Financieele verhouding tusschen
Rijk en Gemeenten.
LUXE
VERHUUR-1NRICHTING
Automobiel-Centrale
TELEFOON 2061
Herziening van het gemeentelijk belastingstelsel.
Gemeenteraad.
Het Valutahuis
ste verbeteringen, namelijk de voorwaar
delijke invrijheidstelling bij goed gedrag
wannéér de gevangene bij terugkeer in
de maatschappij werk vindt (dat de re-
classeeringsambtenaren hem meestal wel
weten te verschaffen) en de invoering van
een systeem van „gunsten", die de ge
vangene zich door voorbeeldig gedrag kan
verwerven, hebben met het mooie reclas-
seeringswerk der particuliere vereenigin-
gen met rijkssubsidie, bewerkt, dat de
gevangenissen langzaam aan min of meer
ontvolkt worden. In slechts vijf jaar tijd
van 19231928 is het aantal ge
vangenen verminderd met 20 pCt., name
lijk van 2500 personen tot 17G0, terwijl
deze daling zich nog voortzet. Dat betee-
kent, jongen, minder pensiongasten op
staatskosten, d.w.z. onze kosten, minder
kans op recidive, meer nuttige, werkende
menschen in de maatschappij, minder ver
woeste levens en uiteengerukte gezinnen,
meer vertrouwen, minder gevangenissen...
En wij, mijn waarde neef, wij mogen ons
petje wel eens afnemen voor dat corps
van stille werkers, de celbezoekers der
reclasseering, die eiken gevangene be
zoeken, en trachten, hem moreel op te
heffen, nieuwe eerlijke arbeidszin, nieu
we moed, nieuw, nieuw vertrouwen in de
maatschappij in te boezemen, en hem
op het rechte, smalle pad te houden, door
allerlei raad en daadwerkelijke hullp, ook
nadat de gevangenisdeuren achter hem
zijn dichtgevallen en hij weer in de vrije,
maar voor een ex-gevangene dikwijls vij
andige maatschappij staat. Hats off! voor
de celbezoekers!
Groetjes van
OOM BART.
(Vervolg).
De indeeling der gemeente in klassen
heeft derhalve tot gevolg, dat:
a. in gemeenten der eerste klasse de be
lastingplicht aanvangt bij een inkomen:
voor een gehuwde van f 800.en voor
een ongehuwde van f700.(een onge
huwde wordt in dit geval aangeslagen naar
een inkomen van f800.
b. in gemeenten der tweede klasse de
belastingplicht aanvangt bij een inkomen:
voor een gehuwde van f700.(aanslag
naai* een inkomen van f 800.en voor
een ongehuwde van f 600.(aanslag naar
een inkomen van f 800.en
c. in gemeenten der derde klasse de
belastingplicht aanvangt bij een inkomen:
voor een gehuwde van f 600.— (aansla.?
naar een inkomen van f 800.en voor
een ongehuwde van f 500.(aanslag naar
een inkomen van f800.
De verdeeling der gemeente in klassen
komt dus, voor zoover den aanvang der
belastingplicht betreft, hierop neer, dat
in de eerste, tweede en derde klasse ge
huwden zonder kinderen met een inkomen
lager dan respectievelijk f 800.f 700.-
en f 600.vrij van de gemeentefondsb'e-
lasting zijn; voor ongehuwden wordt dit
onderscheidenlijk f 700.f 600.en
f 500.Zooals Uwe vergadering echter
reeds uit het vorenstaande zal zijn geble
ken is de verdeeling der gemeente in klas
sen niet alleen van belang voor den aan
vang van den belastingplicht, doch ook
in verband met de omstandigheid, dat voor
de bepaling van de aanslagen van alle
belastingplichtigen hun inkomens met de
zooeven genoemde bedragen worden ver
hoogd.
In verband met de regeling der klasse-
indeeling brengen wij voorts nog onder
Uwe aandacht, dat indien van in gezins
verband samenwonende personen twee of
meer belastingschuldig zijn, voor ieder de
zer belastingschuldigen de belastbare .som
wordt verhoogd met zooveel maal f 50.
als het aantal samenwonende belasting
schuldigen bedraagt, echter met dien ver
stande, dat een echtpaar voor één persoon
wordt gerekend en dat als belasting!
schuldig alleen wordt aangemerkt ieder
persoon die, ook zonder de toepassing van
deze bepaling, voor een aanslag in aan
merking zou komen.
