0
IL
l
K
De twee machten in
hetileven.
DE CENTRALE WAARHEID
PEUILLETON
V s
u R
O^Burgerlijke Stand
Voor de Vrouw yrO
No. 32
De armoede, welke temidden van over
vloed de menschheid geeselt en verdierlijkt
en de vele rampen die haar teisteren wor
den geboren uit de verkrachting van een
recht.
Door de toeëigening der natuurlijke hulp
bronnen, welke de natuur voor allen ge
lijkelijk gegeven heeft, hebben wij de
grondwet der gerechtigheid voorbijgezien;
want als wij de dingen in een ruim ver
band nemen, dan moet gerechtigheid de
voornaamste wet in het heelal zijn.
Alleen door het onrecht uit te wisschen
en het recht van alle menschen op de na
tuurlijke hulpbronnen te herstellen, zullen
wij wederom in harmonie met die wet ko
men en de groote oorzaak van de onna
tuurlijke ongelijkheid in de verdeeling van
den rijkdom wegnemen.
Wij zullen de armoede wegnemen en de
hartstocht der hebzucht breidelen, de bron
nen van ondeugd en ellende doen opdro^
gen, in duistere plaatsen het licht der ken
nis ontsteken, nieuwe krachten aan vin
dingrijke geesten verschaffen en tyrannie
en regeeringsloosheid onmogelijk maken.
De door mij voorgestelde hervorming stemt
overeen, met hetgeen uit een politiek, maat
schappelijk en zedelijk oogpunt wenschelijk
is.
Zij bezit de eigenschappen van een mach
tige hervorming, want zij zal andere hervor
mingen gemakkelijker maken. Wat toch is
zij anders, dan het ten uitvoer brengen, naar
letter en geest, van de waarheid uitgespro
ken in de Onafhankelijkheidsverklaring:
'j menschen gelijk zijn geschapen;
dat zij door hun Schepper met onver
vreemdbare rechten zijn begiftigd; dat daar
onder behooren leven, vrijheid en het stre
ven naar geluk."
Deze rechten worden echter miskend als
het gelijke recht op den grond, waarop de
menschen moeten wonen en waarvan zij
moeten leven, niet erkend wordt.
De staatkundige vrijheid blijft niet an
ders, dan de vrijheid om naar arbeid te
mogen vragen, indien het recht op den
grond geloochend wordt.
Dit is de waarheid, die wij hebben voor
bijgezien. Zoo komen bedelaars in onze
straten en landloopers op de wegen; zoo
worden de menschen slaven ondanks, dat
zij zich vrij wanen in hun politieke opper
macht. Zoo kweekt de armoede domheid,
welke onze scholen niet kunnen overwin
nen, burgers stemmen zooals hun meesters
gelasten; de demagoog verdringt de staats
man, terwijl het geld zwaar weegt in de
schaal der gerechtigheid.
Wij eeren de vrijheid in naam en vorm.
Wij richten standbeelden voor haar op en
zingen haar lof. Maar wij hebben haar nog
niet ten volle ons vertrouwen geschonken.
Met onze ontwikkeling groeien haar ei-
schen. Zij wil geen halven dienst.
Vrijheid! Dat is het woord, waarmede
men het kwade kan bezweren. Geen holle
phrase! Want vrijheid beteekent Recht
vaardigheid en Rechtvaardigheid is de
groote wet van harmonie en eensgezind
heid, van kracht, broederschap en coöpe
ratie.
Slechts ten deele en gebroken heeft het
licht der vrijheid tot nog toe onder de men
schen geschenen, maar alle vooruitgang is
haar werk. De vrijheid kwam tot een ge
slacht van slaven, dat zich onder de zweep
der Egyptenaren kromde, en voerde hen
uit het huis der dienstbaarheid. Zij ver
hardde hen in de woestijn en vormde ze
tot een geslacht van veroveraars. De vrije
geest der mozaïsche wet bracht hun den
kers op hoogten, waar zij de eenheid Gods
ontwaarden en bezielde hun dichters tot
gezangen, die nog heden de hoogste vlucht
van gedachten uitbeelden.
