POGROM WEKTE FELLE
VERONTWAARDIGING
Einde van den winter f
nog niet in zicht?? Lïm
Gebed van een revolmtionnair
Amsterdamsche arbeiders
gooiden 't werk neer
Radio-programma
j JAN HENDRIKS
Verrassingen niet
uitgesloten
W'
DJ
Bc
2
Dinsdag 25 Februari 1947
Groenen hebben de
heele Jodenbuurt afge
sloten. In de Weesperstraat, de
Jodenbreestraat, het Waterloo-
plcin en de Houttuinen pikken
ze alle Joden onder de 35 jaar
op en voeren ze weg."
Met razcnrle snelheid vloog dit
verbijsterende nieuws op Zater
dag '22 Februari 1941 door do Am
sterdamsche straten. Het klonk
door tot in de smalste stegen van
do Jordaan, het deinde voort tot
de verste buurten van het oude
„Mokura", tot in do Staatslie
den- en Spaarndammerbuurt. het
echoode over de Eilanden, door do
Indische buurt en „Betondorp",
het sloeg de bewoners van de
nieuwe Jodenbuurt in Oost met
doodelijken schrik. Reeds dagen
van te voren had men gevoeld; do
Moffen voeren iets in hun schild,
maar dat zij het aandurfden in
het hartje van het vrijheidslieven
de Amsterdam een program te be
ginnen, niemand, had dat kunnen
denken.
Woelig
AL enkele weken was het woe
lig in de hoofdstad geweest.
De W.A trad overal provoceerend
op, trachtte de Amsterdammers te
irnponeeren mot „manmoedige"
cnarschen door centrum en bui
tenwijken. Maar haar spel werd
pas „leuk" toen zij de oude Joden
buurt tot het doel van haar ope
raties maakte.
Deze dappere N.S.B.-crs, vol
„heiligen" dring de wereld geluk
kig te slaan, waren al één keer in
de Jodenbreestraat geweest. Zeker
om te toonen dat zij Jehova tart
ten verschenen zij op Zaterdag,
zongen hun van ..sti ijdlust" lal
lende liederen, trapten deuren in.
draafden trappen op, gooiden ra
diotoestellen te pletter en ransel
den Joden af, die tegenstribbel
den, Joodscho meisjes moesten
hun vuilbekkerij verduren.
Groot was de verontwaardiging
in alle stadsdeelen. Maar de W.A.
mannen waren niet bang, het
arische bloed schuimde in hun
aderen en drong tot „grootsche"
daden. Dies kondigden zij aan dat
zij de Jodenbuurt vaker zouden
bezoeken. De mannelijke Joodsche
jeugd organiseerde een wacht
dienst, die dra versterkt werd
door groepen pezige bootwerkers,
metaalbewerkers en andere stoere
vechtbekwarae knapen uit Jor
daan, Kinkerbuurt. Eilanden en
andere wijken. De leus klonk:
„Wie aan de Amsterdamsche Jo
den komt, komt ian ons."
Over Blauwbrug
INDERDAAD waagden het op
Dnsdagavond 11 Februari '39
W.A.-mannen, misschien 'momen
teel grootendeels „lichte geval
len", de Blauwbrug te overschrij
den en luid zingend trokken zij
het Waterlooplein op. Maar zij
kwamen niet ver. Uit Zwanen
burgstraat. Amstelstraat en Jonis
Daniel Meyerplein trokken de
verdedigers op, gewapend met
ijzeren staven, stokken, boksbeu
gels en andere primitieve wapens.
Ken woeste vechtpartij volgde, de
W.A. werd de Jodenbuurt uitge-
ranseld en de beursch-geslagen
Ton Koot bleef op het „slagveld"
achter. De W.A. had haar mir
telaar in den strijd tegen het
^wereld-Jodendom".
Deze „knokpartij" was een
nieuwe ervaring voor de Duit
schers. Ze waren „verwend": tot
nu toe hadden zij schier overal
in Europa de Joden mateloos kun
nen martelen, zonder dat iemand
een vinger ter verdediging uit
stak. Zeker de Joden zelf niet. De
Amsterdammers, Joden en niet
Joden, bleken van harder hout
gesneden. Hier stieten de Groenen
op de schoonste tradities van ons
volk: vrijheidszin en verdraag
zaamheid. Hier werd hun don
handschoen toegeworpen en zij
namen hem op. zeker van do
macht hunner mitrailleurs.
