Pluimveeteelt Voor de Vrouw BOTERHAMPAPIER OP DE WEIDE. ongeveer gelijk; die in den fokstal echter had verbruikt 380 K.G. koren, de weide- hennen maar 166 K.G. Het totale voeder- verbruik was in den stal 439 K.G., op de weide evenwel maar 229 K.G. en in dit veel goedkooper onderhoud ligt het voor deel. Deze opfokvergelijking zegt natuurlijk niets omtrent een vergelijking van de re sultaten onder soortgelijke omstandigheden met leggende hennen en evenmin voor het geval de hokken ook tijdelijk op bouwland waren geplaatst. Bovendien moet in aan merking worden genomen, dat de proeftijd liep over 'n zomergedeelte, waarin de wei de niet alleen veel jong gras, maar ook veel ongedierte bevat. In den laten herfst en de wintermaanden zijn op de weide de omstandigheden heel wat ongunstiger. op alle mogelijke kleedingstokken, blou- sen, japonnen en mantels! De twee blou- sen, op de teekening weergegeven, illu- streeren al heel duidelijk deze bijzondere kenmerken. Omdat er dit nieuwe seizoen veel tailleurtjes gedragen zullen worden, hebben de modehuizen natuurlijk ook ge zorgd voor een ruime keuze aan blousen enz. die daarbij gedragen worden. De stip pen zijn zoowel licht op donkeren grond, als donker op licht fond. De bovenste blous was oorspronkelijk ontworpen van ivoorkleurige crêpe de chine met roode stippen, of omgekeerd. Andere combina ties zijn: zwart/wit, wit/zwart, wit/bruin, wit/marineblauw. De nieuwe lijn voor de hals is hoog, we hebben een soort colletje, dat uitloopt in 'n flatteuse, losjes gestrikte das. De onderste bloes geeft een andere uitvoering van hetzelfde idee. Het plastron, de sirik en de manchetjes zijn gegarneerd met gekleurde stiksels, zooals zeeblauw, Voor de vrouw die gewend is haar eigen kleeren te maken is het zeker interessant te weten, dat dit najaar bedrukte katoen- fluweelen stoffen voor costumes „de" mo de zijn. Kleine ruitjes verwacht men ook dat sterk in de mode zullen zijn. Zijden Veel is er reeds geschreven over de vraag of vastzittende kippen wel evengoed leggen, als dieren die vrij over de weide kunnen rondzwerven. Het antwoord daar op is soms zeer verschillend; meestal om dat goede vergelijkende proeven ontbre ken. G. de V. zegt hiervan in „de Landbouw courant" 't volgende: Zoo is het b.v. een feit dat niet alle kip- penrassen zich evengoed leenen voor een langdurige opsluiting, ook al is bij het hok een kleine ren aanwezig. Het staat intus- schen wel vast dat in een niet overbevolkt hok een toom hennen een legprestatie kan geven die niet behoeft onder te doen voor die van losloopende kippen, mits en daarin ligt hier eigenlijk alles opgesloten de voeding en de verzorging prima zijn. Zoo is het ook met den opfok van jonge hennen. Een andere vraag is echter, welke wijze van kippenhouden de minst kostbare is. Het losloopen in weide en hof heeft zonder twijfel allerlei voordeelen. De kip pen eten n.1. veel groen, in 't bijzonder jonge grasspruitjes, die een eiwit- en vita- minenrijk voeder -geven en gunstig werken op den groei. Bovendien is op het vrije veld allerlei ongedierte te vinden dat in den zomertijd kan voorzien in de behoefte aan dierlijk voedsel. Bij opgesloten hoen ders zal men deze voederelementen door surrogaten moeten vervangen, n.1. door op •doelmatige wijze samengestelde meelmeng- sels, die meestal hoog in prijs zijn. Dat de weidegang een zeer gunstigen invloed uit oefent op de gezondheid der kippen, blijkt wel uit hunne glanzende veeren die men bij in een hok opgesloten soortgenooten ook bij de beste voeding niet zoo mooi1 kan houden. Ongetwijfeld werkt tot de gezondheid ook mede de vrije beweging in de buitenlucht, vooral ook de meerdere be