De bewakers van de rode afgodsbeelden Hoe is de goede volgorde y Ook kleine tuinen kunnen mooi zijn c Het avontuur van Kees ?^óe ontstaat een nieuw vierkant b i door IET HOOGERS. Aan boord van het jacht dat in een klei ne inham van het eiland voor anker was gaan liggen, leunde Hans de Vecht over de railing en keek naar het land, dat tegen over hem lag en dat het doel van zijn ont dekkingsreis was. Uit de dichte bossen, die zich bijna tot aan het water van de Oce aan uitstrekten, kwamen allerlei geluiden. Het schreeuwen van een aap, het klapwie ken van een opgejaagde vogel en nog veel andere. Maar langzamerhand werd het stil ler en eindelijk was het helemaal rustig in het oerwoud. De nacht brei 1de zich uit over het eiland. Plotseling boog Hans de Vecht zich over de borstwering en hield zijn adem in! Wat was dat? Wat zag hij daar?.. Heel ver weg, waar, zoals hij wist, de bergen blauw boven het land uitstaken, lichtte een vuur- schijnsel, twee, drie zelfs, en daarbij weer klonk het geluid van trommels door de stil te! Zou het dan toch waar zijn, wat de ont dekkingsreizigers vóór hem bericht had den, dat in het binnenste van het eiland, op de bijna ontoegankelijke bergen, nog steeds inboorlingen van deze eilandengroep woonden? Wilden, die zich ver hielden van de nederzettingen van de blanken, die nog net zoals eeuwen geleden, hun afgoden aanbaden en offers brachten en mensen eters waren. Hans de Vecht kromde zijn vingers om het hout van de borstwering. Zijn ogen zochten in de duisternis, maar behalve het licht van de vuren in de verte en het zwak ke geluid van de trommels, kon hij niets bemerken. Hij moest geduld hebben tot de volgende dag. Al heel vroeg de volgende morgen stoot te een kleine boot van het jacht af en zet te koers naar het land. Hans de Vecht hacj twee kleurlingen als dienaren meegeno men, om de noodzakelijke bagage, zoals proviand, een fototoestel, een kleine tent en een toestel om geluiden te kunnen op nemen, te dragen. Zelf droeg hij aan zijn gordel alleen een zware revolver en een breed matrozenmes. Zo uitgerust gingen ze op weg om de geheimen van het oer woud en van het eiland te doorgronden. Met het kompas in zijn hand, liep de ont dekkingsreiziger voorop. Het was ongeveer 12 uur en tijd om te rusten. Plotseling za gen de mannen een open plek in het bos. Hans de Vecht hield zijn pas in. Stonden daar geen mensen, grote bontgeschilderde mensen? En hoorde hij in het bos rondom niet stappen en het breken van takjes? Hans nam zijn revolver in de hand en deed een paar stappen in de richting van de wonderbaarlijke mensen en gooide een groen takje, dat hij als teken van vrede had afgebroken, vóór hen op de grond. Maar zij bewogen zich niet het waren geen mensen, maar rode houten afgods beelden! Afschrikwekkende gezichten ke ken op de blanken neer, afschuwelijke dui- velsmaskers. De ontdekkingsreiziger begon te lachen. Hij had gevonden, wat hij zocht. Maar toen hij zich omdraaide om zijn begeleiders eni ge kalmerende woorden toe te roepen, kon hij van schrik geen woord uitbrengen. Van zijn bedienden was niets te zien, want bijgelovig als ze waren, hadden ze, bij het zien van de afgodsbeelden, de bagage op de grond geworpen en waren er vandoor gegaan. Maar om de bagage verdrongen zich merkwaardige gestalten. Eerst leken het mensen, maar toen zag Hans, dat het apen waren, tamelijk grote mensapen. Nieuwsgierig als kinderen verdrongen ze zich om dat vreemde daar vóór hen. Hans ging naar hen toe, ze bewogen zich niet, maar staarden hem met grote ogen aan. Hij trok zijn revolver en omdat het hem niet goed leek om op hen te schieten, vuur de hij een schot in de lucht, om hen af te schrikken. Enige seconden weergalmde de lucht van het schot. De apen gingen een eindje achteruit en lieten de bagage lig gen. Met grote stappen liep Hans naar zijn eigendommen. Maar wat nu? Het schot scheen nog meer apen gelokt te hebben en van alle kanten kwamen ze aarzelend naderbij. Maar nu letten ze niet meer op de levenloze stukken bagage, maar op den man, die hun aan het schrikken gemaakt had. Uit he grote aantal apen be greep Hans, dat hun aanwezigheid hier bij de afgodsbeelden geen toeval kon zijn. Het waren