Wapens inleveren
DE leden van den Joodschen
Raad. nog nauw gevormd,
moesten op het matje komen. Z:J
kregen de boodschap: „Alle Joden
moeten hun schiet-, steek-, slag-
of andere wapens inleveren. Ge
beurde dat niet. dan volgden an
dere maatregelen." Honderden
Joden, saamgepropt in de Dia
mantbeurs op liet Weesperplein.
hoorden zwijgend dezen eisch aan
en dachten: „Nooit, we willen
niet heelemaal machteloos zijn.
Hamers en stoelpooten zijn des
noods ook beste wapens"
Geen wapen werd ingeleverd.
Dc Joodsche Raad. die onraad
voelde, drong aan. Ach, toch men
wist, diep in zijn hart. dat al zou
men wat „wapens" zenden, de
Duitschers wel een anderen stok
zouden vinden om „den ver-
dammten Jiidischon Hund" te
slaan.
Op Sabbath
ZOO naderde Zaterdag 22 Fe
bruari. Sabbath. Joodsche
rustdag. De „Grünen" verstoorden
deze rust op de gruwelijkste ma
nier. Jonge mannen werden van
hun radclnoze vrouwen gerukt,
verloofden weggesleurd van hun
mishandelde meisjes, zij, die zich
verborgen hielden, de huizen uit
getrapt. als beesten bijeen gedre
ven op Watcrloo: en Jonas Daniël-
Meyerplein. in vrachtauto's ge
pakt en weggevoerd naar een
kamp bij Schoorl en vandaar
„De Grünendreven de jon
ge Joden, die zij in Weesper
straat, JodenbreestraatHouttui
nen en Waterlooplein opgepikt
hadden, op het Jonas Danit'l-
plein bijeen.
„gedistribueerd" over diverse
Duitsche concentratie-kampen. Op
Zondagmorgen herhaalden zich
deze gruwelijke tafercelen.
Dc nieuwe Jodenbuurt in Oost
stroomde leeg, jonge Joodsche
mannen zochten een goed heen
komen bij hun vChristcn"-vricn-
den in andere stadsdeelen. Het
simpele verschijnen van een Duit
sche militaire auto in de Retief-
straat was voldoende om de hcelc
buurt in uiterste opwinding te
brengen.
Verbijstering
TT ET woelde in Amsterdam.
A A Eerst was de verbijstering te
groot om in daden omgezet te
worden. Maandag gistte cn bruis
te het in alle buurten. Men. sprak
van staking, van „we verdom
men het langer".
Dinsdag 25 Februari brak aan.
Dc vluchtheuvels bij de tramhal
ten stonden vol nrgeloozo kan
toorklerken, winkelmeisjes cn an
der trammend publiek. Nergens
een wagen te zien. Vreemd stil
lagen de lange straten nu het be
kende klingelhellctjc niet klonk,
nu geen snerpend gieren door
bochten dc kornet van lijn zooveel
aankondigde. Ongesproken eerst
t—ilde een woord van buurt tot
huurt, van bedrijf tot bedrijf, later
klonk het fier door Mokums stra
ten: „Wie aan de Joden komt,
komt aan ons. Wij staken, deze
bestiale aanranding van al wat
ons lief is nemen wij niet." De
trammannen gingen voor, de wer
ven langs het I J volgden, later de
gvoote rnctaalfabriekcn, de ate
liers, de andere gemeentebedrij
ven.
De straat op
w\
NKELIERS zetten de vcr-
duistcringsluiken voor dc ra
men, hot personeel stroomde de
straten op. Om elf uur droop
alleen no? drabbig water uit de
kranen, liet gas was afgesloten,
electrische 6troom uitgeschakeld.
Amsterdam staakte, Amsterdam
verdedigde Neêrlands eeuwen
oude trotsche tradities, Amster
dam toonde Nederland op zijn best.
Vandaag zes jaar geleden riep
Amsterdam den Duitschers toe:
..Ruk onze kameraden uit ons
midden, sla ons, martel ons, dood
ons, nooit zullen wij uw laaghar
tige ideeën aanhangen, uw wrede
aaden goedkeuren".
