Nieuws- en Advertentieblad Verschijnt Woensdag en Zaterdag Gemeenteraad Verkregen rechten? Bekendmakingen Officieel fe'O Het groote werk. No. 87 (Gegarandeerde oplaag 3600 exemplaren). Twee en Twintigste Jaargdng Woensdag 31 October 1934 Bureau voor Administratie: VAN WEEDESTRAAT 7 SOESTDIJK Advertentiën worden ingewacht tot uiterlijk Dinsdags- en Vrijdagsmiddags 2 uur aan het Bureau v. Weedestraat 7 en aan het filiaal Soesterb.straat 8 Uitgave N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ, v.h. G. v.d. Bovenkamp Advertentiën: VAN 1-5 REGELS 75 CTS., ELKE REGEL MEER 15 CTS. Groote letters naar plaatsruimte BIJ ABONNEMENT KORTING ABONNEMENTSPRIJS: 1.— PER DRIE MAANDEN, Franco p. post REDACTIE- EN ADM.-ADRESv. WEEDESTR. 7 - TEL. 962 - GIRO 161165 HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ART. 15 VAN DE AUTEURSWET 1912 - STAATSBLAD No. 380 HINDERWET. Burgemeester en Wethouders der ge meente Soest; Gelet op het bepaalde bij de artt. li en 7 der Hinderwet; Brengen ter algemeene kennis: dat op de secretarie der gemeente ter vi sie is gelegd een verzoek met bijlagen van C. van Ee, Kerkstraat 7, te Soest, om ver gunning tot uitbreiding en wijziging der bestaande bakkerij, door bijplaatsing van een eierklutsmachine, gedreven door den bestaanden electromotor van 2 P.K., een beschuitsnijmachine, speculaassnijmach. en deegverdeelmachine, gedreven door hand kracht en het vervangen van de bestaande houtovens door een driedubbele heetelucht- oven in het perceel Kerkstr. No. 7, kad. gemeente Soest sectie A. No. 1436; dat op den 6den Nov. 1934, des vóór middags te 11 uren gelegenheid is om ten gemeentehuize bezwaren tegen het uitbrei den en wijzigen dier inrichting in te bren gen; en dat gedurende drie dagen vóór dien dag op de secretarie der gemeente van de ter zake ingekomen schrifturen kan worden kennisgenomen. De aandacht van belanghebbenden wordt er op gevestigd, dat niet tot eventueel be roep van de later op het verzoek te nemen beslissing gerechtigd zijn zij, die niet op de aangewezen plaats en het aangegeven uur in de vorengenoemde ingevolge art. 7 der Hinderwet te houden zitting zijn verschenen, ten einde hunne bezwaren mondeling toe te lichten. Soest, 23 Ocober 1934. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, G. Deketh. De Secretaxis, J. Batenburg. Men kan veilig aannemen, dat in ieder mensch feitelijk het verlangen leeft, be wust of onbewust, krachtig of wellicht heel flauwtjes en overschaduwd door ve lerlei andere gevoelens, om goed te zijn, om goede dingen te doen, om groote, kra nige, flinke dingen te doen. Of althans: de bewondering daarvoor. Dat ziet men heel duidelijk, wanneer er een meesleepende, nationale geesdrift ontstaat, wanneer een of meer landgenooten de een of andere grootsche, moeilijke, bewonderenswaardi ge taak of opdracht vervullen. Zooals in de dagen van de Pelikaan-tocht. En recen ter: tijdens de Melbourne race. Want wat is het, dat die geestdrift zoo aanwakkert? Het is de bewondering voor kordaatheid, voor moed, voor volharding, voor offer vaardigheid, voor opoffering van eigen gemak en welzijn ten bate van een groot ding: de eer. En die bewondering bewijst, dat er in talloos velen het verlangen leeft, die zelfde eigenschappen tot uiting te bren. gen, en dat men er zich over verheugt, dat anderen in staat zijn door het toepassen van die eigenschappen iets moois tot stand te bren'gen voor hetoog van heel de we- te brengen voor het oog van heel de we- heele