Nieuws- en Advertentieblad
Verschijnt Woensdag en Zaterdag
2
c
„GOUDHEUVEL"
Van Caesar.
A.R. Kiesvereeniging „Nederland en Oranje"
No. 55
01
REDACTIE- EN ADM.-ADRES: VAN WEEDESTR. 7 - TEL. 2062 - SOESTDIJK
Bekendmakingen.
Officieel.
FEUILLETON
Negentiende Jaargang
Woensdag 8 Juli 1931
c
5**5 »5
c
e
c
c
c
c
c
c
c
c
c
c
c
c
c
c
c
4'
c
c
c
c
c
c
c
515
BUREAU VOOR ADMINISTRATIE: VAN WEEDESTAAT 7 SOESTDIJK
ADVERTENTIEN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT
UITERLIJK DINSDAGS- EN VRIJDAGSMORGENS 10 UUR AAN HET BUREAU
UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ v.h. G. v. d. BOVENKAMP
ADVERTENTIEN: VAN 1 TOT 5 REGELS 75 CTS., ELKE REGEL MEER 15 CTS.
GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. GROOTE KORTING
ABONNEMENTSPRIJS f 1.— PER DRIE MAANDEN, FRANCO PER POST
HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 15 VAN DE AUTEURSWET 1912 (STAATSBLAD NUMMER 380)
Overgang naar de aanvullingsreserve.
De Burgemeester der gemeente Soest,
brengt ter kennis van belanghebb tv'en:
Behoudens onvoorziene omstandigneden,
zullen op 1 October 1931 naar de aanvul
lingsreserve overgaan:
1. de gewone dienstplichtigen var. de
landmacht, behoorende tot de lichting 1916
met uitzondering van hen, die de eerste
oefening met een andere lichting hebben
beëindigd
2. de gewone dienstplichtigen w.n de
landmacht van andere lichtingen, di met
de lichting 1916 de eerste oefening heb
ben beëindigd, met uitzondering van hen,
die reeds eerder naar de aanvul'ingsreser
ve zijn overgegaan.
Van den hierboven bedoelden overgang
zijn niet uitgezonderd de dienstplichtigen
van de lichting 1916, die reeds in 1915
zijn ingelijfd en ook in dat jaar de eerste
oefening hebben aangevangen. Indien deze
dienstplichtigen echter die oefening niet
onafgebroken hebben volbracht en dienten
gevolge haar hebben beëindigd met een
andere lichting dan die van 1916, geldt
voor hen de hierboven onder 1 gemaakte
uitzondering.
De tot de aanvullingsreserve behoorende
dienstplichtigen zijn bestemd om in geval
van mobilisatie eerst na de algemeene op
roeping in werkelijken dienst te worden
geroepen en om dan op te komen bij de
depots.
De rijksgoederen, verstrekt aan de
dienstplichtigen, die op genoemden datum
naar bedoelde reserve overgaan, zullen
met uitzondering van haarkam, roskam,
spons en zakboekje in October 1931
moeten worden ingeleverd. Blijkt bij de in
levering, dat er goederen ontbreken, of dat
deze niet in den vereischten staat ver-
keeren, dan stelt de dienstplichtige, wien
bet aangaat, zich o.a. aan bestraffing bloot.
Nader zal aan belanghebbenden worden
bekend gemaakt, wanneer en waar de inle
vering moet plaats hebben.
Soest, 4 Juli 1931.
De Burgemeester van Soest,
G. Deketh.
„Iedereen wenscht een prettige va-
cantie te hebben, maar het slagen
daarvan wordt bepaald door de ma
te waarin vacantie dient om hem
te sterken voor de plichten van 't
leven"....
ANON.
Bij 'mijn baard!, dat klinkt al heel erg
droogstokkerig en taai en onaantrekkelijk.
Naar het Engelsch
CARL SWERDNA
21)
Hierna hadden vreemde praatjes de ron
de gedaan, dat de geest van den moorde
naar en diens slachtoffer zouden rondwa
ren op den molen.'Knechts wilden er niet
langer werken. De zaken verliepen en Bol-
liver was arm gestorven. Een ander had
er opnieuw geprobeerd, maar met al even
weinig geluk, zoodat de molen, sinds dien,
verlaten stond en al half tot een ruïne was
geworden.