Zoo werd Amsterdam dc bron
van fel verzet!
J. VéES.
WOENSDAG
HILVERSUM I 301.5 m.:
8.15 Tomancrchor. 9.00 Zieken
bezoek; 9.30 Zangrecital; 10.00
Symphonieorkest; 12.00 Orgelcon
cert; 13.15 Stafmuziekkorps van de
Amsterdamsche Politic; 14.00 Hobo
recital; 14.50 Luchero-Trio: 15.20
Het B.B.C. Schotsch Orkest; 1550
Non-stop programma; 16.45 Voor
jongens en meisjes; 17.35 The Sym
phony of Strings; 17.45 Meester
werken voor klavier; 19.15 Land
en Tuinbouw; 20.30 Uit de Victoria
Hall te Genève; 21.20 Lijdensmedi
tatie (1); 21.35 Uit de Victoria Hall
te Genève (vervolg); 23.1523.57
Gewijde muziek.
HILVERSUM II 415.5 m.: 8.15
Orgelspel: 9.50 Sonate no. 3 in a
kl. t.; 1000 Morgenwijding; 10.35
Atie Letter, alt, Jean Antonietti,
piano; 12.00 „Attentia"; 12.35 Me-
tropole-orkest; 13.20 „The Ram
blers"; 14.15 Cesare Trio 15.00
Voor de jeugd; 17.15 Jan Vogel en
zjjn accordeon-orkest; 18.20 Lichte
instrumentale soli; 18.30 „Dichter
en Volk" door Bernard Verhoeven;
19.00 Nederlandschc componisten
der lichte muze op de zwarte sch\jf
20.05 „De Barbier van Sevilla";
21.50 „Vorstenschool": 23.15 Op
vleug'len van muziek.
Krijgt Amerika suiker
uit Indonesië?
De suikertoewjjzing van de Inter
national Emergency Food Council
aan Amerika voor 1947, welke 6,8
millioen ton bedraagt, vergeleken
met 5,4 millioen in 1946, bestaat
voor 200.000 ton uit suiker, welke
zal worden betrokken uit „nog niet
aangewezen gebieden", wat voor de
Vereenigde Staten beteekent, dat
zy moeten trachten een vergunning
te krijgen voor den import van deze
hoeveelheid uit Java, dat, naar men
verwacht het grootste gedeelte van
deze toewijzing zal leveren.
De I.E F.C. deelde mede, dat dc
Philippijnen, die voor den oorlog
groote hoeveelheden suiker lever
den, voor het komende jaar niet in
staat zullen zijn te exporteeren,
doch zelfs 30.000 ton moeten invoe
ren.
TU1NK A LENDER
DINSDAG 25 FEBR. Ten gevolge
van dc strenge vorst zullen er on
getwijfeld wel bepaalde tuingewas
sen zijn doodgevroren. Sommige
vaste planten en jonge aardbei-
planten kunnen het slachtoffer zijn
geworden. De takken van sommige
tecre soorten rozen kunnen diep
zijn ingevroren. Men moet dergelijke
en andere planten echter niet al te
gauw voor doodgevroren verklaren.
De schade, welke door de strenge
vorst aan de tuingewassen is te
weeggebracht, is pas na den wint er t
in het voorjaar te constateeren. Men
waehtc dus tot in dc lenteMeestal
valt het dan nog mee. S. L.
WEERKUNDIGE KRONIEK I
door
VANEVERDINGEN j
F)E winter 1947 schjjnt eindelijk
af te trekken sinds twee
dagen zit de wind in het Westen en
met de transportkou uit Rusland,
waar het trouwens ook milder werd
is het voorloopig gedaan, wat niet
uisluit. dat we nog heel wat kou
verrassingen kunnen krijgen, nu
heel W. Europa onder de sneeuw
ligt. Dat werd in den nacht van
Zondag op Maandag gedemon
streerd, toen als het schot van
den vluchtenden Parth Gronin
gen bij windstilte en helderheid in
de bovenlucht 17 graden C. vorst
meldde terwijl het Zondag hier
en daar al aan dooi toe was. De
laagste temperatuur tot dusver van
dezen winter bij het scheiden van
de markt?
