Voor Damestasschen Chabloneerpapier Ingezonden FEÜIL LRTOIN Tweemaal twee is vier. Pluimveeteelt. Veeteelt. Sport buiten verantwoordelijkheid der Redactie VOLKSONDERWIJS AFD. SOEST. Propaganda-Feestavond op 28 November. Enkele lezers vroegen ons nadere bijzon derheden, over de Film „Volksonderwijs marcheert". Bij informatie is ons gebleken, dat genoemde Propaganda-Film voor Volks onderwijs op de Algemeene Vergadering gehouden in Nov. 1931 te Arnhem aan het Hoofdbestuur dezer Vereeniging aangebo den werd, als hulde voor zijn vele werk, ten bate van het Openbaar Onderwijs. Om de kosten voor vervaardiging enz. te bestrij den, werd een Filmfonds gesticht, waaraan ook de Afd. Soest zijn financieelen steun gaf. De opzet van de Film is geweest, dat op elk gebied, waarop „Volksonderwijs" werkt, 'n typeerend gedeelte is opgenomen, waarvan het eerste is, het oprichten der Vereeniging in 1866. Wij zijn er dan ook van overtuigd, dat het geheel wel interes sant zal worden, te meer, daar al§ explica teur bij de film zal optreden, de Heer C. J Knop, van de Openbare U.L.O. alhier, die reeds meerdere malen blijk heeft gegeven zoo iets te verstaan. Schreven; wij de vorige maal reeds, dat muziek en zang het pro gramma zal aanvullen, heden kunnen wij ook mede deelen, dat op het programma staat een declamatie van den Heer W. K. Rijsdorp, onderwijzer in Baarn, die zal ver tolken: „Het Heksenlied" van Ernst von Wildenburch, vertaald door Mr. Franqois Pauwels. De Afd. Soest van Volksonderwijs mag zich gelukkig prijzen, genoemde heer bereid te hebben', gevonden. Wij gelooven dan ook stellig, dat een gaan naar dezen Prop. Feestavond alleszins de moeite waard HET GEBRUIK VAN HONDEN. In één der Nieuwsbladen trof onier- staand stukje onze bijzondere aandacht cn gaf ons dit aanleiding de lezers van dit blad er mede in kennis te stellen. GELEIDEHONDEN VOOR BLINDEN. Het in Nederland opgerichte comité tot propageering van het gebruik van geleide honden voor blinden, heeft vier blinden naar Zwitserland gezonden om aldaar op geleid te worden in het gebruik van zoo'n hond. Die opleiding heeft plaats gehad en de vier blinden zijn thans in Nederland te rug, ieder voorzien van een hond. Het geld hier een. proef, voor de blinden van het allergrootste belang. Met behulp van een geleidehond zullen zij zich, ver der onbegeleid, over straat kunnenbegeven, althans indien het publiek medewerkt, door blinde en hond ongemoeid te laten gaan. Daartoe wordt een dringend beroep ge daan op het publiek, dat ernstig verzocht wordt de volgende regels in acht te nemen: le. Denkt er aan, dat de geleidehond in de eerste plaats de oogen is van den blinde en dat hij in de tweede plaats hond is. 2e. Bemoeit U in geen. geval met den leidenden hond, noch met den blinden: mees ter. 3e. Spreekt nooit met den hond en noemt onder geen omstandigheden den naam van den hond. 4e. Raakt den hond niet aan en streelt hem niet. 5e. Fluit den hond niet of tracht niet op andere wijze zijn aandacht te trekken en aldus zijn gedachten van zijn werk af te lei den. 6e. Geeft deni hond geen voedsel. 7e. Schreeuwt niet of slaakt geen uit roep, als gij den hond voorbijgaat of hem onverwachts ontmoet. 8e. Geeft den hond gelegenheid voorbij te gaan en legt hem niets in den weg met het doel om te ziem wat hij zal doem 9e. Spreekt den meester aan, alvorens hem aan te raken. 