5 D. Daniels - Gedipl. Horlogemaker Groot© Opruiming H. BEUKEN MEUBILEER-INRICHTING Verhuizingen en Transporten Wegens waterschade, van alle UURWERKEN Belgische- en Nederland sche Defensie-uitgaven. Voor de Huisvrouw Voor de Vrouw Voor de Kinderen Advertentiën. E. W. v. D00RM, Brinkstr. 8, Tel. 501, BAARN Op goederen niet in de opruinrnq 10 Pet. KORTING. Uit de Vrijheid: Een communiqué, dat de aandacht ver dient, verscheen dezer dagen in de bladen. De Belgische regeering had een statistiek laten samenstellen omtrent de militaire uit gaven in verschillende landen. In deze „sta tistiek" was Nederland nummer 2 van de 5 mogendheden van middelbaren rang, wier ligging in Europa min of meer is blootge steld. En België was nummer 5! Daaruit bleek reeds aanstonds, dat men in België de kunst van het groepeeren der cijfers verstaat. Van bevoegde Nederlandsche zijde werd nu de aandacht er op gevestigd, dat waar reeds 30 Staten opgave van hun defensie uitgaven verstrekten (in verband met de a.s. Ontwapeningsconferentie), de Belgi sche cijfers tot dusver onbekend bleven. De cijfers^ welke België thans, met het ver bluffende commentaar, verstrekte, stelden de „vergelijking" wel op zéér merkwaardige wijze samen. In het Nederlandsche communiqué wordt daarover het volgende gezegd: ,^De gezamenlijke uitgaven van Nederland en van de overzeesche gewesten, zijnde 171 millioen gulden, te weten de uitgaven voor twee afzonderlijke legers en vloot, waarvan pl.m. 80 pCt. in de overzeesche gewesten aanwezig moet blijven, worden in het Bel gische overzicht gebezigd n.b. ter vergelij king met de uitgaven van landen^ die óf in het geheel geen overzeesche gebieden be zitten óf wier ovcrzeesch gebied, wat lig ging, uitgestrektheid en belangrijkheid be treft, zelfs voor een vergelijking met het Nederlandsche niet in aanmerking komt. Een juiste en eerlijke beoordeeling van deze totale Nederlandsche verdedigingsuit- gave van 171 millioen gulden (2448 millioen Belg. francs) had moeten vermelden, dat deze betreffen een Rijk in Europa, Azië enz. van 70 millioen inwoners. Voor de landmacht en luchtmacht van Nederland in Europa werd in 1929 (het jaar van vergelijking) echter 52 millioen gulden besteed. Dit totaal is duidelijk af te leiden uit de aan den Volkenbond verstrekte ge gevens en derhalve aan de verschillende statistische rekenaars niet onbekend ge bleven. Neemt men nu voor België het in het bedoelde statistische bericht aangegeven bedrag van 1458 millioen frs. als basis en trekt men hiervan nog af 200 millioen frs. (is vermoedelijk twee maal te veel) voor het onderhoud van de weermacht in den Congo en mandaatgebied, dan zou België aan de land- en luchtmacht in Europa be steden ongeveer 88 millioen gulden of 11 gulden per hoofd der bevolking. Hiertegen over staat voor hetzelfde doel in Nederland 52 millioen of f 6.50 per hoofd. Mei belang stelling kan men intusschen de desbetref fende Volkenbondsopgave nopens "de Bel gische defensie-uitgaven tegemoet zien. De vergelijking van alle, wèl officieel be kende gegevens, geeft aanleiding tot een nog duidelijker conclusie nopens den graad van bewapening der beide landen. 