Nieuws- en Advertentieblad
Verschijnt Woensdag en Zaterdag
■p
0e wet voor iedereen
No 91
Bekendmakingen
Officieel
Een Goed Mensch
(GIEIMlIEiElftlTE
Mutatie Wethouder.
Wenscht U „Kwaliteit"-Werk
Fotograaf Drost - Steenhofstraat 56 - Tel. 486
0^| Binnenland
Een en Twintigste Jaargang
Woensdag 15 November 1933
BUREAU VOOR ADMINISTRATIE: VAN WEEDESTRAAT7 - SOESTDIJK
ADVERTENTIËN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT
TOT UITERLIJK DINSDAGS. EN VRIJDAGSMORGENS 10 u.a. h. BUREAU
UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ v.h. 8. v. d. BOVENKAMP
ADVERTENTIËNVAN 1-5 REGELS 75 CTS.. ELKE REGEL MEER 15 CTS.
GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. KORTING
ABONNEMENTSPRIJS f 1.— PER DRIE MAANDEN. FRANCO PER POST
REDACTIE- EN ADM.-ADRESv. WEEDESTR. 7 - TEL. 962 - GIRO 161165
HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ART 15 VAN DE AUTEURSWFT 1012 - (STAATSBLAD No 380)
le Afd. No. 314.
Burgemeester ere Wethouders der ge
meente Soest;
Gelet op artikel 6, 2e lid der Warenwet;
Brengen ter openbare kennis, dat blij
kens onherroepelijk geworden vonnis van
het Kantongerecht te Amersfoort, dd. 13
October 1933 is veroordeeld Bartholomeus
Johannes Buxtorff, van beroep melkver-
kooper, wonende te Soest, Van Weedestraat
9c, tot f 30.— boete, subs. 10 dagen hech
tenis, wegens overtreding van artikel 2, 2g
van het Melkbesluit (Melk met veel vuil be
deeld).
Soest, 8 November 1933.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester, G. Deketh.
De Secretaris, J. Batenburg.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Soest
maken bekend, dat het verzoek van A. Bos,
Vredehofstraat 1, te Soest om op/in per
ceel, kadastraal bekend in sectie H. No.
5233 gelegen aan de Koninginnelaan een
slagerswerkplaats met rookerij te mogen
oprichten door hen op heden is verdaagd.
Soest, 10 November 1933.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester, G. Deketh.
De Secretaris, J. Batenburg.
Doe eerst. Praat er dan over als
het moet.
Arabisch spreekwoord.
Wij moeten niet alleen jegens ande
ren handelen, zooals wij zouden
wenschen, dat zij jegens ons deden,
maar ook over anderen vriendelijk
denken, zooals wij zouden, wenschen,
dat zij over ons denken.
Sir John Lubbock.
Wanneer wij eens bijzonder vriere lelijk
gemutst zijn en wij toevallig niets ten na-
deele van een of ander weten te zeggen,
dan wil het wel eeres voorkomen, dat wij
van dezen of genen zeggen,: „Dat is een goed
mensch. Wij zijn nu eenmaal dikwijls zon
derlinge lieden en daarom verschillen onze
opvattingen omtrent wat een waarlijk goed
mensch is zoo dikwijls. Doch over het al
gemeen zou men toch kunnen aanvaarden,
dat diegene, die „goed doemde" door de we
reld. gaat, een goed mensch is. En waarin
zou dat „goed doen" kunnen bestaan.-'
Iemand gat daar eens een aardige verkla
ring van, toen hij zei: „Het spreekt van
zelf, dat, als wij zelf opgewekt en blijge-
moed zijn, anderen ons voorbeeld moeten
volgen. Sommige menschem stralen blijd
schap uit en het is onmogelijk om bedroefd
of terneergeslagen te zijn in hun nabijheid.