weging, ook al laat daar natuurlijk het weder zijn afwisselend spel gevoelen en wordt van het weerstandsvermogen der dieren meer gevraagd. De weidegang is in- tusschen niet een gratis voedering, zooals sommigen haar voorstellen. Immers wordt het gras in zijn groei aanmerkelijk be perkt, wat is waar te nemen als een vrij belangrijk aantal kippen slechts over een niet groot grasveld beschikt; zij onderhou den het geheel. Intusschen is de waarde van het gras belangrijk minder dan wanneer daarvoor meel en koren in de plaats moest treden. Een interessante vergelijking van de waar de en kosten der stalvoedering tegenover weidevoedering werd in 1932 uitgevoerd in het instituut te Göttingen-Friesland onder leiding van prof. Schmidt als directeur. Van 160 hennekuikens, in April 1932 gebo ren, werd de helft op 18 Juli op een weide gebracht en huisvesting gegeven in een verplaatsbaar hok. De overige 80 stuks werden ondergebracht in een opfokstal, waaraan een beperkte uitloop was verbon den, die ook met gras was begroeid. De jonge dieren in het hok zoowel als op de weide, ontvingen een zelfde voeder, n.1. een meelmengsel bestaande voor een derde deel uit sojaschroo, een 3de grondnoten» meel en een derde lupinenmeel met visch- meel. Het graanvoeder was een mengsel van gerst, haver en mais voor gelijke dee- len. Het voeder werd echter op verschil lende wijze verstrekt. De hennen in den opfokstal kregen den geheelen dag den droogvoederbak ter beschikking en tegen den avond het graanvoeder. Anders was dit bij de dieren op de weide. Hier bleef de droogvoederbak gesloten tot des avonds vijf uur en werd dan slechts een half uur open gehouden; om dezen tijd werd ook de graanvoedering gegeven. De bedoeling hiervan is duidelijk: men dwong door deze handelwijze de kippen zooveel mogelijk de hoofdvoeding zelf op de wei de te zoeken. Ook werd hierbij ondervan gen de mogelijkheid dat sommige hennen te veel van het meelmengsel zouden ge bruiken in vergelijking met de overige die ren. Bij den aanvang der proef wogen de jonge dieren in den fokstal gemiddeld 879 gram en die welke naar de weide gingen, gemiddeld 943" gram. Op 3 October wer den alle hennen opnieuw gewogen. Het gemiddeld gewicht in den fokstal was 1416 gram, dat der weidekippen 1381 gram. Er blijkt dus uit, dat de opsluiting in den fok stal geen nadeeligen invloed heeft uitge oefend op den groei der jonge hennen. Het verschil bij de beide groepen is echter te vinden in het voederverbruik en wel voor al in het korenvoeder. De hoeveelheid ver bruikt meelvoeder was bij beide toornen OVER HET VERMAKEN VAN KLEEREN EN NOG IETS. Met de komst van een nieuw mode-sei zoen komt natuurlijk het probleem van het vernieuwen en veranderen van japonnen enz., die we in een vorig koud seizoen droegen en die we natuurlijk niet „op" ge dragen hebben. Er wordt dikwijls veel te erg tegen het moderniseeren van kleeren op gezien, alsof dit alleen maar het werk van volleerde naaisters zou kunnen zijn. Maar als U kunt tornen en een rechte zoom naaien, bent U heusch al een heel eind op streek. De rest komt geleidelijk aan van zelf. Vooral tegen het keeren of veranderen van een mantel ziet menige vrouw op als een berg. Doch ook hier komt men al ver met dat tornen en het naaien van een rech te zoom. Iedere mantel die van een stof ge maakt is, die aan de andere kant ook ge dragen kan worden, kan gekeerd worden. Maak daarom eerst eens een klein torntje in de voering en bekijk het binnenwerk Uitgave HET Al Durf wil zeggen: risico. Wie niet meer durft te leven, mist den moed voor morgen. Leven wil zeggen: klimmen en wie niet meer durft te klimmen, krijgt geen uitzich ten meer. De heele