Een roofvogel is geen rover
PfloADJ
P.A. o. A.D.J:
i
Een van de zeven Amersf oortse radio
zendamateurs
DE BARON Maf een nieuwe wekker
Honderden nuttige dieren werden
slachtoffer van wadndenkbeeld
Onwetende mens!
„Maria van Oranje"
Zijn werk is tevens de hobby
van de heer Derksen
.J
üen verhaal van het Veluwse land
Zaterdag 22 November 1947
jb_
NovemberRoerloos staan de sparrebomen in de morgenkilte. Van
boom tot boom zyn zilveren herfstdraden gespannen, Over de roodbruine
Jiajaarstinten en het donkergroene mos schijnt het eerste licht van de
pieuwe dag. Mooi kan November nog zijn.
r Met de zon ontwaken de vogels. In de bomen breekt het lieve leven
los. De zanglijster schalt zijn morgenlied en wordt plechtig begeleidt
door de merels. Grote woudduiven met parelmoeren hals lopen statig
over het met dauw bedekte mos. Onophoudelijk roffelt het winter
koninkje zijn vlugge liedje. In de verte horen we het hameren van een
specht. Een Vlaamse gaai vliegt angstig weg. als onder onze voeten wat
takken kraken en strijkt verder weer in een boomkruin neer, om nieuws
gierig naar dié twee rustverstoorders te kijken.
.T V Weggedoken in de hoge kragen
Van onze regenjassen lopen we ge
tweeën bijna onhoorbaar voort over
de dikke laagv dennenaalden en
Zwijgend luisteren wij naar het wat
Weemoedig vogelgezang. Het is
niet het lustige lied, dat vertelt van
het naderend voorjaar, maar een
groet aan de voorbije zomer
„Een buizerd", wyst mijn vriend,
als we uit het schemerige bos op
een heideveld komen. Ingespannen
turen we naar boven, Waar de vo
gel, in wijde kringen vliegend.
Bteeds dichterbij komt, speurend
naar een aangeschoten haas, een
muis of andere prooi. Om de rover
van nabij te kunnen bekijken, knie
len we neer in de natte hei. De
geelwitte onderkant van zijn lijf
glinstert in het zonlicht. De poten
Dc auteur Wigman schrijft in
zijn boek „Vogelleven In Ne
derland":
Wellicht geen enkele naam
111 de zoölogische systematiek
heeft zoveel onheil aangpricht
als het woord „roofvogel". De
onverstandige gewoonte der
mensen om de maatstaf der
eigene op menselijke verh.ou-
dingen aangewezen moraal ook
zijn medeschepselen aan te leg
gen, heeft met de lettergreep
„roof" een waar Kaïns teken
op het voorhoofd van millioe-
nen gezet, wier gehate misdaad
daarin bestaat, dat zij een leven
leidden, hetwelk zich aan hun
natuurlijke bestemming aan
past.
met de scherpe klauwen zijn nau
welijks te zien. We hebben weinig
geluk vandaag. Juist als het dier in
onze richting draait krijgt hy ons in
de gaten en maakt snel rechtsom-
keert.
Torenvalken
Onder het voortgaan vertelt mijn
netgezel over de roofvogels, die op
fle Veluwe voorkomen. Op de heide
Vindt men nog vaak torenvalken.
Een opvallende vogel is het, die op
prachtige wijze, klapperend met de
vleugels in de lucht staat, zoekend
haar muizen en hagedissen en ge
heel onverwacht op zijn buit neer-
duikt. 't Is een fraaie vogel, steen
rood met driehoekige zwarte vlek
ken aan de -bovenzijde, licht geel
rood met grauwgrijze vlekken en
Btrepen aan de onderzijde. Het is
«en snelle vlieger, die bij voorkeur
fn oude kraaiennesten broedt. Man
netje en vrouwtje broeden om beur
ten op de vijf of zes roodbruine
eieren. Wat hebben ze het druk als
de jongen eenmaal in hét nest lig
gen.
Ontelbare muizen moeten
worden gevangen om zo'n stel
torenvalkjes volwassen te krij
gen. Nuttig voor land- en tuin
bouw zijn deze vogels dus ze
ker. Wanneer de jongen begin-
nen te vliegen, worden ze door
de ouders in de vlucht gevoerd,
iyi „Kyk", zegt dan de onweten-
de jager, „de rover kan zelfs
I niet nalaten zijn prooi in de
I lucht aan te vallen". Vaak
1 klinkt dan een dodelijk schot.
B Arme vogel," onwetende mens!