Dit is dan mijn filosophie: „Zorg eerst dat
je eigen huis (je eigen gedachten) in orde
is, en wanneer je de zaden van vreugde in
je zelf geplant hebt, ga dan uit om ze voor
andere menschen uit te strooien. Tracht
anderen goed te doen, je belooning komt
later."
Jawel, kan men zeggen, dat is nu alle
maal wel erg aardig en vriendelijk en zoo,
doch dat is toch niet meer van dezen tijd;
onze tijd is immers zoo verindustrialiseerd
en: vermechaniseerd, het leven en al dc
maatschappelijke functies zijn tot zulk een
mechanische organisatie geworden, dat er
feitelijk voor het beoefenen van individueele
deugden weinig plaats meer over blijft.
Doch daartegenover kan men de meening
van anderen stellen; dat juist nu de wereld
meer dan ooit behoefte heeft aan „goede
menschen", dat niets in staat is juist de be
schaving te redden, dan de aanwezigheid en
de invloed van goede menschen. Wij kun
nen nog zulke ingenieuse wetten ontwerpen,
nog zulk een knappe administratieve machi
nerie, deze kan nooit de menschelijke fac
tor vervangen. Maar welke elementen vor
men nu de werkelijk „goede mensch?" Het
zijn er heel wat, Üoch het grootste is toch
wel „karakter", zooals iemand het in „Age"
(Melbourne) uitdrukte: „De goede mensch
is voortdurenid bezig hooge idealen na te
volgen.
In een redevoering, die Sir Henry Jones,
een van de voortreffelijkste Britsche filo-
sophen, een jaar of zestien geleden hield,
maakte hij een analyse van de blijvende
hoedanigheden van „goede menschen". „De
goede mensch" zei hij, „is diegene, die uit de
gewone feiten van het gewone leven hun
zuiverste essentie en hun meest blijvende
waarden haalt. Karakter, ging hij voort, is
niet afhankelijk van omstandigheden; de
omstandigheden zijn tenslotte slechts grond
stoffen, en wat er van gemaakt zal worden,
hangt af van karakter. De prijs van karak
ter is zelf-discipline en een geest van zelf
verloochening; en geen enkele godsdienst
of etisch stelsel kan karakter geven aan
den mensch, die niets van zijn lagere na
tuur wil opgeven om het te gewinnen"....
De goede menisch cultiveert een breede
visie; terwijl hij zijn brood verdient, ver
liest hij de hoogere dingen van het leven
niet uit het oog. Zijn werk is zijn middel
van bestaan, maar het kan ook het middel
zijn, waardoor hij grootelijks dient
Als echtgenoot, ouder, buur, burger is hij
goed, omdat hij in elke connectie het hoog
ste goed tot stand probeert te brengen. Als
burger van zijn stad of zijn staat erkent hij,
dat het welzijn van ieder tot zijn verant
woordelijkheid' behoort, evenzeer als hij
trots is op den vooruitgang en de goede
roep van zijn stad en staat. De kwaliteit
van den goeden mensch zijn zoo verschei
den, zijn werken zoovele, dat men tever
geefs zou pogen ze in een kort motto of
epigram op te sommen. Doch op het graf
monument van den bekenden Britschen ge
neraal Gordon, zijn de volgende woorden
gegrift:
„Altijd en overal gaf hij zijn kracht voor
de zwakken,
zijn middelen voor de armen, zijn mede
lijden aan de lijden/den en zijn hart aan
God!"
Als een definitie van een goed mensch
zou men deze korte beschrijving gerust
kunnen aanvaarden en met vrucht toepas
sen.
FLORIS C.
(Nadruk verboden).
(van onzen bijzonderen correspondent)
VERVOLG.
Omne animi vitium tanto conspectius
in se
Crimen habet, quanto major, qui pec-
cat, habetur.
(Elke zonde valt te meer in het oog
en wordt te meer als schuld aangere
kend, naar mate hij, die zondigt, in
hooger aanzien staat).
