mij
De kleine menschenharten gingen
Koud aan dat groote Hart voorbij.
Toch hebt Gij t smartenkruis gekozen.
Zijt Gij den doornenweg gegaan.
Opdat een liefdelooze wereld.
Eenmaal Uw offer zou verstaan.
O Kindje met Uw lichten glimlach.
Waardoor de stille weemoed straalt.
Heb dank Gij hebt ons wank'lend harte
Voor alle levensleed gestaald
Gij leerdet ons Uw weg te volgen,
Dien éénen weg van smaad en hoon
Maar overglansd door wond're glorie.
De glorie van een Doornenkroon.
er heen te blikken net als een kenner,
:n kunststuk bewondert, maar als ie
mand. die het afbeeldsel beschouwt van een
vriend want bij de zwakte van zijn lichaam
was zijn geest helderder geworden, en be
gon hij zich af te vragen waarom toch de
Godmensch zich in zooveel smarten voor
den mcnseh heeft geofferd, en dan meende
hij tot antwoord te hooren ..Met 'n eeuwige
'iefde heb ik U bemind
Soms klonk ook dat woord van den ster
venden Heiland in -ijn ooren ..Vader, ver
geef het hun. want zij weten niet wat ze
doenEn dan sprak Hij bij zich zelf
vergeeft hun. die Hem zoo verschrik
kelijke pijnen aandoen, en ik voel wrok in
irt tegen iemand, die mij nooit de ge-
ingste smart heeft aangedaan
Tot hiertoe was zijn godsdienst streng en
oud geweest Hij stelde zich God voor als
verbiddelijk en onverzoenlijk nu. terwijl
hij den Gekruiste beschouwde, kwam hij tot
ndere gedachten God was de Zaligmaker,
ie de menschen minde en hun gaarne ver
af. Hij ook, hij gevoelde het, moest ver
veen maar het viel hem zoo hard Men
i.id hem immers weerstaan, en zoo lange ja-
•n had hij het denkbeeld gekoesterd, dat
len hem beleedigd. diep gegriefd had.
.Maar", hoorde hij dan weer in zijn bin-
enste. „was Hij die daar aan het kruis
mg. dan ook niet beleedigd had men
lom niet dieper gegriefd."
Zoo streed hij lang in stilte met zich
!f. tot eindelijk de dag. door den dokter
paald. verscheen de dag. waarop hij
•der naar huis zou terugkeeren. Maar,
vor Gods almachtige genade, en de trouwe
n vurige gebeden van een brave vrouw en
n engelachtig onschuldig kind. was de
acht tot verzoening in zijn hart neergc-
Dicn morgen, toen hij voor het eerst op
en zijn zorgvuldige verpleegster hem
nakkelijk in den grooten leunstoel had
neergezet, met zijn papieren, brieven en
anten op een tafeltje vlak bij hem. en ze
kachel nog eens flink had opgeporkt.
tide zij zich zooals gewoonlijk, verwijdt
t bevende
hand vatte t
Anna. verschrokken cn verwonderd, zeeg
knieën bij hem neder cn sprak
„Vader I"
ergevcn. Anna vroeg hij.
hals zijner schoondochter
..Met drieën zullen we het kruisbeeld heb
ben, juist gelijk toen vader nog leefde. Mor
gen ga ik naar de kerk, om voor Maria s
altaar Haar te bedanken, dat Zij 't ons
terug bezorgd heeft
Weldra was de Professor en met hem
Mevrouw Eversbij en de kleine Gerard in
het groote hecrenhuis geinstalleerd.
De voorbeelden van deugd zijner schoon
dochter. de onschuld en godsvrucht van zijn
dierbaren kleinzoon maakten diepen indruk
op hem: in stilte bestudeerde hij den katho
lieken godsdienst, en weldra, ook gewis
mede dank aan het vurig gebed der brave
weduwe en van het engelachtig kind. drong
het heerlijke licht van 't alleen zaligmakend
geloof in den helderen geest des Professors
door. Nog geen jaar na de verhaalde ge
beurtenissen ging hij met zijn schoondochter
en kleinzoon op ter kleine parochiekerk en
voor Maria's altaar zwoer hij in de handen
van den grijzen Herder de dwaling af.
