:n I 1 «JUIST NU Zweedsche Belevenissen S" Nieuws- en Advertentieblad Verschijnt Woensdag en Zaterdag W ster erij Bekendmakingen Vandaag ADVERTEEREN IN „DE SOESTER" Landbouw SUS stdijk 1UIS c c c c c c c c c c c c c c c 9 c c No. 48 Twlntiaste Jaargang Woensdag IITJuni 1932 UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ v.h. B. v. d. BOVENKANT REDACTIE- EN ADM.-ADRES: VAN WEEDESTR. 7 - TEL. 2062 - SOESTDIJK Officieel. Nu het spook van werkloosheid in vele huizen is binnen geslopen en weer anderen zich door verminderde inkomsten moeten bezuinigen, zoodat de winkeliers de gevolgen hiervan maar al te zeer aan den lijve onder vinden, is het juist nu meer dan ooit nood zaak voor den handelsman, bekendheid aan zijn winkel of bedrijf te geven, om zoo doende het hoofd boven water te houden. De eenige weg voor afdoende reclame, is te Met dit blad bereikt men alle gezinnen in Soest, Soestdijk, Soestduinen en Soesterberg VRAAGTONZE TARIEVE,N BUREAU VAN WEEDESTRAAT No. 7 TELEFOON 2062 - SOESTDIJK HET BLAD MET DE GROOTSTE OPLAAG ;en zgn kanten te ma il. je tot F. L. .dieren. WIJK. frotté, Verder ing in eens eens lansen tanten 60. I BUREAU VOOR ADMINISTRATIE: VAN WEEDESTRAAT7 - SOESTDIJK ADVERTENTIËN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT UITERLIJK DINSDAGS- EN VRIJDAGSMORGENS 10 u.a. h. BUREAU ADVERTENTIËN: VAN 1-5 REGELS 75 CTS., ELKE REGEL MEER 15 CTS. GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. KORTING ABONNEMENTSPRIJS f 1— PER DRIE MAANDEN. FRANCO PER POST HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ART. 15 VAN DE AUTEURSWET 1912-(STAATSBLAD No. 380) Burgemeester en Wethouders van Soest doen te weten, dat door den Raad dier ge meente in zijne vergadering van 17 De cember 1931 is vastgesteld en bg Ko ninklijk besluit van 14 Mei 1932, no. 37 is goedgekeurd de navolgende: Verordening op de heffing van opcenten op de hoofdsom der ge meentefondsbelasting in de gemeen te Soest. Artikel 1. Er zullen met ingang van 1 Mei 1932 ten behoeve dezer gemeente, op dé hoofd som der gemeentefondsbelasting worden geheven vijf en veertig opcenten. Artikel 2. De opcenten worden niet geheven op de aanslagen van hen, die binnen het rijk geen vaste woonplaats hebben. Artikel 3. De invordering geschiedt overeenkoms tig de verordening van heden. En is hiervan afkondiging geschied^ waar het behoort, den 13 Juni 1932. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, G. Deketh. De Secretaris, J. Batenburg. Burgemeester en Wethouders van Soest, doen te weten, dat door den Raad diei gemeente in zijne vergadering van 17 De cember 1931 is vastgesteld de navolgende verordening op de invordering van oj>- c ent en op de hoofdsom der gemeentefonds belasting in de gemeente Soest, waarvan de heïïing is goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 14 Mei 1932, no. 37. Artikel 1. De invordering der opcenten op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting ge schiedt overeenkomstig artikel 296 der gemeentewet. Artikel 2. Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1932. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 13 Juni 1932. Burgemeester en Wethouders voornoemd. De Burgemeester, G. Deketh. De Secretaris, J. Batenburg. Burgemeester en Wethouders van Soest brengen ter algemeene kennis dat heden door hen zijn afgekondigd de navolgende in de vergadering van den Raad der ge meente op 17 December 1931 vastgestelde verordeningen: a. Verordening op de heffing van op centen op de hoofdsom der gemeentefonds- belasting in de gemeente Soest; b. Verordening op de invordering van opcenten op de hoofdsom der gemeente fondsbelasting in de gemeente Soest. Soest, 13 Juni 1932. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, G. Deketh. De Secretaris, J. Batenburg. HINDERWET. Burgemeester en Wethouders van Soest maken bekend, dat het verzoek van D. H. van den Berg, te Soest, om op/in per ceel', kadastraal bekend in sectie E, No. 1939 gelegen aan de Rademakerstraat een bakkerg te mogen oprichten, door hen is ingewilligd op 10 Juni 1932. Soest, 11 Juni 1932. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, G. Deketh. De Secretaris. J Batenburg. ..We maken slechts geschiedenis door wat we heden doen. Het he den is al wat we hebben". ALBERT LEE. Het is een heeli menschelijke eigenschaj om ons sterk bezig te houden met de din gen van het verleden, of met de dingen van morgen. Ali naar gelang van de om standigheden waarin we ons bevinden hou den we ons dikwijls een groot deel van onzen tijd bezig met de herinnering en 't bepeinzen van datgene, wat achter ons ligt. Of wel, we verliezen ons in toekomst bespiegelingen, we peinzen over wat ko men zal' en hoe we ons dan zullen gedra gen, we stippelen heel dikwgls aan de hand van onze toekomstverwachtingen on ze toekomstige gedragslijn uit en vergeten daarbij, dat in negen van de tien gevallen de toekomst er toch weer heel anders uit ziet en de omstandigheden zich heel ver schillend ontwikkelen, vergeleken met wat wij in menschelijke kortzichtigheid in de toekomst meenden te zien. En ondertus- schen.... ondertusschen staat daar het he den, en we zien het nauwelijks, we achten er nauwelijks op. Ondertusschen gaat het heden voorbij, met al zijn mogelijkheden, met al zijn plichten, en we zien er maar met een half oog naar, verzonken als we zijn in gepeinzen over het verleden of be spiegelingen van de toekomst. En daardoor komt het, dat zoovelen van ons van het heden zoo bedroefd weinig terecht bren gen. Ij'#! A propos: heeft U wel eens door een verrekijker gekeken?!!! Nee, ik maak geen zouteloos grapje: in ernst, heeft U wel eens met een verrékij- ker naar iets heel in de verte gekeken? Nadat U natuurlijk eerst den kijker zoo had gedraaid, dat het voorwerp in de ver te heel scherp te zien was. Wel, en heeft hart, dat elke dag de beste dag van het jaar is. Deze gedachtengang leidt ons vanzelf tot een betere waardeering van datgene, wat we nu bezitten aan geestelijk en stof felijk goed. Sommigen van ons zouden wel tevreden of blij, of gelukkig willen zijn, als ze maar eerst dit of dat bereikt zouden hebben of verworven zouden heb ben. En ze vergeten daarbij, dat geluk en tevredenheid slechts verworven wor den, wanneer we „onze zegeningen tellen" en eerst eens nagaan en dankbaar zijn voor hetgeen we nu bezitten. Zooals ie mand onlangs heel terecht opmerkte: Als we niet in alle dingen gezegend zijn en geen sterveling verkeert in die positie zijn we toch gezegend in vele dingen, als we slechts de moeite willen nemen de ze zegeningen na te gaan. Tevreden te zijn beteekent in een gelukkigen toestand te lé ven, want het houdt in, dat we ons volko men rekenschap geven van het goede dat we bezitten. We zijn dikwijls geneigd dit te vergeten en kweeken zoo een géést van ontevredenheid in ons, die fataal is. U toen niet eens geprobeerd met den ver rekijker in dien zelfden stand naar een voorwerp te kijken, dat vlak bg stond? Welnu, dat ging dan niet, nietwaar? Dat voorwerp diehtbg was dan heel wazig en onduidelgk. Dat kwam, omdat de kijker ingesteld was op iets heel in de verte. En daardoor kon U de dingen van dichtbij niet scherp zien. Wel, zoo is het ook met ons, als we onzen geestelijken blik maar steeds instellen op dingen heel in de ver te, hetzij herinneringen, hetzij dingen van morgen: dan wordt het heden in een on duidelijk waas gehuld. En toch is het onze dure menschenplicht, juist de dingen die voor de hand liggen, de dingen van van daag zoo goed mogelijk te doen. „We ma ken slechts geschiedenis door wat we heden doen. Het heden is al wat we heb ben", zegt Albert Lee, en hij voegde er nog aan toe: We kunnen niet ontkomen aan de grootheid van het heden.... Het is juist in dit wonderlijke heden dat onze plicht ligt. Het is niet de plicht van gis- eren die ons aangaat, noch is