Nieuws- en Advertentieblad
Verschijnt Woensdag en Zaterdag
Gemeenteraad
Verkregen rechten?
Bekendmakingen
Officieel fe'O
Het groote werk.
No. 87
(Gegarandeerde oplaag 3600 exemplaren).
Twee en Twintigste Jaargdng
Woensdag 31 October 1934
Bureau voor Administratie: VAN WEEDESTRAAT 7 SOESTDIJK
Advertentiën worden ingewacht tot uiterlijk Dinsdags- en Vrijdagsmiddags
2 uur aan het Bureau v. Weedestraat 7 en aan het filiaal Soesterb.straat 8
Uitgave N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ, v.h. G. v.d. Bovenkamp
Advertentiën: VAN 1-5 REGELS 75 CTS., ELKE REGEL MEER 15 CTS.
Groote letters naar plaatsruimte BIJ ABONNEMENT KORTING
ABONNEMENTSPRIJS: 1.— PER DRIE MAANDEN, Franco p. post
REDACTIE- EN ADM.-ADRESv. WEEDESTR. 7 - TEL. 962 - GIRO 161165
HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ART. 15 VAN DE AUTEURSWET 1912 - STAATSBLAD No. 380
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders der ge
meente Soest;
Gelet op het bepaalde bij de artt. li en 7
der Hinderwet;
Brengen ter algemeene kennis:
dat op de secretarie der gemeente ter vi
sie is gelegd een verzoek met bijlagen van
C. van Ee, Kerkstraat 7, te Soest, om ver
gunning tot uitbreiding en wijziging der
bestaande bakkerij, door bijplaatsing van
een eierklutsmachine, gedreven door den
bestaanden electromotor van 2 P.K., een
beschuitsnijmachine, speculaassnijmach. en
deegverdeelmachine, gedreven door hand
kracht en het vervangen van de bestaande
houtovens door een driedubbele heetelucht-
oven in het perceel Kerkstr. No. 7, kad.
gemeente Soest sectie A. No. 1436;
dat op den 6den Nov. 1934, des vóór
middags te 11 uren gelegenheid is om ten
gemeentehuize bezwaren tegen het uitbrei
den en wijzigen dier inrichting in te bren
gen;
en dat gedurende drie dagen vóór dien
dag op de secretarie der gemeente van de
ter zake ingekomen schrifturen kan worden
kennisgenomen.
De aandacht van belanghebbenden wordt
er op gevestigd, dat niet tot eventueel be
roep van de later op het verzoek te nemen
beslissing gerechtigd zijn zij, die niet op
de aangewezen plaats en het aangegeven
uur in de vorengenoemde ingevolge art.
7 der Hinderwet te houden zitting zijn
verschenen, ten einde hunne bezwaren
mondeling toe te lichten.
Soest, 23 Ocober 1934.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester, G. Deketh.
De Secretaxis, J. Batenburg.
Men kan veilig aannemen, dat in ieder
mensch feitelijk het verlangen leeft, be
wust of onbewust, krachtig of wellicht
heel flauwtjes en overschaduwd door ve
lerlei andere gevoelens, om goed te zijn,
om goede dingen te doen, om groote, kra
nige, flinke dingen te doen. Of althans: de
bewondering daarvoor. Dat ziet men heel
duidelijk, wanneer er een meesleepende,
nationale geesdrift ontstaat, wanneer een
of meer landgenooten de een of andere
grootsche, moeilijke, bewonderenswaardi
ge taak of opdracht vervullen. Zooals in
de dagen van de Pelikaan-tocht. En recen
ter: tijdens de Melbourne race. Want wat
is het, dat die geestdrift zoo aanwakkert?
Het is de bewondering voor kordaatheid,
voor moed, voor volharding, voor offer
vaardigheid, voor opoffering van eigen
gemak en welzijn ten bate van een groot
ding: de eer. En die bewondering bewijst,
dat er in talloos velen het verlangen leeft,
die zelfde eigenschappen tot uiting te bren.
gen, en dat men er zich over verheugt, dat
anderen in staat zijn door het toepassen
van die eigenschappen iets moois tot stand
te bren'gen voor hetoog van heel de we-
te brengen voor het oog van heel de we-
heele wereld.