Wat een zalige zieleweelde doorstroomde
toen het hart van de deugdzame weduwe en
haar onschuldig kind En hoe zal zijn Ge
rard daarboven gejubeld hebben en gedeeld
in de blijdschap der Engelen en Heiligen,
die zich verheugden nu het zoo lang dwa
lende schaap weder tot den waren schaapstal
was teruggekeerd
o&s Esmaaü aaa 0
m
Evangelie.
kfi
e volkstelling
eerste volks
us. landvoogd
In die dagen nu verscheen t
wegc keizer Augustus tot ee
over geheel de wereld. Dezi
telling geschiedde onder Quiri
van Syrië. En allen gingen om zien aan ie
geven, ieder naar zijn eigen stad. Ook Joseph
nu ging op uit Galilea. uit de stad Nazareth
naar Judea. naar de stad van David, Bethle
hem gehceten. wijl hij uit het huis en geslacht
van David was. 0111 zich aan te geven, met
Maria, zijn verloofde vrouw, die zwanger
was. En tijdens haar verblijf aldaar werden
de dagen vervuld, dat zij baren zou. en ze
baarde haren eerstgeboren Zoon, en wik
kelde Hem in doeken cn legde Hem neder in
eene kribbe, omdat voor hen geene plaats
was in de herberg.
„Kunt ge mij vergeven. Anna vroeg hij. Er. daar waren herders in die omstreek
zijn arm om den hals zijner schoondochter die buiten nachtwacht hielden over hunne
ilaande. kudde. En zie. een engel des Hcercn stond
,0 zeker, volgaarne antwoordde ze M hen en de glorie des Heeren omstraalde
een blik op het met doornen gekroonde hen, en ze vreesden .net groote vrees. En de
doofd, dat zich op het kruis voorover engel zeidc hun Vreest niet. want zie. ik
boodschap u groote vreugde, die voor geheel
het volk zal zijn: dat u heden een Zaligmaker
is geboren, die Christus de Heer is. in de stad
van David. En dit zij u ten teckcn ge zult
een wicht vinden, in doeken gewikkeld cn in
een kribbe gelegen. En plotseling bevond zich
bij den Engel cenc menigte uit het hcmelsche
heer, die Gode lof zongen en zeiden
Eere aan God in den hooge.
en op aarde vrede bij menschen van goc
„Rojp dan den G„„,d
he,;, dal >k ,,no„„d„ bc„ r
Eemge ogenblikken l„„r dc kkinc
de kamer bjnnengcluWeld. „„menende
„tl grootvader, nt, geelt l| he,
I" en weta op he, kt,,„beeld.
Professor omhelsde he, kind, ,„e,k
rijn krullebol. en jn dt..«« 1. u
Mikkend, sprak hij ,.K|„d d„,
„eeft me zooveel geleerd het is me
baar geworden, dat ik er niet
,-iden kan. Ik neem het mee mCCr
zullen het alle drie tc"""-
ril ten. want ik
jfc, '"k. heerlijk I" )n!ehle he, kind.
'ICn Wl' H. Loc. II. 1-1
m%MÊBM8ma)wa
Een Kind is
s geschonken.
(lsaias IX. 6)
m
W. Verhoorde bede. v"
mmxmmmcmatma
Kerstvertelling.
't Was een koude winternacht. Een
pende wind woei uit het Noorden, De bleeke
maan straalde zilverwit met 'n klein airtje
van meerderheid tusschen de pinkelende be
weeglijke sterrekens. Toch waren de ster
retjes ook heel mooi en ze waren ook lief.
In dien kouden December-nacht hadden de
menschen het heel druk. '1 Ging Kerstmis
worden. Veel jongens en meiskens mochten
midden in den nacht heel zachtjes opstaan,
zóó dat broerke of zusje niet wakker werd.
en dan hun beste kleerkens aandoen. Dn
kinderen stapten met vader of moeder stil
blij door de helderen kouden nacht. Klaat
klotsten de klompkens op den harden bree-
den weg.
'Iet was nog geen twaalf uur. Gp gedemp-
toon sprekend spoedden de menschen
Kerke.