wereld. Het is ook de ingeboren neiging tot het goede, die sterker is dan die tot het kwa de, welke de schaal der moraal doet over hellen. Het is deze ingeboren neiging tot het goede, die ons een maatstaf voor de moraal verschaft, en 'die het mogelijk maakt, de maatschappij in stand te houden. De heele maatschappij, de heele samenle ving, het heele ingewikkelde weefsel van handel en verkeer, de handelingen en ge dragingen der menschen, alles is geba seerd op de macht van het goede en de vooropstelling, die men van nature aan vaardt, dat de fundamenteele neiging van den mensch tot het goede uitgaat. Evenwel is er veel, dat ons wil beletten, steeds en altijd, onder alle omstandigheden het vol maakt goede te willen en na te streven, in een pogen het summum bonum te berei ken. En als we telkens weer zien, hoe dik wijls we nog falen en hoe vel en er zijn, die voortdurend falen, dan willenl we wel eens ontmoedigd zijn, en wanhopen aa'-n het goede streven, en dan willen we wel eens de goedbedoelde vermaningen en opwek kingen in woord en geschrift, als volmaakt nutteloos beschouwen, omdat het andere, het verkeerde, zoo'n macht en zoo n aan trekkelijkheid schijnt te bezitten, Kijk, we zijn wel eens ongeduldig en willen met één groOte stap alle verkeerd -denken en doen achter ons laten, en in die ééne groote stap het goede beriken. En als we dan het bij na onmogelijke en wanhopige daarvan zien dan zouden we het wel willen opgeven. Maar laten we even dit goed inzien: we veranderen ons karakter niet in één enke le stonde ten goede. Daar is inspanning en volharding voor noodig. Net zoo min als een beeldhouwer in één slag van zijn bei tel uit een ruwe klomp steen een schoon gevormd beeld fabriceert. Dat herinnert ons, aan de aardige gelij kenis die E. WÜnter onlangs in een En- gelsch blad vertelde. Heeft U wel eens een beeldhouwer aan het werk gezien, vroeg hij, die bezig was een menschelijk gelaat lang zaam uit steen te houwen? Dat wordt maar niet zoo in éénen gevormd, met één klap uit het steen geslagen. Wel duizend slagen vormen pas de ruwe omtrek, wel duizend fijne beiteltikjcs polijsten en vervolmaken het, brengen de fijne trekken aan en geven het de juiste uitdrukking. Het is een werk dat tijd eischt, maar ten' slotte kom de volle gelijkenis naar voren en staat daar vast en onveranderlijk in massief marmer. Zoo beitelt de mensch zijn eigen moreele gelij kenis uit. Eiken, dag voegt hij iets aan het werk toe. Duizend daden van gedachte en wil en streven vormen de gelaatstrekken en uitdrukkingGewoonten van liefde, goedheid, waarheid en onzelfzuch tigheid; gewoonten van oneerlijkheid, hartstocht en minderwaardig leven kne den en vormen het stil en onmerkbaar, tot het beeld ten slotte iets is, schoon om te aanschouwen of weerzinwekkend. Wanneer men goedheid uit de wereld weg zou ne men, zou de wereld ineenstorten en vernie tigd worden. Stel U de wereld voor zon der goede gedachten, goede bedoelingen, goede daden en goede ingevingenIn derdaad, het is de plicht van ieder wel denkend mensch, om goedheid aan te kweeken. FLORIS C. (Nadruk verboden). Miet dit opschrift heb ik op het oog de z.g. „onaantastbare aanspraken op een eenmaal vastgestelde bezoldiging of op een ,vast pensioen dit laatste dan veelal be stempeld met den naam van uitgesteld loon". Aan hen, die in deze tijden ter zake van loon of pensioen hoog opgeven van „ver kregen rechten", wil ik allereerst de vraag stellen, vooral aan de ouderen, wat zij om streeks