Hetgeen de fondsbelasting in hoofdsom
meer opbrengt bij rangschikking der ge
meente in de tweede of derde klasse dan
de som, die zij bij plaatsing der gemeente
in de eerste klasse zoude hebben opge
bracht, komt rechtstreeks aan de gemeen
te ten goede.
Wij meenen Uwe vergadering door het
vorenstaande voldoende op de hoogte te
hebben gebracht met de wettelijke bepa
lingen omrtent de indeeling in een der
klassen voor de heffing der gemeente
fondsbelasting. Wij merken nog op dat
de tarieven voor de heffing van die belas
ting alsmede de bepalingen omtrent den
toe te passen kinderaftrek te Uwer kennis
zijn gebracht in een onder dagteekening
van October 1929 door den gemeentese
cretaris toegezonden overzicht met be
trekking tot de in behandeling zijnde aan
gelegenheid.
Het staat thans ter beslissing aan Uwe
vergadering in welke klasse de gemeente
zal worden gerangschikt. Een globale be
rekening heeft aangetoond dat de rang
schikking in de tweede of derde klasse
een meeropbrengst van onderscheidenlijk
ongeveer f8000.- en f 16.000.- in hoofd
som, dus ongerekend de op de fondsbe
lasting te heffen opcenten, zal geven.
Uit het vorenstaande zal het Uwe ver
gadering waarschijnlijk zijn gebleken, dat
er een zeker verband bestaat tusschen de
klassificatie der gemeenten voor de fonds
belasting volgens de nieuwe bepalingen
en den aftrek voor noodzakelijk levens
onderhoud bjj de gemeentelijke inkomsten
belasting volgens de thans nog van kracht
zijnde voorschriften. De aftrek voor nood
zakelijk levensonderhoud bedraagt inge
volge art. 3 der verordening op de heffing
van een plaatselijke inkomstenbelasting
in deze gemeente:
a. f700.indien de belastingplich
tige gehuwd is;
b. f700.indien de belastingplichti
ge weduwnaar, weduwe of gescheiden van
echt is en een zelfstandige huishouding
heeft;
c. f700.indien de belastingplichtige
gescheiden is van tafel en bed en een zelf
standige huishouding heeft;
d. f 500.indien de belastingplichtige
ongehuwd is en niet behoort onder de sub
b en c genoemde personen.
Bij vergelijking van de zoo juist ge
noemde bedragen van aftrek voor nood
zakelijk levensonderhoud voor de gemeen
telijke inkomstenbelasting met de belas
tingvrije bedragen voor de verschillende
klassen der fondsbelasting blijkt het, dat
eerstgenoemde bedragen de meeste over
eenkomst vertoonen met de belastingvrije
bedragen voor de tweede klasse der fonds-
belasting. Deze omstandigheid is voor
ons College aanleiding U voor te stellen
de gemeente in de tweede klasse in te
deelen. Bovendien meenen wij daartoe te
moeten adviseeren, omdat tengevolge van
de meeropbrengst der fondsbelasting in
de tweede klasse, die rechtstreeks aan de
gemeente ten goede komt, het aantal op
die belasting te heffen opcenten beperkt
kan blijven.
e. Bevoegdheid tot heffing van opcenten'
op de hoofdsom der gemeentefondsbelas
ting.
Het gewijzigde artikel 240 der Gemeen
tewet geeft den Gemeentebesturen de be
voegdheid ingaande 1 Mei 1931 opcenten
te heffen op de hoofasom der gemeerïte-
fonsbelasting. Deze opcenten moéten vol
gens art. 243, le lid dier wet op alle aan
slagen tot een gelijk getal worden gehe
ven. Het tweede lid van dat artikel staat
echter een afwijking op dezen regel toe
en veroorlooft het tarief der opcenten op
zoodanigen voet in te richten, dat een
geleidelijk stijgend getal opcenten wordt
geheven bij toeneming van de belastbare
som.
