DE GLOED OP
DEN BERG
BeldanopNo.42
Alléén:
GEKRUISTE GOD
„STILLE STRATEN"
DC EEMBODE
Jhüus Stretcher, berucht door
zijn lijfblad „Der Stiirmer" en
door zijn weergaloozen haat
tegen de Joden, beklom enkele
weken geleden een berg. Rond
om hem heen stonden zgn geest
verwanten, belijders van de
nieuwe leer van bloed, bodem
en ras.
In een laaiend enthousiasme
sprak hij over het geloof aan
den Duitschen God.
Niet alleen daarover, maar
over alle mogelijke zaken. Zoo
kwam hij ook op het thema der
zondenschuld. Hij verklaarde
daar, dat ook hij zich schuldig
wist aan zonden en fouten.
Maar, zoo zei hij, dat neemt
niet weg, dat wij geen zwarte
mannen noodig hebben, om aan
hen onze zonden te biechten.
Ten bewijze daarvan had hij
hoog op den berg een groot vuur
laten ontsteken en met een
machtig symbolisch gebaar
strekte hij zijn armen uit, wierp
een denkbeeldigen last, zijn zon-
denlast, in het Vuur en verklaar
de na deze zinrijke plechtigheid,
dat hij nu weer rein was en zon
denloos, ook zonder de sombere
zwarte mannen, aan wie hij -zijn
zonden niet wilde biechten.
De lezers hebben bovenstaan
de kunnen vernemen in de dag
bladen.
Wie de sombere zwarte man
nen zijn is duidelijk: het zijn
onze priesters, waarvan Jezus
Christus zei: „Wier zonden gij
zult vergeven, dien zijn ze ver
geven, wier zonden gij zult hou
den dien zijn ze gehouden. Al
wat gij ontbonden zult hebben
op aarde zal ontbonden zijn in
den hemel, al wat gij binden zult
op aarde zal gebonden zijn in
den hemel."
Het is natuurlijk iedereen
duidelijk dat 't woord van Jezus
Christus niets zegt voor Julius
Streicher.
Het geloof in Hem leeft niet
meer hij een man als Julius
Streiclier. 'In zich is dat een
droevig feit, niet het minst voor j
den betrokkene.
Maar de vraag is maar: Zijn
daarom de woorden van Jezus I
Christus minder? Hij mag dan j
smalend spreken van de donkere
zwarte mannen zooveel als hij
wil, maar daarmee is het feit
niet weggeredeneerd, dat negen
tien eeuwen geleden de Zoen
Gods op de wereld kwam en een
Kerk stichtte, aan Wie Hij in de
volheid van Zijn almacht de
macht verleende om zonden te
vergeven.
Het doet een beetje zielig aan,
dat Julius Streicher, uitgaande
van hel zwarte priesterkleed, de
dragers daarvan betitelt als de
donkere zwarte mannen.
Er is een geschiedenis niet van
enkele lustra of enkele tientallen
jaren, maar van negentien volle
eeuwen, die bewijzen levert, die
Julius Streichei met zijn
stompzinnige bewering dood
slaan. Negentien eeuwen zijn er
geen honderden en geen duizen
den, maar millioencn en mil-
lioenen geweest, die het woord
van Jezus Christus ernstig
namen. Die telkens opnieuw met
een ziel vol zonden neerknielden
voor den man in bet zwart en
van zijn lippen vol verrukking
gehoord hebben: Ga heen en
zondig niet incer; Uw zonden
zijn U vergeven.
Negentien volle eeuwen zijn
er iederen dag over heel de j
wereld iedere seconde inenschen
heengestapt over den drempel
der eeuwigheid. Aan hun sterf
bed stond de man in 't sombere
zwart met opgeheven hand en
trok over hen heen het gezegen
de teeken der verlossing, terwijl I
zijn Uppcn de rustbrengende
woorden fluisterden der heilige
absolutie.