Op den achtergrond van het schilder
achtige plekje prijkte het bosch van Rox-
minster, in zijn kleurrijke herfsttinten.
Curzon had dit plekje aangeraden, maar
Dorothy maakte er op den dag van den
pic-nic voor het eerst mee kennis. Want
met haar werk en haar ,babies" en Mary
had zij het altijd zóó volhandig, dat zij
maar heel weinig tijd voor zichzelve over
hield. Ze was er echter zeer mee ingeno
men en zei tegen Roderick:
,Weet u, wanneer ik het hier wel eens
zou willen zien? Op een donkeren win—
derigen avond, wanneer de maan zoo af
en toe tusschen de zware wolken door
trekt en met kletteren en spatten van de
regendruppels, af en toe opgezwiept door
een gierende windvlaag, het geheel opluis
tert'met een grillige, mystieke muziek".
,Bij zulk een gelegenheid stel ik mij ge
heel te uwer beschikking, om u te bege
leiden".
dat „sterken voor de plichten", enz. en
dat nog wel speciaal in de vacantie, sap
perloot, in vacantie waarin men wil luieren
en zich te goed doen en liefst heelemaal
niet aan plichten en werk denken. Maar....
kom kc m, zoo erg is het niet, en het pro
ces van die sterking voor plichten (brrr...
wal een streng woord) is geheel pijnloos
en U merkt er waaratje niet eens iets van,
en terwijl ge U kostelijk amuseert en al
lerlei ongedachte en ongewone, buitennis-
sige dingen uithaalt in Uw vacantie.... ge
beurt het! Want dat is het groote geheim
en tevens de groote beteekenis van va
cantie: verandering, afwisseling, opening
van geheel nieuwe gezichtspunten, nieuwe
horizonten, nieuwe belangstelling voor het
leven en "het werken, nieuwe animo, nieu
we geestdrift, nieuwe levenslust, ziedaar
het doel van vacantie. En dat is toch hee
lemaal niet droogstokkerig, nietwaar?
Terwijl het ons niettemin „sterkt voor de
plichten van het leven" aldus. Het is
maar de zaak, de dingen in het juiste licht
te zien. Dan verliezen ze heel dikwijls
veel, zoo niet alles, van hun onaantrekke
lijkheid of angstwekkendheid.
Maar we hadden het dan over vacantie.
Onmiddellijk rijzen visioenen op van de
schoonheid der natuur, de plechtige rust
aan het eind van een schoonen zomerdag,
de stille, stralende lichten aan den stillen
nachthemel, de pracht van zacht omboog
rijzende heuvels, als een levend getuigenis
van de mogelijkheid in ieder van ons tot
een hooger plan van bestaan, dan de men-
schen gewoonlijk bereiken. Het herinnert
ons alles eraan dat echter al deze dingen
die aan onze stoffelijke zintuigen in een
of anderen vorm verschijnen, geestelijke
waarden en werkelijkheden staan, die dit
alles beheerschen en ons nooden al dat
gene te staan, die dit alles beheerschen en
ons nooden al datgene te genieten, dat de
natuur ons te bieden heeft. En dit telkens
hergenieten, dat de natuur ons te bieden
heeft. En dit telkens hernieuwde contact
met de schoonheid der natuur die nimmer
verveelt, helpt ons telkens weer onze
denkbeelden te verwijden, en nieuwe ener
gie en levenslust te vergaren, en het leven
rfieuwe glans te verleenen.
Inderdaad is het, zooals een collega in
de New Outlook (Toronto) opmerkte: een
van de grootste problemen in het leven
is hoe men het leven Lan beletten om
taai en eentonig te worden. In alle wel
geordende levens heeft alles de neiging
om in vaste groeven vast te roesten. Dat
is geen argument tegen welgeordende le-
levens, want wil het leven werkelijk suc
cesvol zijn, dan moet het welgeordend
wezen. Maar het is een waarschuwing, dat
we op onze hoede moeten zijn voor een
onvermijdelijke neiging. Een zekere frisch-
heid van geest en waakzaamheid van ge
moed te bewaren, te midden van het ver
richten van dezelfde dingen, dag na dag.
jaar in jaar uit en soms bovendien nog
heelemaal geen zeer belangwekkende din
gen is heelemaal niet gemakkelijk....