10e. De blinde meester kan zich zelf of zijn hond niet beschermen. De hond kan zichzelf of zijn meester al leen beschermen door te brommen en het publiek is door dit brommen gebelgd. Noodzaakt daarom den hond niet om on aangenaam te schijnen. KOOPMAN. Oranjelaan 24, Soestdijk. GELUKSTELEGRAMMEN. De Voorzitter en Secretaris van het Ne- derlandsch Jeugdleiders Instituut hebben Militaire humoreske van Freiherr von Schlicht door CEKA. 4) Wie genoegen heeft, hoeft voor den spot niet te zorgen. Hoe zoo? vroeg hij heel verbaasd. Verlegen keek ze voor zich. Ik meende alleenik dacht Mama en ik zullen u zeer missen; het huis zal ons als uitgestorven voorkomen, als u zoo lang Ja, ja, zei hij; bij de gedachte daaraan zal het ook mij niet zoo gemakkelijk vallen, heen te gaan. Ik zal uw gezelschap, m'n mooie kamer en m'n bloemen erg missen^ maar het kan niet anders. Ik heb u immers reeds meer dan eens van m'n oom verteld, die als gepensionneerd officier te Berlijn woont en die er zich nog steeds niet mee verzoenen kan, dat hij ge dwongen werd den dienst te verlaten! Hij gaat met bijna niemand om, moppert steeds in zich zelf, en zijn bedienden moeten het steeds weer aanhooren, hoe onrechtvaardig men hem behandeld heeft. Van tijd tot tijd wil hij echter ook wel eens een goed opge voed en ontwikkeld mensch bij zich, wien hij zijn leed kan klagen, en daarom vraagt hij ieder jaar een zijner neven een poosje te logeeren. Dezen keer ben ik aan de beurt. Wat naar! Want nu zult u wel weinig genot van uw verlof hebben. Integendeel! antwoordde hij levendig. Het zal mij een groote vreugde zijn d£n ouden heer tot rede te brengen. Verwonderd zag ze hem aan. En hoe wilt u dat dan aanleggen? gemeend een scherp protest te moeten aan- teekenen tegen het besluit van het Hoofd bestuur van het Nationaal Jongeren Ver bond om geen gelukstelegrammen meer te verzenden en tegen het verzoek, door het N.J.V. tot andere organisaties gericht, om desgelijks te doen. De verwijten van de Heeren Dr. C. P. Gunning en Drs. H. L. F J. Deelen zijn: le. 1 et N. J. V. gedraagt zich in hooge mate ongepast, wijl het zich, zonder over leg met het N. J. I. tot het courantenlezend publiek gericht heeft. 2e. het N. J. V. gedraagt zich in hooge mate ongepast, omdat het den Centralen Jeugdraad verwijt een deel der opbrengst van de gelukstelegrammen aan de A. J. C, af te staan. 3e. hei N. J. V. gedraagt zich in hooge mate ongepast, daar het indirect de regee ring verwijt, dat zij toelaat, dat de op brengst der gelukstelegrammen op die wij ze wordt besteed. Onzerzijds de volgende opmerkingen: ad le. Het N. J. I. weerlegt de gronden van ons protest niet en verdedigt het door ons ten laste gelegde. Er niet aan mede werken, dat een gedeelte van het geld, dat wij voor gelukstelegrammen extra betalen, aan de A. J. C. en, niet te vergeten, aan den N.B.A.S. komt, is de aanleiding van ons besluit geen gelukstelegrammen meer te verzenden. Anderen te waarschuwen, dat hun geld o.a. naar de A. J. C. en den N. B. A. S. gaat, was ons doel met de pu blicatie. Welk overleg met het N. J. I. ge pleegd zou moeten worden ontgaat ons ten eenen male. ad 2e. Dat de Centrale Jeugdraad er aan medewerkt om aan de A. J. C. en den N. B. A. S. gelden te doen toekomen, in het algemeen van menschep die dit in de ver te verte niet vermoeden, is fout. En onder wiens voorzitterschap die Jeugdraad staat, doet er niet toe. Wanneer dit een figuur is van groot gezag, is de zaak des te ernstiger. ad 