Het is ook de ingeboren neiging tot het
goede, die sterker is dan die tot het kwa
de, welke de schaal der moraal doet over
hellen. Het is deze ingeboren neiging tot
het goede, die ons een maatstaf voor de
moraal verschaft, en 'die het mogelijk
maakt, de maatschappij in stand te houden.
De heele maatschappij, de heele samenle
ving, het heele ingewikkelde weefsel van
handel en verkeer, de handelingen en ge
dragingen der menschen, alles is geba
seerd op de macht van het goede en de
vooropstelling, die men van nature aan
vaardt, dat de fundamenteele neiging van
den mensch tot het goede uitgaat. Evenwel
is er veel, dat ons wil beletten, steeds en
altijd, onder alle omstandigheden het vol
maakt goede te willen en na te streven, in
een pogen het summum bonum te berei
ken. En als we telkens weer zien, hoe dik
wijls we nog falen en hoe vel en er zijn, die
voortdurend falen, dan willenl we wel eens
ontmoedigd zijn, en wanhopen aa'-n het
goede streven, en dan willen we wel eens
de goedbedoelde vermaningen en opwek
kingen in woord en geschrift, als volmaakt
nutteloos beschouwen, omdat het andere,
het verkeerde, zoo'n macht en zoo n aan
trekkelijkheid schijnt te bezitten, Kijk, we
zijn wel eens ongeduldig en willen met één
groOte stap alle verkeerd -denken en doen
achter ons laten, en in die ééne groote stap
het goede beriken. En als we dan het bij
na onmogelijke en wanhopige daarvan zien
dan zouden we het wel willen opgeven.
Maar laten we even dit goed inzien: we
veranderen ons karakter niet in één enke
le stonde ten goede. Daar is inspanning en
volharding voor noodig. Net zoo min als
een beeldhouwer in één slag van zijn bei
tel uit een ruwe klomp steen een schoon
gevormd beeld fabriceert.
Dat herinnert ons, aan de aardige gelij
kenis die E. WÜnter onlangs in een En-
gelsch blad vertelde. Heeft U wel eens een
beeldhouwer aan het werk gezien, vroeg hij,
die bezig was een menschelijk gelaat lang
zaam uit steen te houwen? Dat wordt maar
niet zoo in éénen gevormd, met één klap
uit het steen geslagen. Wel duizend slagen
vormen pas de ruwe omtrek, wel duizend
fijne beiteltikjcs polijsten en vervolmaken
het, brengen de fijne trekken aan en geven
het de juiste uitdrukking. Het is een werk
dat tijd eischt, maar ten' slotte kom de volle
gelijkenis naar voren en staat daar vast en
onveranderlijk in massief marmer. Zoo
beitelt de mensch zijn eigen moreele gelij
kenis uit. Eiken, dag voegt hij iets aan het
werk toe. Duizend daden van gedachte en
wil en streven vormen de gelaatstrekken
en uitdrukkingGewoonten van
liefde, goedheid, waarheid en onzelfzuch
tigheid; gewoonten van oneerlijkheid,
hartstocht en minderwaardig leven kne
den en vormen het stil en onmerkbaar, tot
het beeld ten slotte iets is, schoon om te
aanschouwen of weerzinwekkend. Wanneer
men goedheid uit de wereld weg zou ne
men, zou de wereld ineenstorten en vernie
tigd worden. Stel U de wereld voor zon
der goede gedachten, goede bedoelingen,
goede daden en goede ingevingenIn
derdaad, het is de plicht van ieder wel
denkend mensch, om goedheid aan te
kweeken.
FLORIS C.
(Nadruk verboden).
Miet dit opschrift heb ik op het oog de
z.g. „onaantastbare aanspraken op een
eenmaal vastgestelde bezoldiging of op een
,vast pensioen dit laatste dan veelal be
stempeld met den naam van uitgesteld
loon".