malaise is een krampachtige poging om ons te kort op onze medemen- schen te verhalen. We ondermijnen elkan der alleen maar om zelf staande te blijven. We zeggen dit af en bedenken daarvoor, alles voorzoover het ons naar het uiterlijk niet raakt. Maar we hebben niet den zede lijken moed om zelf een trapje lager te gaan staan op den maatschappelijken le vensladder. Het begint met het kapitaal. We gaan op ons geld zitten, als een kip op haar eieren. We werken er niet meer mee. We stoppen het in de kous, omdat we bang zijn het misschien morgen te zullen verlie zen. En dat werkt op elk maatschappelijk onderdeel door. Als morgen aan den dag het kapitaal weer los kwam, los van den angst om het bezit, zou het met de malaise gedaan zijn. De econoom, die gezegd heeft, dat spa ren de malaise bevordert, heeft gelijk. Want al dat sparen is zelfzucht en zelf behoud, angst en egoïsme. Iemand, die voor de crisis een ton be zat, en nu nog maar een halve ton, is en blijft schatrijk in verhouding tot iemand die niets heeft. De man die vandaag niets heeft en mor gen een halve ton rijk is, wordt benijd om het weelderige leven, dat hij kan leiden. En de man, die vandaag een ton bezit en morgen een halve, loopt steen en been te klagen, omdat hij zoo arm is geworden. Durf te leven! wil zeggen: van een villa naar een klein landhuisje te gaan verhui zen en 'het leven op een ander plan te aan vaarden, niet met geweeklaag over het verlorene, maar met dankbaarheid voor het heden, dat hem het levensgeluk gelaten heeft. Het komt op een ruk aan. Een ruk in een andere richting. Waar wij behoefte aan hebben, is, wat ik zou willen noemen: de levensbohème. Maar we zitten zoo in gebakerd in begrippen van zorgelijke stan ding, dat we liever met een zorgengezicht in de villa blijven zitten, dan met een lach in een klein huisje. En de geestelijke ma laise, die we gisteren ontdekten, is niets anders, dan de innerlijke reactie op onze uiterlijke schijnvertooningen. De tramconducteur ontvangt zijn „twee en halve", centen van den man, die zelf ook niets heeft, maar die wat missen kan uit de volheid van zijn gewoon leven. En de rijke mijnheer steekt die 2% cent in zijn zak, omdat hij niets missen kan uit den schrielen pot van zijn levensgeluk en le vensdurf. De malaise? Het is alleen maar gebrek aan levensdurf. Ik had ook teen opwekkend woordje kunnen schrijven over: „Durf te Leven". Maar we houden elkaar al voldoende zoet met opwekkende woordjes. Pak aan en gooi het roer om. Dan helpen we ons zelf en elkaar. De lafhartige zegt: hij heeft makkelijk praten. stoffen met een wollig weefsel en in vroo lijke kleuren behouden voorts hun attrac tie. OVER LAMMETJES, ORGANDIE, STREPEN EN VOORJAARSMODE. In dezen tijd van het jaar dartelen de pasgeboren lammetjes door de wei en ma ken de meest onverwachte sprongen. Wel nu, is het dan kwalijk te nemen dat wij, in een zelfde soort van lente-overmoed met allerlei sprongen eens ronddartelen in de malsche, groene, aantrekkelijke weide van de voorjaarsmode? Want lieve deugd, er is zooveel te ztenEen vorige keer spraken wij al over de groote mode der organdie-japonnen. Deze min of meer fees telijke japonnetjes, die heel lang zijn, en van onderen heel wijd, geven ons allen min of meer het uiterlijk van een film ster. En wil U nu wel gelooven, dat deze japonnen dan ook in Engeland en Ame rika als „film-ster-japonnen" (Novie ac- tress formals) worden aangekondigd en door de winkels verkocht? Het plaatje geeft er een voorbeeld (links) van. Een andere bijzonderheid: de streepen. Op alle mogelijke manieren zien we die toegepast, in bloezen, sjaaltjes, garneering van effen japonnetjes (zakken manchetten, kraag