Tegenover de bewering van
den gloednieuwen Julius Strei
cher met zijn nieuwen gloed op
den berg staat het oude getuige
nis van generaties en geslachten
de eeuwen door, die in den som
beren man in het zwart gezien
hebben, den ccnige, die door de
goedheid Gods, hun zonden weg
nam, hen verzoende met God,
niet alleen voor den tijd maar
zelfs voor de eeuwigheid.
Zeker, Julius Streicher en de
zijnen kunnen zweren bij het
kruis met de verbogen hoeken,
maar de vraag is maar of het
simpele Kruis van Christus niet
triomfeeren zal over het haken
kruis.
De vraag is maar: of de gloed
op den berg nog zichtbaar zal
zijn aan het einde der dagen, j
de alles verzengende
gloed van den wereldbrand een
fantastisch licht zal werpen op
het Kruis hoog op de wolken,
waaronder zal staan de Rechter
van levenden en dooden. Julius
Streicher kan om Hem lachen
en met Hem spotten, maar daar
mee is niet weggelachen de
evangelische verschrikking van
het einde der dagen en daarna.
de triomf van Christus' Kruis.
De man van den vuurgloed op
den top van den berg kan wel
meenen, dat hij het stellen kan
zonder de sombere, zwarte man
nen, waaraan hij zijn zonden
moet biechten, maar het komt
er maar op aan of hij daarmee
verantwoord is tegenover God
De zielige vertooning op den
berg is in zijn oogen misschien
iets geweldigs, maar iu het
schouwspel aan het einde dei
dagen misschien een belache
lijke bangmakerij, maar laat hij
eens bewijzen zooals Jezus
Christus dat deed, met wonderen
en met teekenen, dat zijn woord
steun vindt op Gods waarachtig
heid. Of hij nu alles verloochent
en verwerpt, of hij nu spot zelfs
met het heiligste, daarmee heeft
hij niets bewezen! Grootspraak
en brutaliteit zijn geen waurbmg
voor waarachtigheid en ver
trouwbaarheid. Integendeel.
Met droefheid, omdat het zoo-
ver komen kan, maar met onge
schokt vertrouwen zien we de
zielige vertooning op den berg
met zijn vuurgloed. Met onge
schokt vertrouwen in Hem, Die
wel wordt miskend, maar Die
daarom niets minder is.
Woorden van Goddelijke lip
pen staan er borg voor. dm het
eeuwenoude „Geloofd zij Jezus
Christus" nog herhaald zal woi
den, wanneer het „Heil Hitler
al lang verklonken is.
Maar droevig is het. dat he!
zoover komen kan als het kort
geleden kwam op den „heiligen
berg".
Met droefheid wenden we
onze oogen af van den berg met
den vuurgloed en wenden ze
met liefde en vertrouwen naar
den berg met het kruis, terwijl
onze lippen fluisteren:
O Kruis dat al onze hope draagt,
Al 's werelds eere en wijsheid
schraagt
Vervroönit ze die Uw spraak
verstaan
Vergeef ze al die U tegengaan.
ZATERDAG 23 JULI 1938
hVom'tb* ooemen "et .dre, b KW. „HORSEWEIDE"
IQ H. Amersfoort Tel. 1995
Vanzelf staat er ook een antwoord op
die vraag ln dergelijke boeken.
Zoo zegt bUv. P de Groot 8. J. ln zUn
nogsteeda veelgebruikte Handleiding bil
het Katholieke Godsdienstonderwijs het
volgende:
Er zijn verschillende menschenrawen,
die onderling ln kleur, lichaamsbouw
ens. van elkaar verschillen en afwijken.
Doch dit verschil kan verklaard worden
uit den Invloed van klimaat, voedsel, le
venswijze en beschaving. Op de vraag
vanwaar dan de bevolking ls gekomen
ln die werelddeelen, die door de zee ge
heel van de oude wereld gescheiden zijn
Is het antwoord niet moeilijk. ZU zUn
de zee overgestoken: de afstand ls inder
daad soo groot niet. dat men dit, ook
voor lang verleden tijden, als een on
mogelijkheid hoeft aan te zien. Zoo ge
heel onwaarschijnlijk ls het zelfs niet.
dat het vasteland van Amerika eenmaal
ln net Noorden met Azlé vereenlgd was.