Aan hen, die in deze tijden ter zake van
loon of pensioen hoog opgeven van „ver
kregen rechten", wil ik allereerst de vraag
stellen, vooral aan de ouderen, wat zij om
streeks het jaar 1920 gedaan hebben, toen
_wegens sterke stijging van deni levens
standaard de bedoelde inkomsten door
het Rijk verhoogd zijn geworden. De In
dische pensioenen bijv. zijn toen met 40
gestegen. Hebben zij toen die verhooging
eweigerd? Ik durf wel bijna zeker te zeg
gen, dat niemand dit standpunt toen heeft
ingenomen. Ik acht dit trouwens alleszins
begrijpelijk engerechtvaardigd.
Maar is dan het Omgekeerde niet even
eens gerechtvaardigd?
De begrootingen zijn nergens sluitend te
maken; de levensstandaard is aanmerke
lijk verlaagd. Bijna geen industrie kan
zonder verlies werken.
Is het dan nu onbillijk, dat de industrieel
de loonen verlaagt? Deed hij dit niet, '.dan
zou. hij spoedig genoodzaakt zijn het bedrijf
geheel te sluiten met alle noodlottige ge
volgen daarvan voor zijn geheele personeel.
Maar als men de zooeven gestelde vraag
ontkennend beantwoordt, dan vraag ik, is
het dan wel onbillijk, dat ook de overheid,
die voor dezelfde moeilijkheden staat, maar
die in elk geval haar bedrijf niet kan slui
ten, eveneens handelt en de loonen
maar ook de pensioenen verlaagt?
Men kan nu wel zeggen, .dat de overheid
het toch zelf in de hand heeft om door be-
lastingverhooging zich de noodige fondsen
te verschaffen en het vooral maar van de
kapitalisten moet halen.
Maar dan houdt men geen rekening met
de verwoestingen, die deze veeljarige cri
sis reeds 'heeft aangericht onder inkomsten
en kapitalen van hen, die niet in openbaren,
dienst zijn.
Juist dezer dagen zag ik eenige statis
tische gegevens van Rotterdam, waaruit
bleek, dat de gezamenlijke inkomens der
Rotterdammers in deze enkele crisisjaren
met 35 zijn verminderd!
Zegt U dit niet iets? Gemiddeld 35 wil
zeggen, dat talloos vele particulieren reeds
veel meer dan 35 moeten missen. En die
menschen zou men nog steeds zwaarder
willen belasten om zelf vrij te blijven van
korting en dus dank zij den verlaagden
levensstandaard zelf als crisis-winner te
kunnen genieten!
Er zijn geen erger dooven dan zij, die
niet hooren willen, en ook nu verwacht ik,
dat ik voor zeer vele doovemans ooren
spreekt.
Bij zoo'n hopeloos geval, zou men dus
wel kunnen zwijgen, maar ik hoorde, dat
er thans menschen zijn, die nu de liberalen
maar weer de schuld geven en die luide
verkondigen, dat zij nooit meer op een li-
beraal zullen stemmen!?
Men raakt aldus de belangen van de par.
tij, waartoe ik behoor en .daar meen ik te
gen in verzet te moeten komen. Juist de
liberalen toch zijn het geweest, die iaren
achtereen hebben gewaarschuwd tegen de
te groote uitgaven voor den openbaren
dienst en. die dus geijverd hebben voor het
sluitend houden der begrootingen. Ware
hun raad gevolgd, dan zou men nu allicht
iets minder diep in de put gezeten hebben
en dan zouden wellicht pok de nu toege
paste kortingen van kleiner omvang heb
ben kunnen zijn.
Zijn zij de liberalen dan nu verant
woordelijk voor die kortingen? In parle
ment en ministerie is toch waarlijk hun
aantal niet doorslag-gevend.
En wil men voorbeelden van hetgeen
door liberalen ter bezuiniging is voorge
steld? Ik wil hier slechts eenige punten,
die men hier overigens kan weten, doen
volgen:
Waren het niet steeds de liberalen, die
zich gekant hebben tegen de millioenen-
verslindende uitgaven voor het bijzonder
onderwijs?
Waren het niet de liberalen, die in Am
sterdam zich verzetten ^egen de tonnen-
kostende maatregelen van een uiterst-links
gegroepeerd college van B. en W.?