heilige apen, die door de in boorlingen verzorgd werden. Bij zo'n groot aantal was het niet alleen een hopeloos werk om hen neer te schieten, maar bo vendien zou hun dood de woede van de in boorlingen opwekken, die vast en zeker hier ergens achter het struikgewas verbor gen lagen en die, hoewel ze zelf niet dicht bij de kust en bij de schepen van de blan ken durfden te komen, het toch zeker erg prettig zouden vinden, dat de apen dien in dringer tegenhielden. Dat alles ging bliksem snel door zijn hoofd. Maar hoe moest hij wegkomen van de dieren, die steeds dichter naar hem toekwa men? Overal zag hij de Druine gestalten en de krachtige langbehaarde ar men en het wit van de blinkende tanden. Als een muur drongen ze om hem heen, nog een paar minu ten, dan zou de voorzich tigheid en de schuwheid van de dieren overwonnen zijn en dan..! Toen kwam Hans de Vecht op de reddende ge dachte. Snel boog hij zich over de bagage. Vlug trok hij het geluidsapparaat uit het omhulsel. En werke lijk, daar lag bij de micro- phoon ook één van de pla ten, die al klaar waren en waarop hij, een paar da gen tevoren, de muziek van de bewoners van een naburig eiland had opgenomen. Nog nooit in zijn leven had Hans de Vecht zó snel een toestel bediend. Trom mels sloegen, krijgsgezangen weerklon ken. Hij stelde de grootste geluidsverster ker in. En wat hij gehoopt had, gebeurde. De aandacht van de dieren richtte zich op de klanken, die ze al zo dikwijls hier ge hoord hadden. Hans deed een pas opzij, de dieren maakten plaats en verdrongen zich dichter om het toestel. Nog een stap en nog éénHans de Vecht was vrij! Hij rende weg. Hij brak zich met geweld een baan door het struikgewas en stormde vooruit, naar de zee. Zo koel en beheerst als hij in het ogenblik van het gevaar ge weest was, zo zeer lieten nu, na de over grote spanning, zijn zenuwen hem in de steek. Meer dood dan levend kwam hij eindelijk bij de "kust. Hans de Vecht was gered! Men zegt dat de Merinos schapen in Australië tegenwoordig 3 maal zoveel wol dragen dan ongeveer 100 jaar geleden. Ze hebben zich dus wel gebeterd! Nu de tijd weer is aangebroken, dat jullie gaat werken in je eigen tuintje of het hoek je, dat je in de grote tuin van vader en moeder hebt gekregen, is het wel aardig jullie eens wat te vertellen van de grootste tentoonstelling, die ooit op tuinbouwgebied is gehouden en die pas is geopend in Es sen. Natuurlijk begrijp je wel, dat veel grond nodig is om een enigszins volledig beeld te geven van alle planten, die je in een tuin kunt kweken. Omdat men op een tentoonstelling altijd zo veel mogelijk wil is gemaakt. Dan zijn er terrassen aange legd, die je alleen maar willen laten zien, wat je met de kleur van bloemen kunt bereiken. In een halve boog daaromheen liggen nog een arena, waarin talloze soor ten dahlia's te zien zullen zijn, rozenter- rassen waar je niet alleen verwonderd staat over de prachtige kleuren, maar nog kunt genieten van de heerlijke geuren. Dicht bij de hoofdingang vind je een zoge naamde pergolatuin, waarin veel steen is verwerkt in de vorm van zuilengalerijen. Op de Tuinbouwtentoonstelling te Essen de grootste, die ooit in Europa gehouden werd kan men op de koloniale afdeling deze won derlijke negerhut zien uit donker Afrika. laten zien, is het oppervlak langzamerhand zo groot geworden, dat men op deze ten toonstelling zelfs een kleine spoorbaan heeft aangelegd om de bezoekers langs de bezienswaardigste punten te rijden. Op die manier kun je genieten zonder er moe bij te worden. Nu is deze tentoonstelling niet alleen be doeld om er een paar aangename uren door te brengen, je kunt er ook veel leren. In de grote hallen heeft men de stof keurig gerangschikt en laat men je aan de hand van goede en slechte voorbeelden zien, hoe je het beste in je tuintje aarde, water, glas, ijzer en zoveel andere grondstoffen kunt benutten. Op het middenterrein zijn aangelegd een grote bloemenhof, met in het midden een vijver, waarin weer een kunstmatig eiland Door het dak, dat opengewerkt is, hangen allerlei sierplanten omlaag. In deze tuin zijn rijk versierde ijzeren hekken opge steld. Als je eens kon rondwandelen in de koloniale afdeling, zou je