De overeenkomst tusscher legenden van
Amerlkaansche stammen en die van
volken der oude wereld schijnt Juist te
bevestigen dat allen één zelfde bakermat
hebben gehad.
De moeilijkheid, die hier ter sprake
kwam ls, zooals men ziet, niet zoo ver
bijsterend groot als ze oorspronkelijk
leek. Het zijn allemaal maar heel toe
vallige eigenschappen, waardoor de
menschen onderling van elkander ver
schillen. Nu kunnen er zijn, die zoo bui
tengewoon opvaUend zUn, dat men er
zoodanig van onder den Indruk komt.
men zegt: Hoe kunnen nu ln 'she-
ischen, die zoo opvaUend
elkander verschillen. zijn voortgeko-
i uit één ouderpaar. Maar men moet
nooit voorbU zien dat die menschen, hoe
verschillend ook in hun toevallige eigen
schappen, ln wezen volkomen aan elkan
der gelijk zijn: Immers hoe raar ze er vooi
ons soms uitzien, het zijn en blij vee
wezens bestaande uit ziel en lichaam
begiftigd met verstand en vrijen wlL
Over andere toevallige eigenschappen,
die niet zoo'n Indruk maken stapt men
veel gemakkelijker neen. Dat de eem
mensch wat langer ls uitgevallen dan de
andere, die 't niet zoozeer ln de lengte
zoekt dar, wel ln de breedte vindt men
geen bezwaar om ze toch te herlelder
tot één ouderpaar. Hetzelfde ls echtei
het geval met die hoedanigheden waar
van sprake was ln
Men moet toch zelf Inzien, dat lr
den loop der eeuwen de opgenoemde
factoren van levenswijze, voedsel, kli
maat. beschaving wel degelijk bij mach
te geweest rijn. om opmerkelijke veran
deringen tot stand te brengen ln het
uiterlijk verschijnen van den mensch
Hoe sterk kan Iemand niet veranderen
ln zUn uiterlijk alleen omdat hij Jaren
lang ln tropische landen doorbracht, alf
men dat In oogenschouw neemt dan lf
het waarachtig geen wonder dat na ver
loop van zooveel eeuwen, de
zoo sterk In uiterlijk van el
schlUen als nu het geval ls.
SEIZOEN
OPRUIMING
Overtuigt U ook binnen
van ie lage prijzen
W. K. van RCSSUM
18 LANGESTRAAT.
HEBT U EEN TAXI OF
AUTO NOODIG
AMERSFOORT
Voor Uw Brillen
Theo Groenhuizen
Urrechtschestraat 10
Gekruiste God, Die üoot mij slaat
des werelds eere en toeverlaat,
gekruist, gekroonde Jezu zoet,
onze eenigste hope, ons eeuwig goed,
ik groete en hidde IJ, ieik, o Heer,
al die rechloeerdig zijn, nog meer
en geeft, door al Uw lyen en bloên,
üergifnisse aan die kwalyk doen.
GUIDO GEZELLE
DE AFSTAMMING
DER MENSCHEN
„Hoe kan dat nu"
Door een goede bekende werd Ik laatst
aan mijn mouw getrokken. „Doet me
een plelzler en schrijft eens 't een en
ander over de afstamming der men
schen'. want lk heb bezwaren gehoord,
die me niet onredelijk schijnenDe be
zwaren, die lk te hooren kreeg komen
zoo ongeveer hierop neer: Als alle men
schen komen van één menschcnpaar.
Adam en Eva, hoe kan dan het verschil
der rassen verklaard worden en hoe de
verspreiding der menschen over door de
zee gescheiden wereldstreken?
Nu ls het eigenaardig, dat die bezwa
ren letterlijk zoo opgegeven staan ln de
meeste handboeken der godsdienstleer.