Waren het niet de Vrijh:bonders in dien
raad, die voorstelden om de presciiitie-gel-
den der raadsleden te verlagen?
En was het niet een liberaal lid van den
Soester Raad, die wist te verkrijgen, dat
in de provincie Utrecht voor Burgemees
ters, Secretarissen en Ontvangers vroege
re Indische dienstjaren waarvoor reeds
pensioen werd genoten niet zouden mee
tellen voor tractementsverhooging in hun
functie hier te lande? (Hier dreigde, zqo
waar, een dubbel toegepaste cumulatie!)
Het 'was hetzelfde Raadslid, die de be
lachelijk opgedreven wachtgeldregeling
voor de ambtenaren althans eenigermate
aan banden wist te leggen. (Een maatre
gel, die na dien ook in enkele andere
gemeenten, is gevolgd).
En was het ook niet weer de Vrijh.bon-
der, die hier tegen den zin van B. en W.
die gaarne wat ruim in hun middelen
wilden zitten wist door te zetten, dat de
opcenten! op de gemeentcfondsbelasting op
45 werden gesteld in plaats van op 55?
(Welk cijfer tot nu toe nog is gehandhaafd).
Was het niet een liberaal, die reeds 3
jaren geleden in den Raad zeide, dat ook
hier de loonen omlaag moesten, wat toen
maals uiterst links beantwoordde met dit
„een schande" te noemen.?
Men leeft gauw en men vergeet snel.
Het volgend jaar moet men weer een
nieuwen Raad kiezen. Daarom zij het
ook nog wat vroeg wil ik de geheugens
vast eens wat opfrisschen, op gevaar af,
dat ook hetgeen ik thans schreef, over 6
maanden weer vergeten zal zijn.
Maar voorloopig hoop ik toch, hiermee
duidelijk te hebben gemaakt, dat, wie' zegt
zijn pensioenkorting te willen beantwoor
den door niet op een liberaal te stemmen,
m.i. een -buitengewone a «vaasheid verkon
digt en tegen zijn eigen belang handelt!
W. H. C. DOORMAN.
LIJST VAN INGEKOMEN STUKKEN
voor de raadsvergadering van Woensdag
31 October 1934.
a. Overzicht van het gasbedrijf over de
maand September 1934 (No. 240).
b. Adres van den Soester Besturen
bond houdende verzoek er bij de Regeering
op aan te dringen verbeteringen aan te
brengen in den aan werkloozen te verstrek
ken steun met voorstel van B. en Wi (No.
3736).
c.' Een adres van het lid van den Raad
A. Mulder verzoekende in de eerstvolgen
de raadsvergadering te mogen spreken over
de wijze van afdoening door B. en W. van
een door hem in de vorige raadsvergade
ring met gesloten deuren besproken punt, en
voorstellen te doen tot het verkrijgen van
een onpartijdig onderzoek betreffende de
hierbedoelde aangelegenheid (No. 3245).
Punt 5 van de Agenda.
Salarieering gemeenjtepersoneel.
B. en W. schrijven hieromtrent aan den
Raad:
Zooals Uwen raad bekend is, is sinds
eenigen tijd bij ons College een voorstel
aanhangig tot herziening der salarieering
van het gemeentepersoneel.
Bij deze herziening zouden tevens zoo mo
gelijk de onbillijkheden; die in de oude sa
larisregeling aanwezig zijn of die tengevol
ge van de ingevoerde tijdelijke korting zijn
ontstaan, worden weggenomen.
Deze aangelegenheid is thans zeer urgent
geworden door een drietal redenen, te we
ten:
le. de van hoogerhand gewenschte
aanpassing van de salarissen en loonen
van het in dienst der gemeente zijnde per
soneel in rijksdienst;
2e. de financieele positie der gemeente
die eischt dat de uitgaven op een lager peil
wordenl gebracht en
3e. het eindigen der tijdelijke korting
krachtens Uw besluit van 3 Mei 1933, No.
2837.