Juvenalis. VIII. 140.
De Heer van Duren bedankt als Wethou
der!
En nu schrijft de Heer Verslaggever van
deze Raadsvergadering in De Soester, dd.
2b October 1933 verder het volgende:
„De burgemeester heeft deze mededeeling
(het bedanken als Wethouder door den
Heer van Duren) met verbijstering aange
boord en veronderstelt dat de Raad dat
„ook zal hebben gedaan."
Och mijnheer de Burgemeester, wat
meent U wel- Wilt gij U voor het front der
ingezeteneni van Soest dan aanstellen
om een Bijbelwoord hier te bezigen als
een vreemdeling in Jeruzalem?
Immers, meer half Soest wist de
komst van de ontslagneming van den Heer
van Duren als Wethouder, al vóór weken,
misschien wel voor maanden. En U mijn-
neer de Burgemeester verneemt deze ont
slagneming met verbijstering. Weet U dat
het woord verbijstering volgens onze taal
geleerden de beteekenis heeft van: buiten
gewone verlegenheid, ook: verwarring, ook:
bedwelming? En van al deze gemoed-, ziels-
of hartsgewaarwordingen gaf op DAT
oogenblik geen een Raadslid, ook maar op
de geringste wijze uiting, dus niemand der
aanwezigen, reageerde op deze Uwe verbijs
tering. Wist U dan ook al niet, dat het
Roomsche Nieuwsblad: De Soester Bode,
van Vrijdag den 20sten October j.1., dus al
voor bijna acht dagen, dit „nieuws" al op
Soestersche wijze werelkundig had ge
maakt, waarbij al zijn opvolger met name
werd genoemd?
Snapt U, mijnheer de Burgemeester het
nu nog niet dat de Heer van Duren als
Wethouder met eeree heele „stille trom"
heen gaat, en allerminst bij wijze eener
groote verrassing.
Het „mooiste" is nu toch nog wel zijn al
lertreurigst „politiek slotstukje", waardoor
hij op zoo'n duidelijke wijze te kennen geeft,
dat hij als Wethouder zoo weinig van de
Wet schijnt te kennen, door te vertellen van
dch nog bereid te verklaren zijn functie als
Wethouder te blijven waarnemen, totdat
'.ijn opvolger zal zijn aangewezen. Aange
wezen i; benoemd!
Mis en nogmaals mis is deze „welwillen
de" verklaring!
-
De Wet doet gebiedend bepalen en
schrijft uitdrukkelijk, het volgende voor:
„De Wethouders kunnen ten allen tijde
.ontslag nemen.
„Het wordt door hen ingezonden' aan
„den raad.
„Zij (de wethouders) blijven niettemin
„hunne bediening waarnemen, totdat hun-
,,ne opvolgers die hebben aanvaard."
Alzoo, de Wethouder die zijn ontslag aan
den Gemeenteraad heeft ingezonden, wordt
door de Wet VERPLICHT Wethouder te
blijven tot zijn opvolger het Wethouder
schap heeft aanvaard.
Er is over het verkrijgen van een anderen
Wethouder, eventueel andere Wethouders,
alhier in den laatsten tijd zooveel te doen
geweest, zoowel buiten als in den Gemeen
teraad, dat daarover nu zoo maar niet in
eens gezwegen mag worden, en stellig thans
niet, daar de gevormde plannen en gemaak
te afspraken, althans voor een deel, in een
begin-stadium van uitvoering blijken te zul
len komen.
Eerlang echter, schijnt aan dergelijke
JanKlaaskasten-boel op politiek terrein een
einde te zullen komen.
Volgens het vóór eenige dagen ver
schenen Voorloopig. Verslag der Tweede
Kamer op de Staatsbegrooting 1934 van het
Departement van Binnenlandsche Zaken, is
in de afdeelingen dier Kamer behandeld het
brengen van eene verandering in de Wet
houdersbenoeming. Men leest in dit Ver
slag:
„Sommige leden bepleitten een wijziging
„der Gemeentewet, waardoor het mogelijk
„zou worden Wethoudersfunctie's op te
„dragen aan niet-raadsleden.
