Voor Damestasschen
Chabloneerpapier
Ingezonden
FEÜIL LRTOIN
Tweemaal twee is vier.
Pluimveeteelt.
Veeteelt.
Sport
buiten verantwoordelijkheid
der Redactie
VOLKSONDERWIJS AFD. SOEST.
Propaganda-Feestavond op 28 November.
Enkele lezers vroegen ons nadere bijzon
derheden, over de Film „Volksonderwijs
marcheert". Bij informatie is ons gebleken,
dat genoemde Propaganda-Film voor Volks
onderwijs op de Algemeene Vergadering
gehouden in Nov. 1931 te Arnhem aan het
Hoofdbestuur dezer Vereeniging aangebo
den werd, als hulde voor zijn vele werk, ten
bate van het Openbaar Onderwijs. Om de
kosten voor vervaardiging enz. te bestrij
den, werd een Filmfonds gesticht, waaraan
ook de Afd. Soest zijn financieelen steun
gaf. De opzet van de Film is geweest, dat
op elk gebied, waarop „Volksonderwijs"
werkt, 'n typeerend gedeelte is opgenomen,
waarvan het eerste is, het oprichten der
Vereeniging in 1866. Wij zijn er dan ook
van overtuigd, dat het geheel wel interes
sant zal worden, te meer, daar al§ explica
teur bij de film zal optreden, de Heer C. J
Knop, van de Openbare U.L.O. alhier, die
reeds meerdere malen blijk heeft gegeven
zoo iets te verstaan. Schreven; wij de vorige
maal reeds, dat muziek en zang het pro
gramma zal aanvullen, heden kunnen wij
ook mede deelen, dat op het programma
staat een declamatie van den Heer W. K.
Rijsdorp, onderwijzer in Baarn, die zal ver
tolken: „Het Heksenlied" van Ernst von
Wildenburch, vertaald door Mr. Franqois
Pauwels. De Afd. Soest van Volksonderwijs
mag zich gelukkig prijzen, genoemde heer
bereid te hebben', gevonden. Wij gelooven
dan ook stellig, dat een gaan naar dezen
Prop. Feestavond alleszins de moeite waard
HET GEBRUIK VAN HONDEN.
In één der Nieuwsbladen trof onier-
staand stukje onze bijzondere aandacht cn
gaf ons dit aanleiding de lezers van dit blad
er mede in kennis te stellen.
GELEIDEHONDEN VOOR BLINDEN.
Het in Nederland opgerichte comité tot
propageering van het gebruik van geleide
honden voor blinden, heeft vier blinden
naar Zwitserland gezonden om aldaar op
geleid te worden in het gebruik van zoo'n
hond. Die opleiding heeft plaats gehad en
de vier blinden zijn thans in Nederland te
rug, ieder voorzien van een hond.
Het geld hier een. proef, voor de blinden
van het allergrootste belang. Met behulp
van een geleidehond zullen zij zich, ver
der onbegeleid, over straat kunnenbegeven,
althans indien het publiek medewerkt, door
blinde en hond ongemoeid te laten gaan.
Daartoe wordt een dringend beroep ge
daan op het publiek, dat ernstig verzocht
wordt de volgende regels in acht te nemen:
le. Denkt er aan, dat de geleidehond in
de eerste plaats de oogen is van den blinde
en dat hij in de tweede plaats hond is.
2e. Bemoeit U in geen. geval met den
leidenden hond, noch met den blinden: mees
ter.
3e. Spreekt nooit met den hond en
noemt onder geen omstandigheden den
naam van den hond.
4e. Raakt den hond niet aan en streelt
hem niet.
5e. Fluit den hond niet of tracht niet op
andere wijze zijn aandacht te trekken en
aldus zijn gedachten van zijn werk af te lei
den.
6e. Geeft deni hond geen voedsel.
7e. Schreeuwt niet of slaakt geen uit
roep, als gij den hond voorbijgaat of hem
onverwachts ontmoet.
8e. Geeft den hond gelegenheid voorbij
te gaan en legt hem niets in den weg met
het doel om te ziem wat hij zal doem
9e. Spreekt den meester aan, alvorens
hem aan te raken.
10e. De blinde meester kan zich zelf of
zijn hond niet beschermen.