het de plicht van morgen, maar de plicht van vandaag. We hebben ons niet druk bezig te houden met de goedheid van gisteren, noch met de goedheid die we ons voor stellen in de dagen die komen tot uiting te brengen. We zijn goed en eerlijk nu en hier, of we zijn het niet. Het is in het he den van dit oogenblrik dat onze ware plicht ligt. Emerson zei het heel kern achtig in een paar woorden: Grif het in je Er zijn vreugden voor den arme, die den rijke ontzegd zijn. Het leven heeft zijn vergoedingen, als we ze slechts willen zien. FLOR1S C. Jadruk verboden Vervolg Bergwall had ergens een halve kennis >vonen, waar wij konden logeeren, den eer sten nacht, en zijn huis was het doel van on ze dagmarsch. Wij werden in nooit falende Zweedsche gastvrijheid met de meeste hartelijkheid ont vangen, hoewel ik naderhand bemerkte, dat onze herberging nogal enkele voeten in de aarde had. De gastkamer was namelijk vol- gestapeld met allerhande wintervoorraden, zoodat een dienstbodenkamer in allerijl voor ons ontruimd werd. Waar de recht matige bewoonster in dien tuschentijd op geborgen werd, heb ik niet te weten kunnen komen. De meubileering van het vertrek veree- nigde in zich de smaak van 3 generaties: oude, geërfde meubelstukken, gedeeltelijk geschilderd in groen en rood in donkere nuancen, thuis geweven tapijtjes, ge sneden houtwerk, vormden de basis, waar- tusschen de smakeloosheidjes, als porcelei- nen herderinnen en met schelpen versierde sihilderijlijsten, die het geslacht, dat het verbreken der volstrekte isolatie beleefd had, bij de rondtrekkende antiquiteit-opkoo- pers naivelijk geruild had tegen ou le, waar devolle erfstukken. En als representant van den modernen tijd, een glad notenhouten kastje met boeken. Het antwoord van den boer, toen hij den volgenden morgen kwam informeeren naar onze nachtrust, doelende op deze be scheiden bibliotheek, is waard gememoreerd te worden, als psychologische achtergrond van de mentaliteit der Harjedalers: Ja. dat Margit een kind kreeg, van het voorjaar, dat is nog tot daar aan toe. Maar dat zij zich Strindberg's verzamelde werken aanschaft in 55 imitatie Fransche bandjes dat vind ik misdadig!" Dien dag was een Zondag en wij besloten, met verder te trekken, nadat onze gastheer ons dringend üitgenoodigd had, te blijven, Maar staat u nog niet op wacht, tot net warm is beneden." Na een uur of daaromtrent werd een rof fel op den wand van onze kamer geslagen en wij vertolkten dit als het sein, dat de at- mospheer binnen dragelijk geworden was Deze dragelijkheid was intusschen maar zeer betrekkelijk. Wel was er hevig ge stookt, maar het rookkanaal was dichtge- sneeuwd des nachts, zoodat het vertrek ge vuld was met een intieme mist vin vochtige houtrook/. Tenslotte raken evenwel pok traanklieren vermoeid en nadat zij den dienst staakten, konden wij die personen onderscheiden, die zich binnen een cirkel met een straal van 1 Meter om ons heen bevonden. Dit bleken er velen te zijn en met een zeer verschillend doel. Ten eerste was er een oude Laplander, een soort hoofd man en eigenaar van groote kudden ren dieren. Hij had 'n bespreking van zakelijken aard met den boer en werd met de meeste voorkomendheid behandeld. Zijn verschij ning was weinig in overeenstemming met de voorstelling, die ik mij van een dergelijke persoonlijkheid gevormd had. Zweedsch sprak hij uitstekend, hoewel r insch zijn moedertaal was, maar ook in t Engelsch kon hij zich goed begrijpelijk uitdrukken. Op hoogst onderhoudende wijze schilderde hij het leven der Lappen, wier eigenlijk gebied in Norrbotten gelegen is, maar die ook tot in Harjedaler voorkomen,. In het bijzonder beklaagde hij zich over de groote verliezen, die zijn landslieden leden, sinds de spoorlijn naar het Noorden door getrokken was, doordat herhaaldelijk ren dierkudden bij het kruisen van de lijn aan gereden werden, waarbij tientallen dieren omkwamen. Ik herinner