3e. Het is ons goed recht de regeering al of niet indirect er op te wijzen, dat zij verkeerde adviseurs gebruikt, zoodat zij toelaat, dat de gelden op die wijze worden verdeeld. Van een super-regeering of dic tatuur van het N. J. V. is dan heusch nog geen sprake! Het Hoofdbestuur heeft slechts mededeeling gedaan van een door dit college genomen besluit en de redenen, die daartoe leidden. Het heeft andere orga nisaties verzocht dit voorbeeld te volgern Wij mochten het genoegen smaken, talrij ke berichten van instemming te ontvangen. Vermoedelijk geeft het door ons bereikte ucces den Heeren Gunning en Deelen aan leiding tot de onjuiste meening, dat er van dwang" sprake zou zijn. Het is hier niet de plaats erover te debat- teeren of de A. J. C. te kort schiet in loyali teit tegenover Staat en Volk. Naar de mee ning van het N.J.V. doet zij dat schrome lijk. En is dit niet tevens de meening van die ,,in bescherming genomen" hoogste zij de? Met verbazing namen wij kennis van de mededeeling der bestuursleden van het N. J. I., dat het N. J. V. zich geen oordeel mag vormei over de vraag, of een of an dere vereeniging in loyaliteit tegenover Staat en' Volk te kort schiet. Vrije mee- ningsvorming schijnt volgens de Heeren Gunning en Deelen niet toe te komen aan het Nationaal Jongeren Verbond. Hun be roep in dit verband op de democratie is er vierkant naast en heeft wel zoo bitter weinig met de zaak te maken, dat het ons onbegrij pelijk voorkomt, dat „mannen- van gezag" dit stuk onderteekend hebben. Nogmaals, het doel van de publicatie van het N. J. V. is er op te wijzen, dat als men oms mocht meenen door het verzenden van gelukstelegrammen, een goed werk te doen, men in feite mede de A. J. C. en den N. B. A. S. steunt. W. INDEN. Algemeen Voorzitter van het Nationaal Jongeren Verbond. DE RUIMTE IN HET HOK EN DAAR BUITEN. (Jos. Boshouwers). (Slot). Naar aanleiding hiervan geven wij eeni- ge getallen, die van dienst kunnen zijn bij het bouwen van een hok voor een ander aantal hoenders dan 2 x 50, n.1.: De bodem moet zijn: Voor 20 hoenders 5 6 M2. Voor 30 hoenders 7 k 8 M2. - Heel eenvoudig. Ik zal tegen, hem zeg gen: Beste oom! Alle neven, die tot nu bij u geweest zijn, hebben u, naar u schrijft, in alles toegestemd en mèt u geklaagd over uw zoogenaamd onrecht. Ze deden dat niet alleen om u plezier te doen, maar ook om, nadat u des daags dapper gescholden hadt, voor den avond zooveel mogelijk zakgeld van u los te krijgen, want u zijt en blijft voor hen immers de erfoom! Doch ik wil van u geen geld. Geeft u me tóch iets, dan chenik ik het den, eersten den besten bede laar, dien ik ontmoet. Ik wil iets heel 4n- ders van u: ik wil u tot rede brengen en u duidelijk maken, dat u recht is geschied. Ik heb bij oude regimentskameraden van u geïnformeerd en dezen zeggen, dat u een neel plichtsgetrouw, maar geen uitstekend aanvoerder zijt geweest. Als het tot een oorlog ware gekomen, had men u als kolo nel het leven van eenige duizenden mannen moeten toevertrouwen» en deze verantwoor ding hadt u niet op u mogen nemen, ergo: u móést gaan. Ziet u, freule, zoo zal ik tot ien ouden, eerlijken brompot spreken tot hij eindelijk inziet, dat ik gelijk heb. En van dat oogenblik af zal zijn leven weer ópgewekt worden. Met stijgende bewondering en' schitte rende oogen had Elly naar hem geluisterd en riep, toen hij geëindigd had, uit de vol heid haars harten: Wat is u