1. De totale vredessterkte van land- ei luchtmacht van Nederland toch bedroeg ge middeld voor 1929 (zonder de maréchaus see) 17.102 man; van België bedraagt de op gegeven gemiddelde vredessterkte voor land- en luchtmacht (zonder de gendarme rie) 71.760 man. Op 10 man voor de land- en luchtmacht in Nederland zijn dus onder de wapenen in België, dat een nagenoeg even sterke be volking heeft, 42 man. 2. Het gemiddelde verblijf in werkelijken dienst der gewone dienstplichtigen bedraagt in Nederland zeven maanden en in België twaalf maanden. 3. In België zijn 50 pCt. meer militaire vliegtuigen aanwezig dan in Nederland. Een vergelijking van de bewapening van Nederland met die der overige rijken zou hier te ver voeren. Zij zou evenwel tot de slotsom leiden, dat Nederland in Europa, zoowel als in zijn overzeesche gewesten, onder aan de lijst der bewapeningen staat." Tot zoover het Nederlandsche commu niqué, dat den verkeerden indruk, alsof Bel gië zooveel minder bewapend zou zijn dan Nederland, gedocumenteerd weerlegt. Het gewekte misverstand blijft er niet minder betreurenswaard om. Ons land heeft zijn militaire cijfers open op tafel gelegd. België daarentegen geeft een commentaar ten beste, dat op ons land een militaristisch odium legt, terwijl een kind weet, dat de cijfers omtrent lichting, diensttijd, lucht macht enz. in België die in ons land verre overtreffen, Dt lijkt ons niet te getuigen van den juisten geest, die op de Ontwape ningsconferentie tot goede resultaten kan leiden en dergelijke voorstellingen schijnen ons, ook afgezien van de Ontwapenings conferentie, niet geschikt om het weder- zijdsch vertrouwen in de buurlanden, dat gelukkig toeneemt, te versterken. Geen halve waarheden a.n.b. G. P. D. betrokken. Daarvoor toch kiest men in ve le gevallen uit een heide- of boschachtige streek, de duinen, die streken dus, die wei nig bewoond zijn, zoodat de bodemopper vlakte weinig verontreinigd wordt en dien tengevolge het grondwater ook aan weinig verontreiniging blootstaat, terwijl voorts van die gronden in den regel reeds dadelijk zeer helder water wordt verkregen. Dat water zgn. „hard" is, is toe te schrij ven aan de aanwezigheid van kalkzouten, die in het water in opgelosten toestand voorkomen. Door het koken slaan sommige kalkzouten neer en deze kunnen op den duur in den ketel, omdat daarin geregeld water wordt gekookt, een meer of minder dikke laag vormen, die men den naam geeft van ketelsteen. Ook wanneer men het water in een pan kookt, kan men, vooral wanneer er veel kalk in het water aanwezig is, een aanslag daarin opmerken, die echter bij het om- wasschen weer gemakkelijk te verwijderen is. Dit water, waarbij dus door het koken zouten neerslaan, zat na het koken aanmer kelijk „zachter" zijn. Waaraan bemerken wij dat? Vooral hier aan, dat wij dan veel beter een goed schui mend sop kunnen maken. Daarom is het ook, wanneer men hard water heeft, van dubbel belang, dat men er op let, dat het water eerst goed gekookt heeft, alvorens men het gebruikt voor het maken van een zeepsop, hetzij voor het afwasschen, het schoonmaken of de wasch. Aan te raden is, dat men in het afwasch- water eerst nog een weinig soda doet, waar door men aan zeep kan besparen. Want U zult allen wel eens opgemerkt hebben, dat men met regenwater toch altijd nog vlug- er lezeressen, die hiermede andere ervarin gen hebben en willen zij deze wel eens me- dedeelen. (Uit het Alg. Ned. Landb. blad). ONS MATERIAAL BIJ HET STRIJKEN Behalve een goed strijkijzer, een strijk plank en een mouwplankje, zijn er drie kleine hulpmiddelen, die een goede huis vrouw bij het strijken noodig heeft en die haar buitengewoon goede