)aar dreunen van den ouden toren twaall
doffe slagen en meteen o! zalige vreugdt
in telken jare
Zachte orgelklanken zweven door de God
gewijde ruimte. Uit de sacristie treedt ce
stoet blonde koorknaapkens in roode toga'
net sierlijk witte rochetten, de handjes ge
ouwen, de oogjes neergeslagen daarachte
•olgt de cercmoniaris in surplus, waardig
net den staf in de hand dan komen de
drie Geestelijken in kostbare misgewaden
n goudbrocaat. Het H. Misoffer vangt
De menschen zijn neergeknield innig-dc-
iot in blijde -erwachting van 't Kindeke.
it uit liefde in menschenharten wil herboren
worden, zooals Het eens in kouden wi
nacht te Bethlehem als een klein hulpbe
hoevend Kindje verschenen was.
Een innig Sanctus vleugelt om 't altaar.
Oogenblik der Consecratie is gekomen.
Jezus geboren
Op het altaar.
Juicht, eng'lenkoren,
Jezus is daar
Zachte zilveren kinderstemmen zingen
blijde als eenmaal de engelen over de velden
het „Gloria in excelsis Deo", Eere aan God
1 den hooge
Maar eindelijk stierf het gezang langzi
•eg. de kaarsen werden uitgedoofd en
Kerk werd weer leeg. heelemaal leeg.
Bleef Jezus dan alleen
Neen. o neen In de donkere schaduw
der kribbe bleef stil 'n knaapke neergeknield
en nu 't zich alleen met het Kerstkindcke
waant, durft het hardop vragen wat 't straks
slechts denken dorst.
Och lief Kindeke Jezus, geef toch da:
Vader gauw beter wordt. Moeder moet zi
hard werken en dat kan ze niet lang ui
houden. Och Jezuke. wij zijn zoo arm. n
I vroeger. Ja, U was wel nog arm
St. Joseph was ook niet ziek. is w
Heerke?... En U weet toch wel dat
:oo erg graag, zoo heel erg graag pries-
>u worden, lieve Heerke, om juist d«
menschen voor U te winnen. Och. lieve
Jezus, wat moeten die menschen toch on
gelukkig zijn. die arm zijn en dan nog U
niet kennen
Maar ik ben de oudste thuis en moet
der helpen,... O. geef toch dat Vader
Moeder het goed vinden dat ik priester
word voor U. voor U alleen Lieve Heerke.
ik zal mijn best doen, mijn uiterste best doen
genade waardig te worden. Nu moe
ik gauw gaan Kindeke" en omkeerend ver
schrikt-bang kijkend in het zwarte duister
..Dag lief Kerstkindcke. dag Maria en Sint
Joseph" dan sloop hij zachtkens door t
dichte duister der oude Kerk en 't portaal
r buiten.
Ié even bleef hij verrast staan. Alles
buiten als in bruidstooiEn nog doezel
den enkele witte wattige vlokskcs dooreen
s een regen van blanke bruidsnippers. Hij
•Itc de kraag van z'n armelijk jasje omhoog
1 de knuisjes diep in z'n broek-akskens
stapte ie vlug door. Onhoorbaar gingen de
klompkens over den hreeden witten weg.
rechts afslaande het open veld in, dat zoo
een cindelooze wijde witheid geleek. Ver weg
pinkelde een klein rood lichtje als een ge-
allen sterretje op al die sneeuw. Dat was
e lamp van t huizekc waar Alphons woon-
de.
Spoedig was hij thuis. In zijn kleine kop. e
icinsde het al maar „zou 't Kindeke het nou
locd verstaan hebben en toen. ineens
ras t alsof hij zacht-fluisterend het ant
woord vernam in zijn eigen zielkc „Ja mijn
ongske. t Kerstkindcke zal wel zorgen'
Maar Fonske wist niet. dat de Pastoor
zijn kinderlijk gebed bij de kribbe gehoord
had.
Eenige dagen later klopte de reeds grij
zende Pastoor aan 't huizekc waar Alphons
vader nog ziek lag. Met blijdschap werd de
oude Herder ontvangen, want de goede
Priester bracht altijd hulp en steun in
arme gezin. Hij liet een dokter komen
zorgde voor versterkende middelen. Daa
sprak hij lang heel vertrouwelijk aiet den
zieke en bracht het gesprek ook op de kin
deren. voornamelijk op Alphons. Toen be
kende de vader het verlangen van zijn oud
sten zoon, maar tevens opperde hij alle moei
lijkheden en bezwaren, zoodat zijns inziens
t plan van zijn arm kind onmogelijk kon
doorgaan. De grijze priester op alles1 voor
bereid door Fonskcs bede bij de kribbe, het
den zieke kalm uitvertellen, toen... ja toen
kwam hij met zijn heerlijk plan voor den
dag De arme vader kon het maar niet
gelooven Zijn jongen zou op mijnheer
Pastoors kosten mogen studeeren. Zijn zoon
priester worden Dat was te veel eer, te
groot geluk 1...