Betreffende het sub le genoemde, wijzen
wij U erop, dat uit de gebeurtenissen van
den laatsten tijd blijkt dat de regeering, in
overeenstemming met de commissie Schou
ten, voor ,de toekomstige gemeentelijke
loonpolitiek ten aanzien; van de salarissen
der ambtenaren de rijkssalarissen als
grondslag wenscht te beschouwen en ten
aanzien van de loonen der werklieden aan
passing wenscht aan die, welke in het par
ticuliere bedrijf plaatselijk worden betaald.
Ten aanzien van het ten 3e genoemd
punt deel en wij U mede dat wij het piet
raadzaam achten het stelsel der tijdelijke
korting ook na 31 December 1934', het tijd
stip waarop deze korting afloopt, nog lan
ger te handhaven nu allerwege de sala
rissen tot een lager niveau worden terug
gebracht. Door de tijdelijkheid dier kor-
ting worden namelijk de pensioensgrond
slagen niet aangetast en daarom kunstma
tig hoog gehouden, hetgeen van de ge
meente en de betrokken ambtenaren finan
cieele lasten vraagt, die niet meer even
redig zijn aan de salarieering.
Voor de ambtenaren klemt dit argument
temeer nu het verhaal van bijdragen voor
eigen- en gezinspensioen imperatief is ge
steld op resp. 4Y> en 5J£ van den grond
slag.
Als resultaat van het overleg tusschen
ons College en de salariscommissie uit
Uwen raad bieden wij U hierbij in ont
werp ter vaststelling aan de nieuwe sala
ris-verordening met de daarbij behoorende
bijlagen.
Bij het vaststellen van de daarin genoem
de normen zijn wij uitgegaan van de ge
dachte dat het bestaande stelsel van de
gemeentelijke salarisregeling in hoofdzaak
moet blijven gehandhaafd met dien ver
stande dat het geheel op een lager peil is
vastgesteld.
Wel worden op enkele rangen grootere
kortingen toegepast dan op de overige en
wordt een enkele rang in maximum niet
verlaagd, ja zelfs verhoogd, doch zulks is
het gevolg van de in den aanhef genoemde
wegneming van bestaande onbillijkheden.
Er is naar gestreefd iedere rang opnieuw
te waardeeren en zooveel mogelijk te ver
gelijken met de overeenkomstige functie
bij het rijk. Wij ontveinzen het niet dat een
dergelijke vergelijking in de praktijk vele
moeilijkheden geeft. In het algemeen is het
verschil tusschen de bruto salarissen vol
gends de oude salarisregeling van 1929 en
die, welke U hierbij wordt aangeboden,
minder dan 10 Hierbij dient echter :n
het oog gehouden te worden, dat don de
wijziging der pensioenwet een hooger ver
haal van* bijdragen, n.1. als regel 4%
van den ambtenaar wordt gev rderd.
Voor de gevallen waarin het oodig was
een achteruitgang in brutowedüc van meer
dan 10 toe te passen, is de overgangs
bepaling van artikel 21, 2e lid, opgenomen,
waardoor een te groote verlaging ineens
wordt voorkomen. Al hetgeen boven deze
10 wordt gekort, wordt verdeeld over
een viertal jaren.
De minima en maxima der aan iederen
rang toegekende wedde zoowel nominaal
als reëel volgens de salaris-regeling van
1929 en >de thans voorgestelde regeling zijn
opgenomen^ in den als bijlage hierbij over-
gelegden staat. Op dezen staat zijn tevens
vermeld de bedragen welke in minimum
en maximum worden genoten na toepas
sing van de tijdelijke korting.
Ter toelichting wordt vermeld dat de
op den staat genoemde bedragen zijn be
rekend voor gehuwde ambtenaren, terwijl
voorts als verhaal voor pensioensbijdragen
zijn afgetrokken de bedragen, welke bere
kend zijn over de pensioensgrondslagen
zonder medetelling van eventueele, als deel
van den pensioensgrondslag in aanmerking
komende, emolumenten.
Voorts vereischen nog enkele punten een
nadere toelichting.