De hond kan zichzelf of zijn meester al
leen beschermen door te brommen en het
publiek is door dit brommen gebelgd.
Noodzaakt daarom den hond niet om on
aangenaam te schijnen.
KOOPMAN.
Oranjelaan 24, Soestdijk.
GELUKSTELEGRAMMEN.
De Voorzitter en Secretaris van het Ne-
derlandsch Jeugdleiders Instituut hebben
Militaire humoreske
van Freiherr von Schlicht
door
CEKA.
4)
Wie genoegen heeft, hoeft voor den
spot niet te zorgen.
Hoe zoo? vroeg hij heel verbaasd.
Verlegen keek ze voor zich.
Ik meende alleenik dacht
Mama en ik zullen u zeer missen; het huis
zal ons als uitgestorven voorkomen, als u
zoo lang
Ja, ja, zei hij; bij de gedachte daaraan
zal het ook mij niet zoo gemakkelijk vallen,
heen te gaan. Ik zal uw gezelschap, m'n
mooie kamer en m'n bloemen erg missen^
maar het kan niet anders.
Ik heb u immers reeds meer dan eens
van m'n oom verteld, die als gepensionneerd
officier te Berlijn woont en die er zich nog
steeds niet mee verzoenen kan, dat hij ge
dwongen werd den dienst te verlaten! Hij
gaat met bijna niemand om, moppert steeds
in zich zelf, en zijn bedienden moeten het
steeds weer aanhooren, hoe onrechtvaardig
men hem behandeld heeft. Van tijd tot tijd
wil hij echter ook wel eens een goed opge
voed en ontwikkeld mensch bij zich, wien
hij zijn leed kan klagen, en daarom vraagt
hij ieder jaar een zijner neven een poosje
te logeeren. Dezen keer ben ik aan de beurt.
Wat naar! Want nu zult u wel weinig
genot van uw verlof hebben.
Integendeel! antwoordde hij levendig.
Het zal mij een groote vreugde zijn d£n
ouden heer tot rede te brengen.
Verwonderd zag ze hem aan.
En hoe wilt u dat dan aanleggen?
gemeend een scherp protest te moeten aan-
teekenen tegen het besluit van het Hoofd
bestuur van het Nationaal Jongeren Ver
bond om geen gelukstelegrammen meer te
verzenden en tegen het verzoek, door het
N.J.V. tot andere organisaties gericht, om
desgelijks te doen. De verwijten van de
Heeren Dr. C. P. Gunning en Drs. H. L. F
J. Deelen zijn:
le. 1 et N. J. V. gedraagt zich in hooge
mate ongepast, wijl het zich, zonder over
leg met het N. J. I. tot het courantenlezend
publiek gericht heeft.
2e. het N. J. V. gedraagt zich in hooge
mate ongepast, omdat het den Centralen
Jeugdraad verwijt een deel der opbrengst
van de gelukstelegrammen aan de A. J. C,
af te staan.
3e. hei N. J. V. gedraagt zich in hooge
mate ongepast, daar het indirect de regee
ring verwijt, dat zij toelaat, dat de op
brengst der gelukstelegrammen op die wij
ze wordt besteed.
Onzerzijds de volgende opmerkingen:
ad le. Het N. J. I. weerlegt de gronden
van ons protest niet en verdedigt het door
ons ten laste gelegde. Er niet aan mede
werken, dat een gedeelte van het geld, dat
wij voor gelukstelegrammen extra betalen,
aan de A. J. C. en, niet te vergeten, aan den
N.B.A.S. komt, is de aanleiding van ons
besluit geen gelukstelegrammen meer te
verzenden. Anderen te waarschuwen, dat
hun geld o.a. naar de A. J. C. en den
N. B. A. S. gaat, was ons doel met de pu
blicatie. Welk overleg met het N. J. I. ge
pleegd zou moeten worden ontgaat ons ten
eenen male.
ad 2e. Dat de Centrale Jeugdraad er aan
medewerkt om aan de A. J. C. en den
N. B. A. S. gelden te doen toekomen, in het
algemeen van menschep die dit in de ver
te verte niet vermoeden, is fout. En onder
wiens voorzitterschap die Jeugdraad staat,
doet er niet toe. Wanneer dit een figuur is
van groot gezag, is de zaak des te ernstiger.