De morgenstond der vrijheid brak aan
op de foenicische kust en schepen voeren
de zuilen van Hercules voorbij, om de on
bekende zee te doorploegen. Zij wierp een
paar stralen op Griekenland en het mar
mer nam de gestalte aan van ideale schoon-'
heid, woorden werden het voertuig der
verhevenste gedachten, en tegen de zwak
ke soldaten van vrije steden bezweken de
tallooze scharen van den Perzischen ko
ning gelijk de golven tegen een rots bre
ken.
Zij schitterde op de schilden der ger-
maansche krijgslieden en Augustinus moest
zijne legioenen beweenen.
Na den nacht, die op haar verduistering
volgde, vielen haar stralen weder op de
vrije steden en een verloren geleerdheid
herleefde; de nieuwe beschaving begon;
naar het Engelsch
van
LILLIAS CAMPBELL DAVIDSON.
(Nadruk verboden)
10)
Maar gaat u nu zitten; u zult zeker
moe zijn na uw reis, of zoudt u liever eerst
naar uw eigen kamer willen gaan en daar
theedrinken? Mijn goede, oude huishoud
ster, die anders voor dit alles gezorgd zou
hebben, is ziek en moet het bed houden.
Hoe is het vanmiddag met haar bronchitis?
Och, zoowat hetzelfde, Madam. Ra
chel is nog in bed.
Nu, zij moet er ook volstrekt niet uit
komen, eer de dokter het goed vindt.
Jocelyn zette haar hoed af en ging op een
laag stoeltje zitten.
Toe, laat ik liever wat met u blijven
praten. Ik ben in 't minst niet moe en
straks kan ik wel thee drinken, als het u
niet te veel inspant?
O, neen, volstrekt niet. Als mijn zoon
van huis is, en dit komt gelukkig maar
zelden voor, voel ik soms behoefte, om
met iemand te spreken. Daarom juist heb
ben wij u gevraagd, of u zoo goed wilde
zijn, mij gezelschap te komen houden. Als
het u maar niet <te eenzaam is! De men
schen hier uit den omtrek koesteren eenige
vrees voor Huize Merlin. Ze zeggen, dat
er nog vreemde dingen moeten plaats heb
ben.
een nieuwe wereld dook op en met de vrij
heid groeiden kunst, rijkdom, kracht en
wetenschap.
In de geschiedenis van elk volk staat de
zelfde waarheid geschreven. De herleving
der vrijheid na het despotisme der Tudors
verheerlijkt de eeuw van Elisabeth.
De geestkracht der oeroude vrijheid
maakte Spanje tot de machtigste mogend
heid der wereld, om weer tot de meest de
plorabele zwakte te vervallen, toen de ti
rannie de vrijheid verdreef.
Ziet, hoe in Frankrijk alle geestelijke
kracht onder de tirannie der zeventiende
eeuw sierf, om in vollen luister te herleven,
zoodra de vrijheid in de achttiende eeuw
herleeft.
In onzen tijd, gelijk in vroeger dagen,
kruipen de listige krachten voort, die, door
ongelijkheid voort te brengen de vrijheid
belagen. Aan den horizon beginnen wolken
op te komen.
De vrijheid roept ons andermaal. Wij
■moeten haar verder volgen en geheel ver
trouwen. Het is niet genoeg, dat de men
schen stemrecht hebben, niet voldoend, dat
zij voor de wet allen gelijk zijn.
Zij moeten de vrijheid hebben om zich
van natuurlijke hulpbronnen te bedienen,
zij moeten op gelijke voet staan ten aan-
L Voor: E
P D
E U
N O
H
naar: van Weedestraat 7
zien van de gaven der natuur.
Zoo niet, dan onttrekt de vrijheid haar
licht. Zoo niet, dan worden de krachten
.der vooruitgang veranderd in krachten, die
verwoesting brengen. Dit is de algemeene
wet. Dit is de leer der eeuwen. Zoolang als
de grondslagen niet in gerechtigheid wor
den opgetrokken, kan het maatschappelijk
gebouw niet duurzaam zijn.