In verscheidene gemeenten zullen de
opcenten op de hoofdsom der gemeente
fondsbelasting als sluitpost der begrooting
moeten dienen. Het is echter ook mogelijk
de opcenten op de hoofdsom der perso-
neele belasting daarvoor te bestemmen.
Vermits blijkens ons vorenstaand voorstel
met betrekking tot de heffing van opcen
ten op de hoofdsom der personeele belas-
tnig, indien dit voorstel althans door Uwe
vergadering wordt aanvaard, reeds een be
duidend aantal opcenten op de hoofdsom
van die belasting zal moeten worden ge
heven, komt het ons College het meest ge-
wenscht voor de opcenten op de hoofdsom
der fondsbelasting als sluitpost der be
grooting te bestemmen.
In de eerste plaats rijst dan de vraag
voor welk bedrag thans nog dekking moet
worden gezocht. Uit de aan het slot van
punt II van ,dit voorstel gegeven becijfe
ring blijkt dat na aftrek van de opbrengst
van de bij dat punt genoemde middelen
in totaal nog gevonden zal moeten wor
den een bedrag van f 126.150.
Overeenkomstig onze hiervoren gedane
voorstellen zal naar raming worden ge
vonden
a. door indeeling van de
gemeente in de tweede klasse
voor de heffing van de fonds
belasting f 8.000.
b. door heffing van opcen
ten op de hoofdsom der per
soneele belasting boven het
thans reeds geheven aantal f 42.250.
f 50.250.—
Verschil f 75.900.
Naar schatting zal de fondsbelasting
bij rangschikking der gemeente in de
tweede klasse in hoofdsom een opbrengst
geven van f 138.000.Ter dekking van
vorengenoemd verschil zullen voor den
dienst 1931 dus 75900 1380 is 55 op
centen op de hoofdsom der gemeentefonds
belasting moeten worden geheven, waar
toe wij U bij dezen het voorstel doen. Ge
let op de progessie in het tarief der
fondsbelasting, meenen wij dat voor een
progressieve heffing der opcenten op die
belasting geen aanleiding bestaat.
f. Bevoegdheid tot heffing van een
woonforensenbelasting.
Onder de huidige voorschriften zijn de
forensen van rechtswege belastingplich
tig, waarbij de op te leggen aanslag alleen
verband houdt met het inkomen der be
lastingplichtigen. Onderscheiden worden
twee categorieën van forensen n.1. woon-
forensen en bedrijfsïorensen. Dit onder
scheid maakt de Gemeentewet in haar
gewijzigde redactie niet meer. Daarin geeft
zij aan de Gemeentebesturen enkel de be
voegdheid tot heffing eener woonforen
senbelasting, waarbij de belastingplichtig
heid ontstaat door gedurende het belas
tingjaar meer dan 90 malen nachtverblijf
in een andere gemeente dan die van hoofd
verblijf te hebben, anders dan als ver
pleegde in een krankzinnigengesticht of
ziekenhuis en bovendien bij het gedurende
het belastingjaar meer dan 90 dagen voor
zich of hun gezin beschikbaar houden van
een gemeubileerde woning in een ande
re gemeente dan die van hoofdverblijf.
Nadrukkelijk is verboden het bedrag der
belasting onmiddellijk of middellijk af
hankelijk te stellen van het inkomen of
van een deel van het inkomen. De hef
fing geschiedt naar den duur van het ver
blijf of naar de huurwaarde der gemeubi
leerde woning dan wel naar andere, bij
de verordening vast te stellen grondsla
gen. Het karakter dezer belasting is dus
veranderd van inkomstenbelasting tot ver
teringsbelasting.
Vermits de woonforensenbelasting on
der de nieuwe regiling niet meer mag wor
den geheven naar den grondslag van het
inkomen, verwachten wij bij eventueele in
voering daarvan geen belangrijke bate
voor de gemeentekas. Wij stellen Uwe
vergadering daarom voor van Uwe be
voegdheid tot invoering dezer belasting
thans nog geen gebruik te maken.
g. Bevoegdheid tot heffing van opcenten
op de hoofdsom der vermogensbelasting.