Karaktercijfer
Wanneer we voorloopig de reke
ning opmaken tot den 25 Februari
(definitief sluiten we oen „ijswin-
ter" eerst af na drie dagen behoor
lijken dooi) dan is het karaktercij
fer nu gegroeid tot ongeveer 204.
Zonder eenigen twijfel moet naar
alle systemen nu deze winter tot de
strenge winters worden gerekend.
In de laatste 100 jaar is hjj alleen
overtroffen door 1855 (236). 1891
(258), 1910 (287) en 1942 (tegen de
300). Dat is volgens onze klassifl-
catie alleen voor de Bilt, voor an
dere methoden ontbreken ons nog
de gegevens.
Dc Bilt meldde dezer dagen in
het weerpraatje dat op een enkele
dag na. die sedert al een paar da
gen gepasseerd is, de reeks van da
gen met maximum onder 0 (dus den
geheelen dag vorst „ysdagen") met
een aantal over de 40 overtroffen
zou zijn. Is dit geen vergissing ge
weest? Volgons het officieele wccr-
kaartje hadden 2 en 3 Februari
resp. +0.5 en -4-0.2 zoodat de onaf
gebroken reeks nu eerst 20 dagen
telt. Practisch is overigens een der
gelijke dooi van geen bcteekenis, 't
was dus erg genoeg!
Geen record
Ook het voorkomen van felle kou
zoo laat in den winter is geen re
cord. In den winter van 1855 zou
den de rivieren volgens aanhalingen
bij Easton 6 weken dicht gelegen
hebben na 19 Februari, hoewel
de „ijswinter" duurde van 14 Janu
ari tot 28 Februari. Dat herinnert
ons aan den winter 1881, waarover
een inzender in deze courant van
13 Februari een en ander mede
deelde. Wij vermoeden dat hij zich
daarbij in twee opzichten vergiste.
Dc laagste temperatuur in Utrecht
was toen 18.5 C. dat is ruim 28
Fahrenheit, zoodat de 29 gr. die de
inzender noemde vermoedelijk Fah
renheit waren. De „ijswinter" duur
de toen van 26 November tot 18.
elders 23 Januari Dat de inzender
31 Maart noemde zal wel daarop
berusten, dat het later nog lang
bleef kwakkelen en het iis maar
niet wilde verdwijnen. Persoonlijk
herinner ik mij dat mijn oudste
broeder op 14 Maart van Leiden
naar Den Haag schaatsen reed over
dc Schenk! Den Haart, door Easton
aangehaald, zegt dan ook dat' de
winter eigenlijk pas 1 April ein
digde. Mogen wrjj thans voor zulk
een nasleep gespaard blijven! In
ieder geval zullen de lisbrekers nu
wel zorgen, dat de rivieren eerder
bevrijd zijn.
Wij kunnen hier niet nagaan of
de temperatuur 17 gr. C. zoo
laat in den winter voor Groningen
een record is. Voor de geheele
maand Februari is het niet zoo: in
Februari 1940 kwam daar dc laag
ste temperatuur 19 voor, elders
24 en Winterswijk had in '42
zelfs 27 gr. C. in Januari, maar
dat was omstreeks den 12den. Voor
De Bilt was dat 20gr. op 12 Febr.
1920, heelemaal niet in een stren
gen winter, zelfs geen ijswinter,
maar na een zwaren sneeuwval in
den nacht, gevolgd door helderheid
cn volkomen windbtilvic. Dat is het
gevaar van de nog altijd toenemen
de sneeuvvbedekking. vooral nu de
zee door de voortdurende Oosten
winden tot den bodem op het vries
punt van zeewater 2 gr. is afge
koeld, en alleen flinke regenbuien
de sneeuw kunnen opruimen.
Nog één opmerking over dc ab
normale koude: deze schijnt niet tot
het Noorderhalfrond beperkt te zijn
want Admiraal Byrd moet zijn ne
derzetting Klein Amerika in de
Zuidpoolstreken plotseling afbre
ken, omdat hij nu reeds in den
herfst van het Zuidelijk halfrond,
dreigt in te vriezen. Dat wijst op
oorzaken buiten de aarde.
DELFTSCH BLAUW geniet nog steeds een wereldvermaardheid.