mij, dat naderhand de Zweedsche Staat een vergoeding uitkeer de voor ieder gedood rendier; toen werd het evenwel spoedig een winstgevend be drijf, de kudden juist op de lijn te drijven, waar de dieren zich dan plichtsgetrouw in grooten getale lieten overrijden. Het vleesch vindt evenwel in de steden een gemakkelijk afzetgebied, zoodat de vergoeding grooten- deels zuivere winst beteekende. Tijdens zijn verhalen, langzaam en op be- jdachtzamen toon geuit, schonk hij zichzelf ontelbare koppen der sterke koffie in, waar in hij, inplaats van suiker, groote scheppen zout mengde. De andere bezoekers waren voornamelijk jongelui, die de dochter des huizes naams- dag kwamen wenschen. De dochter zelve evenwel was vooralsnog afwezig, wat jam mer was, omdat nu de talrijke taarten, alle met een opgegoten naam voorzien, onaan- gesneden bleven» Maar één ding werd mij uit deze kennis making met de menschen wel duidelijk: wie in Harjedaler nu persé een wildernis wil zien en. in de bewoners half wilde bosch- menschen, moet zich toch deze concessie ge troosten, dat deze wilden op feestdagen ge kleed gaan in costumes van den laatsten snit, zij het dan confectie-costunies, per brief op afbetaling gekocht van een adverteerende hoofdstadsfirma, dat zij de laatste schlagers op hun koffergramofoons draaien en het bezit van een Fordje of Chevrolet als de schoonste, maar toch zeker niet onverwe zenlijkbare, droom van hun leven beschou wen. Midden in het gesprek werden wij opge schrikt door een geweldig geraas, gevolgd door een heftig sissen en knetteren. De sneeuw was door het rookgat naar beneden gestort en dreigde het vuur te blusschen. De Laplander was de eenige van het gezel schap, die niet merkbaar schrok. Hij stond bedachtzaam op en pakte met vingers, die wel vuurwerk schenen, enkele der grootste brandende blokken uit den gloed. De ande ren schepten de sneeuw snel weg, de blok ken werden op de vuurplaat terug geworpen en het vuur met wat rijshout tot nieuw leven gebracht. De rook trok nu snel weg, wat het algemeen levenscomfort en de gezelligheid wel te stade kwam. Was ik begonnen, dezen en genen uit te hooren, geleidelijk wisselden de rollen en tenslotte zat ik daar naar links en rechts vragen te beantwoorden, bij voorkeur twee of drie gelijktijdig. Dit nu was geen be zwaar, omdat ik vanaf den eersten dag van mijn verblijf in Zweden trouw de zelfde vragen heb mogen beantwoorden. Ik draaide mijn kleine speeches dan ook vol ledig automatisch af en ik vrees, dat, indien iemand op een gegeven moment „stop" ge roepen had, en gevraagd, wat ik het laatste verteld had. ik het antwoord had schuldig moeten blijven. Steeds opnieuw heb ik moe ten verklaren, dat het heusch waar was, dat Holland een Koningin heeft, en dat haar man geen Koning is; dat sommige wegen zoo maar met een paal afgesloten zijn en dat men niet verder mag rijden, dan na eerst betaald te hebben; dat de afgesneden tulpen op de bloembollenvelden moeten ver rotten, zonder dat iemand ze in vaasjes zet en dat de Hollandsche huisvrouwen werke lijk de straat voor hun huis en hun voorge vel wasschen. Maar als dan de lofuitngen op de zinde lijkheid van de Nederlandsche natie in vol len gang waren, kwam mijn gevoel voor rechtvaardigheid meestal roet strooien in het eten van dezen nationalen roem. Want er is geen zindelijker natie dan de Zweden. Op 't allerplatste platteland wordt 'n boerenknecht ontslagen, wanneer hij zich niet veelvuldig baadt. En wat voor baden! Heet gestookte steenen, worden met water overgoten, zoodat er een atmospheer van heete stoom ontstaat. Des winters besluit men zoo'n plechtigheid veelal nog met een onderdompeling in sneeuw, ter verfrissching en harding. En om nu zulke menschen vol bewondering te zien voor gevelpoetsende duffe Hollandsche burgerjuffrouwen, gaat te ver. Daarom vertelde ik dan maar als an- ti-toxine het verhaal van het Veluwsche hei boertje, dat mij in ernst