ad 3e. Het is ons goed recht de regeering
al of niet indirect er op te wijzen, dat zij
verkeerde adviseurs gebruikt, zoodat zij
toelaat, dat de gelden op die wijze worden
verdeeld. Van een super-regeering of dic
tatuur van het N. J. V. is dan heusch nog
geen sprake! Het Hoofdbestuur heeft
slechts mededeeling gedaan van een door
dit college genomen besluit en de redenen,
die daartoe leidden. Het heeft andere orga
nisaties verzocht dit voorbeeld te volgern
Wij mochten het genoegen smaken, talrij
ke berichten van instemming te ontvangen.
Vermoedelijk geeft het door ons bereikte
ucces den Heeren Gunning en Deelen aan
leiding tot de onjuiste meening, dat er van
dwang" sprake zou zijn.
Het is hier niet de plaats erover te debat-
teeren of de A. J. C. te kort schiet in loyali
teit tegenover Staat en Volk. Naar de mee
ning van het N.J.V. doet zij dat schrome
lijk. En is dit niet tevens de meening van
die ,,in bescherming genomen" hoogste zij
de? Met verbazing namen wij kennis van de
mededeeling der bestuursleden van het
N. J. I., dat het N. J. V. zich geen oordeel
mag vormei over de vraag, of een of an
dere vereeniging in loyaliteit tegenover
Staat en' Volk te kort schiet. Vrije mee-
ningsvorming schijnt volgens de Heeren
Gunning en Deelen niet toe te komen aan
het Nationaal Jongeren Verbond. Hun be
roep in dit verband op de democratie is er
vierkant naast en heeft wel zoo bitter weinig
met de zaak te maken, dat het ons onbegrij
pelijk voorkomt, dat „mannen- van gezag"
dit stuk onderteekend hebben.
Nogmaals, het doel van de publicatie van
het N. J. V. is er op te wijzen, dat als men
oms mocht meenen door het verzenden
van gelukstelegrammen, een goed werk te
doen, men in feite mede de A. J. C. en den
N. B. A. S. steunt.
W. INDEN.
Algemeen Voorzitter van het
Nationaal Jongeren Verbond.
DE RUIMTE IN HET HOK EN DAAR
BUITEN.
(Jos. Boshouwers).
(Slot).
Naar aanleiding hiervan geven wij eeni-
ge getallen, die van dienst kunnen zijn bij
het bouwen van een hok voor een ander
aantal hoenders dan 2 x 50, n.1.: De bodem
moet zijn:
Voor 20 hoenders 5 6 M2.
Voor 30 hoenders 7 k 8 M2.
- Heel eenvoudig. Ik zal tegen, hem zeg
gen:
Beste oom! Alle neven, die tot nu bij
u geweest zijn, hebben u, naar u schrijft, in
alles toegestemd en mèt u geklaagd over
uw zoogenaamd onrecht. Ze deden dat niet
alleen om u plezier te doen, maar ook om,
nadat u des daags dapper gescholden hadt,
voor den avond zooveel mogelijk zakgeld
van u los te krijgen, want u zijt en blijft
voor hen immers de erfoom! Doch ik wil
van u geen geld. Geeft u me tóch iets, dan
chenik ik het den, eersten den besten bede
laar, dien ik ontmoet. Ik wil iets heel 4n-
ders van u: ik wil u tot rede brengen en u
duidelijk maken, dat u recht is geschied. Ik
heb bij oude regimentskameraden van u
geïnformeerd en dezen zeggen, dat u een
neel plichtsgetrouw, maar geen uitstekend
aanvoerder zijt geweest. Als het tot een
oorlog ware gekomen, had men u als kolo
nel het leven van eenige duizenden mannen
moeten toevertrouwen» en deze verantwoor
ding hadt u niet op u mogen nemen, ergo:
u móést gaan. Ziet u, freule, zoo zal ik tot
ien ouden, eerlijken brompot spreken tot
hij eindelijk inziet, dat ik gelijk heb. En
van dat oogenblik af zal zijn leven weer
ópgewekt worden.
Met stijgende bewondering en' schitte
rende oogen had Elly naar hem geluisterd
en riep, toen hij geëindigd had, uit de vol
heid haars harten: Wat is u toch een' goed
mensch!