A. Bijvoeging en splitsing van rangen.
De betrekking „bevolkings-agent"
„controleur armwezen" ds ingevoegd om
dat het voor een goede dienstvervulling
noodzakelijk is deze functie in de forma
tie op te nemen.
De bezoldiging is gelijk aan die van een
ambtenaar ter secretarie.
De rang „hoofdagent-rechercheur" bij de
politie is ingevoegd om deze functie eenigs-
zins hooger te kunnen waardeeren dan de
rang van hoofdagent, zulks in verband met
het verrichten van recherchediensten, het
welk veelal buiten de gewone diensturen
geschiedt. Deze hoogere bezoldiging treedt
in de plaats van de buitengewone toelage
voor recherchediensten, welke in vele ande
re gemeenten wordt gegeven.
Voorts is het wenschelijk gebleken de
oude rang „klerk-typist(e)" te splitsen in
„klerk" en „typist(e)", zulks in verband
met de eischen die aan deze betrekkingen
worden gesteld.
Eindelijk zijn voor de werklieden thans
eeni' viertal loongroepen voorgesteld in de
plaats tredende van de twee bestaande
gro pen „werklieden" en „vaklieden",
waardoor het mogelijk is een meer juiste
indeeling der werklieden te verkrijgen.
B. Nieuw opgenomen regelingen.
In de salarisregeling is opgenomen een
jeugdaftrek voor ambtenaren welke den
21-jarigen leeftijd nog niet hebben bereikt.
Tot np toe werden jeugdige ambtenaren
aangesteld op telkens willekeurig vastge
stelde bedragen, welke geen verband hiel
den met het'minimum van den rang, waarin
de ambtenaar bij het bereiken van den 21-
jarigen leeftijd zou worden geplaatst.
Door de thans voorgestelde aftrek-re
geling wordt meer eenheid in de salariee.
ring der jeugdige ambtenaren gebracht.
Zulks is ook het geval met de belooning
van de jeugdige werklieden, waarvoor
thans afzonderlijke loon-schalen zijn voor
gesteld.
C. Kindertoeslagen.
De kindertoeslag-regeling is, vergeleken
met de thans bestaande regeling, uitge
breid.
Wordt thans deze toeslag alleen toege
kend aan hen, die een salaris of loon ge
nieten van 1500.'s jaars of daarbene
den, in de voorgestelde regeling is deze
begrenzing weggevallen, zoodat nu ook
aan de ambtenaren kindertoeslag zal wor
den uitbetaald.
Bovendien wordt krachtens de bestaan
de regeling de toelage ad 50.per kind
toegekend vanaf het vierde kind beneden lö
jaar, terwijl in de thans voorgestelde re
geling de bepaling is opgenomen, dat de
toeslag vanaf het derde kind beneden IS
jaar wordt toegekend. Voor de werklieden
bedraagt deze leeftijd 16 jaar en wordt de
toelage berekend naar 1.per week.
Deze uitbreiding van den kindertoeslag
vindt haar oorzaak in de omstandigheid dat
de salaris-regeling zooveel mogelijk is aan
gepast aan de rijkssalarisregeling. Wel is
de rijksregeling voor den ambtenaar gun
stiger dan het aangeboden ontwerp-be-
sluit, daar het rijk reeds vanaf het eerste
kind een toeslag toekent, welke bovendien
nog berekend wordt naar een zeker per
centage van de wedde, maar hierbij mag
niet uit het oog worden verloren dat de sa
larisnormen, zooals deze in de voorge
stelde regeling zijn opgenomen, gebaseerd
zijn op een normaal gezin, d.w.z. een gezin
met twee kinderen.
Het bedrag der kindertoelage is gehand
haafd op 50.per jaar (voor werklieden
1-per week), zulks in overeenstem
ming met de toelage die voor het provin
ciaal personeel in deze provincie is vast
gesteld en welke ook geld voor de gemeen
telijke ambtsdragers, wier wedden door
de provincie worden vastgesteld.
Georganiseerd overleg.
Omtrent het oorspronkelijk ontwerp de
zer salarisregeling is de commissie voor
georganiseerd overleg gehoord. Een afdruk
van het verslag der vergadering, waarin het
bedoelde ontwerp is behandeld, wordt U
hiernevens toegezonden.