het jaar 1920 gedaan hebben, toen _wegens sterke stijging van deni levens standaard de bedoelde inkomsten door het Rijk verhoogd zijn geworden. De In dische pensioenen bijv. zijn toen met 40 gestegen. Hebben zij toen die verhooging eweigerd? Ik durf wel bijna zeker te zeg gen, dat niemand dit standpunt toen heeft ingenomen. Ik acht dit trouwens alleszins begrijpelijk engerechtvaardigd. Maar is dan het Omgekeerde niet even eens gerechtvaardigd? De begrootingen zijn nergens sluitend te maken; de levensstandaard is aanmerke lijk verlaagd. Bijna geen industrie kan zonder verlies werken. Is het dan nu onbillijk, dat de industrieel de loonen verlaagt? Deed hij dit niet, '.dan zou. hij spoedig genoodzaakt zijn het bedrijf geheel te sluiten met alle noodlottige ge volgen daarvan voor zijn geheele personeel. Maar als men de zooeven gestelde vraag ontkennend beantwoordt, dan vraag ik, is het dan wel onbillijk, dat ook de overheid, die voor dezelfde moeilijkheden staat, maar die in elk geval haar bedrijf niet kan slui ten, eveneens handelt en de loonen maar ook de pensioenen verlaagt? Men kan nu wel zeggen, .dat de overheid het toch zelf in de hand heeft om door be- lastingverhooging zich de noodige fondsen te verschaffen en het vooral maar van de kapitalisten moet halen. Maar dan houdt men geen rekening met de verwoestingen, die deze veeljarige cri sis reeds 'heeft aangericht onder inkomsten en kapitalen van hen, die niet in openbaren, dienst zijn. Juist dezer dagen zag ik eenige statis tische gegevens van Rotterdam, waaruit bleek, dat de gezamenlijke inkomens der Rotterdammers in deze enkele crisisjaren met 35 zijn verminderd! Zegt U dit niet iets? Gemiddeld 35 wil zeggen, dat talloos vele particulieren reeds veel meer dan 35 moeten missen. En die menschen zou men nog steeds zwaarder willen belasten om zelf vrij te blijven van korting en dus dank zij den verlaagden levensstandaard zelf als crisis-winner te kunnen genieten! Er zijn geen erger dooven dan zij, die niet hooren willen, en ook nu verwacht ik, dat ik voor zeer vele doovemans ooren spreekt. Bij zoo'n hopeloos geval, zou men dus wel kunnen zwijgen, maar ik hoorde, dat er thans menschen zijn, die nu de liberalen maar weer de schuld geven en die luide verkondigen, dat zij nooit meer op een li- beraal zullen stemmen!? Men raakt aldus de belangen van de par. tij, waartoe ik behoor en .daar meen ik te gen in verzet te moeten komen. Juist de liberalen toch zijn het geweest, die iaren achtereen hebben gewaarschuwd tegen de te groote uitgaven voor den openbaren dienst en. die dus geijverd hebben voor het sluitend houden der begrootingen. Ware hun raad gevolgd, dan zou men nu allicht iets minder diep in de put gezeten hebben en dan zouden wellicht pok de nu toege paste kortingen van kleiner omvang heb ben kunnen zijn. Zijn zij de liberalen dan nu verant woordelijk voor die kortingen? In parle ment en ministerie is toch waarlijk hun aantal niet doorslag-gevend. En wil men voorbeelden van hetgeen door liberalen ter bezuiniging is voorge steld? Ik wil hier slechts eenige punten, die men hier overigens kan weten, doen volgen: Waren het niet steeds de liberalen, die zich gekant hebben tegen de millioenen- verslindende uitgaven voor het bijzonder onderwijs? Waren het niet de liberalen, die in Am sterdam zich verzetten ^egen de tonnen- kostende maatregelen van een uiterst-links gegroepeerd college van B. en W.? Waren het niet de Vrijh:bonders in dien raad, die voorstelden