Hij bloosde bij deze lofspraak als een
jong meisje.
- Ik bid 'u, freule, geen complimenten!
Voor ons, mannen, zijn ze nog afschuwelij
ker dan voor jonge dames, en voor mij
komt hier nog bij, dat als ik kleur, mijne
ome*%proeten nog duidelijker te zien zijn
dan anders, waardoor m'n leelijkheid ont
zettend toeneemt.
Maar wie zegt u dan, dat u leelijk is?
Verontwaardigd, bijna toornig kwam het
over hare lippen.
Gelaten zag hij haar aan.
Voor 40 hoenders 10 k 11 M2.
Voor 50 hoenders 13 4 14 M2.
Voor 60 hoenders 15 16 M2.
Voor 70 hoenders 18 a 19 M2.
Voor 80 hoenders 20 k 21 M2.
Voor 90 hoenders 22 4 24 M2.
Voor 100 hoenders 26 4 28 M2.
Voor 120 hoenders 30 4 32 M2.
Voor 150 hoenders 38 40 M2.
enz.
Op deze manier kan het hok dienen voor
dag- en nachthok tegelijk.
We bouwen het beste naar deze afme
tingen ongeveer:
Lengte Breedte
Voor 20 hoenders 2.50 M. 2.40 M.
Voor 30 hoenders 3.M. 2.60 M.
Voor 40 hoenders 3.60 M. 3.M.
Voor 50 hoenders 4.50 M. 3.M.
Voor 60 hoenders 5.M. 3.20 M.
Voor 70 hoenders 5.M. 3.75 M.
Voor 80 hoenders 5.M. 4.M.
Voor 90 hoenders 5.75 M. 4.10 M.
Voor 100 hoenders 6.M. 4.25 M.
Voor 120 hoenders 7.M. 4.40 M.
Voor 150 hoenders 8.M. 5.M.
Breeder dan 5 M. raden wij niet aan.
Wil men een hok bouwen voor meer dan
150 kippen (wat ik niet aanraad) dan zoeke
"men de vergrooting in de lengte.
De laatste jaren zag men hier en daar
gedurende het winterhalfjaar de kippen wel
absouut vastgehouden worden. Rond 1 Oc-
tober gingen de hokken dicht en tot in
Maart bleven de dieren binnen.
En daarbij bleek, dat in dit geval 4 kip
pen per M2 bodemoppervlakte te veel was:
de dieren begonnen mekaar te plukken. De
oorzaak daarvoor was dezelfde als van het
5taartpikken\ bij jonge kuikens, die over-
oevolkt gehuisvest worden.
Loopen de dieren geregeld los, dan is
1 M2. per 4 kippen voldoende. Mogeijk is
voor Frankrijk dit getal wel op te voeren
cot 5 kippen, wanneer het klimaat daar
s winters milder is dan hier.
Maar dan moet vanzelf al weer meer
:org besteed worden aan de ventilatie. Hoe
meer kippen in 'n bepaalde ruimte aanwezig
ijn, hoe grooter de uitstraling en de ain-
monak-afscheiding uit de mest is. Met méér
dieren is dus ook weer meer zórg noodig
voor het vaak verwijderen der uitwerp
selen. Dan moet het beslist iederen morgen
gebeuren.
Vraag 3: „Hoeveel M2 uitloopruimte re
cent u voor een hen nog in groei, die later
jen legkip moet worden?
Waar kan men beter op bezuinigen, op
de uitloopruimte van 'n hen nog in groei
of op die van een volwassen kip?
Is het verder weer, dat hokverandering
voor de kuikens een tijdelijken stilstand in
groei beteekent? Wat is de beste tijd, om
ze in het leghok te doem?
Antwoord: De eerste vraag is moeilijk te
beantwoorden, alles hangt hierbij van meer
dere omstandigheden af, als: de wijze van
verzorging en verpleging (deze speelt bij
net opfokken van kuikens een enorme rol!),
Ie grootte der koppels, de aard van het ras,
de leefwijze der kuikens, de kwaliteit van
den uitloop.