Verder vermeldt dit Voorloopig Verslag:
„Verschillende leden drongere aan op een
„streng toezicht door de Regeering op de
„wijze, waarop de burgemeesters hun func-
„tie vervullen, n.1. of zij dit wel nauwgezet
„en met ijver doen. Men meende voorts, dat
„nog veel te veel onbekwame, althans niet
„geschikte, personen tot burgemeester wor-
„den benoemd en, wat nog erger werd ge
oordeeld, zelfs in die functie werden? her
benoemd."
Tot zoover dit Verslag.
De inwoners van, evenals de belangstel
lenden buiten Soest, beginnen te beseffen
dat er toch wel een vreemd wereldje
neerscht op het Gemeentehuis, dat er „ech
te" comedie wordt gespeeld en, dit is wel
het ergste nog, dat met de gelden der be-
.astingbetalers allesbehalve zuinig werd en
wordt „omgesprongen", OOK tijdens het
regime van deni nu vertrekkenden Wethou
der van Duren.
Wij zullen bij eene nadere gelegenheid
wel eens even een weinig, een tipje vermo
gen op te lichten va den sluier, die er
nangt over de wijze van het gebruik der gel
den van de belastingbetalers, gelden met
iooveel bange zorg, en met inspannenden
arbeid en veel opoffering bij elkaar ge
bracht door de gezamenlijke inwoners van
geheel Soest.
Dezen keer beginnen wij al met een wei-
ïig dien bewusten sluier op te lichten, han-
ende over het administratief-finantieel ge-
neente beheer.
Welaan dan belangstellenden enj gij voor
al nog half slapende „toekijkers", nu opge
let!
Een allertreurigste aanblik, een. toestand
niet langer toelaatbaar, wat betreft:
1 "l.
DE GEMEENTE-REKENING.
Volgens de Wet MOET uiterlijk vóór
Jen eersten Augustus de gemeente-rekening
jver het afgelopen dienstjaar, dus thans
jver 1932, aan den Gemeenteraad zijn over
gelegd. Wij zijn nu al in de maand Novem
ber en die gemeenrte-rekening hebben Bur
gemeester en Wethouders thans juist bij
den Gemeenteraad ter tafel gebracht. En
wat een treffend feit, doet zich nu weer
voor. In De Soester van 4 November, ziet
men nu eene officieele publicatie van Bur
gemeester en Wethouders der gemeente
joest, gedagteekend 1 November 1933, in
houdende de openbare kennisgeving dat de
rekening van de gemeente over het dienst
jaar 1932 op heden door hen aan den Raad
der gemeente is aangeboden; formeel in
atrijd met Wet en Waarheid.
Die gemeente-rekening is op 1 November
j.1. den Gemeenteraad NIET aangeboden,
omdat dit onmogelijk kon, er was toen op
dien dag, geen vergadering van den Raad.
Alleen en uitsluitend kan de gemeentereke
ning aan denj Raad in eene Gemeenteraads
vergadering worden overgelegd. De Wet
zegt: overgelegd en niet aangeboden. Dit
wordt blijkbaar verward met de wettelijke
bepaling wat betreft de gemeente-begroo
ting, immers zegt de Wet, de gemeente-
begrooting wordt den Raad aangeboden.
Uit de woorden, welke voorkomen in de
Wet: aan den raad overgelegd, volgt toch
duidelijk wel voor een ieder, ook voor niet-
„Wetgeleerden" dat de inzending: overleg
ging van de gemeente-rekening aan den
Raad NIET schriftelijk kan geschieden,
doch dat dit moet plaats hebben in eene
Raadsvergadering. Volgens de reeds lange
jaren vaststaande administratieve jurispru
dentie is eene schriftelijke aanbieding aan
den Raad, èn van de gemeenite-begrooting
eene onwettige daad.
