Nieuws- en Advertentieblad Verschijnt Woensdag en Zaterdag ■p 0e wet voor iedereen No 91 Bekendmakingen Officieel Een Goed Mensch (GIEIMlIEiElftlTE Mutatie Wethouder. Wenscht U „Kwaliteit"-Werk Fotograaf Drost - Steenhofstraat 56 - Tel. 486 0^| Binnenland Een en Twintigste Jaargang Woensdag 15 November 1933 BUREAU VOOR ADMINISTRATIE: VAN WEEDESTRAAT7 - SOESTDIJK ADVERTENTIËN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT UITERLIJK DINSDAGS. EN VRIJDAGSMORGENS 10 u.a. h. BUREAU UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ v.h. 8. v. d. BOVENKAMP ADVERTENTIËNVAN 1-5 REGELS 75 CTS.. ELKE REGEL MEER 15 CTS. GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. KORTING ABONNEMENTSPRIJS f 1.— PER DRIE MAANDEN. FRANCO PER POST REDACTIE- EN ADM.-ADRESv. WEEDESTR. 7 - TEL. 962 - GIRO 161165 HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ART 15 VAN DE AUTEURSWFT 1012 - (STAATSBLAD No 380) le Afd. No. 314. Burgemeester ere Wethouders der ge meente Soest; Gelet op artikel 6, 2e lid der Warenwet; Brengen ter openbare kennis, dat blij kens onherroepelijk geworden vonnis van het Kantongerecht te Amersfoort, dd. 13 October 1933 is veroordeeld Bartholomeus Johannes Buxtorff, van beroep melkver- kooper, wonende te Soest, Van Weedestraat 9c, tot f 30.— boete, subs. 10 dagen hech tenis, wegens overtreding van artikel 2, 2g van het Melkbesluit (Melk met veel vuil be deeld). Soest, 8 November 1933. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, G. Deketh. De Secretaris, J. Batenburg. HINDERWET. Burgemeester en Wethouders van Soest maken bekend, dat het verzoek van A. Bos, Vredehofstraat 1, te Soest om op/in per ceel, kadastraal bekend in sectie H. No. 5233 gelegen aan de Koninginnelaan een slagerswerkplaats met rookerij te mogen oprichten door hen op heden is verdaagd. Soest, 10 November 1933. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, G. Deketh. De Secretaris, J. Batenburg. Doe eerst. Praat er dan over als het moet. Arabisch spreekwoord. Wij moeten niet alleen jegens ande ren handelen, zooals wij zouden wenschen, dat zij jegens ons deden, maar ook over anderen vriendelijk denken, zooals wij zouden, wenschen, dat zij over ons denken. Sir John Lubbock. Wanneer wij eens bijzonder vriere lelijk gemutst zijn en wij toevallig niets ten na- deele van een of ander weten te zeggen, dan wil het wel eeres voorkomen, dat wij van dezen of genen zeggen,: „Dat is een goed mensch. Wij zijn nu eenmaal dikwijls zon derlinge lieden en daarom verschillen onze opvattingen omtrent wat een waarlijk goed mensch is zoo dikwijls. Doch over het al gemeen zou men toch kunnen aanvaarden, dat diegene, die „goed doemde" door de we reld. gaat, een goed mensch is. En waarin zou dat „goed doen" kunnen bestaan.-' Iemand gat daar eens een aardige verkla ring van, toen hij zei: „Het spreekt van zelf, dat, als wij zelf opgewekt en blijge- moed zijn, anderen ons voorbeeld moeten volgen. Sommige menschem stralen blijd schap uit en het is onmogelijk om bedroefd of terneergeslagen te zijn in hun nabijheid. Dit is dan mijn filosophie: „Zorg eerst dat je eigen huis (je eigen gedachten) in orde is, en wanneer je de zaden van vreugde in je zelf geplant hebt, ga dan uit om ze voor andere menschen uit te strooien. Tracht anderen goed te doen, je belooning komt later." Jawel, kan men zeggen, dat is nu alle maal wel erg aardig en vriendelijk en zoo, doch dat is toch niet meer van dezen tijd; onze tijd is immers zoo verindustrialiseerd en: vermechaniseerd, het leven en al dc maatschappelijke functies zijn tot zulk een mechanische organisatie geworden, dat er feitelijk voor het beoefenen van individueele deugden weinig plaats meer over blijft. Doch daartegenover kan men de meening van anderen