DE GLOED OP DEN BERG BeldanopNo.42 Alléén: GEKRUISTE GOD „STILLE STRATEN" DC EEMBODE Jhüus Stretcher, berucht door zijn lijfblad „Der Stiirmer" en door zijn weergaloozen haat tegen de Joden, beklom enkele weken geleden een berg. Rond om hem heen stonden zgn geest verwanten, belijders van de nieuwe leer van bloed, bodem en ras. In een laaiend enthousiasme sprak hij over het geloof aan den Duitschen God. Niet alleen daarover, maar over alle mogelijke zaken. Zoo kwam hij ook op het thema der zondenschuld. Hij verklaarde daar, dat ook hij zich schuldig wist aan zonden en fouten. Maar, zoo zei hij, dat neemt niet weg, dat wij geen zwarte mannen noodig hebben, om aan hen onze zonden te biechten. Ten bewijze daarvan had hij hoog op den berg een groot vuur laten ontsteken en met een machtig symbolisch gebaar strekte hij zijn armen uit, wierp een denkbeeldigen last, zijn zon- denlast, in het Vuur en verklaar de na deze zinrijke plechtigheid, dat hij nu weer rein was en zon denloos, ook zonder de sombere zwarte mannen, aan wie hij -zijn zonden niet wilde biechten. De lezers hebben bovenstaan de kunnen vernemen in de dag bladen. Wie de sombere zwarte man nen zijn is duidelijk: het zijn onze priesters, waarvan Jezus Christus zei: „Wier zonden gij zult vergeven, dien zijn ze ver geven, wier zonden gij zult hou den dien zijn ze gehouden. Al wat gij ontbonden zult hebben op aarde zal ontbonden zijn in den hemel, al wat gij binden zult op aarde zal gebonden zijn in den hemel." Het is natuurlijk iedereen duidelijk dat 't woord van Jezus Christus niets zegt voor Julius Streicher. Het geloof in Hem leeft niet meer hij een man als Julius Streiclier. 'In zich is dat een droevig feit, niet het minst voor j den betrokkene. Maar de vraag is maar: Zijn daarom de woorden van Jezus I Christus minder? Hij mag dan j smalend spreken van de donkere zwarte mannen zooveel als hij wil, maar daarmee is het feit niet weggeredeneerd, dat negen tien eeuwen geleden de Zoen Gods op de wereld kwam en een Kerk stichtte, aan Wie Hij in de volheid van Zijn almacht de macht verleende om zonden te vergeven. Het doet een beetje zielig aan, dat Julius Streicher, uitgaande van hel zwarte priesterkleed, de dragers daarvan betitelt als de donkere zwarte mannen. Er is een geschiedenis niet van enkele lustra of enkele tientallen jaren, maar van negentien volle eeuwen, die bewijzen levert, die Julius Streichei met zijn stompzinnige bewering dood slaan. Negentien eeuwen zijn er geen honderden en geen duizen den, maar millioencn en mil- lioenen geweest, die het woord van Jezus Christus ernstig namen. Die telkens opnieuw met een ziel vol zonden neerknielden voor den man in bet zwart en van zijn lippen vol verrukking gehoord hebben: Ga heen en zondig niet incer; Uw zonden zijn U vergeven. Negentien volle eeuwen zijn er iederen dag over heel de j wereld iedere seconde inenschen heengestapt over den drempel der eeuwigheid. Aan hun sterf bed stond de man in 't sombere zwart met opgeheven hand en trok over hen heen het gezegen de teeken der verlossing, terwijl I zijn Uppcn de rustbrengende woorden fluisterden der heilige absolutie. Tegenover de bewering van den gloednieuwen Julius Strei cher met zijn nieuwen gloed op den berg staat het oude getuige nis van generaties en geslachten de eeuwen door, die in den som beren man in het zwart gezien hebben, den ccnige, die door de goedheid Gods, hun zonden weg nam, hen verzoende met God, niet alleen voor den tijd maar zelfs voor de eeuwigheid. Zeker, Julius Streicher en de zijnen kunnen zweren bij het kruis met de verbogen hoeken, maar de vraag is maar of het simpele Kruis van Christus niet triomfeeren zal over het haken kruis. De vraag is maar: of de gloed op den berg nog zichtbaar zal zijn aan