Bedriegt het geheugen ons niet, dan heeft
het geachte Raadslid Gasille bij eene soort
gelijke gelegerfheid in het vorig jaar ook al
eene zeer ernstige aanmerking gemaakt.
Doch het schijnt dat men hier alles maar
belooft om zich voor het oogenblik uit de
penarie te redden en om dan daarna die ge
dane beloften gewoonweg aan zijn laars te
lappen. Wanneer, zal dat eens uit zijn? Ja,
als het berouw komt na de biecht, als het
„einde" aan den horizon verschijnt.
Het geachte Raadslid Nooder had on
langs wel volkomen gelijk, toen hij in de
Raadsvergadering de stadhuisheeren in het
openbaar, hunne bekwaamheden in het te
gendeel, terdeeg liet gevoelen.
Een feit is het dus, de veel en veel te laat
opgemaakte gemeente-rekening dienst 1932,
wordt nog daarboven onwettig aan den
Raad overgelegd.
Deze feiten weten nu al de Raadsleden,
(6 „Brielkaarten"- Foto's vanaf 12.—)
ook de abonné's op dit blad en bovendien
al de ingezetenen van Soest met vele be
langstellenden daar buiten.
DE GEMEENTE-BEGROOTING.
,Eene andere wetsontduiking. TEN MIN
STE vóór den eersten September MOET,
bepaald gebiedend door de Wet, de gemeen
te-begrooting voor het komend dienstjaar,
nu voor 1934, aan den Gemeenteraad wor
den aangeboden. Bij de op 22 September j.1.
gehoudene Raadsvergadering vroeg een der
Raadsleden, wanneer de a.s. Gemeente-be
grooting (dienstjaar 1934) bij den Raad zou
worden ingediend. Wat denkt U, belasting
betalers wel, wat er voor een antwoord
volgde. Schrik niet! „Aan dat werk is hee-
lemaal nog niet begonnen." Dat was dus
toen nagenoeg al een maand over tijd, dat
dit werk kant en klaar bij den Gemeente
raad had moeten zijn aangeboden. Alzoo, de
aanbieding der gemeente-begrooting schijnt
nog ver verwijderd, en hoe langen tijd zijn
wij nu al van 1 September af.
Dan willen deze stadhuis-menschjes to-
lereeren grootsteedsche manieren! De hier
voor nog maar in schets gebrachte beelden
van daden, toestanden en mentaliteit alhier,
hebben veel overeenkomst met, of benaderen
geen groote stad, wel een heel wijd weg-
gelegen' achterlijk hei-dorp.
Hoe ver is alhier de administratie met de
gemeentezaken wel ten achteren, als zulke
ergelijke nalatigheden: door het publiek kun
nen worden geconstateerd?
Welke wettenkenners of -slimmeriken re-
sideeren er wel op het gemeentehuis te
Soest?
Eene zeer ernstige en bijzondere vraag,
in den meest beleefden vorm gedaan, voor
namelijk aan de Hoogere Autoriteiten, zijn
dat toestanden die hier in Soest kunnen en
mogen bestendigd blijven? Zoo ja, dan zul
len meerderen genoodzaakt worden de tan
den op elkaar te zetten en te doen wat plicht
gebiedt.
En nu staan zeer vele inwoners en ook
anderen buiten Soest, te wachten; wie zal
de vacant komende Wethoudersplaatsvan
Duren innemen? Met andere woorden, wie
zal gekozen worden tot Wethouder? Bij al
les wat is voorafgegaan en openbaar ge
worden, duldt het de waardigheid van den
Gemeenteraad niet dat er een zoogenaamd
rechtsch Raadslid daartoe wordt gekozen.