stellen; dat juist nu de wereld meer dan ooit behoefte heeft aan „goede menschen", dat niets in staat is juist de be schaving te redden, dan de aanwezigheid en de invloed van goede menschen. Wij kun nen nog zulke ingenieuse wetten ontwerpen, nog zulk een knappe administratieve machi nerie, deze kan nooit de menschelijke fac tor vervangen. Maar welke elementen vor men nu de werkelijk „goede mensch?" Het zijn er heel wat, Üoch het grootste is toch wel „karakter", zooals iemand het in „Age" (Melbourne) uitdrukte: „De goede mensch is voortdurenid bezig hooge idealen na te volgen. In een redevoering, die Sir Henry Jones, een van de voortreffelijkste Britsche filo- sophen, een jaar of zestien geleden hield, maakte hij een analyse van de blijvende hoedanigheden van „goede menschen". „De goede mensch" zei hij, „is diegene, die uit de gewone feiten van het gewone leven hun zuiverste essentie en hun meest blijvende waarden haalt. Karakter, ging hij voort, is niet afhankelijk van omstandigheden; de omstandigheden zijn tenslotte slechts grond stoffen, en wat er van gemaakt zal worden, hangt af van karakter. De prijs van karak ter is zelf-discipline en een geest van zelf verloochening; en geen enkele godsdienst of etisch stelsel kan karakter geven aan den mensch, die niets van zijn lagere na tuur wil opgeven om het te gewinnen".... De goede menisch cultiveert een breede visie; terwijl hij zijn brood verdient, ver liest hij de hoogere dingen van het leven niet uit het oog. Zijn werk is zijn middel van bestaan, maar het kan ook het middel zijn, waardoor hij grootelijks dient Als echtgenoot, ouder, buur, burger is hij goed, omdat hij in elke connectie het hoog ste goed tot stand probeert te brengen. Als burger van zijn stad of zijn staat erkent hij, dat het welzijn van ieder tot zijn verant woordelijkheid' behoort, evenzeer als hij trots is op den vooruitgang en de goede roep van zijn stad en staat. De kwaliteit van den goeden mensch zijn zoo verschei den, zijn werken zoovele, dat men tever geefs zou pogen ze in een kort motto of epigram op te sommen. Doch op het graf monument van den bekenden Britschen ge neraal Gordon, zijn de volgende woorden gegrift: „Altijd en overal gaf hij zijn kracht voor de zwakken, zijn middelen voor de armen, zijn mede lijden aan de lijden/den en zijn hart aan God!" Als een definitie van een goed mensch zou men deze korte beschrijving gerust kunnen aanvaarden en met vrucht toepas sen. FLORIS C. (Nadruk verboden). (van onzen bijzonderen correspondent) VERVOLG. Omne animi vitium tanto conspectius in se Crimen habet, quanto major, qui pec- cat, habetur. (Elke zonde valt te meer in het oog en wordt te meer als schuld aangere kend, naar mate hij, die zondigt, in hooger aanzien staat). Juvenalis. VIII. 140. De Heer van Duren bedankt als Wethou der! En nu schrijft de Heer Verslaggever van deze Raadsvergadering in De Soester, dd. 2b October 1933 verder het volgende: „De burgemeester heeft deze mededeeling (het bedanken als Wethouder door den Heer van Duren) met verbijstering aange boord en veronderstelt dat de Raad dat „ook zal hebben gedaan." Och mijnheer de Burgemeester, wat meent U wel- Wilt gij U voor het front der ingezeteneni van Soest dan aanstellen om een Bijbelwoord hier te bezigen als een vreemdeling in Jeruzalem? Immers, meer half Soest wist de komst van de ontslagneming van den Heer van Duren als Wethouder, al vóór weken, misschien wel voor maanden. En U mijn- neer de Burgemeester verneemt deze ont slagneming met verbijstering. Weet U dat het woord verbijstering volgens onze taal geleerden de beteekenis heeft van: buiten gewone verlegenheid, ook: verwarring, ook: bedwelming? En van al deze gemoed-, ziels- of hartsgewaarwordingen gaf op DAT oogenblik geen