het einde der dagen, j de alles verzengende gloed van den wereldbrand een fantastisch licht zal werpen op het Kruis hoog op de wolken, waaronder zal staan de Rechter van levenden en dooden. Julius Streicher kan om Hem lachen en met Hem spotten, maar daar mee is niet weggelachen de evangelische verschrikking van het einde der dagen en daarna. de triomf van Christus' Kruis. De man van den vuurgloed op den top van den berg kan wel meenen, dat hij het stellen kan zonder de sombere, zwarte man nen, waaraan hij zijn zonden moet biechten, maar het komt er maar op aan of hij daarmee verantwoord is tegenover God De zielige vertooning op den berg is in zijn oogen misschien iets geweldigs, maar iu het schouwspel aan het einde dei dagen misschien een belache lijke bangmakerij, maar laat hij eens bewijzen zooals Jezus Christus dat deed, met wonderen en met teekenen, dat zijn woord steun vindt op Gods waarachtig heid. Of hij nu alles verloochent en verwerpt, of hij nu spot zelfs met het heiligste, daarmee heeft hij niets bewezen! Grootspraak en brutaliteit zijn geen waurbmg voor waarachtigheid en ver trouwbaarheid. Integendeel. Met droefheid, omdat het zoo- ver komen kan, maar met onge schokt vertrouwen zien we de zielige vertooning op den berg met zijn vuurgloed. Met onge schokt vertrouwen in Hem, Die wel wordt miskend, maar Die daarom niets minder is. Woorden van Goddelijke lip pen staan er borg voor. dm het eeuwenoude „Geloofd zij Jezus Christus" nog herhaald zal woi den, wanneer het „Heil Hitler al lang verklonken is. Maar droevig is het. dat he! zoover komen kan als het kort geleden kwam op den „heiligen berg". Met droefheid wenden we onze oogen af van den berg met den vuurgloed en wenden ze met liefde en vertrouwen naar den berg met het kruis, terwijl onze lippen fluisteren: O Kruis dat al onze hope draagt, Al 's werelds eere en wijsheid schraagt Vervroönit ze die Uw spraak verstaan Vergeef ze al die U tegengaan. ZATERDAG 23 JULI 1938 hVom'tb* ooemen "et .dre, b KW. „HORSEWEIDE" IQ H. Amersfoort Tel. 1995 Vanzelf staat er ook een antwoord op die vraag ln dergelijke boeken. Zoo zegt bUv. P de Groot 8. J. ln zUn nogsteeda veelgebruikte Handleiding bil het Katholieke Godsdienstonderwijs het volgende: Er zijn verschillende menschenrawen, die onderling ln kleur, lichaamsbouw ens. van elkaar verschillen en afwijken. Doch dit verschil kan verklaard worden uit den Invloed van klimaat, voedsel, le venswijze en beschaving. Op de vraag vanwaar dan de bevolking ls gekomen ln die werelddeelen, die door de zee ge heel van de oude wereld gescheiden zijn Is het antwoord niet moeilijk. ZU zUn de zee overgestoken: de afstand ls inder daad soo groot niet. dat men dit, ook voor lang verleden tijden, als een on mogelijkheid hoeft aan te zien. Zoo ge heel onwaarschijnlijk ls het zelfs niet. dat het vasteland van Amerika eenmaal ln net Noorden met Azlé vereenlgd was. De overeenkomst tusscher legenden van Amerlkaansche stammen en die van volken der oude wereld schijnt Juist te bevestigen dat allen één zelfde bakermat hebben gehad. De moeilijkheid, die hier ter sprake kwam ls, zooals men ziet, niet zoo ver bijsterend groot als ze oorspronkelijk leek. Het zijn allemaal maar heel toe vallige eigenschappen, waardoor de menschen onderling van elkander ver schillen. Nu kunnen er zijn, die zoo bui tengewoon opvaUend zUn, dat men er zoodanig van onder den Indruk komt. men zegt: Hoe kunnen nu ln 'she- ischen, die zoo opvaUend elkander verschillen. zijn voortgeko- i uit één ouderpaar. Maar men moet nooit voorbU zien dat die menschen, hoe verschillend ook in hun toevallige eigen schappen, ln wezen volkomen aan elkan der gelijk zijn: Immers hoe raar ze er vooi ons soms uitzien, het zijn en blij vee wezens bestaande uit