Dc havik
I Terwijl wij voortwandelen over
de verlaten, doodse heide korpt het
gesprek op de havik, die, zjj het
sporadisch, ook nog op de Veluwe
voorkomt. Een havikenpaar bouwt
«iin nesc van wel een meter door
snee horst geheten in een
meestal moeilijk te beklimmen
boom, een achttal meters van de
Boekbespreking
De historische roman „Maria
van Oranje" van Marie C. van
Zeggelen, die Meulenhof te Am-
K sterdam op keurig verzorgde wijze
heeft uitgegeven, behandelt het le-
M ven van een dier vrouwen uit on-
ze historie, wier persoonlijk lot
weinig algemene bekendheid ver-
B wierf. Maria van Oranje was de
oudste dochter van Willem de
Zwijger (en diens eerste echtge-
B rote Anna van Egmond) en het is
B dan ook alsof de persoonlijkheid
van deze grote Oranje op de ach-
B tergrond staat van al het gebeuren
in dit boek. Het leven van Maria,
B uitgebeeld in allerlei fijne trekjes,
staat echter in het middelpunt en
daar om heen verrijzen de gestal
ten van haar vader, haar broers en
van de vrouwen, met wie Willem
van Oranje achtereenvolgens was
gehuwd. Het leven van Maria, dat
ons grotendeels op het slot de
Dillenburg wordt gpschilderd, was
een leven van wachten, gedurig
wachten op haar vader, op de man
met wie ze zal trouwen en ook
op haar broer, Philips Willem, die
in Spanje vertoeft. Marie C. van
Zeggelen heeft dit innerlijk zo be
wogen vrouwenleven op een zeer
boeiende wijze beschreven. Men
zou zo nu en dan bezwaar kunnen
maken tegen het vrij willekeurig
inlassen van zeventiende-eeuwse
woorden of uitdrukkingen, die
vaak helpen de juiste sfeer te tref
fer. maar soms ook onlogisch aan
doen. Behalve in een interessant
vrouwenleven geeft dit boek een
goede blik op een der meest bewo
gen tijdperken onzer geschiedenis,
zoals die zich afspiegelt in het
overeenkomstig Stuk historie van
het Huis van Oranje-Nassau.
grond. Het wijfje legt hierin een
vijftal witblauwe eieren, ter groot
te van een kippenei, doch iets stom
per. Na enkele dagen is het pasge
boren jong reeds een forse vogel
en na een maand is het volwassen.
Het is dan de moeite waard de
jonge haviken, die inmiddels hun
grijze dons voor een bruingestreept
verenpak hebben verwisseld, in hun
horst te bespieden. Eekhoorns en
houtduiven, die te oud worden, val
len ten prooi aan de ouders, die er
hun jongen mee voeden. Ook ge
beurt het wel, dat oen op een ver
moeiende lange tocht uitgeputte
duif, door hen wordt gegrepen. Een
kleinere soortgenoot van de havik,
de sperwer, komtjveel op dc Velu
we voor. Deze vogel met zijn grijze
borst en zijn leiblauwe lange, spitse
vleugels, die bij voorkeur niet al te
hoog boven de grond in een z.g. mik
nestelt, is een jager bij uitnemend
heid. Blijft er van een vlucht
spreeuwen, lijsters of koperwieken
een achter, dan is deze bijna altijd
ten dodo opgeschreven. De sperwer
stoot zelden misHij vervolgt
zijp prooi tot aan woningen toe.
Toch is de sperwer een nuttig dier,
want zijn prooi bestaat nieestal uit
zwakko dieren.
Slechtvalken
Slechtvalken zijn er veel
minder op de Veluwe. Het dier
bouwt z\jn nest op een plaats,
die voor de mens nagenoeg on-
bereik baar is, meestal in een
hoge beuk, die aan de onder
kant geen takken draagt. Zo
als by de meeste roofvogels is
het wijfje aanmerkelijk groter
dan het mannetje.' De jonge
slechtvalken z\jn evenals de
ouders licht bruingrijs ge
streept.
