NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
Amersfoort, Baarn, BimscAoten, Eemnes, Hamersyeló, Hoeslaken, Hoogland, Leusdon,
Scherpenzeel, Stontentinrg, Vunrsche en Wondenlierg.
t,
NIEUWE
Zaterdag 24 Juli 1880.
Verborgen Goud.
No. 59.
Negende Jaargang.
Uitgever: A. M. Slothouwer,
Advertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
's morgens 8uur, des Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
EERBIED
Vertegenwoordigers des Volks!
AMERSFOORTSCIE COURANT
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers 3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Agent voor Baarn en. Omstreken:
W. Z. MULDER te Baarn.
Advertentiën van 16 regelsJ 0,40.
Iedere regel meer0,05.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Advertentiën zende men den dag vóór de uitgave in.
voor de
In den constitutioneelen staat is geen
edeler roeping denkbaar, dan de vervulling
van een mandaat als volksvertegenwoor
diger. De manwien die eervolle taak is
toevertrouwdis de drager van het be
langrijk deel van den wetgevenden arbeid,
dat door de Grondwet aan de burgers van
den staat is toegewezen. Hem is het recht
verleend, uitspraak te doen over de dier
baarste belangen zijns lands niet slechts
voor het tegenwoordige, maar ook voor
de toekomst.
Is dit van toepassing op de beide Ka
mers der Staten-Generaal, zoowel de
eene als de andere „vertegenwoordigen het
Nederlandsche volk." Uit den aard
der zaak is de algemeene aandacht het
meest gevestigd op de Tweede Kamer. De
reden is niet ver te zoeken. De Eerste
toch mist eenige voorname bevoegdheden
van haar zuster-vergadering, waardoor haar
invloed op den gang der zaken zich min
der doet gevoelen: „zij is meer een con-
tröleerend lichaam, dat de bij den ande
ren tak aangenomen ontwerpen in hun
geheel aanneemt of van de hand wijst,
FEUILLETON.
Ik herinner mij het oude huis nog dui
delijk, ofschoon ik het in vele jaren niet
gezien heb. Ieder bewonderde hetmenig
schilder nam het tot onderwerp van zijne
schilderijmen begrijpt hoe schoon het
mij dan toescheen, daar alles wat ik lief
had binnen zijne muren woonde. Het stond
aan den rand van de dorpsweide een
oud Engelsch huisvan onregelmatige
bouworde, met een langen, met geelach
tig mos begroeiden puntgevel, waarvan de
bovenverdieping over de onderste uitstak,
de lange vensters met ronde, in lood ge
vatte ruitjes versierd waren en de balken,
waarvan enkelen zeer schoon waren gesne
den, buiten den muur uitstaken. Zonder
twijfel had het vroeger aan een rijk man
toebehoord, maar ik kon mij maar niet
voorstellen, dat iemand er zoo rijk in had
geleefd als ik Damelijk in den tijd toen
ik welvarend en gelukkig was.
Ik was trots op mijn huis en zorgde
ervoor dat de eiken balken goed geverfd
bleven en het pleister goed wit gehouden
doch juist daardoor minder diep behoeft
door te dringen in alle bijzonderheden van
den wetgevenden arbeid. Bovendien zijn
ook de wijze van haar samenstelling en
de voorwaarden waardoor het lidmaatschap
wordt beperkt oorzaakdat de natie zich
minder dicht bij haar geplaatst gevoelt en
met niet zooveel belangstelling haar ver
richtingen gadeslaat.
Eerbied voor de wet sluit ook achting
voor de wetgevers in. En nu niogen wij het
een weinig beteekenende formaliteit noe
men, wanneer de Kamerleden elkander in
hun redevoeringen gewoonlijk aanduiden
met het stereotypeDe geachte spreker
uit X," in het oog des volks moeten de
mannen, die de groene banken in 's lands
vergaderzaal bezetten steeds zijn en blij
ven zonder smet of blaam.
Hoe is het in dit opzicht bij ons ge
steld Leeft werkelijk dat gevoel van eer
bied in de harten onzer landgenooten?
Er hebben zich sedert lang bedenkelijke
verschijnselen geopenbaard. Openlijk wordt
het uitgesproken, en bij onderscheiden ge
legenheden herhaaldDe Staten-Generaal
vertegenwoordigen het Nederlandsche volk
niet. Niet de vraag, wat voor onze natie,
als een ondeelbaar geheel beschouwd, het
meest dienstig is, weegt bij onze Kamer
leden het zwaarst, doch eerstens, wat
wenscht het district dat mij afvaardigde,
en vervolgenswat verwacht de partij
die mijn candidatuur ondersteunde, van mij.