Alphonske werd in de kamer geroepen en
telijken in de kostbare misgewaden. Maar
zie inplaats van den cerbiedwnardigen grij
zen pastoor treedt innlg-devoot een jonge
priester... het is AlphonB.
De H, Missen vangen aan. Weer knielen
de menschen in 't blijde verwachten van t
Kindeke dat komen zal. dat komt op de
De opdracht in den tempel.
Het bezoek van Maria aan Haar nicht Elisabeth.
de Pastoor zelf maakte hem met zijn voor
nemen bekend.
Toen jubelde het in zijn blank zielke, het
was er als 't begin van een groot lentefeest,
waar de strenge winterkoude niet deren kon
wijl er schitterde de warme gouden liefdes-
zonne. die zijn hartje in gloed zette en ver-
En door die weldoende warmte bloeiden
wijd open de teer blanke bloesems van liefde
e:i toewijding aan den Heer en van nog vele
deugden, die Fonske zoo behaaglijk maakten
in Jezus' oogen.
Na eenige maanden nam hij afscheid van
Vader en Moeder en van zijn broerkes en
zusjes en de grijze Pastoor zelve bracht hem
weg naar de school waar hij zijn studie zou
beginnen.
De studie-jaren zijn vervlogen. Uit het
kleine Fonske is een flinke jeugdige Geeste
lijke gegroeid met een ijverig, vurig priester-
hart. Weer is het winter en Kerstmis is op
handen. In het dorp heerscht drukte en be
drijvigheid. De laatste hand wordt aan het
werk gelegd, 't heele do?p zal feest vieren
morgen dubbel feest, 't Zal immers Kerstmis
zijn en... Alphons zal de eerste Mis in zijn
geboorteplaats opdragen. Alphons zal de
Nachtmis doen.
Klaar klotsen weer de klompen op den
harden brceden weg de menschen gaan ter
Kerke. Het is er druk bij den ingang. Statig
dreunen de twaalf doffe slagen van den
ouden toren. Uit de sacristie treedt, als ei.<
jaar bij den aanvang der Nachtmis, 'n stoet I
blonde koorknaapkens in fecsttoga's met do
witte rochetten, de handjes gevouwen, de
kopkens eerbiedig gebogen en de drie Gecs-
woorden die klinken van zijne lippen, bevend
van heilige aandoening ..Hoc est enim
corpus Meum". want dit is Mijn Lichaam
..Hoc est enim calix Sanguinis Mei want
dit is de Kelk van mijn Bloed.
En 't is als zweven om 't altaar duizende
engelen in innige aanbidding voor hun God
en Heer. En Alphons' ziele juicht en jubelt
van vreugde. En in heilige vervoering heft
hij op het Heilige der Heiligen.
Dan nadert langzaam het oogenblik der
Communie en deemoedig klinkt zacht het
Dominc. non sum dignus Heer. ik ben
niet waardig... 't Kindeke rust in zijn hart.
rust er zoo zacht en warm. want heel zijn
ziel verlangde zoo vurig naar dit oogenblik.
't Is groot feest in hem. feest van zomer
zon en liefde.
Het duurde even eer Alphons de H. Mis
kon voortzetten, 't was alsof zijn geest niet
meer op aarde vertoefde. De geloovigen in
de Kerk werden gesticht in den vromen
Na de H.H. Missen stierf langzaam her
gezang weg in de groote ruimte, de kaarsen
werden uitgedoofd en de menschen keerden
huiswaarts, t Werd donker in de Kerk. En
bij de oude Kerstkribbe knielde in 1 donker
de jeugdige priester en dankte lang en vurig
het Goddelijk Kindeke. dat zijn kindergebed
verhoord cn hem onverdiend zoo groote ge
nade geschonken had. Eindeli|k stond hij op.
groette eerbiedig Jezus in Zijn Heilig Sa
crament en verliet de Kerk.
Opgetogen trad hij naar buiten en zie.
zelfs de natuur was in overeenstemming met
zijn innerlijk feest. Over beiden lag de glans
van ongerepte, maagdelijke schoonheid.