Zooals U uit de stukken kan blijken heeft
ons College, in overleg met de salariscom
missie, vele punten van het advies der
commissie voor georganiseerd overleg
overgenomen.
Wij hebben evenwel gemeend dat niet
moet worden opgevolgd het advies der
commissie betreffende:
a. het doen vervallen van den ongehuw-
den-aftrek;
b. het verlagen van den leeftijdsgrens,
genoemd in artikel 14, 3e lid, voor zoover
de werklieden betreft, van 23 tot 21 jaar en
c. het bijvoegen van een vijfde loongroep
voor de werklieden.
Dringende redenen, om het advies in deze
onderdeelen op te volgen, zijn naar onze
meening niet aanwezig.
Volledigheidshalve vermelden wij Lier
voorts, dat de loonen der werklieden, waar
omtrent in het verslag der commissie voor
stellen worden gedaan, door ons College
niet zijn aangehouden, op de bedragen die
de bedoelde commissie heeft genoemd,
doch, door afronding in de berekening,
1.per week lager zijn voorgesteld.
In overeenstemming met de Commissie
voor georganiseerd overleg stellen wij U
voor de nieuwe salarisregelling te doen
ingaan op 1 Januari a.s.
Deze datum heeft uit het oogpunt der
administratie bezien verschillende voordee-
len vooral met het oog op de toekenning
der periodieke verhogingen van de amb
tenaren die op 1 Januari 1935 in gemeente
dienst zijn.
Nevens de ontwerp-verordening rege
leinde de salarissen en loonen zijn bij de of-
ficieele raadstukken in ontwerp nederge-
legd een tweetal besluiten tot wijziging van
de instructies voor den keuringsveearts en
den hulpkeurmeester. Deze wijzigingen be
treffen uitsluitend de wedden dezer func
tionarissen, die in overeenstemming moeten
worden gebracht met de bedragen, welke
in de ontwerp-salarisregeling zijn opgeno
men.
Wij verzoeken U deze ontwerpbesluiten
eveneens vast te stellen.
4e Afd. No. 2430.
B. en W. schrijven hieromtrent aan den
Raad:
Naar aanleiding van een van hoogerhand
ontvangen aanschrijving betreffende de sa
larieering van het politiepersoneel stelt ons
college voor dat gedeelte van de U toege
zonden salarisregeling, dat betrekking .heeft
op de politie niet in de raadsvergadering
van den 31en October 1934 te behandelen,
doch aan te houden en te zijner tijd, na
hernieuwd overleg, in een afzonderlijke
verordening te regelen.
Punt 4 van de Agenda.
Verhuizingskosten van gemeentepersoneel
Wij deelen U mede dat -de volgende
agenten van politie zijn of zullen worden
overgeplaatst:
a. H. Ch. L. Meijer, van Soesterberg
naar Soest;
b. G. van Hummel, van So'esterberg
naar Soest en
c. A. de Raadt, van Soest naar S'berg.
Voorts is de gemeentewerkman L. Berg
in verband met het aan den werkman J. H.
Gijtenbeek te Soesterberg op 1 October
j.1. verleend eervol ontslag overgeplaatst
naar Soesterberg.
Ingevolge de in de ambtenaren- en werk
lieden-reglementen dezer gemeente opge
nomen bepalingen ontvangen de ambtena
ren en werklieden, die ter oorzake van de
uitoefening van hun dienst, behoudens bij
eerste aanstelling, moeten verhuizen, een
door ons college te bepalen vergoeding
wegens terzake gemaakte kosten en gele
den schade. Overeenkomstig deze bepalin
gen hebben wij de vergoeding voor den
agent van politie H. Ch. L. Meijer bepaajd
op 82.en die voor den gemeentewerk
man L. Berg op 70.:—. De verhuizing
der agenten van politie van Hummel en
de Raadt heeft nog niet plaats gehad.
Aangezien op de begrooting voor den
loopenden dienst geen krediet voor het be
talen van bovengemelde kosten van verhui
zing aanwezig is, verzoeken wij U ons