een Raadslid, ook maar op de geringste wijze uiting, dus niemand der aanwezigen, reageerde op deze Uwe verbijs tering. Wist U dan ook al niet, dat het Roomsche Nieuwsblad: De Soester Bode, van Vrijdag den 20sten October j.1., dus al voor bijna acht dagen, dit „nieuws" al op Soestersche wijze werelkundig had ge maakt, waarbij al zijn opvolger met name werd genoemd? Snapt U, mijnheer de Burgemeester het nu nog niet dat de Heer van Duren als Wethouder met eeree heele „stille trom" heen gaat, en allerminst bij wijze eener groote verrassing. Het „mooiste" is nu toch nog wel zijn al lertreurigst „politiek slotstukje", waardoor hij op zoo'n duidelijke wijze te kennen geeft, dat hij als Wethouder zoo weinig van de Wet schijnt te kennen, door te vertellen van dch nog bereid te verklaren zijn functie als Wethouder te blijven waarnemen, totdat '.ijn opvolger zal zijn aangewezen. Aange wezen i; benoemd! Mis en nogmaals mis is deze „welwillen de" verklaring! - De Wet doet gebiedend bepalen en schrijft uitdrukkelijk, het volgende voor: „De Wethouders kunnen ten allen tijde .ontslag nemen. „Het wordt door hen ingezonden' aan „den raad. „Zij (de wethouders) blijven niettemin „hunne bediening waarnemen, totdat hun- ,,ne opvolgers die hebben aanvaard." Alzoo, de Wethouder die zijn ontslag aan den Gemeenteraad heeft ingezonden, wordt door de Wet VERPLICHT Wethouder te blijven tot zijn opvolger het Wethouder schap heeft aanvaard. Er is over het verkrijgen van een anderen Wethouder, eventueel andere Wethouders, alhier in den laatsten tijd zooveel te doen geweest, zoowel buiten als in den Gemeen teraad, dat daarover nu zoo maar niet in eens gezwegen mag worden, en stellig thans niet, daar de gevormde plannen en gemaak te afspraken, althans voor een deel, in een begin-stadium van uitvoering blijken te zul len komen. Eerlang echter, schijnt aan dergelijke JanKlaaskasten-boel op politiek terrein een einde te zullen komen. Volgens het vóór eenige dagen ver schenen Voorloopig. Verslag der Tweede Kamer op de Staatsbegrooting 1934 van het Departement van Binnenlandsche Zaken, is in de afdeelingen dier Kamer behandeld het brengen van eene verandering in de Wet houdersbenoeming. Men leest in dit Ver slag: „Sommige leden bepleitten een wijziging „der Gemeentewet, waardoor het mogelijk „zou worden Wethoudersfunctie's op te „dragen aan niet-raadsleden. Verder vermeldt dit Voorloopig Verslag: „Verschillende leden drongere aan op een „streng toezicht door de Regeering op de „wijze, waarop de burgemeesters hun func- „tie vervullen, n.1. of zij dit wel nauwgezet „en met ijver doen. Men meende voorts, dat „nog veel te veel onbekwame, althans niet „geschikte, personen tot burgemeester wor- „den benoemd en, wat nog erger werd ge oordeeld, zelfs in die functie werden? her benoemd." Tot zoover dit Verslag. De inwoners van, evenals de belangstel lenden buiten Soest, beginnen te beseffen dat er toch wel een vreemd wereldje neerscht op het Gemeentehuis, dat er „ech te" comedie wordt gespeeld en, dit is wel het ergste nog, dat met de gelden der be- .astingbetalers allesbehalve zuinig werd en wordt „omgesprongen", OOK tijdens het regime van deni nu vertrekkenden Wethou der van Duren. Wij zullen bij eene nadere gelegenheid wel eens even een weinig, een tipje vermo gen op te lichten va den sluier, die er nangt over de wijze van het gebruik der gel den van de belastingbetalers, gelden met iooveel bange zorg, en met inspannenden arbeid en veel opoffering bij elkaar ge bracht door de gezamenlijke inwoners van geheel Soest. Dezen keer beginnen wij al met een wei- ïig dien bewusten sluier op te lichten, han- ende over het administratief-finantieel ge- neente beheer. Welaan dan belangstellenden enj gij voor al nog half