toch een' goed mensch! Hij bloosde bij deze lofspraak als een jong meisje. - Ik bid 'u, freule, geen complimenten! Voor ons, mannen, zijn ze nog afschuwelij ker dan voor jonge dames, en voor mij komt hier nog bij, dat als ik kleur, mijne ome*%proeten nog duidelijker te zien zijn dan anders, waardoor m'n leelijkheid ont zettend toeneemt. Maar wie zegt u dan, dat u leelijk is? Verontwaardigd, bijna toornig kwam het over hare lippen. Gelaten zag hij haar aan. Voor 40 hoenders 10 k 11 M2. Voor 50 hoenders 13 4 14 M2. Voor 60 hoenders 15 16 M2. Voor 70 hoenders 18 a 19 M2. Voor 80 hoenders 20 k 21 M2. Voor 90 hoenders 22 4 24 M2. Voor 100 hoenders 26 4 28 M2. Voor 120 hoenders 30 4 32 M2. Voor 150 hoenders 38 40 M2. enz. Op deze manier kan het hok dienen voor dag- en nachthok tegelijk. We bouwen het beste naar deze afme tingen ongeveer: Lengte Breedte Voor 20 hoenders 2.50 M. 2.40 M. Voor 30 hoenders 3.M. 2.60 M. Voor 40 hoenders 3.60 M. 3.M. Voor 50 hoenders 4.50 M. 3.M. Voor 60 hoenders 5.M. 3.20 M. Voor 70 hoenders 5.M. 3.75 M. Voor 80 hoenders 5.M. 4.M. Voor 90 hoenders 5.75 M. 4.10 M. Voor 100 hoenders 6.M. 4.25 M. Voor 120 hoenders 7.M. 4.40 M. Voor 150 hoenders 8.M. 5.M. Breeder dan 5 M. raden wij niet aan. Wil men een hok bouwen voor meer dan 150 kippen (wat ik niet aanraad) dan zoeke "men de vergrooting in de lengte. De laatste jaren zag men hier en daar gedurende het winterhalfjaar de kippen wel absouut vastgehouden worden. Rond 1 Oc- tober gingen de hokken dicht en tot in Maart bleven de dieren binnen. En daarbij bleek, dat in dit geval 4 kip pen per M2 bodemoppervlakte te veel was: de dieren begonnen mekaar te plukken. De oorzaak daarvoor was dezelfde als van het 5taartpikken\ bij jonge kuikens, die over- oevolkt gehuisvest worden. Loopen de dieren geregeld los, dan is 1 M2. per 4 kippen voldoende. Mogeijk is voor Frankrijk dit getal wel op te voeren cot 5 kippen, wanneer het klimaat daar s winters milder is dan hier. Maar dan moet vanzelf al weer meer :org besteed worden aan de ventilatie. Hoe meer kippen in 'n bepaalde ruimte aanwezig ijn, hoe grooter de uitstraling en de ain- monak-afscheiding uit de mest is. Met méér dieren is dus ook weer meer zórg noodig voor het vaak verwijderen der uitwerp selen. Dan moet het beslist iederen morgen gebeuren. Vraag 3: „Hoeveel M2 uitloopruimte re cent u voor een hen nog in groei, die later jen legkip moet worden? Waar kan men beter op bezuinigen, op de uitloopruimte van 'n hen nog in groei of op die van een volwassen kip? Is het verder weer, dat hokverandering voor de kuikens een tijdelijken stilstand in groei beteekent? Wat is de beste tijd, om ze in het leghok te doem? Antwoord: De eerste vraag is moeilijk te beantwoorden, alles hangt hierbij van meer dere omstandigheden af, als: de wijze van verzorging en verpleging (deze speelt bij net opfokken van kuikens een enorme rol!), Ie grootte der koppels, de aard van het ras, de leefwijze der kuikens, de kwaliteit van den uitloop. Hoe ouder de kuikens worden, hoe meer ruimte ze per kuiken in en buiten het hok oehoeven. Een geoefend oog merkt al heel auw, wanneer alles op de krimp is. Bij te weinig ruimte gaan ze mekaar de staarten uitpikken. Minder dan 1 M2 per L5 kuikens mag men in 't hok aanvankelijk niet geven. Met 1 op de 15 kan men vol staan, tot de dieren ongeveer 5 weken, ïoogsten 6 zijn. Voor piepkuikens is dat in den winter nog veel te weinig