Artikel 246 a der Gemeentewet beperkt
in zijn nieuwe retractie de bevoegdheid
der gemeentebesturen tot heffing van op
centen op de hoofdsom der vermogensbe
lasting tot een aantal van ten hoogste
50. In verband met de omstandigheid, dat
op de hoofdsom der vermogensbelasting
reeds 50 opcenten ten bate van het ge
meentefonds zullen worden geheven en
voorts in aanmerking nemende, dat de op
centen op de in deze gemeente opgeleg
de aanslagen op de vermogensbelasting
nog kort geleden door Uwe vergadering
zijn afgeschaft, stellen wij U voor niet tot
wederinvoering daarvan te besluiten.
Tenslotte willen wij nog even stil staan
bij het laatste punt van onze voordracht
n.1.:
IV. De overgang van den ouden naar
den nieuwen toestand.
Wij kunnen beginnen met op te merken
dat er over de financieele gevolgen van
dezen overgangstoestand momenteel nog
weinig valt te vermelden. Zoolang er nog
geen aanvullingsbepalingeo op de begroo-
tings- en rekeningsvoorschriften zijn ver
schenen, kunnen wij niet aamgeven op wel
ke dienstjaren de opbrengst der hier
voren bij punt II en III nader omschreven
middelen zullen moeten worden verant
woord.
Daarbij komt, zooals reeds eerder werd
opgemerkt, nog de onzekerheid omtrent
de opbrengst der middelen, welke onze
kerheid bovendien nog verhoogd wordt
door de gevolgen van de beurscrisis en
de sinds eenigen tijd heerschende depres
sie op het gebied van landbouw en indu
strie.
In het algemeen heerschtde meening,
dat de financieele zijde van dezen over
gangstoestand voor de gemeenten niet
nadeelig zal zijn, omdat de uitkeeringen
der grondbelasting en der personeele be
lasting reeds vanaf 1 Januari 1931 ten
bate der gemeente komen en bovendien
ten bate van den dienst 1931 komt de
opbrengst der gemeentelijke inkomstenbe
lasting van het loopende belastingjaar,
voor zooverre deze opbrengst overschrijdt
het twee derde gedeelte van de bij de
vaststelling van den factor voor het be
lastingjaar 19301931 geraamde op
brengst. De laatst bedoelde opbrengst is
bij Uw besluit van 7 April 1930, 4e aU
deeling No. 180 geraamd op f 285.000.-,
zoodat op den dienst 1931 aan inkomsten
belasting van het belastingjaar 1930
1931 zal worden verantwoord het bedrag,
hetwelk dit belastingjaar meer opbrengt
dan 190.000.
Het vorenstaande in aanmerking nemen
de bestaat de mogelijkheid dat bij de door
ons College in deze voordracht gedane be
lastingvoorstellen de dienst 1931 een ba
tig saldo zal opleveren. Dit eventueel sal
do ontstaat echter tengevolge van de zoo
juist genoemde buitengewone omstandig
heid. Naar het oordeel van ons College
brengt een voorzichtig financieel beleid
mede, dat bij het vaststellen der belas
tingverordeningen geen rekening wordt ge
houden met dit eventueel vermoedelijk ba
tig saldo op den dienst 1931. Houdt men
er wel rekening mede dan zal daarvan het
gevolg zijn, dat voor 1932 weder een be
langrijke belastingverhooging zal moeten
plaats hebben, hetgeen voor deze gemeente
noodlottige gevolgen zoude kunnen mede
brengen. Wij Hebben het daarom wensche-
lijk geacht bij den opzet dezer voorstel
len rekening te houden met de gevolgen
der nieuwe regeling, niet alleen voor den
dienst 1931, doch ook voor de komende
jaren.
Wij meenen dit voorstel niet te mogen
eindigen alvorens Uwe vergadering te heb
ben gewezen op de verlichting van den
belastingdruk, die de nieuwe regeling der
financieele verhouding tusschen het rijk
en de gemeenten voor de ingezetenen van
onze gemeente zal brengen. Bij vergelij
king van de tarieven der gemeentelijke
inkomstenbelasting bij een factor van i.9,
zooals die voor de laatste vijf belasting
jaren door Uwre vergadering werd vastge
steld, met de tarieven van de fondsbelas
ting, zal U dit duidelijk blijken. Tenslotte
vestigen wij er nog (Jwe aandacht op, dat
indien de wet op de financieele verhouding
tusschen het rijk en de gemeente niet tot
stand was gekomen een belastingverhoo
ging voor den dienst 1931 onvermijdelijk
zoude zijn geweest. Te Uwer overtuiging
daarvan mogen wij U verwijzen naar» het
geen wij Uwen Raad mededeelen bij de no
ta d.d. 28 November 1929. 4e afdeeling
No. 766 van aanbieding der gemeentebe
groting voor het dienstjaar 1930.