Daarbij komt ook nog, dat deze partij-rich
ting in de laatste jaren sterk is teruggeloo-
pen. Bij de in het voorjaar alhier gehouden
stemming voor leden der Tweede Kamer,
waren sedert 1929 de Roomschen met
17.2 en de Christelijkere met 14.2 ach
teruit gegaan. Verder heeft de laatste ge-
nouden tienjarige algemeene Volkstelling
officieel vastgesteld, dat in de gemeente
Soest het zoogenaamd rechtsche politiek-
partijtje volgens de diverse Kerkelijke Ge
zindten de laatste tien, jaren aanmerkelijk
is geslonken. In De Soester dd. 26 Aug. '33,
le blad, pag. 2, kolom 1 is hierover het vol
gende te lezeni:
In 1920 was Links in verhouding tot het
aantal inwoners in eene minderheid met
573.
In 1930 is Links in verhouding tot het
aantal inwoners in eene meerderheid met
317, alzoo nu is Links met een niet onaar
dig meerderheids-verhoudingsverschil van
i090 inwoners bovere de andere politieke
partijen gestegen in die tien jaren.
Hieruit blijkt thans, dat de gemeente
Soest stellig en zeker in politiek opzicht
oehoort niet meer aan die kerkelijke rich
tingen, die zich noemen en uiterlijk willen
schijnen zoogenaamd rechts. Uit het loor
die kerkelijke richtingen, alhier gefabriekt
bestuursapparaat vloeide voort, natuurlijk
een eigenbaat-conservatief regime, he
laas zoo lang alhier gedomineerd, een
regime van een doorzichtig zaakje met
achterhandsche grabbel- en goocheltoeren,
een regime van dorpsgeleerdheid: geweven
van eigenwijsheid, mooipraterij en zelfver-
neerlijking, een regime van gehuichelde eer
lijkheid in kerkelijken trant met onschul
dige oogen, en saamgevouwen „Christelij
ke" handen, een regime met o, zoo kunstig
geheimzinnig overleg gehanteerd en be
schermd, om toch maar politiek drijvend te
kunnen blijven en mitsdien de bestuurs
macht in handen te kunnen hebben; en hou
den, in het geheel niet willende beseffen,
hoeveel geld van de vele onnoozele wat
wijsgemaakte belastingbetalers, óf in ver
keerde zakken werd gestopt óf letterlijk en
werkelijk werd weggegooid.
Dit ten Hemel wraakroepend regime, zal
in Soest dus gelukkig, door de verandering
der bevolking, zooals hierboven is aange
geven! eerlang „deftig" eni „nederig" wel
worden opgeborgen, als een geworden ab
soluut onbruikbaar en totaal vermolmd
om hier het woord vervloekt maar niet te
bezigen dorpsmeubel, dat zal hebben
afgedaan voor immer. Dit nu zullen dc fei
ten bewijzen bij de eerstvolgende verkiezing
der Gemeenteraadsleden.
De tegenwoordige tijd eischt meer dan
een gezwam van goedpraterij tegenover de
belastingbetalers!
Dus oe tweede Wethouder behoort uit de
z.g. linksche Raadsrichting, beslist te wor
den gekozen volgens recht, eerlijkheid en
vertegenwoordigingsplicht, want elk Raads
lid heeft niet zijn eigen zienswijze in deze
In het bosch-terrein, bij Lisse,
Van het landgoed „Keukenhof",
Werd een „jachtpartij" gehouden,
Op klein wild zoowel als grof.
Steeds bedachtzaam, werd Rijksveldwacht,
Minzaam, het verzoek gedaan:
Ter bescherming tegen „stroopers",
Het gezelschap bij te staan.
Ja, om „stroopers" af te schrikken,
Had men haar beleefd verzocht,
Wèl te 'willen „surveilleeren",
Waar dat noodig wezen mocht.
En de Rijksveldwacht zou komen;
Maar bij 't op'nen van „de jacht",
Ging zij aan het contröleeren
Van de „acten"! 't Minst verwacht!