ruimte, dan neme men dubbel zoo veel, of de helft der kuikens op z'n hoogst. Met de 5 of 6 weken gaan de haantjes der Leghorns er tusschen uit. Ongeveer de helft blijft dus over en daar is dan de uimte van oorspronkelijk 1 op 15 nog vol doende voor. En ze blijft daar voldoende voor in het zomerhalfjaar, omdat de dieren dan op den dag toch steeds naar buiten kun nen. Intusschen zal blijken, dat met minder dieren de resultaten nog beter kunnen zijn. Ik waarschuw daarom steeds voor over bevolking, vooral in het hok, Natuurlijk ook daar buiten. Vooral zorge men er ook voor, dat de kuikens steeds op n terrein loopen, waar eerst geen kippen of andere kuikens geloopen hebben. Het op- fokterrein blijft dus 's winters vrij liggen en men brengt geen twee koppels kuikens groot op dezelfde uitloop, of in hetzelfde hok. De beste tijd om de jonge hennetjes naar het leghok over te brengen is, onge veer een maand voordat ze gaan leggen. Wie dat zegt, freule? Ik was en ben altijd oprecht jegens me zelf. En u kan ik net immers toevertrouwen!, nietwaar? Weet u, wat de oorzaak is, dat ik zoo onverwacht naar de 5e compagnie verplaatst ben? Mijne leelijkheid, en niets anders! Ik zal net u verklaren. Tijdens deze manoeuvre's al op zekeren dag Zijne Koninklijke Hoog heid ons regiment inspecteeren. En stel u nu eens voor, dat ik als voorste officier den parademarsch open! Terstond zou Z.K.H. zich tot den heer Overste wenden en zeggen: Om Godswil! Hoe kan men zulk een leelijk officier toch de eerste plaats in 't heele regiment geven! De eerste indruk oehoort zoo gunstig mogelijk te zijn; maar dat is met zoo n luitenant totaal uitgesloten, al is op z'n houding en z'n marcheeren ook niets aan te merken. En de Overste zal op zijn paard een bui ging maken en antwoorden: Uwe K. H. neeft gelijk, Uwe K. H. heeft altijd gelijk, maar in dit geval heeft Uwe K.H. in 't bijzon der gelijk: ik zal den heer luitenant. König een andere compagnie geven. En opdat de heer Overste dat verwijt niet uit den mond van Z. K. H. in ontvangst zal behoeven te nemen, word ik reeds vóór de manoeuvre's verplaatst. Hebt u me begrepen? - Dat wel, maar wat u me daar zooeven hebt verteld, is toch slechts inbeelding van - O, neen, hernam hij ernstig. Ook zon der dat de adjudant het bepaald zei, weet ik, dat ik me niet vergis. Maar schertsend zal ik hem toch eens op z'n eer en geweten vragen, waarom ik verplaatst ben, en u zult zien, dat ik gelijk heb. Willen we wedden? Hij stak haar z'n hand toe en zij nam ze aan. Mooi, en waarom gaat het? vroeg ze. Lachend keek hij haar aan en antwoord de: Om een kus! Hevig blozend trachtte zij hare hard te rug te trekken; maar hij lachte slechts op De groei zal er dan weinig door belem merd worden. Vroeger werd vaak geschreven de een schreef het den ander na! dat verhok ken een goed middel is, om den groei niet 41 te vlug te doen geschieden. Maar in de practijk is wel gebleken, dat daar veel over Irijving in school. Vraag 4: Volgens de laatste berichten der K. V. kan men niet op de uiterlijke kenmerken afgaan, of een kip een goede of slechte legster is. Maar, wanneer men nu een troep le jaar-legsters heeft, en men wenscht de beste legsters een jaar aan te houden, dan blijft het toch een goede me thode, dunkt me, om diegenen, die het vroegst ruien, er het eerste uit te nemen, als de minst goede legsters?" Antwoord. Als de overblijvende dieren dan als fokdieren