NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR Amersfoort, Baarn, Bisclioten, Eemnes, Hamersvelü, Hoevelaken, Hoogland, Lensdon, Soest, ScherpenzeeL StoutenBurs, ïirscle en ffondeierg. Zaterdag 27 Maart. Opgestaan! No. 25. Negende Jaargang. Uitgever: A. M. Slothouwer, tb amersfoort. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts drie maal In rekening gebracht. FEUILLETON. HOE-HIJ ZIJNE LES LEERDE. AMERSFOORTSCHE COURANT Abonnamentsprijs roor Amersfoort per t maenden 1, Franco door het geheele Rijk1,10. Afsonderlijke nummersS Cent. Dit Blad rerschijnt des Woensdags- en des Zaterdags. AgeDt voor Baarn en Omstreken: W. Z. MULDER te Baarn. Advertentiën ran 1O regelsO,AO. Iedere regel meer0,05. Groote lettera «orden berekend naar plaatsrnlmte. Adyertentiën aenda men den dag yódr da uitgara in. Sinds onze kindsheid verbinden zich hartverheffende gedachten aan de Paasch- viering. Een gevoel van vrede daalt in ons gemoed, zoo vaak het eerste der groote Christenfeesten die een jaarkring aanbiedt, wederkeerten het alsof we gedrongen worden mede te juichen in het koor der schepping. Ongetwijfeld hangt dit samen met onze godsdienstige begrippen. Van onze vroegste jeugd bekend gemaakt met de hooge en diepe beteekenis van het feest der op standing, kan het niet anders, of we worden telkens op nieuw aangegrepen door den machtigen stroom der dierbaarste her inneringen. En zelfs, al hebben meeningen, die we als kind koesterden, voorstellin gen, die toen ons levendig voor den geest stonden, later moeten wijken voor de stem der critiek en voor de resultaten van ern stig nadenken, toch beschouwen we die zelfde begrippen nog steeds met liefde, als bloemen in een schoonen tuin, waarin we nu niet meer dartelen kunnen omdat we elders een plaats hebben gevonden, doch dien we niettemin gedenken met al de teederheid waarvoor onze ziel vatbaar is. li. Eindelijk werd het engagement publiek. Grace Bassett had geene vrienden, met wie zij erover kon spreken, en door Eduard's bedoelingen gevleiden meenende, dat zij hem /genoeg liefhad om gelukkig te zijn," had zij erin toegestemd, dat het huwelijk voltrokken zou worden, zoodra de noodige maatregelen genomen zouden zijn. „Zie jeNellie zeide zijtoen zij op een warmen namiddag in den tuin zaten te naaienterwijl Eduard zijne visites maakte„het is niet goed om te veel van iemand te houden; want dan wordt je zeker eene slavin van zijne grillen en kuren. Ik heb mij altijd voorgesteld, dat ik met een man zou trouwendie mij liefhaden datwanneer ik daarentegen van hem maar een beetje hield hij niet meer verwachten of zelfs wenschen kon." Nellie antwoordde het een of ander, zij wist nauwelijks wat, en toen begon zij over de zaak na te denken. Had zij de liefde te hoog geschat? Bij haar had zij boven alles gestaan. Als iemand alles, wat hij hadaan de liefde opofferdezou hij veracht worden." Zij had die meening ge heel overgenomen. Maar kon zij zich niet vergissen? Grace Bassett was een jaar of twee ouder dan zijen wist het waar- Ik beweer dat onze Paaschvreugde eigehlijk onafhankelijk is van onze per soonlijke opvatting van het feit waaraan de feestelijke gedachte zich vastknoopt. Bij groote gelegenheden verliezen we den lust en de kracht ons te verdiepen in leerstellige haarkloverijen en philosophische beschouwingen: een adem van hoogere bezieling doortrilt dan de menschheid en we hebben geen aansporing noodig om ieder de hand te reiken, die zich eveneens mensch gevoelt, al betreedt hij straks niet hetzelfde bedehuis als wij. Ja, wij schamen er ons eigenlijk voor, dat we somtijds zoo kleingeestig kunnen zijn, en hangen blijven aan letters