De eenige pottenbakkerij die thans nog liet „blauw" maakt, dateert
van 1665. Het beschilderen der voorwerpen geschiedt nog steeds
met de hand
Qchep pende krach-
j ten. - Tragedie j
van een broek. - Be vrij-
ding. - Het gebed van jj
I een Rus. - Tranen van
Lenin.
WIJ staren min of meer ver
bluft naar do lcgcroefening
aan den zoorn van do stad Sara-
jewo, de Rus Iwan. de Pool Wla-
deck en ik.
,,'t Is net „echt"! zeg ik. „Ge
vecht van man tegen man!" Scho
ten knallen. Volgens soldaten
noemt -men dit „flodders", bedoeld
als losse patronen.
Iwan cn Wladeck zijn er stil
van, zij zien verder en mijn „re
portage-neus" is nog niet ontwik
keld. \Vij gaan verder.
Plotseling hooren we snelle
stappen.
„Halt!" schreeuwt er iemand,
verbaasd blijven wij staan. Twee
officieren en drie soldaten staan
om ons heen. In een oogenblik
zijn onze handen rnct touwen op
den rug gebonden.
Dc officioren hebben roode kop
pen, hun uniform glanst van gou
den tressen. Z:j spreken Duitsch
met een duidelijk merkbaar Bcr-
lijnscli accent.
Wij begrijpen daar niet veel
van. Duiteche militairen in dienst
van oen vreemd land? Maar waar
hebben zij zich niet binnenge
drongen? Later zal ik dat beter
begrijpen. In de „hoogerc poli
tiek" ben ik nog groen. Zij ruiken
spionnage.
Onze nassen worden ons afge
nomen. In het bijzonder onder
gaat de pas Nan Iwan een nauw
keurig onderzoek. Niet omdat hij
valscli is, want is voor een
leek niet te conslatecren. Maar
hun wantrouwen wordt opgewekt
door zijn uiterlijk. Wat doe je ook
met een Zwitsersche pas als je
pekzwart haar hebt cn er uitziet
als eep holbewoner, met een rui-
gen baard van eenige weken?
Wij koken van woede. Behalve
Iwan, die is zoo ongelooflijk mak
als of 't een uitstapje is.
Wat willen die gelakte kerels
van ons? De touwen zijn door de
soldaten maar losjes om onze
polsen gewikkeld en ik zie best
kans deze los te krijgen. Wladeck
heeft het ook opgemerkt.
Ik weeg de kansen. Als ik dien
ecnen \ent met dat verwaande
gezicht „schep"
AAR misschien weet ge
niet wat dat voor een
experiment is. Ik heb eens een
Amsterdammer uit de Jordaan
een politieagent zien „scheppen".
Met een bijna eleganten zwaai
vloog deze gezagsdrager over het
hoofd van zijn aanvaller. Hij
kwam zeer onzacht op do keien
terecht.
De politie droeg in mijn tijd
helmen. In het hoofddeksel van
den „geschepte" zat een vervaar
lijke deuk, behalve de overige be
schadigingen die hij had opge
daan en die ge u zonder veel fan
tasie zelf kunt voorstellen.
't Was geen gezicht.
T K zei dus, als ik dit „of-
1 fensicf' toepaste op een
\?.n de twee officieren, zou ik hem
bij de becnen kunnen pakken om
er den andere mee omver te
slaan. De drie stupide soldaten
zou Wladeck wei voor zijn reke
ning nemen. Iwan zou het, geloof
ik. wel alleen kunnen opknappen.
Hij heeft krachten alt: een Kar-
pathenbeer. Het is echter te laat
o.n mijn „strategie" ten uitvoer
te brengen. We staan reeds in
een donkere steeg. Het ruikt er
muf. Een magere hond, een half
naakt kind, e<jn stinkende vuilnis
hoop.
We worden een vervelooze deu~
binnengeschopt.
OM de een of andere on
naspeurlijke reden wor
den Wladeck en ik losgelaten,
vergezeld van vloeken cn bedrei
gingen, te maken dat wij het
land uitkwamen Iwan wordt
vastgehouden en met de kolf van
een geweer wordt hij in een don-
ke" kot gesmeten.
/^.RIMMIG staan we bui-
V-T ten, Wladeck en ik.