slapende „toekijkers", nu opge let! Een allertreurigste aanblik, een. toestand niet langer toelaatbaar, wat betreft: 1 "l. DE GEMEENTE-REKENING. Volgens de Wet MOET uiterlijk vóór Jen eersten Augustus de gemeente-rekening jver het afgelopen dienstjaar, dus thans jver 1932, aan den Gemeenteraad zijn over gelegd. Wij zijn nu al in de maand Novem ber en die gemeenrte-rekening hebben Bur gemeester en Wethouders thans juist bij den Gemeenteraad ter tafel gebracht. En wat een treffend feit, doet zich nu weer voor. In De Soester van 4 November, ziet men nu eene officieele publicatie van Bur gemeester en Wethouders der gemeente joest, gedagteekend 1 November 1933, in houdende de openbare kennisgeving dat de rekening van de gemeente over het dienst jaar 1932 op heden door hen aan den Raad der gemeente is aangeboden; formeel in atrijd met Wet en Waarheid. Die gemeente-rekening is op 1 November j.1. den Gemeenteraad NIET aangeboden, omdat dit onmogelijk kon, er was toen op dien dag, geen vergadering van den Raad. Alleen en uitsluitend kan de gemeentereke ning aan denj Raad in eene Gemeenteraads vergadering worden overgelegd. De Wet zegt: overgelegd en niet aangeboden. Dit wordt blijkbaar verward met de wettelijke bepaling wat betreft de gemeente-begroo ting, immers zegt de Wet, de gemeente- begrooting wordt den Raad aangeboden. Uit de woorden, welke voorkomen in de Wet: aan den raad overgelegd, volgt toch duidelijk wel voor een ieder, ook voor niet- „Wetgeleerden" dat de inzending: overleg ging van de gemeente-rekening aan den Raad NIET schriftelijk kan geschieden, doch dat dit moet plaats hebben in eene Raadsvergadering. Volgens de reeds lange jaren vaststaande administratieve jurispru dentie is eene schriftelijke aanbieding aan den Raad, èn van de gemeenite-begrooting eene onwettige daad. Bedriegt het geheugen ons niet, dan heeft het geachte Raadslid Gasille bij eene soort gelijke gelegerfheid in het vorig jaar ook al eene zeer ernstige aanmerking gemaakt. Doch het schijnt dat men hier alles maar belooft om zich voor het oogenblik uit de penarie te redden en om dan daarna die ge dane beloften gewoonweg aan zijn laars te lappen. Wanneer, zal dat eens uit zijn? Ja, als het berouw komt na de biecht, als het „einde" aan den horizon verschijnt. Het geachte Raadslid Nooder had on langs wel volkomen gelijk, toen hij in de Raadsvergadering de stadhuisheeren in het openbaar, hunne bekwaamheden in het te gendeel, terdeeg liet gevoelen. Een feit is het dus, de veel en veel te laat opgemaakte gemeente-rekening dienst 1932, wordt nog daarboven onwettig aan den Raad overgelegd. Deze feiten weten nu al de Raadsleden, (6 „Brielkaarten"- Foto's vanaf 12.—) ook de abonné's op dit blad en bovendien al de ingezetenen van Soest met vele be langstellenden daar buiten. DE GEMEENTE-BEGROOTING. ,Eene andere wetsontduiking. TEN MIN STE vóór den eersten September MOET, bepaald gebiedend door de Wet, de gemeen te-begrooting voor het komend dienstjaar, nu voor 1934, aan den Gemeenteraad wor den aangeboden. Bij de op 22 September j.1. gehoudene Raadsvergadering vroeg een der Raadsleden, wanneer de a.s. Gemeente-be grooting (dienstjaar 1934) bij den Raad zou worden ingediend. Wat denkt U, belasting betalers wel, wat er voor een antwoord volgde. Schrik niet! „Aan dat werk is hee- lemaal nog niet begonnen." Dat was dus toen nagenoeg al een maand over tijd, dat dit werk kant en klaar bij den Gemeente raad had moeten zijn aangeboden. Alzoo, de aanbieding der gemeente-begrooting schijnt nog ver verwijderd, en hoe langen tijd zijn wij nu al van 1 September af. Dan willen deze stadhuis-menschjes to- lereeren grootsteedsche manieren! De hier voor nog maar in schets gebrachte beelden van daden, toestanden en mentaliteit