diensten bewij zen. Daar is in de eerste plaats het rekje of treeftje, dat of op de strijkplank zelf is aangebracht of los op tafel of op de plank wordt gezet. Dit rekje dient om het heete ijzer neer te kunnen zetten, zonder dat er iets schroeit. Een belangrijk tweede hulp middel is het was-kussentje of was-plankje, dat dient om de ijzers glad te houden. Iede re huisvrouw weet bij ervaring welk een ellende het is als de ijzers blijven kleven, hetgeen soms ook gebeurt doordat men de stijfsel niet gaar heeft laten worden. Dit was-plankje moet ongeveer zoo groot zijn als het strijkijzer. Men legt er een paar schilfertjes was of ceresine op en prikt er dan met een paar punaises een doekje over heen. Wanneer men nu met het heete ijzer over het op het plankje gespannen doekje strijkt, smelt de was er onder en wordt het ijzer op doeltreffende wijze „gesmeerd." Ten derde heeft men een kussentje noodig om het heete ijzer stevig vast te kunnen houden. Men gebruikt hier voor wel eens een klein opgevouwen, theedoek of een an dere lap, doch dit is verkeerd, want de boel word onwillekeurig geschroeid en bedor ven. Bij een electrisch ijzer heeft men daar van natuurlijk niet zoo'n last, omdat men daaraan meestal een houten handvat heeft klokkende zijpanden. Ook voor deze japon (patroon No. 3254) is 4 Meter stof van 1 Meter toereikend. De kousen vormen steeds een belangrijk onderdeel van ons tojlet. En daarom zij op gemerkt, dat voor het seizoen van thans bruin een lievelingskleur is. Zoo ziet men allerlei kleuren en tinten bruin. Bijvoor beeld kameelbruin, dat meer naar het beige gaat en gedragen kan worden bij zwarte bruine, groene, roode of roestkleurige ja ponnen. Een andere tint, die aangekondigd wordt als kannibaalbruin, is de kleur van esn kous. die eventjes lichter is dan donker ger een vet sop heeft, dan bij leidingwater, 7r"hr„-.1^ "d,UUVt" "f."': .1 u Hit p.rct m J, Ir,. si I (Gebruikt men gewone ijzers, dan verdient KALKAANSLAG IN KETELS. De huisvrouw, die voor vele doeleinden nog regenwater gebruikt, zal van een aan slag in haar ketel niet veel last hebben. Maar wel kan _dit het geval zijn bij een geregeld gebruik van grondwater, in het bijzonder bij het gebruik van leidingwater. Leidingwater is ook grondwater, maar wij verstaan daaronder in het bijzonder dat water, dat door buizen naar de woningen wordt gevoerd en dat voor een stad, dorp, streek of deel van een provincie van een centraal punt wordt verkregen. Nu zal het menigeen, die aanvankelijk grondwater gebruikte uit eigen put of door middel van een Norton-pomp, en thans van het leidingwater gebruik maakt, opval len, dat er tusschen beiden verschillen zijn. Het leidingwater kan veel helderder zijn, het is vrij van schadelijke bestanddeelen (grondwater dat op de goede wijze ver kregen wordt en diep weg komt, kan ook vrij daarvan zijn, doch leidingwater geeft ons grooter zekerheid in dezen, omdat het geregeld aan onderzoekingen onderworpen is). Meerdere verschillen zouden nog te noe men zijn, maar een verschil, dat ons in het gebruik iederen dag opvalt, is, dat het lei dingwater zooveel „harder" kan zijn, dan het grondwater, dat oorspronkelijk werd ge bruikt. Dit zal verband houden met den bodem, waarvan het leidingwater wordt al is dit eerst gekookt. M|en kan dus bij regenwater met minder zeep volstaan, om dat dat water vrij is van kalkzouten en het is dan ook zoo begrijpelijk, dat vele