Het fundament van onze maatschappij
berust op onrecht. Door aan één mensch
toe te staan eigenaar van den grond te
zijn, waarop en waarvan alle overige men
schen moeten leven, hebben wij dezen tot
zijn knechten gemaakt in een omvang, wel
ke grooter wordt naarmate de stoffelijke
vooruitgang toeneemt.
Dit maakt, dat een ergere slavernij in de
plaats treedt, van die welke wij meenden
afgeschaft te hebben; daardoor ontspruit
het despotisme uit de staatsrechterlijke
vrijheid en moeten de democratische in
stellingen in anarchie of dictatuur verkee-
ren.
(50 jaar geleden geschreven.)
Ziedaar, wat de zegeningen van den voor
uitgang in een vloek doet omslaan. Ziedaar,
wat menschelijke wezens in krotten opeen-
hoopt, wat gevangenissen en bordeel vult;
wat de menschen foltert en ze van hebzucht
doet verteren: wat de vrouwen ontroofd van
hun vrouwelijke gratie en charme en aan
de kinderen de vreugde en onschuld van
's levens ochtendstond ontsteelt.
Een beschaving op zulk een grondslag
gevestigd kan niet blijven bestaan.
De eeuwige wetten van het Heelal ver
bieden het. De puinhoopen van gevallen
rijken getuigen het en de stem, die in elk
geweten spreekt antwoordt, dat het zoo
niet mag zijn.
Iets hoogers dan zuiver welwillendheid,
iets meer dan philantrophie, ja de gerech
tigheid zelve eischt van ons herstel van het
bestaande onrecht.
Wij kunnen niet voortgaan met de men
schen het kiesrecht te geven, doch hen
dwingen landloopers te worden.
W5j kunnen niet blijven praten en praten
over onvervreemdbare rechten van den
mensch en hun tegelijkertijd het recht op de
weldaden van den Schepper onthouden.
Nu reeds, in de oude flesschen begint de
nieuwe wijn te gisten, en de elementaire
krachten verzamelen zich tot den strijd.
Maar als wij, nu het nog tijd is, ons tot
Rechtvaardigheid wenden en haar gehoor
zamen, als wij de Vrijheid vertrouwen en
haar volgen, moeten de thans zoo dreigen
de gevaren verdwijnen en de machten, die
nu zoo onheilspellend komen opdagen, ver
anderen in hefboomen van den vooruit-
Uit „Vooruitgang en Armoede".
Jocelyn zelve was na haar ervaring van
dien nacht ook eenigszins tot die beschou
wing gekomen. En zoo'n vaag vermoeden
was toen bij haar wakker geworden, of Ra
chel niet wat meer zou weten van dat ge
heimzinnige. Zij toch had er zich zoo krach
tig tegen verzet, toen Master Launcelot de
vreemde een onderdak wilde bieden. Hij
moest er dus ook iets van geweten hebben.
Rust er dan ongeluk op het huis?
vroeg Jocelyn. En terwijl zij het zei, voelde
zij groote spijt van die tactlooze vraag;
want het lieve, oude gelaat van de blinde
vertoonde ineens een uitdrukking van groo
te droefheid en de lippen trilden, terwijl zij
antwoordde:
Het heeft mijn familie nog nooit on
geluk aangebracht. Ze hebben het al ge
neraties lang bezeten. Maar het ongeluk
bezoekt ons allen bij tijden, in welk huis
wij dan ook wonen.
Ja, dat weet ik, haastte Jocelyn zich
te zeggen. Ik heb er zelve ook mijn deel
van gehad, ofschoon ik nooit heb ge
woond in een huis met een geschiedenis.
Ik heb mijn ouders verloren en sta dus heel
alleen.
Och, ja, dat is wel ongelukkig. En nu
heeft u onder vreemden moeten gaan. Maar
\Vij zullen ons best doen, dat u zich hier
gaat thuis voelen.
Jocelyn sloot het teere handje in de hare
en voelde wel eenige gewetenswroeging,
dat zij de oude dame eigenlijk misleidde,
wat betreft haar afhankelijkheid.