Er komen nog meer roofvogel-
soorten op de Veluwe voor, de ring-
pootbuizerd en de bruine kieken
dief, doch dit zjjn geen typische Ve-
luwebewoncrs. De bruine kieken
dief bijvoorbeeld is er alleen op
doortrek. De broed vindt plaats in
do rietlanden van Friesland, Dren
the en vooral in de „kraggen" bij
Giethoorn. Daar voelen ze zich vei
lig:
In de verte ontwaren we de om
trekken van een flinke roofvogel,
die met forse vleugelslag naderbij
komt. Eensklaps schiet de vogel
naar s beneden, een geweerschot
knalt, het dier wordt in* zijn duik
vlucht gestuit. Even nog stijgt hjj
weer loodrecht als een steigerend
paard en valt dan als een brok
steen op de grond. Een jachthond
snelt er op af, we zien hoe de jager
toekijkt. En plotseling moet ik den
ken aan de scène, die mijn metge
zel enige jaren geleden maakte,
toen „zijn" haviknest was uitge
haald. Vaak heeft hjj zich afge-
vraagt, wat er van de vogels is ge
worden. Zyn ze dood of zitten ze
misschien achter de tralies in een
of ander dierenpark? Wij weten
het niet. Maar wèl weten we, dat
'de vogels, waarover wp spraken,
door de Nederlandse wet worden
beschermd.
Zwarte lijst
Alleen de sperwer staat op
de zwarte lijst. Maar hoe vaak
gebeurt het niet, dat een to
renvalk voor een sperwer
wordt aangezien. De tijd ligt
nog niet ver achter ons, dat
jagers en jachtopzieners in
iedere vogel met scherpe klau
wen en een haakbek een scha
delijk dier zagen. Honderden
nuttige vogels zijn jaar in, jaar
uit het slachtoffer van dit
waandenkbeeld geworden en
menige streek is op deze wijze
stelselmatig beroofd van deze,
niet alleen uit economisch doch
ook uit aesthctisch oogpunt be
zien, waardevolle vogels.
Myn vriend heeft zijn leven lang
in de bossen en op de heidevelden
van de Veluwe verkeerd. En vaak
heeft hij me verteld dat er naar
z^n overtuiging géén schadelijke
vogels bestaan; géén roofvogels in
de eigenlijke betekenis van het
woord.
H. van DUIM
Hulshorst, 23 October 1947.
Voor de Zondag
Gods uitgestrekte
hand
TJ oe gaarne zouden we de Hand
Gods zien in "bet vele, dat
rond om ons heen gebeurt. Maar
het is alles zo verward, en eerder
in staat, ons het geloof in God te
benemen dan dat te versterken.
Misschien, dat dc tweede helft van
Jesaia 9 ons enig licht verschaft.
Het is een profetie degen Israël.
Daar komen dc rampen. Ze dragen
die kloek. Brutaal zeggen ze: .Als
de gebouwen van baksteen er aan
gaan. dan zetten u-c zc van na~
tuurstcen neer. als er geen gewoon
timmerhout meer is. dan maar
cederhout.
Maar. zo gaat de profeet ver
der: nieuwe gericht en zijn op
komst. Want dit volk keert zich
met to? Dien, Die het slaat! In
korte trekken .wordt dan vertelt
van al dc jammer, die komende is.
Met telkens als refrein: Om dit al
les keert Zijn toorn zich niet. af.
maar Zijn hand is nog niet uitgc-
strekt.
Ze willen bouwen... zonder God.
Ze drijven politiek.... zonder God.
Ze voeren oorlog.... zonder God.
En in al deze dingen halen zij
zelf het gericht over zich. Dc hei
lige en almachtige God heeft niets
te maken met die „lieve Heer", die
natuurlijk dient te doen, wat wtj
van Hem verwachten, op gevaar
af. dat Hij anders de klandizie vêr-
licst. Buiten God is 't nergens vei
lig! Welnu dan, wie dit niet wil
geloven, die zal het ervaren. Gods
erbarmen is grootMaar juist om
dit erbarmen kan Hj nooit zege
nen. wqt van Hem afvoert.
Hoe gaarne zouden wc dc Hand
Gods zien in dc geschiedenis en in
ons eigen Jfvcn. Welnu, zegt Je
saia 9. hier hebt ge dc kans! Wie
'zich buigt en zich gewonnen geeft,
gaat in hef gericht dc barmhartig
heid Gods ontdekken.
Ds. C. M.
i ENDT.
i' nf TT Hiermede vervolgen wij oma
D serie artikelen over beken-
7p wpI^ en onbekende personen uit
Lc Wel* 0fjH Qtngevjnq
..Hallo P.A.O. R.O.B., ik ga eindigen, want er stapt
net bezoek binnen." De heer A. Derksen. een van dc
zeven Amcrsfoortse zend-amateurs, neemt de koptele
foon af. zet de handmicrofoon op een tafeltje en heet
ons hartelijk we^om in zijn „radio-station" aan 4c
Woestijgerweg. Het kamertje is klein maar de inhoud
is kostbaar. Langs de rechterwand staan de grijsge
schilderde instrumenten, tezamen een zend- en ont-
vanginstallatie, die er wezen mag. De linkerwand -is
geheel bedekt met kleine kaarten, alle bevestigingen van
tot stand gekomen verbindingen. Leusden, Deventer,
New Zealand, United States, Japan, lezen wij
Grootste installatie
van Amersfoort
V..