huis vrouwen voor de wasch bij voorkeur re genwater gebruiken. Als er dan ook maar voor gezorgd wordt, dat het goed schoon wordt opgevangen, dan zal men er ook uitsluitend de voordeelen van ervaren. Het is echter niet altijd het geval, dat door het koken van hard water alle kalk zouten neerslaan. Het kan zelfs gebeuren, dat er in het water uitsluitend die zouten voorkomen, die door het koken in het ge heel niet neerslaan. Dat water noemt men blijvend hard. Slaan de zouten wel neer, dan is het voorbijgaand hard. En dan is er nog een derde mogelijkheid en wel, dat een deel van de zouten neer slaat. Dat water wordt dus door het koken gedeeltelijk zacht. Hieruit volgt dus. dat al slaan er door het koken kalkzouten neer, dat dit nog niet voor ons het bewijs is, dat het water daardoor geheel zacht is gewor den. Dat dit water voorbijgaand hard is komt zelfs maar zelden voor. Op den duur kan de kalkaanslag in den ketel tot een dikke laag worden, die men zelf niet meer verwijderen kan. Men kan deze er dan wel bij een smid laten uitbik- ken, maar als het een email ketel is, brengt dit in den regel mee, dat er ook stukken email afspringen. De ketel heeft daardoor dus veel te verduren. Een ander nadeel is nog, dat wanneer men de ketel zoo'n tijd lang met die laag erin gebruikt heeft, het water lang zoo gauw niet aan de kook te krijgen is, tengevolge van dien dikken bo dem. Dit is dus onzuinig in het gebruik, want men heeft meer brandstof te gebruiken en langer te wachten!. Veel beter is het dan ook, dat men der gelijke ketels geregeld schoonmaakt. Doch hoe? Er worden daarvoor verschil lende middelen aangegeven. In de eerste plaats wil ik noemen de be paalde sponsjes, die in den handel worden gebracht. Houdt men deze voortdurend in den ketel, dan zou deze daardoor veel min der aanslaan, doordat de kalkzouten zich om het sponsje afzetten. Ik heb zoo'n sponjc een tijdlang al in ge bruik, en blijkt inderdaad, dat de ka.lkzou- ten zich daarom afzetten, doch eveneens is de ketel voortdurend aangeslagen, zoo dat ik er bij het water, dat ik gebruik en dat zeer hard is, geen profijt van onder vind. Dat sponsje is nu reeds tot een „kalk steen" geworden en kan nog wel dit voor deel hebben,, dat deze bij het gebruik van den ketel over den bodem schuurt, waar door stukjes ketelsteen loskomen. Om dezelfde reden doet men ook wel eens een knikker in den ketel of een platte steen. Voor een geregeld schoonmaken van den ketel, dat iedere week wordt toegepast, voldoet mij nog het beste deze even op het vuur te zetten met wat sterke azijn er in, zooveel dat de bodem goed bedekt is. Wanneer de azijn kookt, wordt de ketel dadelijk van het vuur genomen en laten we de azijn nog langs de zijkanten loopen, zoo dat ook deze, benevens de tuit, een beurt krijgen. Er ontstaat dan veel schuim, wat er op wijst, dat de kalk door de azijn wordt op- gelost. Is de ketel schoon, dan wordt de azijn er uitgeschonken, die soms nog wel eens, indien de aanslag niet erg is, een tweede keer te gebruiken is. Tenslotte wordt de ketel goed nagespoeld. Als sterke azijn kan men azijnessence gebruiken, verdund met water, b.v. één maal sterker dan inmaakazijn of nog ster ker. Dat kan men zelf bepalen naar de uitwer king die de azijn heeft. In plaats van azijn wordt ook wel zout zuur genomen, dat een zeer scherp middel is. Ketelsteen is ook daarmee uitstekend te verwijderen, maar doordat zoutzuur