ziel en lichaam begiftigd met verstand en vrijen wlL Over andere toevallige eigenschappen, die niet zoo'n Indruk maken stapt men veel gemakkelijker neen. Dat de eem mensch wat langer ls uitgevallen dan de andere, die 't niet zoozeer ln de lengte zoekt dar, wel ln de breedte vindt men geen bezwaar om ze toch te herlelder tot één ouderpaar. Hetzelfde ls echtei het geval met die hoedanigheden waar van sprake was ln Men moet toch zelf Inzien, dat lr den loop der eeuwen de opgenoemde factoren van levenswijze, voedsel, kli maat. beschaving wel degelijk bij mach te geweest rijn. om opmerkelijke veran deringen tot stand te brengen ln het uiterlijk verschijnen van den mensch Hoe sterk kan Iemand niet veranderen ln zUn uiterlijk alleen omdat hij Jaren lang ln tropische landen doorbracht, alf men dat In oogenschouw neemt dan lf het waarachtig geen wonder dat na ver loop van zooveel eeuwen, de zoo sterk In uiterlijk van el schlUen als nu het geval ls. SEIZOEN OPRUIMING Overtuigt U ook binnen van ie lage prijzen W. K. van RCSSUM 18 LANGESTRAAT. HEBT U EEN TAXI OF AUTO NOODIG AMERSFOORT Voor Uw Brillen Theo Groenhuizen Urrechtschestraat 10 Gekruiste God, Die üoot mij slaat des werelds eere en toeverlaat, gekruist, gekroonde Jezu zoet, onze eenigste hope, ons eeuwig goed, ik groete en hidde IJ, ieik, o Heer, al die rechloeerdig zijn, nog meer en geeft, door al Uw lyen en bloên, üergifnisse aan die kwalyk doen. GUIDO GEZELLE DE AFSTAMMING DER MENSCHEN „Hoe kan dat nu" Door een goede bekende werd Ik laatst aan mijn mouw getrokken. „Doet me een plelzler en schrijft eens 't een en ander over de afstamming der men schen'. want lk heb bezwaren gehoord, die me niet onredelijk schijnenDe be zwaren, die lk te hooren kreeg komen zoo ongeveer hierop neer: Als alle men schen komen van één menschcnpaar. Adam en Eva, hoe kan dan het verschil der rassen verklaard worden en hoe de verspreiding der menschen over door de zee gescheiden wereldstreken? Nu ls het eigenaardig, dat die bezwa ren letterlijk zoo opgegeven staan ln de meeste handboeken der godsdienstleer. Zelfs met de vraag ln dezelfde woorden. Waar ik verwonderd over was Dichters en schrijvers hebben soms wel wat van profeten. Als men b.v. het boek van R. H. BensonThe Lord of the world (de heer van de wereld) leest, sta Je ver stomd. hoe die auteur 't tijdstip van den wereldoorlog, dien hU maar vier Jaar eerder laat beginnen (1910) de verbrei ding van socialisme en communisme, de geraffineerde methodes, waarop het geloof nu wordt vervolgd, de bloed-en- bodem-theorie, de vlucht van het vlieg- tulgwezen enz. te voren heeft aange- Zijn ook de boeken van Jules Verne. die wij ln onae Jongensjaren verslonden door de werkelijkheid overtroffen ge worden? Zoo herlas Ik nog eens een boek van Paul Keiler, dat ..Stille Straszen'' heet. De voorrede ls des te merkwaardig, om ze hier niet even te vertalen. Ze zal nu wel „op den Inde*" bij de Nazi's staan at meen wel op uw belangstelling tc mogen rekenen, beete lewr'esi, bij de volgende regelen. ..Het leven Is met h«< lawaai verwis seld geworden, en zoo werd het lawaai Internationaal. Waar 't het ergste te keer gaat. meent men met de hoogste levensontplooing. de beste cultuur te doen te hebben. Is 't wonder, dat ze allemaal: de sta ten, de gemeenschappen, de individuen elkaar trachten te overtreffen ln druk- kllnkend gedoe, dat ze dag aan dag hun kracht en hun waarde uitschreeuwen, en erop rekenen, dat zelfs alle fijnere oogen en ooren t« stomp geworden zijn. om de treurige leugen te erkennen." (Hier mag lk we! even onderbreken (A.K.i Dit schrijf ik over uit een boek gedrukt in 1915. 