Er zijn niet weinig levens geweest, die
heel vroeg een buitengewone belofte van
groote dingen vertoonden, en die ten slotte
afzakten tot een heel onbeduidende ver
tooning, omdair de neiging om oudbakken
en taai te worden, te veel gelegenheid ge
legenheid gelaten werd om zich te doen
„Ik houd mij aanbevolenMaar dan niets
zeggen tegen tante Nan, want die zou zulk
een onderneming als een verzoeking van
de Voorzienigheid beschouwen. En wat zou
die arme Lady Eva er ontsteld uitzien! Ik
vind juist, dat ze den laatsten tijd iets
minder schuchter en schichtig wordt, 't
Zijn nog net zoo'n paar kinderen, zij en
Syd!"
„Kijk, daar ontsnappen ze weer stille
tjes. 't Zal mij benieuwen, hoe gauw ik
nu weer ten behoeve van Sydney Annesley
een beroep moet doen op den „verschrik-
kelijken" graaf!"
Ze stonden beiden ook wat achteraf,
nadat het diner juist was afgeloopen: een
waar succes voor een pic-nic.
„Wat zouden mijn gasten nu willen
doen?" vroeg zij.
„Wel, wat een dergelijk gezelschap al
tijd doet, na het eten: in dankbaarheid
siësta houden. Kijk maar eens, in hoe be
vallige rust ze daar gegroepeerd zitten!"
Dit was ook zoo: tante Nan, bijvoor
beeld, zat op een stapel kussens, in ge
sprek met haar vriendin, Mrs. Annesley;
oom Matt zat te praten met den dominéé,
terwijl de heeren een geurige sigaar had
den opgestoken. Een eindje verderop werd
de jongste dochter van den deken in be
slag genomen door haar neef; haar oudere
<suster sprak met Mr. Ryder, wiens blik
echter steeds afdwaalde naar het tweetal
onder den goudbruinen beuk. Lord Beau-
clerk lag eenzaam zijn pijp te rooken,
het eenig genot, dat hem nog gelaten was,
ofschoon hij zich, na die eerste uitbarsting
van droefheid, meesterlijk had weten te
schikken, in zijn deceptie.
„Nu, maar u zei immers, dat u den
molen van binnen wilde zien. Laten wij
dan nu gaan", drong Curzon.
„Maar tante Nan heeft haar plicht als
gelden.. De mannen die het best in het
leven geslaagd zijn, zijn de mannen ge
weest, die in staat waren eiken dag een
nieuwe visie op het leven te gewinnen. En
dat is niet zakelijk. Er zijn wel op zijn
minst duizend gezichtspunten en zijden
aan het leven, dat wie dan ook van ons
leeft, en de kwestie of we in staat zijn
een geest van frischheid ten aanzien ervan
te bewaren bepaalt de mate van ons suc
ces. De verandering van bezigheid en in
den stroom onzer gedachten en gevoelens,
welke een vacantie teweeg brengt, draagt
ertoe bij het leven frisch en tintelend te
houden, en dat feit is juist het groote
argument voor vacantie. Vacantie is niet
uitsluitend en alleen bedoeld voor rust en
luieren, integendeel. De besten onder ons
werken dan soms nog veel harder, maar
aan andere, heel andere dingen, dan bij
hun gewone werk. Maar het is de veran
dering, de nieuwe gedachten en gevoelens
en prikkels die door de verandering van
bezigheid wakker geroepen zijn, die va
cantie zoo hoogst nuttig en heilzaam
maakt
Dus.... Laten we met vacantie gaan. En
genieten.
FLORIS C.
Het gebeurt bijna nooit dat Caesar in
dit formidabele fidele gekkenhuis ernstig
denkt, zelfs in mijn pennevruchten zit vol
op humor. Maar vandaag moet ik een der
tigtal regels ernstig schrijven, want er is
iets gebeurd. Iets vulgairs, iets leelijks.