Resumeerende stellen wij Uwe vergade
ring voor:
I. over te gaan tot vaststelling van de
volgende besluiten:
a. tot heffing van 100 opcenten op de
hoofdsom der personeele belasting (ont
werp I);
b. tot invordering van de sub a (genoem
de opcenten (ontwerp II);
c. tot rangschikking der gemeente voor
de heffing der personeele belasting in de
zesde en achtste klasse, overeenkomstig
de in dit voorstel nader omschreven in
deeling; (ontwerp III);
d. tot klassificatie der gemeente voor
de heffing der gemeentefondsbelasting in
de tweede klasse (ontwerp IV);
e. tot heffing van 55 opcenten op Öe
hoofdsom der gemeentefondsbelasting voor
het belastingjaar 1931 1932 (ontwerp
V);
f. tot invordering van de sub. e genoem
de opcenten (ontwerp VI)
II. geen gebruik te maken van de be
voegdheid
a. tot wijziging der h'effingspercenta-
ges en belastingbedragen voor de perso
neele belasting;
b. om voor sommige grondslagen der
personeele belasting' geen belasting te
heffen
c. tot heffing van een woonforensenbe
lasting en
d. tot heffing van opcenten op de hoofd
som der vermogensbelasting.
Tenslotte deelen wij Uwe vergadering
nog mede, dat zoowel de financieele com
missie als de belastingcommissie over de
hoofdpunten dezer voorstellen zijn ge
hoord. De beide commissies verklaarden
zich daarmede wel te kunnen vereeni
gen.
De Raad der Gemente Soest wordt hier
bij in openbare vergadering bijeengeroepen
tegen Maandag 28 Juli des avonds 8 uur
ter behandeling van de navolgende
AGENDA.
1. Vaststelling van de notulen der verga
dering d.d. 14 Juli 1930.
2. Mededeeling van ingekomen stukken.
3. Behandeling van de voorstellen van B.
en W. tot herziening van het gemeentelijk
Belastingstelsel.
4. Vaststelling eener afzonderlijke Veror
dening ter voorkoming van brand, alsmede
vaststelling van een wijzigingsverordening
der Algemeene Politie-verordening.
5. Vaststelling van besluiten tot wijziging
van de gemeentebegrooting 1930.
0. Behandeling van een verzoek van het
Bestuur der Stichting Engendaalschool om
de noodige gelden beschikbaar te stellen
voor aankoop van schoolmeubelen en leer
middelen ten behoeve van het 3e leerjaa-
der U.L.O. school.
7. Vaststelling van een besluit tot in
schenking aanvaarden van grond.
8. Voorstel van B. en W. tot het plaatsen
van een sirene nabij de brandweer-centrale
te Soesterberg met credietaanvrage.
9. Voorstel van B. en W. tot het verleenen
van een crediet voor een te geven vuur
werk ter gelegenheid van de herdenking
van den óOsten verjaardag van H.M. de
Koningin.
PUNT 3 DER AGENDA.
B. en W. schrijven daaromtrent aan den
Raad:
Bij ons schrijven d.d. 7 Juli 1930, 4e af
deeling No. 1525 werden Uwe Vergadering
voorstellen aangeboden tot herziening van
het gemeentelijk belastingstelsel, welke her
ziening noodig is geworden tengevolge van
de gewijzigde financieele verhouding tus
schen het Rijk en de Gemeenten bij de wet
van 15 Juli 1929, Staatsblad No. 388.
Deze voorstellen zijn behandeld in een
gecombineerde vergadering van de Finan
cieele- en Belasting-commissie op 11 dezer,
terwijl bovendien het oordeel van Uwen
Raad over die voorstellen is gevraagd in
een samenkomst, gehouden na Uwe ver
gadering op 14 Juli j.1.