Boekbespreking
Twee meisjesboeken
't Begon met een Erfenis (Uitg.
„De Sleutel") van Rona Lentinck,
is een echt gezellig vlot geschre
ven meisjesboek. De schrijfster
vertelt ons over de moeilijkheden
die Elske (een jonge lerares) moet
overwinnen, als ze tot haar grote
ontsteltenis een poffertjeskraam
erft. Ze wil er eerst afstand van
doen, maar gaat hem tenslotte ex
ploiteren. En met succes. Allerlei
situaties, waar Elske in verzeilt,
weet de schrijfster ons zo boeiend
te vertellen, dat de meeste lezeres
sen het boek in één ruk uit zullen
lezen.
Bij dezelfde uitgever verscheen
„Meisje Miek" van Hans Duyker.
De schrijver brengt ons in een zui
vere sfeer van kameraadschappe
lijke omgang tussen studerende en
werkende jongens en meisjes. Er
zijn geen grote gebeurtenissen in
dit boek maar de kleine belevenis
sen worden met grote warmte be
schreven. Miek kan als ze eind
examen heeft gedaan tot haar gro
te teleurstelling niet gaan stude
ren. Ze vindt een betrekking als
huishoudster en vindt zich daarin
gelukkig. Er zijn nog wel heel veel
moeilijkheden te overwinnen maar
Miek zet door en vindt tenslotte
haér grote geluk. .Een romantisch
einde van eep gezellig meisjesboek.
„.Op het ogenblik zijn we nog met
z'n zevenen in Amersfoort", vertelt
dc heer Dcrksdn, „maar binnenkort
is de achtste zend-amatcur in onze
stad te Verwachten. Hij heeft zo
juist met goed gevolg uxamen ge
daan en is momenteel druk bezig
met het bouwen van zijn appara
tuur."
Zijn blikken glijden vergenoegd
over de hoge stalen gevaarten, waar
op rode lampjes gloeien, naalden
over witte schijven nerveus heen en
weer1 trillen en een kartonnen kaar
tje met vervaarlijke lettcts de be
zoekers waarschuwt toch vooral het
koperdraad niet aan te raken" Hoog
spanning, 1000 volt".
Zelf gebouwd
„Zelf gebouwd", vertelt de heer
Derksen, „en ik mag wel zeggen, ge
loof ik. dat het de grootste installa
tie is in Amersfoort. Ik denk dat er
ongeveer 600 amateurs in Nederland
Vergenoegd glijden de
blikken van dc heer
Derksen over de hoge
stalen gevaarten, waar
op rode lampjes gloeien
kaans weet U wel. Dat noem ik
geen experimenteren nteer. Ja,
het is telkens weer een sensatie
verbinding te hebben met
iemand, die daar op /.ün kamer
tje. misschien honderden of dui
zenden kilometers ver weg. zit
te zoeken naar een Hollander,
een Jap of een Brit, die in de
lucht is.
Belangrijk werk
„Ja. en als je dan zo aan je, toch
betrekkelijk moderne toestellen zit
te werken denk je nauwelijks aa§
„de pioniers. En toch hebben die
eerste zond-amateurs ontzaglijk
veel en belangrijk werk voor het
radio verkeer gedaan. Weet U wel
dat het eerste radio-contact over
NETHERLANDS EXPERIMENTAL RADIO STATION.
QRA: WOESTIJGERWEG 141
i AMERSFOORT
input Watts.
To RADIO Confirming Fone/CW QSO on19.. afGMT
RSTonMC. QSBQRMQRNMOD
Remarks Vy 73 es DX
.rsfc, vla Postbox 400 Rotterdam
A. DERKSEN Opr.
QSL „Geef mij bevestiging
van ontvangst". Dit is dc kaaU*
welke dc heer Darksen 'hiervoob
gebruikt.
zijn. Ons doel is experimenteren op
radio-gebied, een liefhebberij, die
zoveel kennis en doorzettingsvermo
gen vereist, dat men wel hartstoch
telijk radio-enthousiast rrvoct zijn,
wil men bevredigende resultaten be
reiken. Alleen het bouwen van een
installatie vereist al. behalve een
flinke dosis kennis, enorm veel ge
duld en wilskracht.
De yankees doen dat anders.
Die kopen vaak de installatie
compleet, zo echt op z'n amen
de Atlantische Oceaan door een
Amerikaans amateur is gelegd? Dat
was in 1920. Hij kwam toen in ver
binding met een Frans amateur.