Zelfs met de vraag ln dezelfde woorden.
Waar ik verwonderd over was
Dichters en schrijvers hebben soms wel
wat van profeten. Als men b.v. het boek
van R. H. BensonThe Lord of the world
(de heer van de wereld) leest, sta Je ver
stomd. hoe die auteur 't tijdstip van den
wereldoorlog, dien hU maar vier Jaar
eerder laat beginnen (1910) de verbrei
ding van socialisme en communisme, de
geraffineerde methodes, waarop het
geloof nu wordt vervolgd, de bloed-en-
bodem-theorie, de vlucht van het vlieg-
tulgwezen enz. te voren heeft aange-
Zijn ook de boeken van Jules Verne.
die wij ln onae Jongensjaren verslonden
door de werkelijkheid overtroffen ge
worden?
Zoo herlas Ik nog eens een boek van
Paul Keiler, dat ..Stille Straszen'' heet.
De voorrede ls des te merkwaardig, om
ze hier niet even te vertalen. Ze zal nu
wel „op den Inde*" bij de Nazi's staan
at meen wel op uw belangstelling tc
mogen rekenen, beete lewr'esi, bij de
volgende regelen.
..Het leven Is met h«< lawaai verwis
seld geworden, en zoo werd het lawaai
Internationaal.
Waar 't het ergste te keer gaat. meent
men met de hoogste levensontplooing.
de beste cultuur te doen te hebben.
Is 't wonder, dat ze allemaal: de sta
ten, de gemeenschappen, de individuen
elkaar trachten te overtreffen ln druk-
kllnkend gedoe, dat ze dag aan dag hun
kracht en hun waarde uitschreeuwen,
en erop rekenen, dat zelfs alle fijnere
oogen en ooren t« stomp geworden zijn.
om de treurige leugen te erkennen."
(Hier mag lk we! even onderbreken
(A.K.i Dit schrijf ik over uit een boek
gedrukt in 1915. 16 't niet, of Keiler
gisteren over Hitler en Mussolini en Sta
lin schreef? We gaan verder).
Alle lawaaivolle straten loopen op de
de ellende uit. Op 't einde staat 't
kenwagentje voor de verlamden. Daarin
komen alle lawaaimakers met de bit
tere elndgedachte. dat dat hcele haas
tige gedoe geen eigenlijk doel en geen
zin had. En zoo rijden zc 't la
eindje van den we gtvaar de cypressen
ft Kerkhof) toe.
Wanneer een groote bevrijder door
hemel gezonden zou worden, dan
hij onze grootstad-beschaving en
andere hypercuHuur moeten vernl
gen. de fonkelende, vergiftige leugen
van dezen tijd ultdooven. de tuimelende
menschheid weer moeten terugvoeren
naar de stille gezondheidsbronnen der
natuur, opdat er niet zooveel harteleed
en harteseenzaamhekl op aarde zou zijn.
(De groote Bevrijder ls niet hij. van
wlen tegenwoordig mlllloenen „heil"
verwachten, al schreeuwende als beze
tenen. maar Hij, die ..d e Heiland", de
Heilbrenger" ls. ..de Heelende. ..de Ge
nezer", zooals de naam Heiland betee-
kent. wiens Koningschap we zoo pas
weer plechtig hebben gevierd.
Och. of de verdwaasde wereld 't et
kende!
Of ze Paul Kellers woorden In zijn v
derland eena wijselijk overdachten!
Om het nieuwe
leven.
Daar gaat het om
Door het Doopsel zijn we aan de aoné
gestorven. We moeten dan voorgoed ee
nieuw leven beginnen. Een leren Sn Go<
liefde, dat overgaat ln bet een wig leven
met God.
Dat ls oc
Velen stellen wemig prijs op het be
houd van dat nieuwe leren.