om de presciiitie-gel- den der raadsleden te verlagen? En was het niet een liberaal lid van den Soester Raad, die wist te verkrijgen, dat in de provincie Utrecht voor Burgemees ters, Secretarissen en Ontvangers vroege re Indische dienstjaren waarvoor reeds pensioen werd genoten niet zouden mee tellen voor tractementsverhooging in hun functie hier te lande? (Hier dreigde, zqo waar, een dubbel toegepaste cumulatie!) Het 'was hetzelfde Raadslid, die de be lachelijk opgedreven wachtgeldregeling voor de ambtenaren althans eenigermate aan banden wist te leggen. (Een maatre gel, die na dien ook in enkele andere gemeenten, is gevolgd). En was het ook niet weer de Vrijh.bon- der, die hier tegen den zin van B. en W. die gaarne wat ruim in hun middelen wilden zitten wist door te zetten, dat de opcenten! op de gemeentcfondsbelasting op 45 werden gesteld in plaats van op 55? (Welk cijfer tot nu toe nog is gehandhaafd). Was het niet een liberaal, die reeds 3 jaren geleden in den Raad zeide, dat ook hier de loonen omlaag moesten, wat toen maals uiterst links beantwoordde met dit „een schande" te noemen.? Men leeft gauw en men vergeet snel. Het volgend jaar moet men weer een nieuwen Raad kiezen. Daarom zij het ook nog wat vroeg wil ik de geheugens vast eens wat opfrisschen, op gevaar af, dat ook hetgeen ik thans schreef, over 6 maanden weer vergeten zal zijn. Maar voorloopig hoop ik toch, hiermee duidelijk te hebben gemaakt, dat, wie' zegt zijn pensioenkorting te willen beantwoor den door niet op een liberaal te stemmen, m.i. een -buitengewone a «vaasheid verkon digt en tegen zijn eigen belang handelt! W. H. C. DOORMAN. LIJST VAN INGEKOMEN STUKKEN voor de raadsvergadering van Woensdag 31 October 1934. a. Overzicht van het gasbedrijf over de maand September 1934 (No. 240). b. Adres van den Soester Besturen bond houdende verzoek er bij de Regeering op aan te dringen verbeteringen aan te brengen in den aan werkloozen te verstrek ken steun met voorstel van B. en Wi (No. 3736). c.' Een adres van het lid van den Raad A. Mulder verzoekende in de eerstvolgen de raadsvergadering te mogen spreken over de wijze van afdoening door B. en W. van een door hem in de vorige raadsvergade ring met gesloten deuren besproken punt, en voorstellen te doen tot het verkrijgen van een onpartijdig onderzoek betreffende de hierbedoelde aangelegenheid (No. 3245). Punt 5 van de Agenda. Salarieering gemeenjtepersoneel. B. en W. schrijven hieromtrent aan den Raad: Zooals Uwen raad bekend is, is sinds eenigen tijd bij ons College een voorstel aanhangig tot herziening der salarieering van het gemeentepersoneel. Bij deze herziening zouden tevens zoo mo gelijk de onbillijkheden; die in de oude sa larisregeling aanwezig zijn of die tengevol ge van de ingevoerde tijdelijke korting zijn ontstaan, worden weggenomen. Deze aangelegenheid is thans zeer urgent geworden door een drietal redenen, te we ten: le. de van hoogerhand gewenschte aanpassing van de salarissen en loonen van het in dienst der gemeente zijnde per soneel in rijksdienst; 2e. de financieele positie der gemeente die eischt dat de uitgaven op een lager peil wordenl gebracht en 3e. het eindigen der tijdelijke korting krachtens Uw besluit van 3 Mei 1933, No. 2837. Betreffende het sub le genoemde, wijzen wij U erop, dat uit de gebeurtenissen van den laatsten tijd blijkt dat de regeering, in overeenstemming met de commissie Schou ten, voor ,de toekomstige gemeentelijke loonpolitiek ten aanzien; van de