verwijten kwam ma ken, dat ik dat kostelijke water, dat de Hee- re toch geschapen had om gedronken te worden, zóó maar voor wasschen gebruikte. „Nee, meneer, wasschen, daar worden de menschen zwak van. Als een mensch gebo ren wordt, dan mag hij gewasschen worden, en als hij afgelegd wordt. Maar anders Tusschen de bezoekers bevond zich ook een jong kunstschilder uit Stockholm, die al jaren lang in Harjedaler verblijf hield. Te lang reeds misschien, om door vergelijking een duidelijk en objectief beeld te kunnen geven. Ik vroeg hem naar de clandestine stokerijen, waar het landschap berucht voor is. Zelf nooit gezien" zei hij. „Ik geloof niet, dat het hier erger is, dan in de andere provincie's, uitgezonderd misschien bij de wegenbouw, waar allerhande ondeugden hoogtij vieren. Maar de Harjedalers zelf zijn een zoo rustig volk, dat de landsfitkal met gekruisde armen op zijn bureau kan blijven zitten. In vijf-en-twintig jaar is hier geen moord voorgekomen; diefstal behoort tot de grootste uitzonderingen. Maar ziet U dit eens!" Hij vouwde uit zijn portefeuille een cou rantenknipsel met den volgenden inhoud: Dronken Koe. Men deelt ons uit Borlange mede: Zaterdag werd in een der bosschen uit de omgeving een beschonken koe aangetroffen. Men vermoedde, dat het dier in het bosch 'n gistingsketel aangetroffen had en van den inhoud had gegeten. Toen de eigenaar van de koe de clandestine stookgelegenheid op gespoord had, was de ketel evenwel ver dwenen. Men heeft de maag van de koe moeten uitpompen. De politie constateerde, dat het dier in hooge mate beschonken Hoe vndt U dat?" vroeg hij, toen ik het bericht gelezen had. Heel interessant. Dat is het ook. Maar «weet U waa,r Borlange ligt. Het ligt in Dalarne. Daarom heb ik zoo'n succes met dit courantenbe richtje. Hier in Harjedaler betracht het vee ten minste de geheelonthouding en een goed deel van de bevolking neemt een voorbeeld aan de dieren. Maar daarom ook vinden de boeren 't niet prettig om van dronkenschap en allerlei daarmede verband houdend kwaad beschuldigd te worden. Als het on derwerp ter sprake komt, toon ik altijd dit uitknipsel. En soms krijg ik een briefkaart, met het verzoek, het papier te gaan vertoo- ïen: „Beste Heer Schilder. Laat U Anderson, die bij Petterson werkt, 't bericht eens lezen. Dan kan hij zijn mond houden, want de bewoners van de andere provincie's, waar zelfs de dieren dronken zijn, moeten maar niet9 van ons zeggen." (Wordt vervotf4>. BRANDVRIJE VEESTALLEN? In de „Leeuw. Crt." lazen we het vol gende ingezonden stuk van den heer G. Hellinga te Roodkerk. „Het lezen van de dagbladen in den laatsten tijd, of laat mg liever zeggen van de laatste jaren, dringt mij tot schrijven. Het is schrikbarend hoeveel groote en kleine boerderijen er door het vernie lend vuur in de asch zgn gelegd en dan heet het altijdeenige koeien zijn in de vHammen omgekomen, en 'daarmede is het dan uit. Dat kan m.i. wel iets anders. Wg weten allemaal, dat de stal, voorlangs, van steen is opgetrokken, ook weten wg, dat de binnenmuren, op een enkele uitzondering na, ook van steen zgn gemaakt. Neemit men nu den houten zoldering weg en maakt men dien van gewoon ijzer, zooals de schepen worden gemaakt, dan krijgt men zoo een brandvrijen stal. Er zgn dan nog enkele binnendeuren, alles wordt dan van ijzer gemaakt. Ontdekt men nu brand, en men is er een beetje vlug bij, dan worden de deuren en luiken gesloten; de dieren zullen dan misschien nog wel moeten wor den verwijderd, maar men brengt ze zoo toch onder bescherming. Men behoudt ze misschien en wg hebben dan toch ons best gedaan. Eigenaren van boerderijen, hetzij dat uw huis is afgebrand of hetzij dat door ou derdom uw huis moet worden verbouwd, of als u nieuwbouw hebt, denkt dan vooral aan deze vinding, want de houten zolder moet nu uit de mode zgn. Ik weet wely

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1932 | | pagina 7