Als mijn zoon thuis is, kan hij u nog
wel meer vertellen van de geschiedenis van
Huize Merlin. Hij heeft er zich grondig in
verdiept. Hij stelt eenmaal belang in al wat
moeilijk is, want hij is heel knapEn
heel goed ook, want hij blijft hier bij zijn
oude moeder, terwijl andere jongelui de
wereld intrekken en hun eigen weg gaan en
vergeten, dat hun moeder dan alleen is. Als
^Tir
Vestiging 511 April 1934.
P. V. Creutzberg van Nijmegen naar
Soesterb.straat 125; A. Martini van A'dam
naar Eigendomweg 7; A. M. v. d. Linden
van A'dam naar Eigendomweg 7; D. Mo
lenaar van A'l'oort naar Driftje 6; G. J.
Scholte van A'dam naar Beetzlaan 32; E.
H. M. Kerkkamp van Stompwijk naar van
Lenneplaan 66; J. Ho.ekstra van Beemster
naar B. Grothestraat 11; M. Nowak van
Baarn naar B. Grothestraat 4; M. H. Hol-
terman van Enschede naar Steenhofstraat
67; W. van Ede met gezin van Zeist naar
Ossendamweg 45; H. A. M. Wilmans met
vrouw van Utrecht naar Verl. Schoolweg
1B; R. Soepboer van Leeuwarden naar
F. C. Kuyperstraat 1; A. Schuurman van
de Bilt naar Rademakerstraat 6a; J. Daane
van R'.dam naar van Maarenstraat 21; Wed.
D. Bouma met gezin van H. O. en Noord-
wolde naar Soesterb.straat 53; A. van
Voorst van de Bilt naar van Weedestraat
61; G. van 't Klooster van A'foort naar
Duinweg 5; J. de Wit met gezin "van Am
sterdam naar W. Pyrmontlaan 34.
Vertrek van 511 April 1923.
L. M. A. Banning van Molenstraat O.Z.
11 naar Bussum, Eslaan 8; Jkvr. F. F. E.
J. de Beaufort van Wilhelminalaan 8 naar
Baarp, Pr. Hendriklaan 11; W. Veenstra
van Oranjelaan 9 naaV Opsterland, de
Wijngaarden; R. J. Brugerman met gezin
van K. Brinkweg 36 naar Haarlem, Rijn
straat 64; D. v. d. Net met vrouw van
Buntweg 2 naar N. Helvoet, Straatweg 6c;
A. Postmus v. Kerkstr. 10B n. Scherpen-
zeel, Dorpstraat A 151; A. v. d. Valk van
Kampweg 44 naar Zeist, Ericaweg 6; J. P.
van Zwol van Krommeweg 12 naar Zee
land N.B., Kerkstraat; C. Bakkenes van
Julianastr. 53 n. A'foort, Schimmelp.straat
6; H. Jansen van Nieuweweg 7 naar Baarn,
Bremstraat lü; H. J. Brouwer van Mid
delwijkstraat 35 naar A'foort, O. Soester-
weg 179; W. M. Drost van Talmalaan 8
naar Renkum, Ridder Rob.laan 13; W. H.
Fischer idem; H. van Loo van Soesterb.-
straat 150 naar de Bilt, SweelinckJaan 23;
A. A. de Carpentier van Beukenlaan 20d n
A'foort, Utr.vyeg Zon en Schild; A. v. d.
Kraats van Birktstraat 23 naar Utrecht,
Vlijtstraat 20; A. Brinkman van Birktstr.
23 naar Drieb. Rijsenburg, Traa 50.
Verhuizingen binnen de gemeente van
5'11 April 1934.
B. v. d. Hoeven met vrouw van Laan-
straat 48 naar Soesterb.straat 33; B. J. Ra
demaker. van Beukenlaan 17a naar Nieuwe,
weg 11; C. N. v. d. Flier van Steenhofstr.