„Saubande, verfluchtes!" sist hij
tusschen de tanden. „Iwan moe
ten we bevrijden! Kost wat het
ko6t!" zeg ik. „Hij zit achter in
M-;
FEUILLETON
PCCftCftA.iG PHJCE
5)
„Waar is het lijk?" zei de dik
kerd.
Pollv Walker huiverde even en
wees naar het huis. De dikzak knik
te, ging naar de twee wachtenden
en ging hen voor naar het huis.
De man met het grijze haar zei:
„En wie bent U?"
Polly Walker, ik heb de politie
opgebeld. Ik heb haar gevonden".
Ze sprak afgemeten en kalm, maar
ze was bleek om haar neus.
De inspecteur schreef het op,
keek rond en zei:
„Zijn dat haar kinderen?"
„Wij wonen hiernaast", zei Dinah
met ijskoude waardigheid. De dikke
man met het roode gezicht kwam
haastig uit het huis en zei: „De
dame is inderdaad dood. Doodge
schoten"
„Mrs. Sanfor-d had me op de thee
gevraagd", zei Polly Walker, „toen
ik hier kwam belde ik aan, maar er
deed niemand open. Toen ben ik zoo
naar binnengegaan en heb haar ge
vonden. Daarna heb ik de politie
ge waarschu wd
„De dienstbode is uit, inspec
teur", zei dc dikzak. „Er is nie
mand thuis. Het zouden zwervers
geweest kunnen zijn".
„Dat is mogelijk", zei zijn chef.
Uit zijn toon \hcl op te maken, dat
hij niet dacht, dat het zoo was.
„Jij waarschuwt den politicdok
ter., O'Harc! En probeer dan uit te
zoeken, waar haar man is".
„O Kay", zei O'Hare en ging het
huis in.
„Nou, Miss Walker", zei de in
specteur. terwijl hij haar bedacht
zaam aankeek en haar een sigaret
en vuur aanbood, „ik weet, dat dit
een schok voor U geweest is. Het
spijt me, dat ik U juist nu met vra
gen moet lastig vallen, maar
Hij glimlachte en zijn gezicht kreeg
een uitdrukking van ontwapenende
vriendelijkheid. „Ik moest me liever
eerst eens voorstellen. Ik ben in
specteur Smith van het Bureau
voor Moordzakon".
Dinah onderbrak hem met een
hijgend geluid.
„Oh! Hoe is Uw voornaam?"
Hij keek haar geërgerd aan:
„Bill".
Voor hü zich weer tot Polly Wal
ker kon wenden had Dinah weer,
en nu harder, „Oh!" geroepen.
„Hoe zoo?" vroeg hij, „wat zou
dat?"
„Oh, wat is dat toevallig!" zei
Dinah cn er trilde opwinding in
haar stem.
„Dat ik Smith heet? Er zijn mil-
lioenen menschen, die Smith
heeten".
„Ja", zei Dinah, „maar Bill
Smith".
„O, cr zijn ook millioenen men
schen, die Bill Smith heeten. Wat is
daar voor toevalligs aan?"
Dinah voerde ccn completen
rondedans uit. „U bent een detec
tive! Eén van moeders perso
nenze hield op, „och nee, het
doet er ook niet toe".
Hij keek haar nijdig aan. „Luister
eens kind, ik heb hier werk tc doen
en ik heb geen tijd om naar wartaal
tc luisteren. Pak je biezen nou
maar. Ingerukt!"
„Neem me niet kwalijk", zei Di
nah berouwvol, ,ik wilde U niet las
tig vallen. Mr. Smith, bent U ge
trouwd?"
„Nee", snauwde hij. Hij deed zijn
mond een keer of drie open en dicht
zonder dat er geluid uitkwam.
„Luister eens. Ga naar huis. Smeer
hem. Schiet op. Loop naar de
Ruk uit!!"
Niet één van de kleine Carstairs
ging een handbreed opzij. Brigadier
O'Hare kwam weer terug. „Sxen-
son heeft den politiedokter al ge
waarschuwd". zei hij, „en Mr. San-
ford is een tijdje geleden van kan
toor vertokken; hy kan zoo hier
zy'n."
Hij keek van zijn chef naar de
drie kleine Carstairs en zei: „Maak
je niet kwaad. Dat zal ik wel even
opknappen. Ik heb negen stuks van
dat grut voor mezelf groot- ge
bracht."