zoo bijtend is en een zeer scherpe da'mp geeft, heeft men daarbij met grooter voorzichtig heid te werken. Men moet vooral oppassen, dat men de damp niet inademt. Het is hierbij in den regel niet noodig de ketel met zoutzuur te verwarmen en is het dan«aan te raden de behandeling buitens huis toe te passen. Vooral ook er om denken, dat U niet morst met zoutzuur en na gebruik liefst uitgieten in een zinkputje of ergens bui tenshuis, waar geen planten staan. Spoel den ketel goed na met schoon wa ter. Bij het bewaren van een flesch zoutzuur moet er op gelet worden, dat deze zooveel mogelijk afzonderlijk staat, omdat er, in het bijzonder bij een aangebroken flesch, voortdurend scherpe dampen worden afge geven. Metalen, die in de nabijheid staan kunnen daardoor worden aangetast. Een raad, die men nog wel gauw eens leest is de ketel uit te koken met water en aardappelschillen. Ik paste dit eens toe, doch zonder succes, maar dit kan best lig gen aan dc soort kalkaanslag. Misschien zijn het aanbeveling om ijzers met een hol hand vat te nemen). Zoo'n strijkkussentje kan men met heel weinig moeite maken door een vierkant zakje te stikken van een oude katoenen lap. Dit zakje vult men op met opgevouwen couranten of lapjes. Bij een ge woon strijkijzer,, dat op het vuur geheet wordt, behoeft men niet zoo heel voor zichtig te zijn met afkrabben met een mesje of schuren met fijn schuurlinnen. Bij een electrisch ijzer echter mag men nooit aan den onderkant met een mes of zoo krab ben, want dan heeft men veel kans, dat men het strijkvlak bederft en ruw maakt. Hier is dus het gebruik van het was- plankje zeer a an te bevelen. Kleine wenken, groot gemak Als men wil voorkomen, dat een spiraal matras gaat roesten, doet men er verstandig aan de matras een kwastje aluminiumverf te geven. Als schoenen, nadat ze in den regen ge dragen zijn en daarna opgedroogd stijf worden, doet men goed ze met warm water af te nemen en vervolgens stevig in te wrij ven met castor-olie, Dit geldt natuurlijk vooral voor de grovere soorten mans: en jongensschoenen. Vetvlekken op peau de suède schoenen verwijdert men door ze met een lapje met zuivere glycerine te wrijven. Als men een cake maakt, kan men min stens 1 ei vervangen door in het beslag 1 eetlepel azijn te doen. Men kan de kleur van een karpet een heel stuk ophalen en het karpet tegelijkertijd goed reinigen door het stevig te boenen met warm water, waarin men rauwe aard appels heeft geraspt. Men gebruikt 2 rau we aardappels op 1 liter water. Natuurlijk moet men dit mengsel een minuut of 10 laten bezinken, voordat men het water voor alle zekerheid nog even door een doek zeeft. Met dit gezeefde water boent men het karpet. HET GEHEIM VAN DEN NACHTEGAAL rij naar een sprookje van Hans Christjaan Andersen. bewerkt door Clara van Son. RECEPT. Vleeschcroquetten maakt men van 2 one vleesehresten, IK kopje melk, of jus met water, IK lepel tarwebloem, 1 lepel boter, wat peper, zout en nootmuskaat, K eetlepel gehakte peterselie c 2 afgestreken lepels bloem, en een pannet. frituurvet. De boter verwarmt men roereude met de bloem tot een gladde massa, daarbij voegt men lang zamerhand het vocht en laat het sausje even roerende doorkoken (een paar minuten). Hierdoor roert men het gehakt of eenigs- zins grof gemalen vleesch en de kruiden. Het deeg, uitgespreid op een plat bord, laat men afkoelen tot het stevig is. Dan ormt men er langwerpige