Ze denken niet na als de
leiding komt, beewljken ze. En ze leven
voort.alsof ze niets misten
En toch ls het bovennatuurlijk teven,
dat het Doopsel ons schenkt, de grootste
rijkdom, die wij hier op aarde kunnen
Jet us drukte dat uit door te zeg
„Wat baat het den mensch. de heele
Wie het nieuwe leven bewaart, ls rij
ker dan hij die hee'. de wereld zou
zitten.
En wie met dat nieuwe, leven
eeuwigheid Ingaat, zal God zelf bezitten
en met Hem heel dt schepping.
Overdenkt toch die waariieid dikwijls
Het zal U sterk maken tegen de beko
ring van den duivel, die zelf voor
eeuwig dien sohat verloren heeft.
Het zal U ook beveiligen tegen de
zuigkracht van uw eigen driften, die
niets ln ruil kunnen geven dam een
kortstondig genot.
We dragen ln ons om een groote schat,
die Jezus ons heeft verdiend door Zijn
Zoendood het onderpand van de
eeuwige glorie I
ALEX LUIGJES
GLAS IN LOOD
EENZAAMHEID
En toch Is ook de eenzaamheid r
De stadsmensch vindt het leven
op eenzame hoeven. Iets vreeselljks
Hebt U al eens gesproken met men
schen. die veel alleen zijn?
De herder die op de het zijn schapen
hoedt?
De oude vrouw, die heel alleen ln een
klein buisje woont?
ZUn ze ongelukkig?
Tien togen ©en. dat ze U zeggen, dat
ze hun stilte der eenzaamheid niet wil
len rullen voor Uw drukte.
Waar haalde God Mo zes vandaan, om
de leider van zijn volk te zUn?
Uit de woestijn.
Waar kwam Davld vandaan, toen hU
de Joden redde van den reus Goliath?
Van zUn schapen op het eenzame veld.
Wat zochten groote mannen als S.
Benedict us van Nursla, de „Vader der
monniken?"
De eenzaamheid van de bergen.
Denk aan St. Franclscus met rijn
eenzame cel op den Alvernoberg.
ZOO had hij hem lief. dat toen hl) den
laatsten keer van den berg afdaalde. hU
klagend uitriep:
O monte Alverno, nan cl vtdremo plu.
O Alvernoberg. we zullen elkander
niet meer wederzien.
Waar ontwierp St. Ignatius dat won
derbare boekje, dat heel een wereldbi
bliotheek ln inhoud en kracht overtreft»
In de eenzame grot van Manreza.
Nooit ben lk minder eenzaam dan
wanneer lk alleen ben.
Het heiligdom ls ons een veilig to
nus.
Reeds een oud Romelnach wijsgeer
zeide:
..Zoo dikwijls als lk onder de men
schen ben geweest ben lk minder mensch
naar huls gekomen"
Minus homo redll. Minder mensch ben
Ik naar huls gekomen.
Is dat niet de ondervinding van me
nigeen, als hU „uit" ls geweest?
HU heeft zich te bulter. gegaan aan
genotmiddelen. Te veel gedronken. Te
veel geld uitgegeven. Of liefdeloos over
anderen gepraat. Misschien moet hij
zeggen; Ik ben te laf geweest om op te
komen voor mUn geloof, dat door het
slUk ls gehaald. Minus homo redll. Min
der mensch ben lk teruggekomen.
Zoo kunnen velen spreken, die over
de grenzen hun plezier hebben gezocht
op minder nette manier.
Gun aan Uw onderhoorlgen, Uw echt
genoot. Uw broeders en zusters. Uw kin
deren dagelUks een kwartiertje van in
getogenheid.
Laat Uw kinderen lederen avond een
poosje stilletjes met zich zelvcn bezig
zUn. al ls het maar met het lescn van
een ernstig bock of het bckUkcn van
plaatjes ln de Illustratie.
Als U logê's hebt, laat ze lederen dag
een tUd alleen.
Misschien achtervolgt ge hen den ge-
heelen dag met Uw goedgemeende at
tenties. Gun ze een uurtje eenzaamheid.
O beata Solltudo, o sola beatitude. O
zalige eenzaamheid, o eenlge zaligheld.