Bij de gehouden besprekingen is ons ge
bleken, dat er vrijwel algemeen prijs op
werd gesteld de opcenten op de hoofd
som der personeele belasting niet boven
een aantal van 90 op te voeren. Zooals Uwe
Vergadering bekend is, was door ons Col
lege voorgesteld die opcenten tot 100 te
verhoogen. De verlaging tot 90 opcenten
G. G. J. ALBLAS
zal een mindere bate beteekenen van
8.450.Bij de meergemelde besprekin
gen werd naar voren gebracht, dat dit be
drag voor de komende jaren zou kunnen
worden gemist, indien in 1931 wordt over
gegaan tot een versnelde uitvoering van
of buitengewone reservering voor het
U bekende „Wegenplan", welke versnelde
uitvoering of buitengewone reserveering
waarschijnlijk mogelijk zal worden doo-
aanwending van de vermoedelijke batige
sloten op de gemeente-rekeningen van de
dienstjaren 1929, 1930 en 1931. Tengevolge
van de versnelde uitvoering van -of buiten
gewone reserveering voor het Wegenplan
in 1931 zullen de daarna komende jaren
minder zwaar behoeven te worden belast
met uitgaven uit dat plan voortvloeien.
Het vorenstaande in aanmerking nemen
de, bestaat er bij ons College geen bezwaar
ons voorstel tot het heffen van 100 opcen
ten op de hoofdsom der personeele be
lasting zoodanig te wijzigen dat instede
van 100 opcenten 90 opcenten zullen wor
den geheven.
Voorts is door Uwe Vergadering de wen-
schelijkheid uitgesproken de geheele Ge
meente voor de heffing der personeele be
lasting in de zesde klasse te plaatsen. Aan
gezien slechts een betrekkelijk en bij rang
schikking van de geheele Gemeente in de
zesde klasse een zeer geringe belasting
opbrengst verloren gaat, welk verlies voor
de gemaakte berekening der uitkomsten
der gewijzigde financieele verhouding tus
schen het Rijk en Gemeenten kan worden
UTRECHT, Potterstr. 22, Vreeburg
36, Steenweg 62.
HILVERSUM - Leeuwenstraat 28.
AMERSFOORT - Krommegracht 4.
Het meest gesorteerde en goedkoopste
adres voor
SIGAREN, SIGARETTEN, TABAK
verwaarloosd, bestaat ook daartegen bij
ons. College geen bezwaar.
In afwijking van ons voorstel d.d. 7 Juli
1930, 4e afdeeling No. 1525 stellen wij Uwe
Vergadering thans voor te besluiten:
a. tot heffing van 90 opcenten op de
hoofdsom der personeele belasting:
b. Tot rangschikking der geheele Ge
meente voor de heffing der personeele be
lasting in de zesde klasse.
De tengevolge van dit voorstel noodig
geworden wijzigingen in de stukken, ge
voegd bij ons meergemeld voorstel van 7
Juli j.1., hebben wij aangebracht. Een exem
plaar der gewijzigde stukken is bij de of-
ficieele raadsstukken ter inzage nederge-
legd.
PUNT 6 DER AGENDA.
B. en W. schrijven daaromtrent aan den
Raad
Door het Bestuur der Stichting Engen
daalschool is verzocht het de gelden tc
verstrekken voor het aanschaffen van de
noodige schoolmeubelen en leermiddelen
voor de inrichting van het derde leerjaar
der U.L.O. school.
Aangezien de aanvrage aan de wettelij
ke vereischten voldoet, stellen wij U voor
ten aanzien van die aanvrage de wettelijk
voorgeschreven medewerking te verleenen.
Het hierondervermeld ontwerp-bestluit bie
den wij U hierbij ter vaststelling aan:
„De Raad der Gemeente Soest,
Gezien het schrijven van het Bestuur der
Stichting Engendaalschool d.d. 20 Juni
1930, waarin wordt verzocht de gelden te
verstrekken voor het aanschaffen van de
noodige schoolmeubelen en leermiddelen
voor de inrichting van het derde leerjaar
der U.L.O. school;
Medegezien het voorstel van Burge
meester en Wethouders d.d. 22 Juli 1930,
le Afd. No. 1506;
Overwegende, dat de aanvrage aan de
wettelijke vereischten voldoet;
Gelet op de artt. 72 en vlg der Lager
Onderwijswet 1920;
BESLUIT:
ten aanzien van deze aanvrage de wette
lijk voorgeschreven medewerking te ver
leenen."