en klanken en begrippen, die met onze ideale op vatting van het mensch-zijn zoo weinig te maken hebben; en meer dan ooit be treuren wij het, dat er scheidsmuren zijn gerezen die de vriendelijke stralen van Gods zon onderscheppen en breede scha duwen werpen op onzen levensweg. Er komt nog meer bij. Het Paaschfeest valt samen met de eerste wisse lenteboden, en ondanks de storingen die de grillen van ons klimaat nu en dan tot onze teleurstel ling in onze feestelijke stemming poogt te brengen, wij kunnen nu eenmaal die beide denkbeelden niet meer scheiden. Gelijk de afstammelingen van Jakob het land der dienstbaarheid verlieten om een zonnig en liefelijk tehuis binnen te trekken, zoo verlaten wij de treurige gemoedsstem ming die het barre jaargetijde wekte, en schijnlijk beter. Toch schudde Nellie het hoofd, en half glimlachend, half zuchtend antwoordde zij „Ik wil je niet tegenspreken Grace maar ik ben het toch niet met je eens. Ik geloof, dat ik liever zou sterven dan met een man trouwendien ik niet met hart en ziel lief had." En Nellie nam haar naaiwerk op en ging naar binnenen terwijl zij ging zong zij „De liefde zal alles overwinnen." Het huwelijk was gesloten. De witte broodsweken waren voorbijen mevrouw Melville, rijk gekleed, en met een heel lief uiterlijken Eduard vol attenties, als een liefhebbend echtgenoot naast haar, ont ving de gasten. Nellie was ook onder hen. Zij was bleeker dan gewoonlijk, en haar vrije, vroolijkekinderlijke lach was voor altijd verdwenen. Toch zag zij er dien middag ook aardig uitin haar lief, blauw zijden japonnetje en tulenmutsjeen er lag eene lieve en schoone uitdrukking op haar aar dig jong gezichtje, die haar beter stond dan alle andere schoonheden. Het huis was mooi en lief gelegen; de dienstboden waren voorbeelden van oplet tendheid. Alles was in orde. Nellie bleef den geheelen dagen zag nietsdat zi niet goed vond. Eduard was zoo voorko mend mogelijk tegen Graceen zij nam dat aanalsof hij het haar verschuldigd treden een nieuw leven binnen, van ver hoogd genot en van verdubbelde werk zaamheid. En zeker, na al het lijden dat de winter van dit jaar over duizenden onzer landgenooten uitstortte, is er wel reden van dankbaarheid nu die tijd achter ons ligt, al is het ook dat wij persoon lijk van die ellende ons deel hebben gehad Daarom, ons hart klimt opwaarts met den leeuwerik die in het vroege morgen uur zijn groene rustplaats verlaat, om nader bij de lichtbron zijn liederen te kweelen. Ons oog tintelt van verrukking, nu wij op nieuw de knoppen zien zwellen die ons van een hernieuwd leven uit schijnbaren doodsslaap spreken, en met aandoening zien we wederom het gouden zonlicht dartelen op de lichtbewogen golfjes. En straks, als het feestgewaad is afgelegd, dan zien we rechts en links de handen zich reppen tot den arbeid, die, helaas! aan zoo menigeen heeft ontbroken gedu rende de lange, lange wintermaanden, dan is het alsof uit elks borst een jnich- toon klinkt, omdat het brood des beschei den deels weder gebracht is binnen het bereik van den vlijtige. Gelijk we aanstonds de vogelen hun nesten zullen zien bereiden in boom en haag, rept elk de handen om het gebouw zijner welvaart op nieuwe grondslagen te vestigen. Ook in dien zin vieren wij het feest der opstanding. Maar is dit alles? Klinkt er niet in ons hart nog een stem, wasen lachte hem daarom vriendelijk toe. Wat kon men meer verlangen Eenige weken gingen voorbij. Nellie dineerde bij hen. Na het eten gingen zij weer naar het salon, en Grace liet Nellie eenige schoone bouquetten zien die zij dien morgen ge kregen had. Zij waren allen op eene tafel gezet, omdat de jonge