Hoe ouder de kuikens worden, hoe meer
ruimte ze per kuiken in en buiten het hok
oehoeven. Een geoefend oog merkt al heel
auw, wanneer alles op de krimp is.
Bij te weinig ruimte gaan ze mekaar de
staarten uitpikken. Minder dan 1 M2 per
L5 kuikens mag men in 't hok aanvankelijk
niet geven. Met 1 op de 15 kan men vol
staan, tot de dieren ongeveer 5 weken,
ïoogsten 6 zijn. Voor piepkuikens is dat in
den winter nog veel te weinig ruimte, dan
neme men dubbel zoo veel, of de helft
der kuikens op z'n hoogst.
Met de 5 of 6 weken gaan de haantjes
der Leghorns er tusschen uit. Ongeveer de
helft blijft dus over en daar is dan de
uimte van oorspronkelijk 1 op 15 nog vol
doende voor. En ze blijft daar voldoende
voor in het zomerhalfjaar, omdat de dieren
dan op den dag toch steeds naar buiten kun
nen.
Intusschen zal blijken, dat met minder
dieren de resultaten nog beter kunnen zijn.
Ik waarschuw daarom steeds voor over
bevolking, vooral in het hok,
Natuurlijk ook daar buiten. Vooral zorge
men er ook voor, dat de kuikens steeds op
n terrein loopen, waar eerst geen kippen of
andere kuikens geloopen hebben. Het op-
fokterrein blijft dus 's winters vrij liggen
en men brengt geen twee koppels kuikens
groot op dezelfde uitloop, of in hetzelfde
hok.
De beste tijd om de jonge hennetjes
naar het leghok over te brengen is, onge
veer een maand voordat ze gaan leggen.
Wie dat zegt, freule? Ik was en ben
altijd oprecht jegens me zelf. En u kan ik
net immers toevertrouwen!, nietwaar? Weet
u, wat de oorzaak is, dat ik zoo onverwacht
naar de 5e compagnie verplaatst ben?
Mijne leelijkheid, en niets anders! Ik zal
net u verklaren. Tijdens deze manoeuvre's
al op zekeren dag Zijne Koninklijke Hoog
heid ons regiment inspecteeren. En stel u
nu eens voor, dat ik als voorste officier
den parademarsch open! Terstond zou
Z.K.H. zich tot den heer Overste wenden
en zeggen: Om Godswil! Hoe kan men
zulk een leelijk officier toch de eerste plaats
in 't heele regiment geven! De eerste indruk
oehoort zoo gunstig mogelijk te zijn; maar
dat is met zoo n luitenant totaal uitgesloten,
al is op z'n houding en z'n marcheeren ook
niets aan te merken.
En de Overste zal op zijn paard een bui
ging maken en antwoorden: Uwe K. H.
neeft gelijk, Uwe K. H. heeft altijd gelijk,
maar in dit geval heeft Uwe K.H. in 't bijzon
der gelijk: ik zal den heer luitenant. König
een andere compagnie geven. En opdat de
heer Overste dat verwijt niet uit den mond
van Z. K. H. in ontvangst zal behoeven te
nemen, word ik reeds vóór de manoeuvre's
verplaatst. Hebt u me begrepen?
- Dat wel, maar wat u me daar zooeven
hebt verteld, is toch slechts inbeelding van
- O, neen, hernam hij ernstig. Ook zon
der dat de adjudant het bepaald zei, weet
ik, dat ik me niet vergis. Maar schertsend
zal ik hem toch eens op z'n eer en geweten
vragen, waarom ik verplaatst ben, en u zult
zien, dat ik gelijk heb. Willen we wedden?
Hij stak haar z'n hand toe en zij nam ze
aan.
Mooi, en waarom gaat het? vroeg
ze.
Lachend keek hij haar aan en antwoord
de:
Om een kus!
Hevig blozend trachtte zij hare hard te
rug te trekken; maar hij lachte slechts op
De groei zal er dan weinig door belem
merd worden.
Vroeger werd vaak geschreven de een
schreef het den ander na! dat verhok
ken een goed middel is, om den groei niet
41 te vlug te doen geschieden. Maar in de
practijk is wel gebleken, dat daar veel
over Irijving in school.