Twee Hoedendoozen
louis joseph vance.
ss)
.Drink dit maar eens op en ga dan een
beetje rusten, dan zul je Je heel gauw
weer beter voelen. Je hebt het niet ge-
makkelUk gehad: maar Je behoeft nu
niet meer bang te zUn. 't Is nu ln orde
met je, hoor. Kom, drink het maar eens
op. en dan zal lk Je wat helpen met Je
kleeren wat losser tc maken zoodat Je
beter rusten kunt.
De stem klonk vrlendelUk on gaf ver
trouwen. Eleanor dronk 't glas leeg. Het
zich helpen, en strekte zich uit om te
rusten. OnmlddellUk sliep ze ln: het
was haar alsof zc ln een oneindig diepe
HOOFDSTUK XIII
Het verlaten eiland.
Met ccn kreet van verbazing ontwaak
te Eleanor en ging overeind ln bed zit
ten. Ze scheen eensklaps haar volle be-
wustzUn terug gekregen te hebben, ter-
wUl haar brein volkomen helder was.
Een oogenbllk geleden dwaalde zU nog
ln den nachtclljken duisternis van het
inderbewustzUn: nu was ze ztctzelf
veer en het was geen nacht maar een
prachtige heldere zomerdag.
Met een snelle beweging sprong ze
uit haar bed. Het was haar alsof ze een
nachtmerrie doorgemaakt had. Maar
een nachtmerrie kon het toch niet zUn.
Ze bevond zich wekelljk ln een kleine
kamer met een laag plafond, terwijl te
genover haar bed een deur was die ze
straks had zien openstaan, doch welke
thans gesloten was. En de vensters za
gen uit op het frlssche groen van boo-
men en het gouden gcgUnstcr van een
zonbeschenen zee. Haar mantel, hoed en
volle had men haar ontnomen en zag
zo aan de deur hangen aan spijkers, en
haar klecdlng was losser gemaakt
precies zooals ze zich vaag herinnerde
uit haar vreemden droomtoestand.
Ze droeg een klein armbandhorloge,
dat haar zcl, dat het over vieren was
Haastig begon zc haar kleeding te schik
ken. Zc voelde zich geheel uitgerust en
frlsch en sterk, terwijl zc een vaag ver
moeden had dat men haar bedrogen
had.
Vnnut het oogenbllk dat men naar
aan dien herberg dat glas champagne te
drinken gegeven had. was zij zich van
niets meer bewust geweest. Het was uit
gesloten dat zij zonder het zelf te weten
haar boodschap aan Miss Landls vol
bracht kon hebben door haar het Cado-
gansnoer te overhandigen. Eerst nu werd
haar duidelijk dat men haar met
verdoovlngsmlddel onschadelijk ge
kt had. zoodat men hear brengen
waar men wilde. Het verdoovlngs
mlddel zelf was niet eens sterk geweest,
behoefde dat trouwens niet to zijn, want
voor Iemand dlo zoo doodeijk vermoeid
was als zü was de geringste dosis al vol
doende geweest.
Het terugvinden van haar handtasch
bevestigde onomstootelljk haar vermoe
den dat er iets beslist niet ln orde was,
want het snoer was er uit. Ze wierp dc
tasch bitter van zich af op tafel en
staarde naar de reflex van haar eigen
teleurgesteld gezicht ln een ouden spie
gel aan den wand.
Wat ccn dwaas was zc geweest om dien
man te vertrouwen! Eerst nu zag ze ln
hoe gewillig zU de dupe en het werktuig
van den man was geworden die zich
haar vader noemde. Alles wat zc zich van
hun gesprek ln het hotel herinnerde,
klonk valsch. Hij zou dit alles zeker niet
van haar gedaan hebben gekregen als
hij haar niet ln zoo'n ultgeputten toe
stand had aangetroffen. Maar daar had
de man juist gebruik van gemaakt en
zij was het slachtoffer geworden-
Brandende tranen welden er op ln
haar oogen. tranen van verdriet en spijt.