salarissen der ambtenaren de rijkssalarissen als grondslag wenscht te beschouwen en ten aanzien van de loonen der werklieden aan passing wenscht aan die, welke in het par ticuliere bedrijf plaatselijk worden betaald. Ten aanzien van het ten 3e genoemd punt deel en wij U mede dat wij het piet raadzaam achten het stelsel der tijdelijke korting ook na 31 December 1934', het tijd stip waarop deze korting afloopt, nog lan ger te handhaven nu allerwege de sala rissen tot een lager niveau worden terug gebracht. Door de tijdelijkheid dier kor- ting worden namelijk de pensioensgrond slagen niet aangetast en daarom kunstma tig hoog gehouden, hetgeen van de ge meente en de betrokken ambtenaren finan cieele lasten vraagt, die niet meer even redig zijn aan de salarieering. Voor de ambtenaren klemt dit argument temeer nu het verhaal van bijdragen voor eigen- en gezinspensioen imperatief is ge steld op resp. 4Y> en 5J£ van den grond slag. Als resultaat van het overleg tusschen ons College en de salariscommissie uit Uwen raad bieden wij U hierbij in ont werp ter vaststelling aan de nieuwe sala ris-verordening met de daarbij behoorende bijlagen. Bij het vaststellen van de daarin genoem de normen zijn wij uitgegaan van de ge dachte dat het bestaande stelsel van de gemeentelijke salarisregeling in hoofdzaak moet blijven gehandhaafd met dien ver stande dat het geheel op een lager peil is vastgesteld. Wel worden op enkele rangen grootere kortingen toegepast dan op de overige en wordt een enkele rang in maximum niet verlaagd, ja zelfs verhoogd, doch zulks is het gevolg van de in den aanhef genoemde wegneming van bestaande onbillijkheden. Er is naar gestreefd iedere rang opnieuw te waardeeren en zooveel mogelijk te ver gelijken met de overeenkomstige functie bij het rijk. Wij ontveinzen het niet dat een dergelijke vergelijking in de praktijk vele moeilijkheden geeft. In het algemeen is het verschil tusschen de bruto salarissen vol gends de oude salarisregeling van 1929 en die, welke U hierbij wordt aangeboden, minder dan 10 Hierbij dient echter :n het oog gehouden te worden, dat don de wijziging der pensioenwet een hooger ver haal van* bijdragen, n.1. als regel 4% van den ambtenaar wordt gev rderd. Voor de gevallen waarin het oodig was een achteruitgang in brutowedüc van meer dan 10 toe te passen, is de overgangs bepaling van artikel 21, 2e lid, opgenomen, waardoor een te groote verlaging ineens wordt voorkomen. Al hetgeen boven deze 10 wordt gekort, wordt verdeeld over een viertal jaren. De minima en maxima der aan iederen rang toegekende wedde zoowel nominaal als reëel volgens de salaris-regeling van 1929 en >de thans voorgestelde regeling zijn opgenomen^ in den als bijlage hierbij over- gelegden staat. Op dezen staat zijn tevens vermeld de bedragen welke in minimum en maximum worden genoten na toepas sing van de tijdelijke korting. Ter toelichting wordt vermeld dat de op den staat genoemde bedragen zijn be rekend voor gehuwde ambtenaren, terwijl voorts als verhaal voor pensioensbijdragen zijn afgetrokken de bedragen, welke bere kend zijn over de pensioensgrondslagen zonder medetelling van eventueele, als deel van den pensioensgrondslag in aanmerking komende, emolumenten. Voorts vereischen nog enkele punten een nadere toelichting. A. Bijvoeging en splitsing van rangen. De betrekking „bevolkings-agent" „controleur armwezen" ds ingevoegd om dat het voor een goede dienstvervulling noodzakelijk is deze functie in de forma tie op