Vraag 4: Volgens de laatste berichten
der K. V. kan men niet op de uiterlijke
kenmerken afgaan, of een kip een goede of
slechte legster is. Maar, wanneer men nu
een troep le jaar-legsters heeft, en men
wenscht de beste legsters een jaar aan te
houden, dan blijft het toch een goede me
thode, dunkt me, om diegenen, die het
vroegst ruien, er het eerste uit te nemen,
als de minst goede legsters?"
Antwoord. Als de overblijvende dieren
dan als fokdieren dienst moeten doen zeer
zeker, want de goede productie-dieren val
len onder dezelfde omstandigheden het
laatst in den rui, en ook zijn ze er het
vlugst doorheen, als 't weer niet al te zeei
tegenwerkt.
Maar wanneer het dieren betreft, waar
van men enkel consumptie-eieren wil ra
pen, dan weet ik het nog niet zoo zeker.
Wfcnt de mogelijkheid bestaat, dat onder
de kippen, die nu reeds ruien, er verschei
dene bij zijn, die weer gauw in de veeren
zitten, en dus weldra met den leg weer be
ginnen. In elk geval hadden ze dan reeds
lang opgeruimd moeten zijn.
Toch zou ik aanraden, de ruiende kip
pen, welke er lang over doen, alvorens zt
weer in het nieuwe veerenpak zitten, ook
nu maar op te ruimen, want van die moet
het toch niet komen, ze zullen te weinig
weerstandsvermogen blijken te bezitten.
Het moeilijk ruien is ook vaak een ge
volg van verkeerde voeding, waardoor ze
b.v. te vet zijn geworden, wat nogal eens
voorkomt, nu men de meelvoeders maar
zoo goedkoop mogelijk meent te moeten
maken
(„De Kleinveeteelt.")
KLAUWVERZORGING BIJ GEITEN.
De klauwen groeien voortdurend van bo
ven af, evenals bij ons de nagels. Als ze be
neden niet door het loopen afslijten, worden
ze dus voortdurend langer. Bij vrije bewe
ging in den natuurstaat houdt de afslijting
van onderen gelijken tred met het aan
groeien van boven. Zulke klauwen hebben
en behouden dus steeds een goede lengte
en een goeden vorm. Te lang worden ze
niet, want voortdurend verplaatst het dier
zich door de noodzakelijkheid zijn voedsel
te zoeken, en door den van nature nog al
groote beweeglijkheid en klauterlust. Dreigt
door te veel afslijten de zool te dun te wor
den, dan ontstaat gevoeligheid in de voe
ten en zelfs pijnlijkheid voor het dier, dit
zal zich dan minder verplaatsen, waardoor
de groei weer grooter wordt dan de slij
ting, en de normale verhoudingen hersteld
worden.
Bij te weinig beweging is natuurlijk het
omgekeerde het geval. Dan zullen de klau-
wep meer aangroeien dan ze afslijten, ze
worden te lang en gaan misvormingen ver-
toonen. Dat is iets, dat nog maar al te vaak
gezien wordt, vooral bij geiten, die veel op
stal staan. Het groote bezwaar is nu juist
niet gelegen, in de grootere lengte van de
klauwen, maar wel hierin, dat deze alle mo
gelijke vormen gaan aannemen en allerlei
vergroeiingen gaan vertoonen, die weer op
hun beurt een gebrekkigen beenstand ten
gevolge hebben. De dieren kunnen dan on
mogelijk met de klauwen gelijkmatig en
recht op den grond steunen. Daardoor ko
men ook de verder naar boven gelegen bot
ten en hierdoor weer de beenen in een af
wijkenden stand. Dit staat zeer leelijk en
hindert bij staan en gaan. De gewrichten en
banden en pezen en de tusschenklauwhuid
worden zeer ongelijkmatig belast en aange
spannen,, en daardoor ontstaat pijn. Soms
zelfs kunnen ze in ontsteking geraken. De
gevolgen -zijn mindere opbrengst en vaak
zelfs storingen in de gezondheid. Dikwijls
is het zoo erg, dat men zich verbaast als
men zulke dieren ziet, dat ze nog loopen
kunnen. Maar wie oplet, bemerkt wel de
gelijk, dat deze afwijkende standen hinder
veroorzaken; vooral bij het melken kunnen
ze soms nauwelijks lang genoeg blijven
staan, of tenminste moeilijk stilstaan.