van gestreepte stof), we zien effen mantels gevoerd met gestreepte stof, we zien japonnen heelemaal van een schuin- gestreepte stof, we zien vestjes met allerlei streepen (zie rechts op de teekening), kort omde streepen vieren hoogtij. Burgemi maken bel van Brum om op/in sectie C. straat de gen uitbrei den is ver Soest, 8 Burgemec watergroen, koraal-rood, rose-beige, enz. En dan de ruiten, in allerlei stoffen, doch vooral ook veel in de mode-stof bij uit nemendheid 'voor het warmere seizoen: het organdie. Er zijn groote, kleine, mid delmatige, heldere en vage, rechte en schui ne ruiten, en ze worden dikwijls als gar neering of in combinatie gebruikt, maar dan ook voor alle mogelijke toiletten, voor 's morgens, 's middags en 's avonds, voor blousen, zoowel als voor groot avondtoi let. Nu de tijden wat* beter schijnen te wor den, schijnt alles en iedereen zich te heb ben uitgesloofd, om zoo frisch en aardig mogelijk, met zoo groot mogelijke ver scheidenheid voor den dag te komen. En daarin is men wel geslaagd. OVER AVONDKLEEDING EN NOG IETS. Burgeme brengen t> hen op ha gende in d 1934 vastg' a. veror ten van b; gemeente f: b. veror meene poli te Soest, 1928 en ge Februari 1 Juli 1930, t 1930, bij ra; en bij raad Maart 1933 c. verori eens. Kan de mantel gekeerd worden, dan probeere men het eens. Hoofdzaak is, dat de naden en zoomen glad en recht blijven. Die mag men dus niet uittrekken of laten rimpelen. Met andere ywoorden: rek de stof niet uit bij het tornen en trek niet aan de stof bij het naaien. Torn^een nafid te gelijk los, keer die om en rijg weer in elkaar met kleine steekjes. Op die manier wordt het kleedingstuk niet heelemaal uit elkaar getornd, waarna vele vrouwen de schrik krijgen en eraan gaan wanhopen, hoe ze de boel ooit weer fatsoenlijk in el- i kaar krijgen. Moet de mantel opnieuw ge voerd worden, knip die nieuwe voering dan, nadat men de oude stpkken op de nieuwe stof heeft gespeld of geregen, ze aldus als patroon gebruikend. Japonnen kunnen op deze wijze ook gekeerd wor den. Bovendien kunnen we er met weinig moeite kleine stijlveranderingen in aan brengen. Verder kunnen we ze wasschen en verven. We kunnen er nieuwe manchet jes, kraagjes, sjaaltjes, of een ceintuur op zetten van een heldere, vroolijke, fleurige kleur, van lapjes die men over had, en waarvan de kleur scherp contrasteert met die van de jurk. Want dat is mode! Op die manier kan een vrouw die een beetje han dig is, heel wat bereiken met een krappe beurs. Inmiddels schrijdt de tijd voort. We denken al weer aan bontgarneering en dito mantels. Geverfd bont zal zeer in de mode zijn. Het plaatje laat een nieuw model bont cape zien, van marineblauw geverfd bont, zooals dat door Lucien Lelong onlangs werd uitgebracht. De nieuwe mode voor de avondkleeding is bijzonder interessant, met veel wappe rende tulle en kant, op heel flatteuse wijze gedrapeerd. Zelfs bij de meer statige stof fen als satin en lamé hebben dt mode-ont werpers iets „wapperends" toegepast, al is het maar in den vorm van een losse, vrij lange tullen cape of iets van dien aard. We zien een kleurige, fleurige rij van stof fen als velvet, tulle, kant, taffetas, satin, faille enz. En de nieuwe modelijn begint zich hoe langer hoe meer af te teekenen. Daaruit zien we dan, dat we ruimere plooi en en klokken, doch een slankere taille zullen zien, dan geruimen tijd het geval was. Ruimte, plooien, klokken en volants zijn weer in volle glorie teruggekeerd. Er is verder een nieuw weefsel, dat elastisch is. Men heeft in verschillende stoffen een z.g. lastex draad geweven, dat is een draad, die van binnen een kern van elastische stof (geeri rubber, het