Wat zijn wij nu al een heel stuk
verdc;r' De Veron Vereniging voor
experimenteel radio-onderzoek in
Nederland waarvan alle amateurs
in ons land deel uitmaken werd in
Qctober '45 opgericht Vóór de Duit
sers ons het werken onmogelijk
maakten waren ze verenigd in de
Nederlandse Vereniging voor Irter-
nationaal Radio-amateurisme Ik
zelf zend eerst sinds Maart van dit
jaar, hoewel ik al veel langer, eigen
lijk van mijn jeugd af, in alles wat
met radio te maken heeft, mijn
Jje eerste Novembersnceuw is ge-
^-^vallen en daarmee is de tijd
weer aangebroken nu en dan eens 'n
avond Ae gaan „gézelsen" op de Ve-
luwse hcerd In het Lage Veld, waar
een halve eeuw geleden slechts en
kele hutten lagen, herinnert nog
maar weinig aan de oude tijd en het
is alleen Evert Vonk, die we tot de
laatste der Mohikanen kunnen reke
nen. Hij weet uit die dagen nog me
nige geschiedenis te vertellen en
daarom lopen we op een boesterige
avond graag eens bij hem aan.
.Tja," zegt Evert en hij glim
lacht eens stil voor zich heen, „mit
de pollitiek bemeuj ik m'n eigen
niet. Dat zulle de here in D'n Haag
wel kloar make; die hè 'n meer ver
staand dan ik Ik hep wark gcnög
op mien boerderietje en zo 's a^eS,
as we 't vijfures op hè 'n. kruup ik
hier stilletjes in mien hoekje bie
d n heerd en dan denk ik nog wel
es grèg terug ai\ vrögger dage. toen
'k nog jong was en d'r hier en doar
in 't Vel& niks te viende was dan
een enkele hut
D'r is hier wat yeraanderd! Zo n
vijftig joar geleeje zag je hier zowat
niks aanders as hei en struuke: de
„Driesingel" was d'r nog niet en al
die nijc huuze langs d n weg ne-
tuurlük ók niet. Winkels al even
min: veur boodschappe slofte je s
Zoaterdags naar 't daarp of je koch
ze an de winkelkar van Wout Hoef.
Woar nou Marten de bakker zit. lag
een breeje schaapsdrift en doarover
begós te wörre, was 't warkvolk doar
op d'n Schaffcloar present, went
vrögger waren ze niet zo kleinzerig
en maakte een arrebeier hele dagen!
Affijn. we warkten ók niet altoos
even hard, als was 't doar bie 't kas
teel wel een bietje uutkieke of de
beron soms ók in de buurt was. Je
kon d'r op rekene. dat-ie elke mar-
rege c.i soms 's middags ók nog een
keer 't warkvolk langs ging.
En toen op een goeie marrege. toe
we nog niet al veiil zin had-
de um te beginne en we doar zo mit
een koppeltje van een man of zes
bic mekoar zo'n bietje rond stinge
te hange, zeit 'r een: „Jonges, züw-
we 's doen. wie 't vêerste kan sprin
ge?'" Goed, dat zouë we doen en d'n
een na d'n aander nam een lange
me vanmarregd hardst"~':e dood in
't hok! En 't was nog wel zo'n barre
beste! Mer ja, niks an te doen: hij is
d'r geweest, meneer!"
„Wat? zei de beron. Wat veur een
ho?n? Wat hét een hoan. een dooje
hoan mit joe natte beks te make?
Dat zou ik wel es wille' wete. Dat
geet vierkant boven mien pet!"
„Ja. meneer de beron. dat zit zó.
'k Zal 't je uutlcgge. Ik bin al joare
gewend 's marreges op te stoan nut
't eerste kreije van d'n hoan. Dat
doej ik al joare zo en as ik dan de
koffie op hep en 'k stap goed deur,
nou-dan bin ik krèk op tied, hier op
de Schaffeloar. Dat hêt nog nooit
gemiSt. Zie je. meneer de beron. we
hebbe gien klok thuus cn ók gien
wekker Doarveur gebruukte ik dan
door
JAC. GAZENBEEK
trokke de boere uut Meulunteren en
't Overwoud mit de schaap d'n Barg
op....