29 naar Spoorstraat 13; W. Dekkingvan
As van Vosseveldla'an 20a naar Heideweg
16; P. J. Dekking van Vosseveldlaan 20a
naar Kolonieweg 8; Wed. A. J. Pontier
met gezin van Julianastraat 19 naar Soes
terb.straat 43; D. Ploeg met gezin van W.
Toplaan 5 n. Soesterb.straat 65; E. Smid
van Kon.laan 149 naar K. Hartweg 42;
N. H. van Dijk van Torenstraat 20 naar
Kerkpad N.Z. 41; J. Coljeé met gezin van
Dorresteinweg 35 naar Wieksl. O.Z. 47;
H. Altena van Beukenlaan 18 naar Wiek-
sloot O.Z. 11; Wed. G. Hartmans van W.
Pyrmontlaan 9 naar Kerkpad N.Z. 37B;
J. Verkooyen met gezin van Beukenlaan
22 naar Verl. Talmalaan 19; E. J. van
LeeuwenKuppershoek van W. Pyrmont
laan 36 naar Bosstraat 115; W. M. M. van
Leeuwen idem; Wed. T. J. E. Schut van
W. Pyrmontlaan 9 naar Julianastraat 17.
ALS WE MOOI WILLEN ZIJN.
Nee, denk nu niet, dat ik wil komen aan
dragen met de oude wijsheid, dat wie „mooi
wil zijn", pijn moet lijden. Want die onge
zonde begrippen, volgens welke we te nau_
we schoenen en andere kwellingen verdroe
gen, zijn we allang te boven. Maar we wil
len en kunnen er allemaal wel zoo voordee-
lig mogelijk uitzien, en daarom mogen we
zeker wel den goeden vakkundigen raad ter
harte nemen, die een Amerikaansche mode-
experte Ruth Ivimball Denmaed heet ze
in een Amerikaansch blad gaf. Want zop
staan we nu bijvoorbeeld op het punt nieu
we hoeden te kiezen. Hoedjes genoeg, maar
staan ze U? En waarom staan sommige U
niet, andere daarentegen gewoonweg „sno£._
zfg"? Omdat we nu eenmaal allemaal ver
schillende gezichten, neuzen, kinnen enz.
uw moeder nog leefde, zou zij beter be
grijpen, dan u dit nu nog kunt, waarom ik
zulk een innige liefde voor hem voel.
Toch meende Jocelyn dit nu ook zeer
goed te vatten. Zijzelve stelde Launcelot
Vyvian zeer hoog, na wat zij al van hem
ondervonden had.
Zij had haar vertrek op dezelfde verdie
ping als Mrs. Vyvian haar appartementen
had en die kwamen alle op den corridor
uit, die langs dezen vleugel van het huis
liep. Ze had het gezicht over de velden, die
tusschen Huize Merlin lagen, en het dal,
waarin het dorpje Caerleon lag aan de
Usk. Als een zilveren lint kronkelde het
riviertje zich noordwaarts en heel de streek
had zoo iets mystieks, dat Jocelyn niets
verwonderd zou gekeken hebben, als zij
ineens een schare ridders, in volle wapen
rusting van de heuvels had zien rijden, of
soms een gezelschap edelvrouwen, die zich
ter valkenjacht begaven.
Het leven op Merlin bracht haar vele
aangename, kleine plichten, ofschoon het
er wel heel stil en eenzaam was. Een
praatje maken met Mrs. Vyvian, die soms
te zwak was, om zelve te spreken; het
geregeld voorlezen van de krant, met zorg
vuldige vermijding dan van alle militaire
nieuws; nu en dan ook eens een stuk uit
een boek, of een artikel uit een tijdschrift,
dat de oude dame bijzonder interesseerde,
en dan heel wat voorspelen van zachte,
droomerige muziek, liefst van de andantes en
adagio's uit de sonates van Beethoven en
Mozart, want moderne muziek begreep zij
niet voldoende, om er van te kunnen ge
nieten.