misschien den ken dat je droomde van een Indianenge- schiedenis. Daar staan heel wat kleine huisjes, met vurig beschilderde schilden en alles wat daar verder bij behoort. Toch zou je het meest je hart kunnen ophalen in de kleine tuintjes, die rondom dit grote complex zijn aangelegd. Want hier kan je zien wat je al niet kunt berei ken op een klein stukje grond. Het kan even schilderachtig worden als een grote, prachtig aangelegde tuin. Daarvoor is al leen maar nodig dat je weet hoe je het moet doen, en dit wil men je op deze ten toonstelling juist leren. door Jan van Leeuwen. De zon scheen vrolijk. „Weet je wat", zei moeder tegen Kees: „je moest vanmiddag met je vriendjes in het bos gaan spelen, het is veel te mooi weer om de hele dag in huis te zitten. Ga maar eens vragen of Jaap en Henk en Gerrit ook zin hebben. Jullie kunnen in het bos achter het huis van Gerrit gaan, dan blijven jullie meteen een beetje in de buurt.'1 Dat vond Kees een goed plan. Hij ging gauw naar Jaap en Henk, twee broertjes, die een paar huizen verder woonden. Zij mochten meegaan van hun moeder, maar moesten beloven niet te ver in het bos te gaan. Met zijn drietjes gingen ze toen naar Gerrit. „Gerrit mag wel meegaan, maar jullie moeten dicht bij huis blijven, want het bos is heel groot en ik wil niet hebben dat jul lie zover gaan, als er geen groot mens bij jullie is", zei Gerrit's moeder. Dat beloof den de jongens. Nu moesten ze nog afspre ken wat ze zouden gaan spelen. „Ik weet wat leuks," zei Kees, „we gaan Indiaantje spelen! Jullie hebben toch ook een Indianenmuts met veren? Ik heb een houten hakmes, Gerrit heeft een echte pijl koker met pijlen en Jaap en Henk zoeken een dorre tak op, dan hebben ze ook een speer! Dan lijken we net echte Indianen!" Dat vonden de jongens leuk, en zo gingen ze een half uurtje later op stap. Ze verdeelden zich in twee partijen, Ger rit en Jaap samen en Kees bleef met Henk. Ze zouden ieder een andere kant opgaan en moesten pro"beren één van de andere partij te vinden. Kees en Henk bleven eerst een tijdje bij elkaar, maar toen zei Kees: „Ga jij nu naar links, dan ga ik naar rechts en als we één van de anderen gevonden hebben, roe pen we hard: Oehoi!" Dat vond Henk goed en ze gingen ieder een andere kant op. Heel voorzichtig sloop Kees door het bos, hij keek goed naar alle kanten of hij niets zag, maar er was geen spoor van Gerrit of Jaap te vinden. Alles was rustig en hij hoorde alleen het tjilpen van de vogels in de bomen, die erg vrolijk waren, omdat ze het zo fijn vonden, dat de zon scheen en dat het weer zomer werd Kees liep een hele tijd door, maar toen hij nog steeds niets van de anderen zag, werd hij een beetje ongerust. Zó ver konden ze toch niet weg zijn? Hij zou toch niet de verkeerde kant op gegaan zijn? Hij besloot maar eens te roepen. Oehoi! klonk het hard door het bos. Maar er kwam geen antwoord. Hij riep nog eens en nog eens, maar alles bleef stil. Zou hij dan al zo ver gegaan zijn, dat ze hem niet meer konden horen? Hij moest maar gauw omkeren en dan zou hij Henk of één van de anderen wel vinden. Na een tijdje kwam hij aan een hele dikke boom Hij herinnerde zich niet, dat hij die boom al eerder gezien had. Nu werd Kees echt bang. Hij was verdwaald, hij was helemaal alleen in het grote bos. Hij "ou maar naar links blijven lopen, dat moest toch wel goed zijn. Ineens hoorde hij een zacht ge luidje, en daar zag hij onder een boom een klein poesje zitten. Het diertje was zeker weggelopen van huis en was nu verdwaald. Kees ging ernaar toe en nam het op. Het begon zachtjes te spinnen en gaf een kopje i tegen Kees' hand. Met het poesje in zijn 'arm liep Kees nu door. Telkens riep hij: Bruin heeft de hele dag gewerkt. Hij heeft met zijn baas groenten bij de men sen gebracht. Toen ze vanmorgen van huis weggingen, was de kar helemaal vol lek kere frisse groenten en heerlijke vruchten, en toen ze klaar waren en alle mensen ge kocht hadden, wat ze hebben wilden, was er niet veel meer over gebleven op de wa gen. Bruin vindt het helemaal niet verve lend om voor de wagen te lopen, want zijn baas is heel goed voor hem en hij vindt het prettig om eten naar de mensen te brengen. Maar nu is het