In die dage woonde d'r hier in een
van de hutten een arrebeier. die bie
d'n ouwe bórregemeister van Barre-
veld op de Schaffeloar warkte. Gijs
Meerveld heette die en nou wou ik
ie es vertelle. hoe die op een keer
gevoaren is. D'r is in die dage heel
wat um gelache en ik kan me nog
best herinneren, dat 't gebeurde,
wentik was d'r zelf bie
TJie Gijs ging elke marrege al
heel vróg van huus en dan liep
die langs d'n Hessenweg naar Barre-
veld, naar 't wark. As 't goed licht
anleup en sprong over d'n gracht,
die doar achter um 't kaseel heen
loopt. Werachtig. 't was krèk een
stel schooljongens, zoas we doar an
d'n gang wazze; de een had nog al
meen schik dan d'n aander. Mer 't
grootste plezier hadde ze allemoal
toe Gijs an de beurt was. Net bie
't ofzette gleej die uut en klets
hij sprong midde in de gracht!
Nou d'r sting een héél stük
woater in en hij zakte d'r tot over
't middel in weg Netuurlük was die
strondnat en wij bpscheurden ons
van 't lache En toe. ineens, riep <fr
een: „Jonges pas op' De b e r o n!""
We hadde allemoal nog pet tied 'em
te smere en toe de börregcmeister
effe loater es op 't wark rondkeek,
was d'r gien kou an de lucht.
]\/Tir ja toe kwam de beron bie
■LVAJij? en hij moakte doar een
proatie over 't grondwark, woarmee
we an de gang ware cn over 't weer
en zo. En toe, ineens, ziet-ie, dat
Gijs een natte boks an hét en hij
zei: „Mer kerel, 't woater loopt je de
bokspiepe uut. Wat is d'r mit je ge
beurd?" Gijs wou natuurlük niet
Vertelle. daw-we doar as een koppel
schooljonges an 't slootjespringp ge
weest wazze en nog wel in d'n tied'
van de beron. En doarum verzon die
in de gauwigheid mer een heel ver-
hoal. Doar was die toch nogal stark
in!
„Ja. kiek es. meneer de beron".
zei Gijs, dat zak je noe es vertelle:
dat kompt deur d'n hoan! Die lag
d'n hoan! Mer nou wier ik vanmarre-
ge wakker en meteen zag ik al an 't
licht, da 'k veuls te loat was. En ik
^kwoad op d'n hoan! Die had vast
niet op tied gekreijd! Affijn, ik liep
es effe naar 't kiepehók en loat me
nou die' mooie hoan van me hard-
stike dood in 't nachthok ligge!
Nou' en toe heb ik gelope, wat
ik lope kor, um toch nog op tied op
't wark te weze, went ik weet, dat
meneer de beron doar merakel op
gest ld is. En umdat ik de kortste
weg wou r.emcn, bin ik niet de loan
deurgelope naar 't achterhek, mer
dwars deur de gracht. En noe bin
ik van ondere wel een bietje nat
gewórre, zoas meneer ók al gezien
hêt
De beron schudde van 't lachen en
zei" „Nou. je hêt in elk geval gedoan
wat je doen kon. Zo mag ik 't wél en
zorg nou mer, dat je een bietje in
de zon blieft, dan dreug je wel weer
op!" En weg stapte die mit z'n hoge
kapleerzen en z'n grote witte snor.
De arbeiders, die een poosje loater
dat moo'e verhoal ók te heure krege.
hadde 't grootste plezier, dat snap
jè En na de middagschoft kompt de
tuinboas- op 't wark en die zeit:
„Gijs! De beron hét gezeit, dat je
vanavend um zes uur, eer je naar
huus goat, effe op 't kasteel mót
komme.
Toen 't tegen zessen liep en Gijs
op pad ging, stinge we mit z'n
allen bie mekoar, nieuwschierig,
wat-ie op 't kasteel te heure zou
kriege. ,,'k Weet niet", zei d'r een,
„mer 'k heb net zo'n gevuül dat ie
jOns uut de vcérte hêt zien springe.
*En as dat zo is, nou-dan zal die Gijs
uutmeste, mer 'dan heure wij d'r ók
nog wel wat van
„Kletsproat", zei een ander, „dan
had ie dat dalük wel gedoan. t Is
wel een lastige mieter de beron. mer
hij is reeht-deur-zee. Ik hou 't er
veur. dat ie GijS|«en gulden in de
haand stopt. Of &eschien wel een*
riksdoalder!"
„Of een wekker!" zei Hent Ja-
cobse. „Let es op mien Woorden! As
de^beron lacht zo-as die vanmarrège
lachte, nou-dan is die in een goeie
bui. Wedde, dat Gijs gien uutbraan-
d kricgt? Wedde, dat ie een fijn
klokje meebrengt? Zo'n fijn nikkele
Wekkertje? Hoeft die niet meer te
wachte. tot de hoan 'em 's marreges
wakker krei.it.. We schote alle
moal in d'n lach, toe we weer an 't
mooie verhoal van dien. dooien hoan
dachte.