Nog heel veel tijd bleef Jocelyn over om
te wandelen, of om binnenshuis te beste
den, zooals zij wilde. De beschrijving, die
Launcelot had gege\en van het leven op
Merlin, was juist geweest. *Ze zagen nie
mand dan den dokter; er kwam nooit be-
hebben. Kijk eens naar het plaatje dat we
reproduceeren. En knoop in Uw oor: een
hoed die „uit he tgezicht" staat, vestigt de
aandacht op een forsche neus. Zoc'n neus
heeft de verzachtende, milde schaduw noo-
dig van een gedrapeerde rand. Daaronder
Tn CmnruN Scichci
een ander voorbeeld: een dame met een
forsche kin, zoo eentje, die we gezellig
voor „eierentikkertje" uitmaken. Zoo'n juf
fertje moet geen nauwsluitend kapje dra
gen, maar liever een hoed, die van voren
flink uitsteekt met een flinken rand, zoodat
de aandacht op den hoed gevestigd wordt
en niet op het „kinnetje". Over het alge
meen moet men bedenken, dat de hoofdlij
nen van een hoed het contour van het ge
zicht moeten aanvullen. Wanneer een ge
zicht te rond is moet de bol niet te rond
zijn, tenzij de rand gebroken is. Wijzen de
lijnen, de trekken van Uw gelaat naar om
laag (zakkende mondhoeken enz.) draag
dan geen hoed met gedrapeerde omlaag
hangende rand, want dan lijkt U heelemaj
op een treurwilg. Een bril is ook een pro
bleem. Draagt U daarbij te breede rand,
dan wordt door de schaduw al het licht in
de oogen gedoofd. En heelemaal geen rand
vestigt weer teveel aandacht op de brille
glazen. Den gulden middenweg du^ kie
zen. Een streng, hard of scherp gelaat
vraagt om de milde schaduw van een hoed
met rand. Bij een lang gezicht kan men
geen hooge bol, noch een te platte bol
dragen. Iets laags opzij, naar één kant ge
trokken staat schitterend bij een lang ge
laat. Een rond gezicht kan op zijn best ui:
komen door een aan één kant opgeslagen
rand of een gebroken rand of onregelmat;
ge golven in den rand. Bij een klein ge
zicht moet men oppassen voor een te zware
hoed. Tulbanden en nauwsluitende kapjes
staan het best bij een zeer regelmatig gi-
zicht. En weet U, dat U den vorm van Uw
gelaat anders kunt laten schijnen door dc
hals? Een vierkante hals maakt breed in
het gezicht. Een punthals doet een rond ge
zicht meer ovaal schijnen.
MADELEINE
NOG IETS OVER DE VLEKKEN-
HISTORIE.
Om onze serie vlekkenmiddeltjes te vol
maken, hebben wij er hier nog een tweetal
heel bijzondere weten te veroveren. Onder
de gebruiksvoorwerpen, dje het meeste
kans loopen een vlek te krijgen, behoort
in de eerste plaats het tafellinnen. Met
scherpe middelen kunnen we hier niet wer
ken. omdat door het geregelde wasschen
al heel gauw gaten zouden ontstaan. Daar
om moet men vlekken uit tafellakens enz
met glycerine behandelen. Men wrijft di
vlek met een sponsje met glycerine in, zoo
dat de glycerine flink in de vlek kan trek
ken. Dit laat men eenigen tijd liggen
waarna men het goed met koud water na
spoelt. Is de vlek oud ol erg hardnekkig
dan dient men de glycerine een beetje
warm te maken. Zelfs de fijnste weefseK
kan men op deze wijze behandelen, bijv
ninon of georgette, omdat glycerine het
geen schadelijke bestanddeelen bevat, die
het weefsel aantasten.
Een voortdurende ergernis vormen vet
vlekken op steenen vloeren of stoepen
Maar ook dat is te verhelpen. Men wrijft
de vetvlekken stevig in met droge chloor
kalk. Maar Hink drukken, hoor- Op die
manier trekt al het vet eruit. Wanneer men
■dan met warm water nadweilt, zal men
zien, dat de vlekken, die doornen ifr hei
oog van de huisvrouw, uit Uw stoep of
steenen vloertje verdwenen zijn.