alhier, hebben veel overeenkomst met, of benaderen geen groote stad, wel een heel wijd weg- gelegen' achterlijk hei-dorp. Hoe ver is alhier de administratie met de gemeentezaken wel ten achteren, als zulke ergelijke nalatigheden: door het publiek kun nen worden geconstateerd? Welke wettenkenners of -slimmeriken re- sideeren er wel op het gemeentehuis te Soest? Eene zeer ernstige en bijzondere vraag, in den meest beleefden vorm gedaan, voor namelijk aan de Hoogere Autoriteiten, zijn dat toestanden die hier in Soest kunnen en mogen bestendigd blijven? Zoo ja, dan zul len meerderen genoodzaakt worden de tan den op elkaar te zetten en te doen wat plicht gebiedt. En nu staan zeer vele inwoners en ook anderen buiten Soest, te wachten; wie zal de vacant komende Wethoudersplaatsvan Duren innemen? Met andere woorden, wie zal gekozen worden tot Wethouder? Bij al les wat is voorafgegaan en openbaar ge worden, duldt het de waardigheid van den Gemeenteraad niet dat er een zoogenaamd rechtsch Raadslid daartoe wordt gekozen. Daarbij komt ook nog, dat deze partij-rich ting in de laatste jaren sterk is teruggeloo- pen. Bij de in het voorjaar alhier gehouden stemming voor leden der Tweede Kamer, waren sedert 1929 de Roomschen met 17.2 en de Christelijkere met 14.2 ach teruit gegaan. Verder heeft de laatste ge- nouden tienjarige algemeene Volkstelling officieel vastgesteld, dat in de gemeente Soest het zoogenaamd rechtsche politiek- partijtje volgens de diverse Kerkelijke Ge zindten de laatste tien, jaren aanmerkelijk is geslonken. In De Soester dd. 26 Aug. '33, le blad, pag. 2, kolom 1 is hierover het vol gende te lezeni: In 1920 was Links in verhouding tot het aantal inwoners in eene minderheid met 573. In 1930 is Links in verhouding tot het aantal inwoners in eene meerderheid met 317, alzoo nu is Links met een niet onaar dig meerderheids-verhoudingsverschil van i090 inwoners bovere de andere politieke partijen gestegen in die tien jaren. Hieruit blijkt thans, dat de gemeente Soest stellig en zeker in politiek opzicht oehoort niet meer aan die kerkelijke rich tingen, die zich noemen en uiterlijk willen schijnen zoogenaamd rechts. Uit het loor die kerkelijke richtingen, alhier gefabriekt bestuursapparaat vloeide voort, natuurlijk een eigenbaat-conservatief regime, he laas zoo lang alhier gedomineerd, een regime van een doorzichtig zaakje met achterhandsche grabbel- en goocheltoeren, een regime van dorpsgeleerdheid: geweven van eigenwijsheid, mooipraterij en zelfver- neerlijking, een regime van gehuichelde eer lijkheid in kerkelijken trant met onschul dige oogen, en saamgevouwen „Christelij ke" handen, een regime met o, zoo kunstig geheimzinnig overleg gehanteerd en be schermd, om toch maar politiek drijvend te kunnen blijven en mitsdien de bestuurs macht in handen te kunnen hebben; en hou den, in het geheel niet willende beseffen, hoeveel geld van de vele onnoozele wat wijsgemaakte belastingbetalers, óf in ver keerde zakken werd gestopt óf letterlijk en werkelijk werd weggegooid. Dit ten Hemel wraakroepend regime, zal in Soest dus gelukkig, door de verandering der bevolking, zooals hierboven is aange geven! eerlang „deftig" eni „nederig" wel worden opgeborgen, als een geworden ab soluut onbruikbaar en totaal vermolmd om hier het woord vervloekt maar niet te bezigen dorpsmeubel, dat zal hebben afgedaan voor immer. Dit nu zullen dc fei ten bewijzen bij de eerstvolgende verkiezing der Gemeenteraadsleden. De tegenwoordige tijd eischt meer dan een gezwam van goedpraterij tegenover de belastingbetalers! Dus oe tweede Wethouder behoort uit de z.g. linksche Raadsrichting, beslist te wor den gekozen volgens recht, eerlijkheid en vertegenwoordigingsplicht, want elk Raads lid heeft niet zijn eigen zienswijze in deze In het bosch-terrein, bij Lisse, Van het landgoed „Keukenhof", Werd een „jachtpartij" gehouden, Op klein wild zoowel als grof. Steeds bedachtzaam, werd Rijksveldwacht, Minzaam, het verzoek gedaan: Ter bescherming tegen „stroopers", Het gezelschap bij te staan. Ja, om „stroopers" af te schrikken, Had men haar beleefd verzocht, Wèl te 'willen „surveilleeren", Waar dat noodig wezen mocht. En de Rijksveldwacht zou komen; Maar bij 't op'nen van „de jacht", Ging zij aan het contröleeren Van de „acten"! 