te nemen. De bezoldiging is gelijk aan die van een ambtenaar ter secretarie. De rang „hoofdagent-rechercheur" bij de politie is ingevoegd om deze functie eenigs- zins hooger te kunnen waardeeren dan de rang van hoofdagent, zulks in verband met het verrichten van recherchediensten, het welk veelal buiten de gewone diensturen geschiedt. Deze hoogere bezoldiging treedt in de plaats van de buitengewone toelage voor recherchediensten, welke in vele ande re gemeenten wordt gegeven. Voorts is het wenschelijk gebleken de oude rang „klerk-typist(e)" te splitsen in „klerk" en „typist(e)", zulks in verband met de eischen die aan deze betrekkingen worden gesteld. Eindelijk zijn voor de werklieden thans eeni' viertal loongroepen voorgesteld in de plaats tredende van de twee bestaande gro pen „werklieden" en „vaklieden", waardoor het mogelijk is een meer juiste indeeling der werklieden te verkrijgen. B. Nieuw opgenomen regelingen. In de salarisregeling is opgenomen een jeugdaftrek voor ambtenaren welke den 21-jarigen leeftijd nog niet hebben bereikt. Tot np toe werden jeugdige ambtenaren aangesteld op telkens willekeurig vastge stelde bedragen, welke geen verband hiel den met het'minimum van den rang, waarin de ambtenaar bij het bereiken van den 21- jarigen leeftijd zou worden geplaatst. Door de thans voorgestelde aftrek-re geling wordt meer eenheid in de salariee. ring der jeugdige ambtenaren gebracht. Zulks is ook het geval met de belooning van de jeugdige werklieden, waarvoor thans afzonderlijke loon-schalen zijn voor gesteld. C. Kindertoeslagen. De kindertoeslag-regeling is, vergeleken met de thans bestaande regeling, uitge breid. Wordt thans deze toeslag alleen toege kend aan hen, die een salaris of loon ge nieten van 1500.'s jaars of daarbene den, in de voorgestelde regeling is deze begrenzing weggevallen, zoodat nu ook aan de ambtenaren kindertoeslag zal wor den uitbetaald. Bovendien wordt krachtens de bestaan de regeling de toelage ad 50.per kind toegekend vanaf het vierde kind beneden lö jaar, terwijl in de thans voorgestelde re geling de bepaling is opgenomen, dat de toeslag vanaf het derde kind beneden IS jaar wordt toegekend. Voor de werklieden bedraagt deze leeftijd 16 jaar en wordt de toelage berekend naar 1.per week. Deze uitbreiding van den kindertoeslag vindt haar oorzaak in de omstandigheid dat de salaris-regeling zooveel mogelijk is aan gepast aan de rijkssalarisregeling. Wel is de rijksregeling voor den ambtenaar gun stiger dan het aangeboden ontwerp-be- sluit, daar het rijk reeds vanaf het eerste kind een toeslag toekent, welke bovendien nog berekend wordt naar een zeker per centage van de wedde, maar hierbij mag niet uit het oog worden verloren dat de sa larisnormen, zooals deze in de voorge stelde regeling zijn opgenomen, gebaseerd zijn op een normaal gezin, d.w.z. een gezin met twee kinderen. Het bedrag der kindertoelage is gehand haafd op 50.per jaar (voor werklieden 1-per week), zulks in overeenstem ming met de toelage die voor het provin ciaal personeel in deze provincie is vast gesteld en welke ook geld voor de gemeen telijke ambtsdragers, wier wedden door de provincie worden vastgesteld. Georganiseerd overleg. Omtrent het oorspronkelijk ontwerp de zer salarisregeling is de commissie voor georganiseerd overleg gehoord. Een afdruk van het verslag der vergadering, waarin het bedoelde ontwerp is behandeld, wordt U hiernevens toegezonden. Zooals U uit de stukken kan blijken heeft ons College, in