is een chemisch preparaat) bevat, waardoor de stof een groote mate van elasticiteit verkrijgt. Daardoor krijgt de japon een prachtig glad aansluitende lijn, die het figuur mooi doet uitkomen, 'terwijl niettemin de rok wijd en ruim, met gracieuse plooien en klokken kan zijn. Het mooie van dit nieu we weefsel is, dat het wel elastisch is, maar niet uitrekt, zooals met gewoon elastiek het geval is. De japon behoudt dus steeds het mooie, glad aansluitende model en wordt op den duur niet uitgerekt met al de narigheid van rimpels en valsche plooitjes enz. Op het plaatje staan twee van de nieuwste avondmodellen aangege ven, links een japon, rechts een avond mantel van zwart taffetas. Soest, Burgemee Dan de combinatie van effen en bedruk te stoffen. Ook dat is „groote mode". En de variaties zijn talrijk. We kunnen een japonnetjes van een bedrukte stof hebben en daarbij een effen mantel; of wel: een effen costuumpje met bedrukte voering en een bijpassende bloes; of een effen mantel en jurk met bovenstuk van bedrukte zijde of wel alleen maar garneering daarvan. En dan onze hoofden, daar wordt dit seizoen weer veel aandacht aan besteed. We zien zelfs veel zeer groote hoeden, speciaal voor het hoog-seizoen. Maar al draagt men geen hoed, dan moet er toch een versiersel voor het kapsel zijn, een tiara of zoo iets, dat onze krullen kroont. MADELEINE. TERUGKEER VANSTIPPEN EN RUITEN. Geoffrey. Memoreerden wij een vorige keer de op vallende terugkeer van de streepen in het rijk der mode-stoffen, even opvallend is de terugkeer van de ruiten, en, zij het voor- loopig in mindere mate, ook van de stip pen. En dan natuurlijk „de" groote mode van het oogenblik: de strikken aan den hals! Strikken in allerlei vorm en grootte, prima, vetvrij, per 50 vel N.V. lste Soester Electr. Drukkerij van Weedestraat 7 Soestdijk Wederom noch Nancy, noch haar tante ooit van Amerika gesproken hadden. De kapitein besloot zijn overpeinzingen met de gedachte, dat het geheimzinnige van de „Evelyn-Smith-zaak" hem feitelijk weinig raakte en dat Ethel Kent de edelste en schoonste vrouw was, die hij ooit ont moet had, al mocht zij dan ook uitdagend- trotsch wezen. HOOFDSTUK XV. Oom Henry, raadt u nu eens, wat er gebeurd is gedurende onze afwezigheid? Hoe weet ik dat nu, kindje? De bedienden hebben veel meer licht gebruikt en over het geheel zijn de reke ningen véél hooger dan toen wij er bij wa ren Maar waarom heeft Ned dan niet eens beter acht gegeven? O, Ned is nergens anders vatbaar voor dan voor Nancy Evelyn en nog eens Nancy Evelyn! Hijzelf meent, dat hij zijn tijd bijzonder goed besteed heeft, want hij is verloofd met haar en het zal zelfs een heel kórt en gagement zijn. Nu ik dacht wel, dat het er van komen zou, dus ik kan niet zeggen, dat ik zoozeer verrast ben. (Maar ik wel! Het is met hem met recht: de uitersten raken elkaar. Intusschen zal het een interessante psychologische- studie zijn, om het temmen van Nancy .waar te nemen, alleen zullen u en ik een ander tehuis moeten zoeken. We hoeven anders niet naar iets blijvends om te kij ken, want, als die twee, na verloop van een jaar, geen scheiding aanvragen wegens incomptabilité d'humeur, dan weet ik het niet! Wordt vervolgd. UITZEND De Raad Woensdag 1*2 2 uur in opt behandeling 1 gepubliceerde De heer G tijd na de oj 1. Vaststel gadering van Vastgesteld 2. Medede< Ingekomen a. Rekenin ven dezer g> 1934 (No. 331 Ten onrech het een aanbi aanbieding aa b. Rekenin ven der Vere verkeer „Soe 1053). Vastgesteld. c. Mededee veld, te Soest lid van het 1 heer van het (No. 3313). Voor kenni: d. Verzoek sche Vereenig

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1934 | | pagina 4