Zelfs een Burgemeester-jager,
Van een dorp dddr in de buurt,
Had geen „acte"! Edelachtbaar's
Jachtvermaak had kort geduurd.
't Zelfde óók bij and're „heeren"!
Was dat nu niet héél brutaal?
Notabene zelf ook „stroopers"
Waren zij! Proces-verbaal?
Zie! dat meldt ons de historie
Zoo men denken kan juist niet!
Maar 't geeft, eveneens, te denkens
Als men zóóiets hoort of ziet!
't Waren „intellectuëelen"!
(Die het Land zóó noodig heeft!)
Hulp der Rijkspolitie wenschend;
Zelf „De Wet" niet nageleefd!
Nadruk verboden.
AD REM.
te volgen, maar is gehouden/ als gekozen
vertegenwoordiger der ingezetenen, alleen
en uitsluitend de belangen der gemeente
Soest, volgens de afgelegden eed te dienen.
Misschien kan er dan bij het Bestuur dezer
Gemeente komen een zoo zeer dringend en
noodzakelijken gezonden toestand.
Wie zal er door de tegenwoordige Raads
leden tot Wethouder gekozen worden? De
eerlijkheid, draagt het antwoord in de plooi
en van haar kleed.
Wanneer men het hiervoren gerelateerde
nu eens goed doet overwegen, moet bij elk
onbevooroordeelden lezer, toch ongetwijfeld
zijn opgekomen een gedachte van te willen
uitroepen: op het Gemeentehuis te Soest
schijnt het wel tot heden, nog 'n rare come
die!
(Word vervolgd).
POSTZEGELS EN BRIEFKAARTEN
VOOR HET KIND.
Van 11 December tot en met 10 Januari
a.s. vindt plaats de jaarlijksche uitgifte van
„Weldadigheidspostzegels voor Het Kind".
De opbrengst hiervan strekt ten bate van
alle vereenigingen die verzorgen zieke,
zwakke, doove, doofstomme, blinde, achter
lijke, gebrekkige en verwaarloosde kinde
ren van alle gezindten. Meer dan 350 veree
nigingen ontvangen jaarlijks een aandeel
hiervan en het is een van de meest verbrei
de werken1 van weldadigheid in Nederland
geworden.
Op iedere postzegel bedraagt de toeslag
slechts enkele centen en voor iedere Ne
derlander is het mogelijk hieraan deel te ne
men. Is het nog noodig om onze lezers aan
te sporen, zooveel mogelijk van deze post
zegels te gebruiken, ieder wil toch graag
aan dit goede werk mede helpen?
WAT HET VOLK MOET WETEN.
De vorige week lazen we een bericht over
een strafzaak wegens majesteitsschennis.
Op een fascistenvergadering had de heer
Baars gefulmineerd tegen de cumulatie van
tractemereten en pensioenen en in verband
daarmede van „parasieten" gesproken. Een
metselaar was in debat gekomen en had
gezegd: „Aan het hoofd van ons land staat
een vrouw, die 2 millioen inkomen heeft;
zij heeft een dochter, die f 200.000 verdient
en dan heeft ze nog een man, die idem zoo
veel verdient. Dat zijn parasieten of anders
weet ik niet, wat parasieten zijn."
Stellig is die man, indien hij geen be
roeps-opruier is, in de meening geweest,
dat hij het eens raak gezegd had. Er zijn er
onder ons volk verscheidenen. die zulke
dingen niet in het openbaar zullen zeggen,
omdat zij weten, dan met den strafrechter
kennis te zullen maken, maar die in parti
culiere gesprekken in dezen geest zich uit
laten.
Waaraan is dit toe te schrijven? Eenvou
dig aan onvoldoende kennis van zaken.
Wanneer de menschen, die zóó dereken of
spreken, eens wisten, hoe weinig van deze
groote inkomens (hoe ^ïoog ze precies zijn,