PUNT 7 DER AGENDA.
B. en W. schrijven daaromtrent aan den
Raad:
Bij besluit van den Raad van 13 Decem
ber 1927, 5e Afdeeling No. 5-3138, werd on
der meer van A. Radstok te Soest in
schenking aanvaard een strook van het
kadastrale perceel sectie G. No. 3432 ge
legen aan en bestemd ter verbreeding van
de Wijnand Toplaan.
Bedoelde strook grond kon echter niet
aan de gemeente in eigendom worden over
gedragen, aangezien Radstok intusschen
den grond had verkocht en de kooper toen
niet bereid was tot de overdracht mede t -
werken.
Na eenige onderhandelingen is het ons
thans gelukt den tegenwoordigen eigenaar
zijnde den Heer R. Bokma te Soest, te
bewegen den grond noodig voor verbree
ding van die laan aan de gemeente af te
staan.
Wij stellen U voor, voor zooveel noo
dig onder intrekking van het Raadsbesluit
van 13 December 1927, 3e afdeeling No.
5-3-38, den grond onder de in het hierbij
gevoegde ontwerp besluit opgenomen voor
waarden van den Heer Bokma in schen
king te aanvaarden.
PUNT 7 DER AGENDA.
B. en W. stellen den Raad voor:
Overwegende, dat bij Besluit van dei
Raad dezer gemeente van 13 December
1927, 3e Afdeeling No. 5-3-38, goedgekeurd
door Gedeputeerde Staten van Utrecht op
10 Januari 1928, afd. 3 No. 4060/87, ondei
meer van A. Radstok te Soest in schenking
werd aanvaard een gedeelte van het kada
strale perceel sectie G. No. 3432;
dat de overdracht van den grond niet kon
geschieden aangezien de schenker den
grond intusschen had verkocht en de nieu
we eigenaar niet tot overdracht wenschte
mede te werken;
dat de tegenwoordige eigenaar, de Heer
R. Bokma, wonende te Soest, Beukenlaan
No. 20b volgens ingeleverde afstands ver
klaring genegen is den grond aan de ge
meente in schenking af te staan;
Gezien het voorstel van Burgemeester
en Wethouders van 10 Juli 1930 No. 5-3-49;
Gelet op de Gemeentewet;
BESLUIT:
I. Onder intrekking van de onder I in
het Raadsbesluit van 13 December 1927,
3e Afdeeling No. 5-3-38 .aanvaarde schen
king van een gedeelte van het kadastrale
perceel sectie G. No. 3432 gedaan door A.
Radstok te Soest.
in schenking te aanvaarden van R. Bok
ma, wonende te Soest Beukenlaan No. 20b.
een gedeelte van het kadastrale perceel
sectie G. No. 3432 der gemeente Soest, ter
breedte van ongeveer 0.60 M. en ter lengte
van ongeveer 27 M. en dus ter grootte van
ongeveer 16.20 M 2, een en ander zooals
op de bijbehoorende schetskaart in blauwe
ongeveer is aangegeven en na<jer ter plaat
se door of van wege het gemeentebestuur
zal worden uitgezet, onder de navolgende
voorwaarden
a. de gemeente Soest zal niet eerder de
bestaande hegafscheiding mogen verzetten
dan op het tijdstip dat door den gemeen
te Soest met de verharding van de Wijnand
Toplaan Wordt aangevangen en de bestaan
de greppel langs het perceel van schenker
aan de Wijnand Toplaan zal worden ge
doleerd
b. de kosten van opmeting en over
dracht van den in dit besluit genoemden
grond komen voor rekening van de ge
meente Soest;
c. de kosten verbonden aan het verplaat
sen van de hekafscheiding en van de be
staande of te plaatsen heg komen voor re
kening van de gemeente Soest;