Wanneer de klauwen zoo lang worden
en naar voren' sterk uitgroeien en naar bo
ven omkrullen, moet het achterste zachte
haar vergeefsch verzoek haar los te laten.
Ik bid u, laat me vrij! pruilde ze. Dat
had ik niet van u verwacht! Men kust toch
maar zoo geen jonge meisjes!
Met zijn eerlijke oogen zag hij haar aan.
Gelooft u, dat ik een kus van u ver-
ocht zou hebben, als ik daarin iets onbe
tamelijks zag? Kent u mij na drie jaren nog
zoo weinig? En waarin bestaat het ongepas
te, wanneer twee goedevrienden elkaar een
kus geven?
Elly was bij de laatste woorden echter
opgestaan en maakte aanstalten om heen
te gaan, terwijl ze een weinig zenuwachtig
zei: Moeder zal me noodig hebben; ik moet
naar haar gaan zien.
Hij hield haar echter nog terug en sprak:
Niet eerder dan nadat u me even vriende
lijk als altijd aangekeken en gezegd hebt,
dat u niet boos op me is. En den kus krijgt
u van me, als ik verlies; anders moet u mij
een geven.
Onwillekeurig moest ze lachen.
Dat laatste stem ik nog niet toe; maar
boos op u ben ik niet.
Nu, dan is immers alles in orde!
Hij stond nu ook op; nam de tuinschaar,
die in het prieel op de tafel lag, trad naar
de rozestruiken, knipte de fraaiste roos af
en reikte die Elly toe.
- Maar luitenant! zei ze verlegen, u hebt
me vroeger nooit een uwer rozen geschon
ken!
Ik heb u vroeger ook nog nooit om
een kus gevraagd, zei hij lachende.
Met welbehagen snoof ze den heerlijken
geur der roos op.
Maar deze is wel de schoonste van al
le!
Juist daarom gaf ik ze u.
Ze reikte hem de hand en snelde toen
weg.
Een oogertblik keek hij haar lieve gestal
te na, trad vervolgens op zijne bloemen toe
en, toen hij ontdekte, dat er op eenige rup
sen zaten, zocht hij deze met zooveel ijver
en zoo zorgvuldig af, dat hij daarbij zich
deel van de klauwen, de zoolballen gehee-
len, hoofdzakelijk het lichaamsgewicht dra
gen, en dit deel is zeer gevoelig!
boms ook ziet men klauwen, waarbij de
zijwanden losgemaakt zijn van hun verDin-
oing met de zool, en naar buiten zijn uiige-
Dogen. Bij een meer nauwkeurig onderzoek
ulijxt, dat de zool op verschillende plekken
niet meer hoornhard is, maar week. Tus
schen de afgebogen zijwanden en, de zool
worden bij beweging van de dieren aller
lei stoffen ingeperst, zooals mest, zand en
andere, waardoor de loslating voortdurend
erger en grooter wordt. Vooral bij het in
dringen van zand en kleine steentjes vor
men. zich drukplekken, steengallen, die zelfs
in verzwering kunnen geraken, en in elk ge
val heel pijnlijk zijn.
Lit dat alles blijkt, dat een behoorlijke
verzorging van de klauwen zeer noodzake
lijk is. Üok bij normale klauwen is een ze
kere verzorging gewenscht, omdat men wel
eenis kan waarnemen, dat zich in de klauw-
opleet, dus tusschen de klauwen in, mest,
enz. verzamelt, die met zand gemengd soms
zeer hard wordt, de klauwen uit elkaar
drukt en pijn veroorzaakt. Ook hierop moet
gelet worden.
Alle genoemde afwijkingen kunnen wor
den voorkomen, door van tijd tot tijd, bij
voorbeeld ongeveer om de maand, been
voor been voorzichtig op te nemen en nauw
keurig na te kijken, ze schoon te maken, en
als het noodig blijkt de klauwen wat in te
korten met een scherp mes of een schaar,
of heel goed gaat het ook vaak met een
scherpe nijptang. Vooral alle omgebogen
xlauwranden, hetzij naar binnen of naar
ouiten, moeten worden weggenomen. Aan
de punt van de klauw kan in den regel heel
wat weggesneden worden; aan het achter
ste meer ronde gedeelte, de zooibal, moet
men voorzichtiger zijn en meer laten zitten.