dienst moeten doen zeer zeker, want de goede productie-dieren val len onder dezelfde omstandigheden het laatst in den rui, en ook zijn ze er het vlugst doorheen, als 't weer niet al te zeei tegenwerkt. Maar wanneer het dieren betreft, waar van men enkel consumptie-eieren wil ra pen, dan weet ik het nog niet zoo zeker. Wfcnt de mogelijkheid bestaat, dat onder de kippen, die nu reeds ruien, er verschei dene bij zijn, die weer gauw in de veeren zitten, en dus weldra met den leg weer be ginnen. In elk geval hadden ze dan reeds lang opgeruimd moeten zijn. Toch zou ik aanraden, de ruiende kip pen, welke er lang over doen, alvorens zt weer in het nieuwe veerenpak zitten, ook nu maar op te ruimen, want van die moet het toch niet komen, ze zullen te weinig weerstandsvermogen blijken te bezitten. Het moeilijk ruien is ook vaak een ge volg van verkeerde voeding, waardoor ze b.v. te vet zijn geworden, wat nogal eens voorkomt, nu men de meelvoeders maar zoo goedkoop mogelijk meent te moeten maken („De Kleinveeteelt.") KLAUWVERZORGING BIJ GEITEN. De klauwen groeien voortdurend van bo ven af, evenals bij ons de nagels. Als ze be neden niet door het loopen afslijten, worden ze dus voortdurend langer. Bij vrije bewe ging in den natuurstaat houdt de afslijting van onderen gelijken tred met het aan groeien van boven. Zulke klauwen hebben en behouden dus steeds een goede lengte en een goeden vorm. Te lang worden ze niet, want voortdurend verplaatst het dier zich door de noodzakelijkheid zijn voedsel te zoeken, en door den van nature nog al groote beweeglijkheid en klauterlust. Dreigt door te veel afslijten de zool te dun te wor den, dan ontstaat gevoeligheid in de voe ten en zelfs pijnlijkheid voor het dier, dit zal zich dan minder verplaatsen, waardoor de groei weer grooter wordt dan de slij ting, en de normale verhoudingen hersteld worden. Bij te weinig beweging is natuurlijk het omgekeerde het geval. Dan zullen de klau- wep meer aangroeien dan ze afslijten, ze worden te lang en gaan misvormingen ver- toonen. Dat is iets, dat nog maar al te vaak gezien wordt, vooral bij geiten, die veel op stal staan. Het groote bezwaar is nu juist niet gelegen, in de grootere lengte van de klauwen, maar wel hierin, dat deze alle mo gelijke vormen gaan aannemen en allerlei vergroeiingen gaan vertoonen, die weer op hun beurt een gebrekkigen beenstand ten gevolge hebben. De dieren kunnen dan on mogelijk met de klauwen gelijkmatig en recht op den grond steunen. Daardoor ko men ook de verder naar boven gelegen bot ten en hierdoor weer de beenen in een af wijkenden stand. Dit staat zeer leelijk en hindert bij staan en gaan. De gewrichten en banden en pezen en de tusschenklauwhuid worden zeer ongelijkmatig belast en aange spannen,, en daardoor ontstaat pijn. Soms zelfs kunnen ze in ontsteking geraken. De gevolgen -zijn mindere opbrengst en vaak zelfs storingen in de gezondheid. Dikwijls is het zoo erg, dat men zich verbaast als men zulke dieren ziet, dat ze nog loopen kunnen. Maar wie oplet, bemerkt wel de gelijk, dat deze afwijkende standen hinder veroorzaken; vooral bij het melken kunnen ze soms nauwelijks lang genoeg blijven staan, of tenminste moeilijk stilstaan. Wanneer de klauwen zoo lang worden en naar voren' sterk uitgroeien en naar bo ven omkrullen, moet het achterste zachte haar vergeefsch verzoek haar los te laten. Ik bid u, laat me vrij! pruilde ze. Dat had ik niet van u