Ik heb een stuk pornografie onder m'n oo-
gen gehad, 'n stuk chantage-gekrabbel ach
ter het portret van een geestelijke, een
verwelkomde nog wel, en in een nieuw
blad uit de Smederij van Smit waarop,
de duivel kan 't niet verbeteren, van de
zijde van een zich noemend, maar onge
noemd „katholiek perscomité" staat ge
drukt: Pax et Justitia.... Katholiek volk
dienen.... vrede en rechtvaardigheid.... en
paden die omhoog voeren.... een klop op
de deur en welkom vreemdeling. Daar
naast staat het portret van Mijnheer Pas
toor, en daar achter staat een stuk onka-
tholieke, onchristelijke vuile rijmelarij, die
met enkele andere aardigheidjes het blad
bestempelt tot een vuil vies pamflet, ge
dekt door een onrechtmatig R.K. vlagje.
Als de Utrechtsche Kerkvorst hiertegen
geen protest doet hooren, dan veronder
stelt Caesar dat het zoo in de lijn ligt-Van
het vunzige zootje, dat zich dan een on
rechtmatige naam aanmeet en paradeert
als pest-comité. Want, vrienden, broeders,
liberalen, arbeiders en allle weldenken-
den, voor en tegen Caesar, laat ons af
spreken dat er tusschen humoristische
dwaze en lachwekkende zaken en vuil
schrijverij, of laster, hetgeen naar men
zegt doodzonde is (verstaat ge, katholiek
perscomité) nogwel eenig verschil bestaat.
Ik kan dat ook, gut ja, want de ernst
doet me alweer haast kokhalzen. Alleen
wensch ik u, pornografisten niet toe, dat
ik het blijvend ga doen, want ik kan hier
wel enkele kleine vuile dingetjes in zach-
ten vorm weergeven, gij orgeldraaier's
zoon; en ik wil, desnoods, als ge het heel
graag wilt, óók nog wel enkele andere
minder prettige dingen schrijven, ook wel
uit Rotterdamsche dagen en andere zuile-
gastvrouw aan mij overgedragen. Zou ik
dus wel gevolg kunnen geven aan uw
uitnoodiging?"
„Wel zeker! U is voortdurend voor de
gasten in de weer geweest. Nu kunnen ze
wel eens een tijdje op zichzelven letten.
Als zij ons missen, dan hebben zij maar
te roepen; zoo veraf zijn we toch niet".
Dorothy liet zich overhalen, nam Cur-
zon's arm en samen gingen ze toen op
excursie.
HOOFDSTUK XXIV.
„Nu, het ziet er van buiten toch wel be
ter uit, dan van binnen, en als de geesten
verstandig zijn, dan zou ik ze aanraden,
om maar liever buiten te blijven".
„Ja, .ik weet niet, in hoeverre hun or
ganische zintuigen nog ontwikkeld zijn.
want het ruikt hier niet lekker: zoo voch
tig en duf!"
Ze waren op de bovenkamer, toen ze
zoo sprakeneen ruim vertrek, waar
schijnlijk ééns de slaapkamer van Bolli-
ver, waar het groote ouderwetsche ledi
kant nog stond en ook het oude ameuble
ment, geheel gespleten en wankel en ver
vallen.
„In dat ruime ledikant is anders wel
plaats voor zes spoken! Als je daarin
sliep, wat zou je dan een rare droomen
hebben! Hè, wat is dat voor een raar
ding!"
Uit een donkeren hoek was iets zwarts
te voorschijn gekomen, dat haar vlak langs
het hoofd streek en zóó, door de gebroken
ruit van het venster schoot.
„Ik geloof toch heusch, dat u er nog
zoo heel zeker niet van is, dat er hier
geen spoken zouden zijn. 't Is anders maar
een vleermuis!"
„Maar een vleermuis is een verschrik-
lijke zomersche dagen. Wij hebben sedert
lang, (ik en mijn praetorianen) ons licht
besteld en gekregen,
Doch in ernst vragen wij ons af of de
Erkasche overheid het schunnig gebeuren
waarop in den aanhef dezes is gewezen,
zal toelaten. Niet dat het ons ook maar
het minste raakt. O neen, het geeft heer
lijk werk aan den winkel, en gelegenheid
om onwaardige was-achtige dood-gravers
in het zonnetje te zetten. En dat is vooral
voor bruiloften gezellig.
Pas op het doodskloppertje, knelislever!
De Erkasche«stam heeft tegenwoordig last
van rooie hond! Een kwaadaardig ver
schijnsel wanneer het met leverkleur ver
spreid wordt en bovendien nog door de
Smederij wordt vuurvast gemaakt.