Hij kwam dichterbij en nam een
dreigende houding aan. „Wat den
ken jullie, dat je hier doet?" bul
derde hij.
„Wees nou niet grof", zei April
yzig. Ze rekte zich uit tot een goeie
vijf voet lengte en keek hom vier
kant in zijn gezicht. „Wij zijn hier
gekomen," zei ze met een pracht
van een waardigheid, „omdat we de
schoten hoorden".
Inspecteur Smith en brigadier
O'Hare keken elkaar lang aan. Toen
zei dc inspecteur heel vriendelijk:
„Ben je er zeker van, dat het scho
ten waren en niet het geluid van
een knalpot?"
April snoof alleen maar.
(Wordt vervolgd)
Wij tuimelen omlaag, boven op Wladeck!
de stoeg in het arrestantenlo-
kial!" Wladeck neemt „Poolsch"
hoogte, maar we moeten wachten
tot de nacht invalt.
We voelen geen honger en geen
dorst meer, hoewel de gloeiend»
Balkan-zon den geheelen dag ge
blakerd heeft. Wij verbergen ons
in een vervallen schuu" tot het
donker is.
J E nacht is donker cn
1 dreigend.
Voorzichtig sluipen wij de ver
laten steeg in naar het arrestan
tenlokaal.
Ik klim op Wladeck's schouders
en kijk door het getraliede ven
ster. De duisternis belet mii iets
te zien.
„Iwan!" fluister ik.
Ik zie z'n ruigen kop opduiken.
Hij is blij als hij mijn stem her
kent.
uAls de ratten 'me niet opgevre
ten hebben, kom ik cr morgen
weer uit. De cipier heeft 't me
gezegd!"
„Wees geen kalf. Iwan, geloof
er maar niets van!" fluister ik
terug. „Ik zal eens kijken of de
tralies sterk zijn!" Als het kon,
zou ik ze voor hem doorbijten.
„Schnelj machen! Iwan he-
raus!" hijgt Wladeck. De spijkers
van mijn onooglijke schoenen
drukken zijn schouders bont en
blauw. Maar hij zou zich liever
laten doodranselen, dan te Wijken
voor de pijn. Ik heb een tralie
losgewroet. Iwan een paar ande
re. Mijn handen zijn bebloed van
de scherpe, afschilferende ijzer-
staven.
Hij probeert zich door de ope
ning te wringen. Doch hij is zoo
j Mijn vriend Iwan j
door
breed geschouderd, dat hij er niet
doorheen kan.
„Op z'n kant. Iwan!" zeg ik.
„Dan gaat 't wel!" De achterkant
\an zijn broek blijft haken aan
een scherpe punt van een tralie.
De bodem is er finaal uit.
De maan breekt door en be
schijnt z'n billen.
Ik moet plotseling onbedaarlijk,
lachen. Wij tuimelen omlaag,
boven op Wladeck
„Verrek!" gromt hij en wrijft
z'n hoofd.
Achter ons hooren we stem
men. Het licht van een lucifer
valt op ona.
Voor ons staan de twee officie
ren van voorheen. Een derde
hangt tusschen hen in. Zij zijn
dronken van de pruirnenjenever.
De een heeft een breed buldog-
gcngezicht, de andere het wrecde
uiterlijk van een getergden tijger.
Het zijn geen menschen die men
macht in handen moet geven.
„De spion!" hakkelt er een met
dikke tong. „Immer feste drauf-
lonsschlagen!"
„Ucbung fur 6patere Zeiten!"
grinnikte de tweede. De derde
wordt plotseling nuchter.
„Gleich tot6chlagon!" grijnst hij.
Maa-r wij zijn hen voor. Wla
deck heeft er al een bij de keel
gegrepen. Iwan een andere den
arm uit het lid gerukt. Hij is
daar erg handig in. Ik voel me
van achter beetgepakt. Bliksem
snel laat ik mij vallen, mijn te
genstander struikelt over mij
heen. Hijgend hóuden wij elkaar
vast. Ik ruik z'n walgelijke adem,
i.\ voel, dat het heest in hem is
losgebroken, geef hem een trap en
spring op.
Hij is niet minder vlug. Ik
schep hem en hij smakte tegen
don muur.
Het bloed loopt me in den
mond.