overleg met de salariscom missie, vele punten van het advies der commissie voor georganiseerd overleg overgenomen. Wij hebben evenwel gemeend dat niet moet worden opgevolgd het advies der commissie betreffende: a. het doen vervallen van den ongehuw- den-aftrek; b. het verlagen van den leeftijdsgrens, genoemd in artikel 14, 3e lid, voor zoover de werklieden betreft, van 23 tot 21 jaar en c. het bijvoegen van een vijfde loongroep voor de werklieden. Dringende redenen, om het advies in deze onderdeelen op te volgen, zijn naar onze meening niet aanwezig. Volledigheidshalve vermelden wij Lier voorts, dat de loonen der werklieden, waar omtrent in het verslag der commissie voor stellen worden gedaan, door ons College niet zijn aangehouden, op de bedragen die de bedoelde commissie heeft genoemd, doch, door afronding in de berekening, 1.per week lager zijn voorgesteld. In overeenstemming met de Commissie voor georganiseerd overleg stellen wij U voor de nieuwe salarisregelling te doen ingaan op 1 Januari a.s. Deze datum heeft uit het oogpunt der administratie bezien verschillende voordee- len vooral met het oog op de toekenning der periodieke verhogingen van de amb tenaren die op 1 Januari 1935 in gemeente dienst zijn. Nevens de ontwerp-verordening rege leinde de salarissen en loonen zijn bij de of- ficieele raadstukken in ontwerp nederge- legd een tweetal besluiten tot wijziging van de instructies voor den keuringsveearts en den hulpkeurmeester. Deze wijzigingen be treffen uitsluitend de wedden dezer func tionarissen, die in overeenstemming moeten worden gebracht met de bedragen, welke in de ontwerp-salarisregeling zijn opgeno men. Wij verzoeken U deze ontwerpbesluiten eveneens vast te stellen. 4e Afd. No. 2430. B. en W. schrijven hieromtrent aan den Raad: Naar aanleiding van een van hoogerhand ontvangen aanschrijving betreffende de sa larieering van het politiepersoneel stelt ons college voor dat gedeelte van de U toege zonden salarisregeling, dat betrekking .heeft op de politie niet in de raadsvergadering van den 31en October 1934 te behandelen, doch aan te houden en te zijner tijd, na hernieuwd overleg, in een afzonderlijke verordening te regelen. Punt 4 van de Agenda. Verhuizingskosten van gemeentepersoneel Wij deelen U mede dat -de volgende agenten van politie zijn of zullen worden overgeplaatst: a. H. Ch. L. Meijer, van Soesterberg naar Soest; b. G. van Hummel, van So'esterberg naar Soest en c. A. de Raadt, van Soest naar S'berg. Voorts is de gemeentewerkman L. Berg in verband met het aan den werkman J. H. Gijtenbeek te Soesterberg op 1 October j.1. verleend eervol ontslag overgeplaatst naar Soesterberg. Ingevolge de in de ambtenaren- en werk lieden-reglementen dezer gemeente opge nomen bepalingen ontvangen de ambtena ren en werklieden, die ter oorzake van de uitoefening van hun dienst, behoudens bij eerste aanstelling, moeten verhuizen, een door ons college te bepalen vergoeding wegens terzake gemaakte kosten en gele den schade. Overeenkomstig deze bepalin gen hebben wij de vergoeding voor den agent van politie H. Ch. L. Meijer bepaajd op 82.en die voor den gemeentewerk man L. Berg op 70.:—. De verhuizing der agenten van politie van Hummel en de Raadt heeft nog niet plaats gehad. Aangezien op de begrooting voor den loopenden dienst geen krediet voor het be talen van bovengemelde kosten van verhui zing aanwezig is, verzoeken wij U ons

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1934 | | pagina 1