16 't niet, of Keiler gisteren over Hitler en Mussolini en Sta lin schreef? We gaan verder). Alle lawaaivolle straten loopen op de de ellende uit. Op 't einde staat 't kenwagentje voor de verlamden. Daarin komen alle lawaaimakers met de bit tere elndgedachte. dat dat hcele haas tige gedoe geen eigenlijk doel en geen zin had. En zoo rijden zc 't la eindje van den we gtvaar de cypressen ft Kerkhof) toe. Wanneer een groote bevrijder door hemel gezonden zou worden, dan hij onze grootstad-beschaving en andere hypercuHuur moeten vernl gen. de fonkelende, vergiftige leugen van dezen tijd ultdooven. de tuimelende menschheid weer moeten terugvoeren naar de stille gezondheidsbronnen der natuur, opdat er niet zooveel harteleed en harteseenzaamhekl op aarde zou zijn. (De groote Bevrijder ls niet hij. van wlen tegenwoordig mlllloenen „heil" verwachten, al schreeuwende als beze tenen. maar Hij, die ..d e Heiland", de Heilbrenger" ls. ..de Heelende. ..de Ge nezer", zooals de naam Heiland betee- kent. wiens Koningschap we zoo pas weer plechtig hebben gevierd. Och. of de verdwaasde wereld 't et kende! Of ze Paul Kellers woorden In zijn v derland eena wijselijk overdachten! Om het nieuwe leven. Daar gaat het om Door het Doopsel zijn we aan de aoné gestorven. We moeten dan voorgoed ee nieuw leven beginnen. Een leren Sn Go< liefde, dat overgaat ln bet een wig leven met God. Dat ls oc Velen stellen wemig prijs op het be houd van dat nieuwe leren. Ze denken niet na als de leiding komt, beewljken ze. En ze leven voort.alsof ze niets misten En toch ls het bovennatuurlijk teven, dat het Doopsel ons schenkt, de grootste rijkdom, die wij hier op aarde kunnen Jet us drukte dat uit door te zeg „Wat baat het den mensch. de heele Wie het nieuwe leven bewaart, ls rij ker dan hij die hee'. de wereld zou zitten. En wie met dat nieuwe, leven eeuwigheid Ingaat, zal God zelf bezitten en met Hem heel dt schepping. Overdenkt toch die waariieid dikwijls Het zal U sterk maken tegen de beko ring van den duivel, die zelf voor eeuwig dien sohat verloren heeft. Het zal U ook beveiligen tegen de zuigkracht van uw eigen driften, die niets ln ruil kunnen geven dam een kortstondig genot. We dragen ln ons om een groote schat, die Jezus ons heeft verdiend door Zijn Zoendood het onderpand van de eeuwige glorie I ALEX LUIGJES GLAS IN LOOD EENZAAMHEID En toch Is ook de eenzaamheid r De stadsmensch vindt het leven op eenzame hoeven. Iets vreeselljks Hebt U al eens gesproken met men schen. die veel alleen zijn? De herder die op de het zijn schapen hoedt? De oude vrouw, die heel alleen ln een klein buisje woont? ZUn ze ongelukkig? Tien togen ©en. dat ze U zeggen, dat ze hun stilte der eenzaamheid niet wil len rullen voor Uw drukte. Waar haalde God Mo zes vandaan, om de leider van zijn volk te zUn? Uit de woestijn. Waar kwam Davld vandaan, toen hU de Joden redde van den reus Goliath? Van zUn schapen op het eenzame veld. Wat zochten groote mannen als S. Benedict us van Nursla, de „Vader der monniken?" De eenzaamheid van de bergen. Denk aan St. Franclscus met rijn eenzame cel op den Alvernoberg. ZOO had hij hem lief. dat toen hl) den laatsten keer van den berg afdaalde. hU klagend uitriep: O monte Alverno, nan cl vtdremo plu. O Alvernoberg. we zullen elkander niet meer wederzien. Waar ontwierp St. Ignatius dat won derbare boekje, dat heel een wereldbi bliotheek ln inhoud en kracht overtreft» In de eenzame grot van Manreza. Nooit ben lk minder eenzaam dan wanneer lk alleen ben. Het heiligdom ls ons een veilig to nus. Reeds een oud Romelnach wijsgeer zeide: ..Zoo dikwijls als lk onder de men schen ben geweest ben lk minder mensch naar huls gekomen" Minus homo redll. Minder mensch ben Ik naar huls gekomen. Is dat niet de ondervinding van me nigeen, als hU „uit" ls geweest? HU heeft zich te bulter. gegaan aan genotmiddelen. Te veel gedronken. Te veel geld uitgegeven. Of