vrouw meende, dat het effect van de rijke kleuren verloren zou gaan, wanneer ze hier en daar ver spreid waren. Maar Eduard had het haar niet hooren zeggen. „Laten wij deze blauwe vaas hier zet ten, Gracebegon hij zonder ergens van te weten, terwijl hij haar op eene andere tafel zette. „Hier staat zij veel beter." Grace liep met een vuurrood gezicht naar de tafel, nam de vaas op en plaatste haar waar zij gestaan had. „Daar staat zij geheel en al verkeerd," zeide zij koppig, „en ik wildat zij hier staat, Eduard." Wat groote, felle brand verwekt een kleine vonk. Eduard werd ook rood, toch keek hij niet verstoord. „En ik wil dat zij daar staatant woordde hijde vaas nog eens verplaat sende, en toen voegde hij er half verwij tend half schertsend aan toe„Heb je niet beloofd om mij te gehoorzamen Gracie „Wees niet zoo belachelijk Eduard." Hare oogen bliksemdenen zij zag hem aan, alsof zij de bloemen uit zijne handen die van een andere verrijzenis gewaagt? Kun nen we vergeten, dat er nog menige lijkwade aan ons kleeft, die we met alle kracht ver scheuren moeten, willen we opgaan naar die hoogere sfeeren, waarheen ons streven naar het ideaal ons den weg wijst? Vrienden, elk Paaschfeesst roept ons opnieuw toe: Zijt mensch! Er heerscht nog bij ons veel te weinig geest van overeenstemming en samenwer king. We zoeken naar geschilpunten als een schatgraver naar diamant, en als we die hebben gevonden, dan spannen we alle krachten in om onzen tegenstander te overstelpen en te gelijk voor altijd van ons te vervreemden, 't Is zoo, waar het be ginselen geldt moeten we elke overweging ter zijde stellen en datgene wat ons heilig en dierbaar is, wat samenhangt met onze innigste overtuiging, krachtig tegen elke aanranding verdedigen, maar, zijn we niet al te gauw geneigd iets te verheffen tot den rang van beginsel 't| welk het vol strekt niet is, en zou het niet, als we elkander beter poogden te verstaan, zeer spoedig blijken dat hetgeen we als zoodanig ter markt trachten te brengen in den grond der zaak precies hetelfdeas als de waar van onzen tegenstander? En waar eenmaal die strijdlust is ontbrand, ochdat men dan nog maar bleef vechten met eerlijke wa penen Doch allerlei soort van verdachtma king wordt gebezigd om de toeschouwers te nopen, de partij van onzen vijand te verla ten het feit alleen, dat hij een opinie durft wilde rukken, en voordat hij ze neer kon zetten, had zij ze uit zijn hand genomen, en op de plaats gezet, die zij ervoor uit gekozen had. Eduard zag verstoorden Nellie dacht verwonderd over dat alles na. toen hij haar stilzwijgend naar huis geleidde. Kon dit gebeurd zijn in een huis waar liefde heerschte? Neen, zeker niet. „Eene vrouw," dacht Nellie„die bemintbemint ook om te gehoorzamen." Dit was nog maar het begin van kleine verdrietelijkheden en oneenigheden. Yele maanden gingen voorbijGrace werd hoe langer hoe heerschzuchtigeren Eduards gelaat verloor al zijne helderheiden hij scheen dag aan dag ouderstilzwijgender en neerslachtiger. En als Nellie hen nu eens kwam bezoeken zag zij dat Grace ofschoon zij bezoek wachtte, maar weinig werk van haar toilet maaktezij zeide dikwijls tegen Nellieals zij 's avonds naar beneden gingen. „Ik ben niet gekleed Nellie, Dat kan je zeker niet schelen en er is niemand anders dan Eduard." Niemand dan Eduard 1 Liefde zou hem de heele wereld voor Nellie maken. „Ik zou mijne mooiste en beste klee- ren dragen voor mijn man, Gracie," zeide zij. Anderen kunnen, wat mij betreft, heen gaan. Wat zouden die mij kunnen schelen?" Maar tot antwoord fronsde Grace het voorhoofd. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1880 | | pagina 1