croquetjes van en wentelt die door het paneermeel. De 2 lepels bloem mengt men aan met een paar lepels water tot een niet te dun papje, daar in dompelt men de croquetjes en wentelt ze nog eens in het paneermeel. In dien tijd zorgt men dat het ijzeren potje met het frituurvet zóó heet is geworden, dat de blauwe damp er af komt. De croquetjes legt men erin (2 5 4 tegelijk). Dan laat men ze even bakken tot ze een knappend korst je hebben en neemt ze er daarna met een schuimspaan uifc. Op een stuk grauw papier even laten uitlekken en dan legt men ze op een schaaltje. HUISVROUW. TWEE GEKLEEDE JAPONNETJES. De twee z.g. namiddagjaponnetjes, die wij deze week geven, vertoonen op dui delijke wijze de allernieuwste mode-details, ooals cape-kraag, schouder-cape-jes, aan gezette, geplisseerde randjes, enz. Het link- sche modelltje, (patroon No. 3253) is van bruine crêpe de chine. De japon heeft een Berthekraag, die afgezet is met een klein plissétje. De plissé is een ruim aangezet randje, waarin men de plooitjes zelf eenigs- zins onregelmatig met een heet ijzer heeft gestreken. Onregelmatig is ook de z.gr ,,basque"0 het pandje op den rok, dat links vrij hoog begint en dat van achteren schuin naar beneden loopt, zoodat aan den rechter kant het pand veel lager valt. Ook dit is. evenals de rok, van onderen afgezet met een plissétje. Dc rok heeft verder de noo- dige wijdte verkregen door een ruim in gezet, rondgesneden pand (godets). Aan 4 Meter stof van 1 Meter breed heeft men voldoende. Daarnaast een snoezig japonne tje van crêpe satin. Ook dit japonnetje heeft een cape-je, dat achter op den rug gespleten is. Bovendien heeft iedere mouw nog een volannetje, waardoor de indruk van een dubbele postillonscape wordt gewekt. De rok is van voren en van achteren recht, met bruin en een bronsachtigen glans heeft. Deze kousen draagt men bij een geheel bruin costuuin. Walnoot is een licht mau ve-beige tint, die heel goed staat bij brui ne, groene, roode of roestroode jurken. Bij grijze costuums draagt men verder grijze kousen, bij geheel blauwe costuums, grijs- achtig-mol; en heel donkergrijs, naar bruin toe, draagt men bij het heele zwarte costuum en de zwart-en-wit ensemble. L O E S. Van deze japonnen zijn knippatronen ver krijgbaar 5 75 cent. Postwissel zenden aan: De Beurs, Amstellaan 66, Amsterdam-Z. Op het strookje nauwkeurig vermelden: Naam en adres van afzender, nummer van het gewenschte patroon en maat. Levering binnen 1 week. (De maten van 40 tot 52 kunnen geleverd worden). Beste meisjes en jongens. De oplossingen van de raadsels van verleden week luiden als volgt 1. Boskoop is Bjoskoop. 2. Bodegraven. De nieuwe raadsels zijn: 1. Ik ben zoo zwart als roet. Keer -mij om, dan wordt ik als melk zoo wjt. Ra. ra, wat is dat? 2. Men vindt mij op de boerderij. Keer mij om, dan word ik door vele menschen als pap gegeten. Wie ben ik? 3. Het is een klejn vlindertje. Zet het op zijn kop, dan wordt het een jongens naam. Hoe heet dat vlinder!je? 4. Wie kan van de volgende letters een jongensnaam maken: A D D E R U? OOM KAREL Te koop 2 drachtige Friesche schapen. Camillestraat 9 a.d. Soesterweg bij fabriek fa. Noack, Amersfoort. Nadruk verboden - rechten voorbehouden „Maar het boek, waarin ik het gele zen heb, is door den machtigen keizer van Japan aan mij gezonden, dus het kan geen leugen zijn. ik wil den nachtegaai hooren en als hij er vanavond niet is, krijgt