Het nieuwe pamflet „zal geen blad voor
den mond nemen als het de katholieke be
ginselen voor den mond nemen als het de
katholieke beginselen geldt" het wil „een
spreekbuis zijn" enz. Ik wist niet dat een
riool een spreekbuis is, en ook niet dat
gevloekt vuil, droesem lectuur en zwadder-
achtige laster tot de erkasche beginselen
behoorden. In onze kringen behoort dat tot
de uitwerpselen, maar dat kan een rooie
hond niet weten, natuurlijk.
CAESAR.
Twee handen op één buik.
De voorzitter, de heer Endendijk, erkent, dat gemeenteterreinen zijn verkwanseld
zonder raadsbesluit en zonder goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
De verantwoordelijke ex-loco-burgemeester tracht den eveneens verantwoordelijken
ex-directeur van Openbare Werken, van grove schuld vrij te pleiten.
Blijkens het verslag in ons nummer van
4 dezer werd door den heer Endendijk als
voorzitter van bovengenoemde vereeniging
de zaak „Heidebloesem" behandeld en zou
volgens hem na toelichting zijn komen
vast te staan:
le. Dat de aanvragen voor koop van de
bewuste grond, geheel normaal is geweest
en de handteekening van den heer Nollen,
na onderzoek door den Burgemeester en
den Inspecteur, niet is vervalscht, maar
als echt erkend.
2e. Dat de boeken van de toenmalige
Directeur niet zoek waren, maar 'berusten
bij den Burgemeester.
3e. Dat al de gronden, die in eigendom
zijn overgegaan aan de combinatie „Heide
bloesem" zijn uitgezet, en door den land
meter opgemeten, aan den notaris zijn
opgegeven, en in de acte zijn vastgelegd,
en tot de laatste cent betaald.
4e. Dat het tekort van f 19000.niet
zou bestaan.
5e. Dat er werkelijke fouten zijn be
gaan, omdat niet vaststaat dat de verkoop
van meerdere gronden, de raad of Ged.
Staten heeft gepasseerd, doch dat niet de
heer van Klooster, doch de Gem.-adminis-
tratie of B. en W. daarvoor hadden te zor
gen.
6e. Dat het eenige wat formeel als een
fout van den heer van Klooster kan wor
den aangewezen is, dat het niet voorzich
tig is geweest dat door hem, die Directeur
was van O.W. hij tegelijk de belangen be
hartigde van hen, die in relaties stonden
met de gemeente over aankoop van grond
Wat punt 1 betreft, kunnen wjrj volstaai
met te wijzen op de in 1927 door den
heer Nollen persoonlijk afgelegde verkla
ring, dat hij de grond, waarover het £aa
nimmer te koop heeft gevraagd, noch voor
zich zelf, noch voor een ander.
Van het transport van dien grond, ter
kelijk ding; véél erger nog dan een spook!
Als klein kind heb ik eens een in mijn
haar gehad en die heeft mij toen een dood
schrik op het lijf gejaagd.... maar wat een
prachtig uitzicht van hier! Is daar een
bruggetje, een eind verder de rivier op?'
„Ja. De rivier vormt daar de grens van
het bosch. Wist u niet, dat daar een brug
getje was?"
„Ik geloof van niet; tenminste ik herin
ner het mij niet. Ik ben nog haast niet in
het bosch geweest; ik heb hier enkel
eens met Eva gewandeld. Leidt dat brug
getje aan den anderen kant naar High-
chester?"
„Juist. Als ik naar Highchester ga, volg
ik meestal dien weg die zeker wel een
anderhalve mijl korter is".
,Dat had ik moeten weten! 't Water is
daar zeker heel diep?"
,Ja: en de stroom is er sterk".
„Hè!" zei ze met een rilling.
„Wat is er?"
„Ik weet niet, hoe het kwam, maar ik
had ineens een gevoel, of ik in het water
viel, en.... Neen laten we nu maar niet
verder onderzoeken. Bovendien vrees ik
dat ze mij missen zullen. Hoor ik daar niet
iemand roepen?"
Er werden verscheidene stemmen ver
nomen van buitenaf, maar zij meende vast.
de stem van oom te onderscheiden.
„Wat zou oom Matt verlangen? We zul
len maar gauw gaan".