verwacht! Men kust toch maar zoo geen jonge meisjes! Met zijn eerlijke oogen zag hij haar aan. Gelooft u, dat ik een kus van u ver- ocht zou hebben, als ik daarin iets onbe tamelijks zag? Kent u mij na drie jaren nog zoo weinig? En waarin bestaat het ongepas te, wanneer twee goedevrienden elkaar een kus geven? Elly was bij de laatste woorden echter opgestaan en maakte aanstalten om heen te gaan, terwijl ze een weinig zenuwachtig zei: Moeder zal me noodig hebben; ik moet naar haar gaan zien. Hij hield haar echter nog terug en sprak: Niet eerder dan nadat u me even vriende lijk als altijd aangekeken en gezegd hebt, dat u niet boos op me is. En den kus krijgt u van me, als ik verlies; anders moet u mij een geven. Onwillekeurig moest ze lachen. Dat laatste stem ik nog niet toe; maar boos op u ben ik niet. Nu, dan is immers alles in orde! Hij stond nu ook op; nam de tuinschaar, die in het prieel op de tafel lag, trad naar de rozestruiken, knipte de fraaiste roos af en reikte die Elly toe. - Maar luitenant! zei ze verlegen, u hebt me vroeger nooit een uwer rozen geschon ken! Ik heb u vroeger ook nog nooit om een kus gevraagd, zei hij lachende. Met welbehagen snoof ze den heerlijken geur der roos op. Maar deze is wel de schoonste van al le! Juist daarom gaf ik ze u. Ze reikte hem de hand en snelde toen weg. Een oogertblik keek hij haar lieve gestal te na, trad vervolgens op zijne bloemen toe en, toen hij ontdekte, dat er op eenige rup sen zaten, zocht hij deze met zooveel ijver en zoo zorgvuldig af, dat hij daarbij zich deel van de klauwen, de zoolballen gehee- len, hoofdzakelijk het lichaamsgewicht dra gen, en dit deel is zeer gevoelig! boms ook ziet men klauwen, waarbij de zijwanden losgemaakt zijn van hun verDin- oing met de zool, en naar buiten zijn uiige- Dogen. Bij een meer nauwkeurig onderzoek ulijxt, dat de zool op verschillende plekken niet meer hoornhard is, maar week. Tus schen de afgebogen zijwanden en, de zool worden bij beweging van de dieren aller lei stoffen ingeperst, zooals mest, zand en andere, waardoor de loslating voortdurend erger en grooter wordt. Vooral bij het in dringen van zand en kleine steentjes vor men. zich drukplekken, steengallen, die zelfs in verzwering kunnen geraken, en in elk ge val heel pijnlijk zijn. Lit dat alles blijkt, dat een behoorlijke verzorging van de klauwen zeer noodzake lijk is. Üok bij normale klauwen is een ze kere verzorging gewenscht, omdat men wel eenis kan waarnemen, dat zich in de klauw- opleet, dus tusschen de klauwen in, mest, enz. verzamelt, die met zand gemengd soms zeer hard wordt, de klauwen uit elkaar drukt en pijn veroorzaakt. Ook hierop moet gelet worden. Alle genoemde afwijkingen kunnen wor den voorkomen, door van tijd tot tijd, bij voorbeeld ongeveer om de maand, been voor been voorzichtig op te nemen en nauw keurig na te kijken, ze schoon te maken, en als het noodig blijkt de klauwen wat in te korten met een scherp mes of een schaar, of heel goed gaat het ook vaak met een scherpe nijptang. Vooral alle omgebogen xlauwranden, hetzij naar binnen of naar ouiten, moeten worden weggenomen. Aan de punt van de klauw kan in den regel heel wat weggesneden worden; aan het achter ste meer ronde gedeelte, de zooibal, moet men voorzichtiger zijn en meer laten zitten. Er moet worden getracht weer een regel- matigen wand van de klauwen op den grond ie krijgen. De hoorn van den onderrand van den