werk gedaan voor vandaag en mag hij in de wei lopen. Dat vindt hij nog prettiger dan voor de wagen en hij draaft hard van plezier. Zijn baas vindt dat zo'n grappig gezicht, dat hij gauw oen kiektoestel neemt en Bruin heel vlug -.chter elkaar kiekt. Maar nu zijn de kiekjes klaar en de baas weet niet meer in welke volgorde hij ze moet leggen. Kunnen jullie hem helpen? Het is wel een beetje moeilijk, maar je moet maar eens goed bedenken hoe een oaard loopt, dan kan je het wel vinden! '8 'II 'Z '6 'L 'f '01 'G 'E '9 l si apjoSioA apaoS ap :DNISSOHdO Oehoi! en luisterde dan of hij geen ant woord kreeg. En eindelijk hoorde hij heel in de verte terugroepen: Oehoi! Kees liep in de richting waar het geluid vandaan kwam en na een tijdje zag hij Henk en zijn vader. De jongens hadden eerst een tijd gewacht, maar toen Kees maar niet te rugkwam, waren ze ongerust geworden en hadden Kees' vader gehaald om hen te hel pen zoeken. Wat waren ze allemaal blij, dat Kees weer terug was! Kees moest alles uitleggen en toen hij vertelde hoe hij het kleine poesje gevon den had, zei zijn vader: „We kunnen zo'n klein diertje toch niet aan zijn lot overla ten. Je mag het poesje houden, maar dan spreken we af, dat je nooit meer zo ver het bos in gaat en dat jullie niet meer al leen Indiaantje spelen, want stel je voor, dat jullie nog verder verdwalen!" Kees was erg blij, dat hij liet aardige diertje houden mocht! Zo liep het avontuur toch nog goed af! 0*t is een aardig spelletje, als je van leg- ktavéten houdt. Je kan hiermee zelf een Ie^aartje maken. Lel maar eens op, hoe dat gaat. a\ 1 Eerst neem je een stuk papier en een li niaal. Teken nu op het papier een vier kant, waarvan de zijkant 6.3 cm. lang is. Kunnen jullie dat wel? Als je het te moei lijk vindt, wil vader of moeder misschien wel even helpen. Als je het grote vierkant getekend hebt, trek je daar 4 lijnen in, zo dat 9 kleine vierkantjes ontstaan. De zij lengte van deze vierkantjes is dan 2.1 cm. lang. Kijk maar goed naar het plaatje, dan weet je hoe je het doen moet. Nu ga je de vierkantjes die op de hoeken staan, met een vlakgom uitvegen. Als je nu de lijn om de andere vierkantjes nog eens dik overtrekt, kan je goed zien, hoe het fi guurtje wordt. En nu komt een nauwkeu rig werkje, dus let maar eens goed op! Je moet een lijn trekken van de éne hoek naar de andere, dwars door het figuurtje heen. Dat is lijn a Nu moet je lijn b zó trekken, dat hij loodrecht op lijn a staat, dus dat de hoek tussen die lijnen helemaal recht is. Zet nu in de vierkantjes de let ters A, B, C en D. Nu neem je een grote schaar en knipt langs de dikke lijn om het figuurtje heen en langs de lijnen a en b het papier door. Kunnen jullie van de 4 stukken, die je nu gekregen hebt, weer een nieuw vier kant maken? Probeer het maar eens en kijk dan naar het tweede plaatje of het goed is. EEN WONDERBAARLIJKE UITVINDING De Duitse stad Nürnberg is al van ouds her bekend als een plaats, waar veel mooie dingen uitgevonden werden. Het zakhor loge, de naald, veel speelgoed en allerlei soorten instrumenten werden daar ge maakt. Maar ook wonderlijke dingen von den ze er uit. Zo leefde ongeveer 500 jaar geleden in Nürnberg een man, die Johan MüIIer heet te. Hij was de grootste wiskundige en sterrenkundige van zijn tijd. Voor hem werd de eerste sterrenwacht in Duitsland opgericht. Hij vond zelf steeds nieuwe in strumenten uit en o.a. maakte hij een kunstadelaar Keizer Maximiliaan kwam eens in Nürn berg op bezoek en ter ere van zijn komst liet Müller de vogel opstijgen. Het uur werk in de vogel werkte zo precies, dat de adelaar tot ongeveer 100 meter voor de poort van de stad den Keizer tegemoet vloog, omkeerde en in sierlijke, langzame bewegingen weer tot in de stad met de stoet meetrok. Is het een wonder, dat de burgers van Nürnberg groot ontzag voor Johan Müller hadden en zelfs een beetje bang voor hem waren? Zooiogen hebben vastgesteld, dat vleer muizen een zeer sterk gevoel hebben voor de plaats waar ze vroeger geweest zijn. Er zijn gevallen bekend, waarin deze dieren wel 100 kilometer aflegden om hun woon plaats terug te vinden.

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1938 | | pagina 6