Maar toen ze op het punt was, het ver
trek te verlaten, bedacht ze zich toch en
zei: „Gaat u hem nu vertellen, waar ik
ben, en breng hem hier boven".
,Ik geloof niet, dat ik hem hier boven
zal krijgen".
„O, als ik er ben, wèl! Maar ziet, datu
niemand anders meebrengt en vertelt u
tante Nan maar niet, dat ik hier zit. Dan
name van wien dan ook, was hem' niets
bekend.
De heer Nollen gaf ons zijn origineele
handteekening met de mededeeling „hier
heeft U mijn handteekening, vergelijk de
ze maar met de handteekening onder de
^tukken, die dan zoogenaamd van mij moe
ten heeten, en ge zult U zelf het bewijsige-
leverd hebben, dat ik dien grond noch
gekocht, noch aangevraagd heb".
De heer Nollen was zeer ontstemd en
zeide het er niet bij te zullen laten zitten.
Daar van zekere zijde toch altijd alles
ontkend wordt, zullen wij afdrukken laten
maken van de origineele handteekening
van den heer Nollen en van de handteeke-
ningen, die voorkwamen op de oorspron
kelijke stukken, zooals deze zich het dos
sier in het jaar 1927 bevonden. Of deze
beide stukken ook thans nog in dat dos
sier aanwezig zijn, zouden wij niet durven
beweren.
Bij het bezoek van den Burgemeester en
den Inspecteur van Politie aan den heer
Nollen, hebben deze den heer Nollen niet
gesproken. Zij werden te woord gestaan
door een inwonenden zoon. De stukken
met Öe handteekeningen, zooals wij die
in ons volgend nummer zullen afdrukken,
zijn door den heer Nollen niet als echt
erkend.
Eenig stuk, waaruit zou blijken, dat de
volgens raadsbesluit, aan den heer Nollen
verkochte grond (wist er zelf niets van)
kon worden overgedragen door den heer
H. van Klooster aan zijn neef en familie
relatie, de heeren Kuijer en Thuring, zal
men tevergeefs in het dossier zoeken.
Zelfs in de acte van transport komt
een dergelijke machtiging niet voor. Bur
gemeester, secretaris en notaris hebben
genoegen genomen met de mededeeling
van den heer H. van Klooster, dat hij als
gemachtigde opkwam voor de heeren
Kuijer en Thuring. Wij leggen er den na
druk op, dat de schakel tusschen den heer
zou zij het maar op de zenuwen krijgen".
„Gaat u liever zelf mee, dan zullen wij
Mr. Flówer tusschen ons in naar boven
nemen."
„Maar ik ben nu alweer lang de vleer
muis vergeten! Toe, gaat u nu!"
Curzon gehoorzaamde en Dorothy bleef
aan het venster staan, toen een geluid ach
ter haar, haar ineens deed omkijken en zij
Ewart Ryder daar in het vertrek zag.
Hjj moest hen den molen hebben zien
binnengaan en hen gevolgd zijn; misschien
had hij wel geluisterd.
„U doet mij schrikken, Mr. Ryder! Is
u ook op de „spokenjacht". Me dunkt, ik
verdien wel een complimentje voor mijn
moed, om hier alleen te durven blijven.
Maar ik heb uw neef gestuurd, om Oom
op te halen, 't Zal mij benieuwen, of die
komt!"
Hij bleef zwijgen, de tanden op elkaar
geklemd, terwijl hem het klamjme zweet
uitbrak.
„U is zeker niet wel?" vroeg zij.
„Ik ben gekZóó gek, dat ik gelooft, hoe
het maar beter zou zijn, dat ik mij daar
ginds afwierp; dan was het alles gedaan!"
Terwijl hij zoo uitbarstte, greep hij haar
hand en drong: „Nu ik eenmaal begonnen
ben, \vacht dan tenminste, tot ik uit
gesproken heb! U en de gedachte aan u
hebben mij gek gemaakt; en nog erger
sinds u mij helpt mij te bevrijden van
den band,, die ik steeds meer verfoeide,
sedert ik u gezien had. Heel den dag heb
ik nu al getracht, u te spreken.. Ik zou
mijn ziel en zaligheid verkoopen, ora dat
gemak, waarmee hij met u praat".
(Wordt vervolgdj