't Minst verwacht! Zelfs een Burgemeester-jager, Van een dorp dddr in de buurt, Had geen „acte"! Edelachtbaar's Jachtvermaak had kort geduurd. 't Zelfde óók bij and're „heeren"! Was dat nu niet héél brutaal? Notabene zelf ook „stroopers" Waren zij! Proces-verbaal? Zie! dat meldt ons de historie Zoo men denken kan juist niet! Maar 't geeft, eveneens, te denkens Als men zóóiets hoort of ziet! 't Waren „intellectuëelen"! (Die het Land zóó noodig heeft!) Hulp der Rijkspolitie wenschend; Zelf „De Wet" niet nageleefd! Nadruk verboden. AD REM. te volgen, maar is gehouden/ als gekozen vertegenwoordiger der ingezetenen, alleen en uitsluitend de belangen der gemeente Soest, volgens de afgelegden eed te dienen. Misschien kan er dan bij het Bestuur dezer Gemeente komen een zoo zeer dringend en noodzakelijken gezonden toestand. Wie zal er door de tegenwoordige Raads leden tot Wethouder gekozen worden? De eerlijkheid, draagt het antwoord in de plooi en van haar kleed. Wanneer men het hiervoren gerelateerde nu eens goed doet overwegen, moet bij elk onbevooroordeelden lezer, toch ongetwijfeld zijn opgekomen een gedachte van te willen uitroepen: op het Gemeentehuis te Soest schijnt het wel tot heden, nog 'n rare come die! (Word vervolgd). POSTZEGELS EN BRIEFKAARTEN VOOR HET KIND. Van 11 December tot en met 10 Januari a.s. vindt plaats de jaarlijksche uitgifte van „Weldadigheidspostzegels voor Het Kind". De opbrengst hiervan strekt ten bate van alle vereenigingen die verzorgen zieke, zwakke, doove, doofstomme, blinde, achter lijke, gebrekkige en verwaarloosde kinde ren van alle gezindten. Meer dan 350 veree nigingen ontvangen jaarlijks een aandeel hiervan en het is een van de meest verbrei de werken1 van weldadigheid in Nederland geworden. Op iedere postzegel bedraagt de toeslag slechts enkele centen en voor iedere Ne derlander is het mogelijk hieraan deel te ne men. Is het nog noodig om onze lezers aan te sporen, zooveel mogelijk van deze post zegels te gebruiken, ieder wil toch graag aan dit goede werk mede helpen? WAT HET VOLK MOET WETEN. De vorige week lazen we een bericht over een strafzaak wegens majesteitsschennis. Op een fascistenvergadering had de heer Baars gefulmineerd tegen de cumulatie van tractemereten en pensioenen en in verband daarmede van „parasieten" gesproken. Een metselaar was in debat gekomen en had gezegd: „Aan het hoofd van ons land staat een vrouw, die 2 millioen inkomen heeft; zij heeft een dochter, die f 200.000 verdient en dan heeft ze nog een man, die idem zoo veel verdient. Dat zijn parasieten of anders weet ik niet, wat parasieten zijn." Stellig is die man, indien hij geen be roeps-opruier is, in de meening geweest, dat hij het eens raak gezegd had. Er zijn er onder ons volk verscheidenen. die zulke dingen niet in het openbaar zullen zeggen, omdat zij weten, dan met den strafrechter kennis te zullen maken, maar die in parti culiere gesprekken in dezen geest zich uit laten. Waaraan is dit toe te schrijven? Eenvou dig aan onvoldoende kennis van zaken. Wanneer de menschen, die zóó dereken of spreken, eens wisten, hoe weinig van deze groote inkomens (hoe ^ïoog ze precies zijn,

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1933 | | pagina 1