rr EN WEER WERD HET LENTE Nieuw leven in een nieuwen tijd ET één slap was het lente, onmerk baar bijna, maar toomeioosl Er woelde Iets ln de aarde en ineens betooverde onze vruchtbare bodem het zaad, dat van alle eeuwen her üt han den van zijn Schepper groeikracht mee kreeg en Jong leven moest voortbrengen. Er woelde iets ln de dierenwereld en de vogels bouwden hun nesten en zongen bi] een klaren zonsondergang een jubelend avondgebed. Er woelde lets in de menschen, die de geurige lucht van het voorjaar opsnuiven, als een paard, dat na den bedompten win ter voor het eerst den stal verlaat. Men- schenoogen hebben alweer in verrukking naar de eerste voorjaarsbloemen gekeken en door den avond geluisterd naar een ver, blijmoedig liedje, dat een late Jongen floot. Het groen der weiden is al heller gewor den en daarin dartelen reeds de eerste schapenklndertjes. nog onwennig om het licht en den frisschen wind en onvast op de ranke pootjes. Er zwerven al lente vogels boven de wel, er beeft iets in de lucht, dat vernieuwing beteekent. Wederom werd het lente, cl dreunt ook zoo menigen avond aan verren horizon de luide her innering, dat er nog altljq een oorlog over ons werelddeel raast, en dat ln pijn en leed en bloed een nieuw Europa moet geboren worden. Maar ook op een slagveld kunnen bloemen bloeien en het geronk van een nachtvllegtuig belet den merel niet, den dag vaarwel te zeggen met een orgelend Ued. Is het niet wat beschamend voor ons, menschen- kinderen, dat wij van de natuur nog zullen moeten leeren, nieuw leven aan te durven na den sluimer der winterrust. En vooral wij, kinderen dezer eeuw, die reeds tweemaal een oorlog over onze nootaen zagen gaan, kunnen een aanmaning van de natuur al heel goed gebruiken. Wij moeten in de leer bij de bloemen en bij de vogels, bij alles wat groeit ondarks moeilijkheden, bij alles wat bloeit, omdat de natuur zegt „bloeien", ook als het wringen moet door den harden, beschermenden last der aarde. Wij hebben ook zoo onze moeilijkheden, groote en kleine. Maar verder moet het leven, en het moet zelfs anders, Jonger, beter, gedurfder worden. En als de tente komt waaien over het land en de natuur haar voorbereidend werk doet, om straks in gullen overvloed te kunnen voortbrengen bloe men eerst en dan de vruchten, mogen wij niet wer keloos aan de wegen staan. Wij hebben een levens plicht, hetgeen beteekent, dat wij de onafwendbare taak hebben, zoo goed mogelijk te leven, en de natuur niet alles alleen te laten doen. En dan moet de lente mogen binnenkomen in onze haven. Daar moet nieuw leven, nieuwe levens durf vooral gekweekt worden, zonder te blijven dralen op de pulnhoopen van het verleden. Pulnen zijn er, om te worden opgeruimd en als de oude plaats vrij komt, moet er gebouwd worden. Zoo gaat het in de groote zaak van een volk, zoo gaat het in de kleinere zaken van de eenlingen. En of we nu in brandstoffen handelen of we hadden de vertegenwoordiging van een bekend automerk, of we glazenwasscher waren of tuinder, we hebben in onze zaak de bakens moeten ver zetten. Zoo ooit, dan heet thans het parool: aan passen. Laten we het maar gerust bekennen: er worden in dezen moeilijken tijd staaltjes van aan- passingsdurf en aanpassingsvermogen geleverd, die bemoedigen en ontroeren tegelijk. Juist onder de zakenmenschen, die het zoo moeilijk hebben. Die hebben het eerste gerucht van de lente vernomen en met bewonderenswaardigen moed overgeschakeld naar nieuw leven. ZIJ hebben de bakens verzet, daarvan in etalage en reclame de bewijzen gegeven en wachten nu op de vruchten die komen gaan. Een lesje voor de acnterblijversl

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1941 | | pagina 3