liefdeloos over anderen gepraat. Misschien moet hij zeggen; Ik ben te laf geweest om op te komen voor mUn geloof, dat door het slUk ls gehaald. Minus homo redll. Min der mensch ben lk teruggekomen. Zoo kunnen velen spreken, die over de grenzen hun plezier hebben gezocht op minder nette manier. Gun aan Uw onderhoorlgen, Uw echt genoot. Uw broeders en zusters. Uw kin deren dagelUks een kwartiertje van in getogenheid. Laat Uw kinderen lederen avond een poosje stilletjes met zich zelvcn bezig zUn. al ls het maar met het lescn van een ernstig bock of het bckUkcn van plaatjes ln de Illustratie. Als U logê's hebt, laat ze lederen dag een tUd alleen. Misschien achtervolgt ge hen den ge- heelen dag met Uw goedgemeende at tenties. Gun ze een uurtje eenzaamheid. O beata Solltudo, o sola beatitude. O zalige eenzaamheid, o eenlge zaligheld. Twee Hoedendoozen louis joseph vance. ss) .Drink dit maar eens op en ga dan een beetje rusten, dan zul je Je heel gauw weer beter voelen. Je hebt het niet ge- makkelUk gehad: maar Je behoeft nu niet meer bang te zUn. 't Is nu ln orde met je, hoor. Kom, drink het maar eens op. en dan zal lk Je wat helpen met Je kleeren wat losser tc maken zoodat Je beter rusten kunt. De stem klonk vrlendelUk on gaf ver trouwen. Eleanor dronk 't glas leeg. Het zich helpen, en strekte zich uit om te rusten. OnmlddellUk sliep ze ln: het was haar alsof zc ln een oneindig diepe HOOFDSTUK XIII Het verlaten eiland. Met ccn kreet van verbazing ontwaak te Eleanor en ging overeind ln bed zit ten. Ze scheen eensklaps haar volle be- wustzUn terug gekregen te hebben, ter- wUl haar brein volkomen helder was. Een oogenbllk geleden dwaalde zU nog ln den nachtclljken duisternis van het inderbewustzUn: nu was ze ztctzelf veer en het was geen nacht maar een prachtige heldere zomerdag. Met een snelle beweging sprong ze uit haar bed. Het was haar alsof ze een nachtmerrie doorgemaakt had. Maar een nachtmerrie kon het toch niet zUn. Ze bevond zich wekelljk ln een kleine kamer met een laag plafond, terwijl te genover haar bed een deur was die ze straks had zien openstaan, doch welke thans gesloten was. En de vensters za gen uit op het frlssche groen van boo- men en het gouden gcgUnstcr van een zonbeschenen zee. Haar mantel, hoed en volle had men haar ontnomen en zag zo aan de deur hangen aan spijkers, en haar klecdlng was losser gemaakt precies zooals ze zich vaag herinnerde uit haar vreemden droomtoestand. Ze droeg een klein armbandhorloge, dat haar zcl, dat het over vieren was Haastig begon zc haar kleeding te schik ken. Zc voelde zich geheel uitgerust en frlsch en sterk, terwijl zc een vaag ver moeden had dat men haar bedrogen had. Vnnut het oogenbllk dat men naar aan dien herberg dat glas champagne te drinken gegeven had. was zij zich van niets meer bewust geweest. Het was uit gesloten dat zij zonder het zelf te weten haar boodschap aan Miss Landls vol bracht kon hebben door haar het Cado- gansnoer te overhandigen. Eerst nu werd haar duidelijk dat men haar met verdoovlngsmlddel onschadelijk ge kt had. zoodat men hear brengen waar men wilde. Het verdoovlngs mlddel zelf was niet eens sterk geweest, behoefde dat trouwens niet to zijn, want voor Iemand dlo zoo doodeijk vermoeid was als zü was de geringste dosis al vol doende geweest. Het terugvinden van haar handtasch bevestigde onomstootelljk haar vermoe den dat er iets beslist niet ln orde was, want het snoer was er uit. Ze wierp dc tasch bitter van zich af op tafel en staarde naar de reflex van haar eigen teleurgesteld gezicht ln een ouden spie gel aan den wand. Wat ccn dwaas was zc geweest om dien man te vertrouwen! Eerst nu zag ze ln hoe gewillig zU de dupe en het werktuig van den man was geworden die zich haar vader noemde. Alles wat zc