200 vel 35 cent.
N. V. Eerste Soester Electrische Drukkerij
v. Weedestr. 7 - Telefoon 962
zoek.
Den tweeden dag, nadat zij er was, liep
zij den ouderwetschen tuin eens in, die veel
grooter was, dan zij wel gemeend had, en
vol bloemperken en vruchtboomen stond.
Zelfs was er een gedeelte, dat nu niet zoo
heel best onderhouden leek; waar het gras
niet geknipt was en de boomen niet ge
snoeid, zoodat ze geheel vergroeid waren.
Daar Jocelyn juist veel van zóo'n wilder
nis hield, richtte zij naar dit gedeelte haar
schreden, toen zij een heftig tikken hoorde
tegen een van de vensters aan den achter
kant van het huis. Ze keerde zich om en
zag, dat er een vrouwengelaat verscheen en
dat zij naderbij gewenkt werd. Nog begreep
zij niet goed wat er van haar verlangd
werd, toen ademloos de jongste dienstbode
op haar toegeloopen kwam.
Neem mij niet kwalijk, Miss, maar
Rachel heeft mij gestuurd, om u te waar
schuwen, dat er nooit iemand in dat ge
deelte van den tuin gaat. Mr. Launcelot wil
het niet. Ze verzoekt u, of u dus ook zoo
goed wilt zijn, terug -te gaan.
Welk deel van dén tuin? Ik ging juist
het paadje naar het kreupelbosch.
Ja, Miss, maar daar/mag juist niemand
van ons gaan.
Nu, goed, ik zal 't ook vermijden, als
dit verlangd wordt, zei Jocelyn eenigszins
hooghartig, want het deed haar nu niet zoo
heel aangenaam aan, om orders te krijgen
van een gebiedende oude gedienstige.
U neemt mij toch niet kwalijk, Miss?
Rachel wond er zich zoo over op.
Ik dacht, dat zij nog in bed lag.
Dat moest ook eigenlijk, Miss, maar,
zoodra u ze daar op dat laantje zag, was
zij er uit en riep mij.
Nu, stel haar dan maar gerust. Ik zal
wel aan dezen kant van den tuin blijven.
Dat zal ook veel veiliger wezen, Miss.
Ze zeggen, dat dit het deel was, waar de
toovenaar huisde. Niemand van ons durft
er ooit te loopen. Want daar zou zeker niet
veel goed van komen.
Allerlei vragen drongen zich op aan Jo
celyn: Waarom mocht zij daar niet loopen
Waarom vermeden zij allen zoo zorg
vuldig dat deel van den tuin?
Andermaal kwam de herinnering bij haar
boven aan dit vreemde avontuur op den
bewusten nacht van haar eerste bezoek aan
Huize Merlin. Op deze plek moest het zoo
wat geweest zijn, dat zij graven had ge
hoord.
Steeds meer ging de overtuiging bij haar
vaststaan, dar Huize Merlin een geheim,
een diep geheim, verborg. En Rachel wist
daar ook van af. Zou Mr. Launcelot het
geheel weten?Zijn moeder zeker
niet.
HOOFDSTUK X.
Jocelyn was nu al een week op Merlin,
maar ze had een gevoel, of ze er al veel
langer was.
's Avonds maakte zij gaarne nog eens een
wandeling in den tuin, als de tijd het haar
niet toeliet, om een heel eind door de vel
den te gaan.
Het gouden schijnsel van de ondergaande
zon viel op de takken van de boomen en
verlichtte schitterend het groote gazon. De
kraaien cirkelden al boven de hooge ol
men, op het punt haar nachtkwartieren te
betrekken. En op enkele vogelgeluiden na
was het doodstil in den grooten tuin; kon
men er zich betooverd wanen, dacht Joce
lyn, terwijl zij hier en daar een bloem pluk
te, om bij Mrs. Vyvian in de vazen te zet
ten. En toen zij het hoofdje oplichtte van
het bloembed, werd zij een gestalte ge
waar, die van het huis naar haar toe trad.
Wordt vervolgd.
J.