„Kiek, gunter kompt die al weer
an!" riep cl'r een. „En hij hêt 'n
kistje of 'n deus of zoiets onder d'n
arm! Nou zuile we 't gauw genóg
wete!" Nieuwschierig dronge we effe
Jpater um Gijs heen en die sting mit
een doodernstig gezicht de andere
an te kieke. En een vierkante deus
droeg die onder d'n rechterarm.
„En?" vroege we zowat allemoal
tegeliek, „wat zei die?"
,Ja-wat zei die! Hij vroeg of ik al
wat opgedreugd was en hoe 't mar
rege vróg móst, nou ik gien hoan
meer' had, die me zou kunnen roepe
en ók gien wekker, die me d'r uut
zou kunnen bellen. Nou. en toe'
zei ik, dat ik'es in 't darp zou kun
ne heune. wat een wekker kost...
„Gijs", zei de beron toe', ,.jie hêt
altoos goed je best gedoan en umdat
ik grêg hep. dat 't warkvolk op tied
is, geef ik je deze deus. Mót je straks
thuus mit moeder de, vrouw mer es
kieke. wat 'r in zit. En nou, wèl
thuus". Ja, dat zei die.
„Wedde dat 't een wekker is?" zei
Hent Jacobse. die 't doar al eerder
over had gehad, „ik heur 'em dude-
lük tikke! Jie boft mer. Gijs' „Doe
't deksel es een bietje umhoog". zei
een ander, ik bin zo merakels
nieuwschierig". Woarop Gijs zei:
„Doar lieg je in elk geval niet um:
de nieuwschierigheid schient je de
ogen uut, merik wil zelfs toch
ók wel es weten, wat ze me op 't
kasteel in de hand gestopt hebbe"
Toe' zette die de deus op de grond
en allemoal ginge we d'r op de hur
ken um heen zitte. Giis peuterde 't
touw los, dat kruusling's um de
deus heen zat. beurde heel veur-
zichtig 't deksel op en toen ineens
bulderden we allemoal van de lach,
>vcnt Gijs had nog mer ternauwer
nood gelegenheid urn 't deksel naar
boneeje te douwe en te veurkomme.
dat er meer naar buute kw^un dan
een kop mit een grote, rooie kam en
ee- poar vinnige ogen.
„Een hoan!" schreeuwden, we in
koor en weer stinge we krom van 't
lachen. „Een nieuwe wekker; Ik
heur 'em dudelük tikke', deej d'r
e Hent Jacobse na en dan sloege
wo mökoar over en weer op 't
schoer, tuümelden zowat onderste
boven over ohze eigen benen en
hielden d'n buuk vast van 't lachen,
Vciffal toe' d'r één krek begon te
kreijen as eeó hoan
TTn "Gijs? Die knupte doodbedoard
-1—'t touwtje weer um dc deus en
grinnktt zachtjes veur zich heen:
„Heb ik effe geboft! Nou hep ik twee
hoans, die me 's marreges wakker
kunne kreije! Mer an welke mót ik
me nou houën....? An de ouwe of
an de ni.ie tied.. 9 Dat wordt nog
een lastige geschiedenis marrege
vróg, jonges!"
Nou-en toe* ginge we dan mer
zachtjesan op huus an, -Gijs mit z'n
nieuwe hoan onder „d'n arm. Je ge-
leuft zeker wel, dat we zo onder
mekoar nog heel wat hebbe ofge-
lache um dat slootjespringc. Ja,
zókke dinge gebeurden d'r vrógger
Zacht gonst het kleine hout
vuur en daarboven neuriet de wa
terketel een dromerig wijsje; in het
vertrek hangt een weldadige warm
te en buiten, in de duistere avond,
doet de wind nu en dan de venster
luiken rammelen op de Hengsels. De
oude Evert zit stil voor zich uit te
staren, terwijl z'n bruin verweerde
hand langzaam de kop streelt van de
takshond, die bij hem op schoot te
dommelen ligt
JAC. GAZENBEEK
neus heb gestoken. Ik ben trouwens
radio-technicus bij de P.C.J.-zender
in Huizen. U ziet, mijn werk is te
vens m'n hobby.
80 meter-baad
„Kijk", zó vervolgt hij, ik ga nu
werken op de 80 meterband. Ama
teurs gebruiken verder nog de 20
meterband voor Europees- cn de 10
meterband voor wereldverkeer. Wat
op hot toestel in Uw huiskamer
hoogstens een centimeter lang is, is
hier wel Uvcc decimeter, ziet U wel.