zich van hun gesprek ln het hotel herinnerde, klonk valsch. Hij zou dit alles zeker niet van haar gedaan hebben gekregen als hij haar niet ln zoo'n ultgeputten toe stand had aangetroffen. Maar daar had de man juist gebruik van gemaakt en zij was het slachtoffer geworden- Brandende tranen welden er op ln haar oogen. tranen van verdriet en spijt. Zoodra ze met haar toilet gereed was en ze zichzelf weer ln haar macht had. deed ze de deur zacht opeu en stapte den gang ln. Het was een kort. T-vormtge gang. of liever, een soort hall aan het einde van een langere gang. De muren waren witgekalkt en hier en daar vertoonden zich vochtplekken en was er salpeter afzetting. De sollede vloer was kaal Vlak bij haar kamerdeur was een trap die naar een onderverdieping voerde. Na een oogenbllk van aarzeling besloot ze inplaats van onmiddellijk naar be neden te gaan eerst de lange gang maar eens uit te loopen om tc zien waar deze op uit kwam. Het bleek dat een groot aantal deuren van kamers welke zich aan weerszijden van de gang bevonden er op uit kwamen. Enkele van deze deu ren stonden open, en overal waar zU blnncnbllkte zag zij hetzelfde absoluut kale. ongezellige Interieur. Geen enkele kamer was gemeubileerd. Hoe verder ze van haar kamer verwij derd raakte des te bedompter en onfris- scher scheen de atmosfeer ln de gang te worden. Haar eigen voetstappen klon ken haar vreemd luid ln de ooren. Het was haar alsof ze ln het sinistere huls van een modernen blauwbaard rond dwaalde die leder oogenbllk op het ge luld van haar voetstappen te voorschijn kon komen. Halverwege de gang kwam ze bij een tweede trap naar beneden, die veel breeder was dan de eerste en uitkwam op een portaal, waarna je na een paar treden op den bcganen grond kwam. Tegenover het portaal was een groote dubbele deur. die gedeeltelijk op een kier stond. Eleanor begreep dat dit niets anders kon zijn dan de entree van een of ander soort zomerhotel. dat te genwoordig niet meer bezocht werd Terwijl ze boven aan de trap naar be neden stond te staren, hoorde ze iemand ln de hall benedon kuchen. Daarop volg de net geluld van het sluiten van een zware stalen deur. Voetstappen werden hoorbaar: de snelle, nerveuze voetstap pen van Iemand ln de hal beneden. Beangst cn ui- sgicrig tegelijkertijd deed het meisje een paar stappen terug zcodat zij zeil onzichtbaar was en toch naar beneden kon kijken. De man kwam ln het gezicht. Ze had al bij voorbaat een Idee wie het zijn zou hij moest het zUn die zich haar vader De man stapte op dc groote deuren toe. bleef stilstaan en stond een oogenbllk te staren, en zonder er eenig begrip hebben dat het meisje boven aan de trap hem gadesloeg, stapte hU terug de breede trap. Een oogenbllk dacht meisje ln haar angst dat hij naar n zou komen om te vluchten: maar nan scheen Iets anders van plan te zijn. Want onderaan de llnkereljde van de trapleuning nam hij met belde han den den zwaren houten knop van een stUlen af. liet Iets ln dt aldus ge opende holte zakken, zeltc er den knop eer op en ging heen. Op hetzelfde oogenbllk bestonden er drie redenen wuarom het haar wonsche- HJk voorkwam onmiddellijk naar haar kamer terug te keeren. Ze had namelijk gezien dat niet voor haar oogen be stemd was: dat wat zij gezien had kon waarde voor haar hebben: cn wanneer ontdekt had dat zij alles gade geslagen had zou hij haar verdenken tn splonnagc. Onvoldaan haastte ze zich dan ook De afstand tusschen de trap en haar arner was niet zoo groot als ze meende: een oogenbllk stond ze weer voor de deur van haar slaapkamer alsof ze het zoojuist verlaten had en bleet met haar gezicht naar de trap gekeerd te luisteren naar de gelui den In het huls. (Wordt vervolgi).

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1938 | | pagina 5