Iwan cn Wladeck staan naast
mij. Onze aanvallers rossen el
kaar af. Zij zijn zoo dronken, dat
zo niet merken elkaar de hersens
in te slaan, verward in hun lange
sabels.
r
Mijn tegenstander wentelt zich
in de modder. Ik zal hem wel een
rib kapot getrapt hebben.
„Schadt nix!" zegt Wladeck,
„Nix Gewissensbisse. Hebben gis
teren gesleept vrouw over grond,
aan haren!"
Verachtelijk schopt hij hem nog
een eind vorder in de modder van
de stinkende goot.
E rennen weg. De offi
cierskroeg in de nabij
heid heeft alarm geslagen. Seho
ten worden ons achterna gezon
den. Ademloos bereiken wij den
landweg cn verdwijnen in een
bosch. Maar we zijn geen roeke-
loozc „stritegen". Een bosch kan
omsingeld worden, we moeten de
open vlakte in. Op een stuk wei
land vinden we een hooiberg.
Wladeck zijn scheldwoorden
zijn nog niet uitgeput.
„Pan lajdack, schurken ver-
dammtcr' Offizier elendiges!"
gromt hij.
Iwan is stil. Hij neinst, hij heeft
een vergevensgezinde natuur. Als
hij kon zou hi| veel goeds willen
doen. Hij gelóóft erin.
Wladeck is sarcastisch. Hij ver
geeft ook zijn vijanden Wis en
warempel! Maar niet eerder voor
dat ze aan een boom bungelen.
En iets „goeds" wil hij ook
gaarne volbrengen. Uitroeien, wat
uitgeroeid moet worden
E nachten zijn koud in
het Oosten. Wladeck
boort zich als een schroef in het
hooi. wij liggen dicht op elkaar.
Iwan doet zijn jasje uit en legt
het over mij heen. Ik protesteer.
„Neem maar! Jp hoest zoo. ik
heb 't niet koud!"
Wij probeeren te slapen. Wla
deck snurkt spoedig. Ik hoor Iwan
mompelen. Hij bidt. Dat vergeet
hij nooit. Dikwijls doen we het
samen. Maar na deze beleving
durf ik de woorden: gelijk ook
wij vergeven!, niet uitspreken.
Iwan hielt in het Russisch, ik
versta er maar Weinig van. Maar
dat is ook niet noodig.
EGRIJPT ge het gebed
niet van een „revolu-
tionnair", die treinovervallen or
ganiseert en er niet voor terug zal
moeten deinzen, wanneer dit met
menschcnlevns gepaord gaat?
Dat is héél jamm(
Hebben velen van v_js ook in
bezettingstijd niet gebeden voot
bet welslagen van onze pjannen,
die dikwijls met wapengeweld
moesten gebeuren? Iramanuel
Kant heeft ergens gezegd: Gott ist
Weltschöpper, nicht Weltlcnker.
E kunt hij schokkende
gebeurtenissen in de
wereld, bn het ondergaan en aan
schouwen van tergend en schreeu
wend onrecht, bij het ineenstor
ten van uw illusies, zelfmoord
plegen,
Dr. Zamenhoff, de samensteller
van de wereldtaal Esperanto,
maakte een eind aan zijn leven,
toen de eerste wereldoorlog uit
brak en daarmee zijn ideaal, de
menschheid nader tot elkaar te
brengen, ineenstortte.
Ge kunt uw geestkracht in
werking zetten om den strijd aan
te binden tegen het satanisch
kwaad, dat over ons wordt uitge
stort. Maar ge kunt ook u dee
moedig wenden tot Hem, die u
deze kracht verleenen kan. de
wereld te stuwen naar een theo
cratie die besloten ligt in Chris
tus' Bergrede.
T ENIN heeft eens gpzegd.
dat hem hij het hooren
van de Negende Symphonic van
Beethoven de tranen over de wan.
gen liepen Maar dat hi| nu, de
tijd van de omwenteling in Rus-
land, geen muziek zou willen
hcoren, want dat de tijd nange-
troken was om schedels tc kloven.
Mogelijk denkt ge. dat ik
f-'ii parallel wil trekken en ge
lijke waardecring wil betui
gen voor het gebed van Iwan cn
de namen van Lenin.
Misschien! Zoo ongeveer be
grijpt ge?