Zoodra ze met haar toilet gereed was
en ze zichzelf weer ln haar macht had.
deed ze de deur zacht opeu en stapte
den gang ln.
Het was een kort. T-vormtge gang. of
liever, een soort hall aan het einde van
een langere gang. De muren waren
witgekalkt en hier en daar vertoonden
zich vochtplekken en was er salpeter
afzetting. De sollede vloer was kaal
Vlak bij haar kamerdeur was een trap
die naar een onderverdieping voerde.
Na een oogenbllk van aarzeling besloot
ze inplaats van onmiddellijk naar be
neden te gaan eerst de lange gang maar
eens uit te loopen om tc zien waar deze
op uit kwam. Het bleek dat een groot
aantal deuren van kamers welke zich
aan weerszijden van de gang bevonden
er op uit kwamen. Enkele van deze deu
ren stonden open, en overal waar zU
blnncnbllkte zag zij hetzelfde absoluut
kale. ongezellige Interieur. Geen enkele
kamer was gemeubileerd.
Hoe verder ze van haar kamer verwij
derd raakte des te bedompter en onfris-
scher scheen de atmosfeer ln de gang te
worden. Haar eigen voetstappen klon
ken haar vreemd luid ln de ooren. Het
was haar alsof ze ln het sinistere huls
van een modernen blauwbaard rond
dwaalde die leder oogenbllk op het ge
luld van haar voetstappen te voorschijn
kon komen. Halverwege de gang kwam
ze bij een tweede trap naar beneden,
die veel breeder was dan de eerste en
uitkwam op een portaal, waarna je na
een paar treden op den bcganen grond
kwam. Tegenover het portaal was een
groote dubbele deur. die gedeeltelijk op
een kier stond. Eleanor begreep dat dit
niets anders kon zijn dan de entree van
een of ander soort zomerhotel. dat te
genwoordig niet meer bezocht werd
Terwijl ze boven aan de trap naar be
neden stond te staren, hoorde ze iemand
ln de hall benedon kuchen. Daarop volg
de net geluld van het sluiten van een
zware stalen deur. Voetstappen werden
hoorbaar: de snelle, nerveuze voetstap
pen van Iemand ln de hal beneden.
Beangst cn ui- sgicrig tegelijkertijd
deed het meisje een paar stappen terug
zcodat zij zeil onzichtbaar was en toch
naar beneden kon kijken.
De man kwam ln het gezicht. Ze had
al bij voorbaat een Idee wie het zijn zou
hij moest het zUn die zich haar vader
De man stapte op dc groote deuren toe.
bleef stilstaan en stond een oogenbllk
te staren, en zonder er eenig begrip
hebben dat het meisje boven aan
de trap hem gadesloeg, stapte hU terug
de breede trap. Een oogenbllk dacht
meisje ln haar angst dat hij naar
n zou komen om te vluchten: maar
nan scheen Iets anders van plan te
zijn. Want onderaan de llnkereljde van
de trapleuning nam hij met belde han
den den zwaren houten knop van een
stUlen af. liet Iets ln dt aldus ge
opende holte zakken, zeltc er den knop
eer op en ging heen.
Op hetzelfde oogenbllk bestonden er
drie redenen wuarom het haar wonsche-
HJk voorkwam onmiddellijk naar haar
kamer terug te keeren. Ze had namelijk
gezien dat niet voor haar oogen be
stemd was: dat wat zij gezien had kon
waarde voor haar hebben: cn wanneer
ontdekt had dat zij alles gade
geslagen had zou hij haar verdenken
tn splonnagc.
Onvoldaan haastte ze zich dan ook
De afstand tusschen de trap en haar
arner was niet zoo groot als ze meende:
een oogenbllk stond ze weer voor de
deur van haar slaapkamer alsof ze het
zoojuist verlaten had en bleet
met haar gezicht naar de
trap gekeerd te luisteren naar de gelui
den In het huls. (Wordt vervolgi).