Inderdaad, we zien het. Maar het
geluid, dat zulk een gedifferen
tieerde band produceert, is even
erg, zo niet erger, als het gekraak,
gebrul cn geloei in de huiskamer.
De heer Derksen controleert de toe
stellen. draait aan een paar knop
pen en onderzoekt of de antenne
hem niet in de steek laat. De rode
lampen flikkeren als geheimzinnige,
dreigende ogen. Uit de luidspreker
van het ontvangtoestel voor het
raam dreunen de stemmen van twee
Amcrsfoortse amateurs, die samen
een praatje maken alsof ze'gezellig
in dc huiskamer een kopje thee
zaten tc drinken.cn daar kwam
me een regenbui zeg. Ik maakte dat
ik binnenkwam Onze gastheer
zoekt verder. Een Engelsman met
een Zwitser: I really do hope
we sail meet again....".
Engels voertaal
„Engels Is de voertaal in de
lucht", lacht de heer Derksen.'
En dus moest ik het ook leren.
Alles wat ik er van weet, heb ik
van de zender opgestoken.
Tjonge, wat is cr«een Q.R.M. van
avond. Sorry, dat begrijpt U niet.
In de radiowereld gebruiken we
naturlijk veel codes: Q.R.O. bete
kent bijvoorbeeld: „Hoe ontvangt
U mij"j£ Q.S.L. is :,,Geef mij beves
tiging van ontvangst". Dat verzoek
heb ik zelf ook al honderden keren
gedaan. Daar aan de muur ziet U
het resultaat Maar we zullen het
eens gaan proberen.
„De zender wordt ingeschakeld:
„Algemene oproep, algemene op
roep. hier de zender P.A.O A D.J. te
Amersfoort, met een speciale uit
zending voor de pers". Minutenlang
slingert de „omroeper" zijn bood
schap door de lucht Naar Lcusdcn.
naar Deventer, België, Engeland,
Zwitserland en Amerika. Over bijna
de ganse wereld klinkt op dit ogen
blik dez.e stem uit Holland, hier
duidelijk en ginds misschien nau
welijks verstaanbaar.
Dan wordt van zender naar ont
vanger overgeschakeld Zou iemand
zich melden9 Weer braakt het toe
stel brokstukken van gesprekken:
gelach. Hello old boy. Daar komen
ze met de thee binnen, dus neem ik
voorlopig afscheid van je, I went to
Birmingham, ik heb me een aap ge
lachen, I do not know
Contact
Plotseling herkennen we sa
men ^de bezoeker met een
kreet van verrassing vanwege
het onbekende en de „operator"
met het gezicht van de man met
ervaring Engelse zinnen, ge
sproken met een Duits accent.
dwars door een geraas en een1*
gedonder, dat je door merg en
been gaat. Onverstaanbaar zijn
ze haast. maar. telkens keert er
in terug: A.D.JAD.J
Verder komen we helaas niet en-
voor vanavond moeten we de man'
een Zwitser fluistert dc heer
Derksen me toe laten schieten.
Maar de band wordt verder afge
zocht en daar meldt zich, veel dui
delijker, een Nederlander, een De-
ventenaar. P A.O.O.C.M.. die vertelt
wat malheur te hebben met zijn
spullen Over en wper worden rap
porten uitgebracht cn dan wordt de
vraag gesteld, wat dat is met die uit*
zending voor dc pers. De heer Derk
sen legt hem uit dat „Het Dagblad
voor Amersfoort" hem interviewt
over het zend-amateurisitie. P.A.O.
O.C.PJ. weet er ook heel wat van te
zeggen en al heeft onze Amersfoor-
tcr dat -Mes al verteld, we laten
hem praten Want juist door zulk
enthousiasme wordt deze kostbare,
maar nuttige liefhebberij, gedragen.
Prachtidee!
Charles Korvin, een Amerikaan die
onlangs van een Europese reis is
teruggekeerd, cn <jcn nog al pessi
mistisch idee van dc internationale
toestand heeft gekregen, heeft een
origineel denkbeeld aan dc hand
gedaan voor het handhaven van de
vrede.
Laat ons", zo zegt hij, „alle man
nen beneden de 45 jaar vrijstellen
van de militaire dienst en inplaats
van hen alle mannen boven de 45
jaar een uniform aantrekken, on
geacht hun positie in de politiek of
de industrie. Êr mogen geen uitzon
deringen worden gemaakt. Als de
Wisjinsky's en sommige anderen
soldaat moeten worden, zullen onze
oorlogen niet erg lang duren.