klauw, van den draagrand, moet zoover worden weggenomen, dat deze weer in het- :elfde vlak verloopt als de zoolvlakte, na dat deze behoorlijk is schoongemaakt. De klauwen moeten dan, op eenigen afstand van terzijde gezien, in hun geheel verloo- pen in dezelfde richting waaraan de bij klauwtjes zitten. Bij bespreking van den beervoetigen stand is hierover reeds gehan deld. Wie het zelf niet kan, of het voor de eer- te maal niet goed aandurft, kan altijd een bestuurslid van zijn vereeniging of een an der geitenhouder vinden, die bereid is het hem eens voor te doen. Een goede zorg voor de dieren sluit ook en goede klauwverpleging in, en de moei te eraan besteed is heel gering, als het maar geregeld gebeurt, terwijl ze ruimschoots beloond wordt door het plezier, waarmee men den beteren stand zal bekijken, en ook door het feit, dat de geit nu veel langer :al mee gaan, en minder gauw zal versleten :ijn dan een verwaarloosde. Het allerbeste, ook in andere opzichten, is '.eker wel de natuurlijke afslijting door een geregelde beweging buiten, maar dat kan nu altijd niet. „De Geit". CLUBNIEUWS V.V.A. „SOEST". De wedstrijd Soest IAmf. Boys I is weder achter den rug en 2 kostbare punten zijn voor Soest I verlorem gegaan. Dit is een vaststaand feit. Laten we nu niet gaan praten over pech, of we hadden- beter ver diend, enz. enz. Onze taak is: niet bij de pakken blijven zitten. Laat het voor ons eerste elftal een les geweest zijn. Vooruit Soest I, toont nu eens in de vol- genide wedstrijden wat jullie waard zijn. Speel nu eens met den goeden wil: we zul len ons geheel geven. Let op; het resultaat zal veranderd worden. Kom, jongelui Soest moet vooruit. Ons II de elftal behaalde een kostbaar puntje. Dit is echter niet genoeg voor 't kampioenschap. We kunnen het halen. Toon jullie het. Het lilde elftal kwam ongeschonden uit den strijd, 't Liefst met 70. Bravo, mak kers! Ga zoo voort tot aansporing van alle leden. N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij zelf, den dienst en zelfs Elly geheel vergat. III. BIJ DE VIJFDE COMPAGNIE. Een paar dagen later deden de lange König en de kleine Gerd voor de eerste maal dienst bij de 5e. Des middags kreeg de com pagnie rust en nu opende zich voor de bei de heeren het aangename vooruitzicht, na eernge uren dienst straks 24 uren vrijaf te hebben. Vooraf echter moesten ze nog de lui in de geheimen van den wachtdienst in wijden. De manschappen waren op het kazerne plein opgesteld en vertoonden hunne eer bewijzen en handgrepen voor de onderof ficieren; doch de mannen maakten een slecht saluut, óf, als ze naar de meening der korporaals toevallig de goede beweging uit voerden, dan was het zoo slap, dat men er misselijk en miserabel van moest worden. Gerd wijdde zich met waanzinnigen ijver aan den dienst. Hij had zich, ofschoon met een bezwaard gemoed, er in getroost, dat „de schoone dagen van Aranjuez" voor hem voorbij waren, en zich vast voorgeno men van den aanvang af bij de 5e een zeer vlijtig en nauwgezet officier te zijn, opdat n kapitein reeds dadelijk een goede mee ning omtrent hem zou opvatten. Boven dien hij wilde een ander mensch wor den; de dagen van zorgeloosheid en licht zinnigheid zouden voor immer tot het ver leden behooren. Wordt vervolgd. le SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ VAN WEEDESTRAAT 7 - SOESTDIJK

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1933 | | pagina 4