het heele hot na het eten een pak slaag!" ,,'lsing-pi!zei de kamerneer en rende weer w eg om het heele paleis te doorzoe ken. Het heele hof rende met hem mee, want niemand wjlde graag een pak slaag krijgen. ledereen vroeg naar den nachtegaal, waarvan de buitenwereld alles wist en waarvan niemand aan het hof nog ooit gehoord had. Eindelijk vonden zij een arm klein meisje in de keuken en dat zei: „U lieve deugd, bedoelt L' de nachtegaal? Die ken ik heel goed. Ja zeker, hij kan prachtig zjngen. Llken avond mag ïk een pannetje eten naar mijn moeder brengen, die gjnds aan het strand woont en als ïk dan naar het paleis terug keer en ik ben moe; dan rust ik ujt ïn het bosch en dan hoor ik de nachtegaal! En hij zjngt zoo prachtig...." "Zeg, jij klein keukenmeisje", zeï de kamerheer. „Je krijgt een vaste betrek king als keukenprinses en je krijgt de bijzondere gunst om te mogen zien, hoe de Keizer eet, als je ons naar den nachten gaal brengt. De nachtegaal moet n.1. van avond aan het hof verschijnen!" Toen gingen ze allemaal naar het bosch waar de nachtegaal gewoonlijk zong. Bg- na het geheele hof was er. En terwijl ze zoo up weg waren, begon er in de verte een koe te loeien. „O, daar heb je hem!" riep een jonge hoveling uit, „wat een wonderlijk prach tige stem heeft zoo'n klejn beestje! Jk heb nog nooit zoo iets gehoord!" „Nee, dat is een koe, die loeït. Wij zijn nog een heel eind van de plek, waar de nachtegaal woont!', zei het keuken meisje. Toen kwamen zij langs een sloot en de kikvorschen begonnen luid te kwa ken. „Prachtig, prachtig," zeï een andere hoveling, „het is net het geluid van kerk klokken „Nee, dat zijn kikkers!" zei het keu kenmeisje, „maar wij zullen hem nu wel gauw hooren, denk ik Toen begon de nachtegaal te zingen. „Daar heb je hem!", zei het kleine meisje, ,,hoor maar eens en kijk eens, waar hij zit!". En zij wees naar een klei;* grijs vogeltje, dat tusschen de takken zat. „Het is toch niet waar?!", zeï de Ka merheer. „Ik had nooit gedacht, dat hij er zóó uit zou zjen. Wat zïet hij er dood gewoon uit. Ik denk. dat hjj prachtigei kleuren heeft gehad, dat hij op hel ge zicht van zooveel deftige menschen van Kleur verschoten is!'' „Nachtegaaltje!", riep het keukenmeis je, zoo hard ze kon, ..onze keizer wenscht dat je voor hem zingt!" „Met alle plezier, hoor!", zei de nach tegaal, terwjjl hij een prachtig lied gor gelde. Des avonds was er groot feest in het paleis van den keizer. De vloeren en de muren, die immers allemaal van porce- lein waren, waren extra mooi opgewre ven en glommen in het licht van 1000 gouden lampjes. Iedereen had zyn Zon- dagsche pak aan en de keizer zat op zijn gouden troon en vlak voor hem had men een gouden stokje gemaakt, waarop de nachtegaal moest zitten, als hij voor den keizer zou zjngen. Toen de nachtegaal binnenkwam, gjng hij dadelijk op het gou den stokje zitten en maakte 3 keer een buiging voor den Keïzer. Daarna zong de nachtegaal zoo'n prachtig lied, dat de keizer er tranen van jn zijn oogen kreeg. De keizer zei, dat de vogel als beloonïrig zijn gouden pantoffels om zijn hals mocht dragen; dat was natuurlijk een groote eer. bij BAARN - LAANSTRAAT 14 - TELEFOON 301 Uw Horloge is een kleine machine t J Vakkundige behandeling van alle soorten Uurwerken, J Laanstraat 99 - Baarn - Telefoon 495 J 9 ft»»»»»»»*»»**»***»'»»»

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1932 | | pagina 6