Er moet worden getracht weer een regel-
matigen wand van de klauwen op den grond
ie krijgen. De hoorn van den onderrand van
den klauw, van den draagrand, moet zoover
worden weggenomen, dat deze weer in het-
:elfde vlak verloopt als de zoolvlakte, na
dat deze behoorlijk is schoongemaakt. De
klauwen moeten dan, op eenigen afstand
van terzijde gezien, in hun geheel verloo-
pen in dezelfde richting waaraan de bij
klauwtjes zitten. Bij bespreking van den
beervoetigen stand is hierover reeds gehan
deld.
Wie het zelf niet kan, of het voor de eer-
te maal niet goed aandurft, kan altijd een
bestuurslid van zijn vereeniging of een an
der geitenhouder vinden, die bereid is het
hem eens voor te doen.
Een goede zorg voor de dieren sluit ook
en goede klauwverpleging in, en de moei
te eraan besteed is heel gering, als het maar
geregeld gebeurt, terwijl ze ruimschoots
beloond wordt door het plezier, waarmee
men den beteren stand zal bekijken, en ook
door het feit, dat de geit nu veel langer
:al mee gaan, en minder gauw zal versleten
:ijn dan een verwaarloosde.
Het allerbeste, ook in andere opzichten, is
'.eker wel de natuurlijke afslijting door een
geregelde beweging buiten, maar dat kan
nu altijd niet.
„De Geit".
CLUBNIEUWS V.V.A. „SOEST".
De wedstrijd Soest IAmf. Boys I is
weder achter den rug en 2 kostbare punten
zijn voor Soest I verlorem gegaan. Dit is
een vaststaand feit. Laten we nu niet gaan
praten over pech, of we hadden- beter ver
diend, enz. enz.
Onze taak is: niet bij de pakken blijven
zitten. Laat het voor ons eerste elftal een
les geweest zijn.
Vooruit Soest I, toont nu eens in de vol-
genide wedstrijden wat jullie waard zijn.
Speel nu eens met den goeden wil: we zul
len ons geheel geven. Let op; het resultaat
zal veranderd worden. Kom, jongelui
Soest moet vooruit.
Ons II de elftal behaalde een kostbaar
puntje. Dit is echter niet genoeg voor 't
kampioenschap. We kunnen het halen.
Toon jullie het.
Het lilde elftal kwam ongeschonden uit
den strijd, 't Liefst met 70. Bravo, mak
kers! Ga zoo voort tot aansporing van alle
leden.
N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij
zelf, den dienst en zelfs Elly geheel vergat.
III.
BIJ DE VIJFDE COMPAGNIE.
Een paar dagen later deden de lange König
en de kleine Gerd voor de eerste maal
dienst bij de 5e. Des middags kreeg de com
pagnie rust en nu opende zich voor de bei
de heeren het aangename vooruitzicht, na
eernge uren dienst straks 24 uren vrijaf te
hebben. Vooraf echter moesten ze nog de
lui in de geheimen van den wachtdienst in
wijden.
De manschappen waren op het kazerne
plein opgesteld en vertoonden hunne eer
bewijzen en handgrepen voor de onderof
ficieren; doch de mannen maakten een
slecht saluut, óf, als ze naar de meening der
korporaals toevallig de goede beweging uit
voerden, dan was het zoo slap, dat men er
misselijk en miserabel van moest worden.
Gerd wijdde zich met waanzinnigen ijver
aan den dienst. Hij had zich, ofschoon met
een bezwaard gemoed, er in getroost, dat
„de schoone dagen van Aranjuez" voor
hem voorbij waren, en zich vast voorgeno
men van den aanvang af bij de 5e een zeer
vlijtig en nauwgezet officier te zijn, opdat
n kapitein reeds dadelijk een goede mee
ning omtrent hem zou opvatten. Boven
dien hij wilde een ander mensch wor
den; de dagen van zorgeloosheid en licht
zinnigheid zouden voor immer tot het ver
leden behooren.
Wordt vervolgd.
le SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ
VAN WEEDESTRAAT 7 - SOESTDIJK