Dat is niet het eenige. Reeds jaren
achtereen is gewezen op het onhoudbare
van ons kiesstelsel. Terecht wordt het
onzinnig genoemd dat duizenden van de
meest ontwikkelde en van de nuttigste
staatsburgers het stemrecht moeten missen,
werd. De tuin die ervoor lag was ook in
een goeden toestand, in de lente vond men
er de eerste sneeuwklokjes, gele krokusjes
en sierlijke narcissen, die evenals de jonge
God, naar wien zij genoemd zijn, hunne
aardige kopjes schijnen op te houden alsof
zij vragen wilden: „Ben ik niet schoon?"
Zomers was hij één grooten bouquet van
eenjarige en overblijvende bloemen. Vreem
delingen dachten dat de bewoner minstens
een kunstenaar of een heer moest zijn, die
zich uit het openbare leven had terugge
trokken want ik wilde mijne werkplaats
niet in het voorgedeelte van mijn huis
hebben.
Mijne buren beschuldigden mij, dat ik
mij boven mijne stand wilde verheffen,
maar zij vonden mij nooit te trots om
eenig werk aan te nemen. Zij waren men-
schen, die hunne zaken als de hoogste
bestemming van hun leven beschouwden,
geen hooger genot kenden dan geld te ver
dienen en aan hunne honger en dorst te
voldoen, en nooit hun huis van hunne
werkplaats scheidden.
Dat was bij mij niet zoo: mijn huis
was een altaar aan mijne vrouw gewijd.
Ik naderde haar met eerbied, en gaf mij
geheel over aan haar zachten invloed, als
het dagwerk gedaan was, en zoodoende
alleen omdat hun aanslag in een bepaalde
soort van belastingen beneden een wille
keurig gesteld minimum blijft. In de Ka
mer zelve is het, zooals het voorloopig
verslag op het ontwerp van de rentebe
lasting meldt, gezegd, dat deze (vertegen
woordiging) niet kan geacht worden den
wensch van de meerderheid der natie uit
te drukken; en ofschoon de Minister van
Einanciën met het volste recht daartegen
aanvoerde, dat de Regeering geen andere
kent dan die volgens de voorschriften der
Grondwet is samengesteld, is het toch een
opmerkelijk feitdat de Kamer zich zelve
als het ware een brevet van onbevoegd
heid gaf.
Nog is dat het ergste niet. Hoe lang
is reeds geklaagd over de onvruchtbaar
heid van den wetgevenden arbeid, hoe
vaak aangedrongen op daden in plaats van
den overvloed vaD woorden, waarmede wij
overstelpt worden? Wanneer reeds in een
vergadering van slechts 86 leden de stroom
der welsprekendheid zoo aanhoudend bui
ten zijn oevers treedthoe moet het
dan wel gaan in den Duitschen Rijksdag,
in de Eransche Kamer in het Britsch
Lagerhuis? En toch worden daar, verge
lijkenderwijs gesproken, veel spoediger de
meest gewichtige beslissingen genomen dan
bij ons. Hier is elk lid in de meening
dat hij een lange redevoering noodig heeft
om zijn stem te motiveeren. Hier vindt
men begaafde sprekers, die bij de behan
deling van een eenvoudige voordracht om
de invoering van een langs volkomen wet
tigen weg tot stand gekomen wet mogelijk
te maken, het gepast achten over een
twintigtal onderwerpen te spreken die met
dat ontwerp in geenerlei verband staan.
behield ik dat zachte gevoel van achting,
zonder hetwelk een man zijne vrouw niet
kan beminnen. Zelfs legde ik mijn werk
pak weg als ik bij haar kwamom de
zelfde reden als andere menschen hunne
beste kleeren aantrekken, wanneer zij naar
de kerk gaan. Dit is de wijze om een huis
aangenaam te maken, en het verwondert
mij niet dat de menschen, die hun huis
tot eene werkplaats doen dalen, het niet
zoo vinden.
Mijne werkplaats stond rechthoekig op
mijn woonhuis, en zag uit op een laantje,
dat langs de dorpsweide liep, en daar wa
ren mijn naam en ambacht duidelijk voor
ieder te lezen„Philip Brooke, Mr. Tim
merman."
Als ik mijne oogen sluit, zie ik die
groote vierkante kamer nog, die bijna de
geheele ondei verdieping innam en ons voor
eet- en zitkamer diende en eigenlijk
ook voor keuken, daar het kleine kamer
tje ernaast slechts voor het wasschen van
vaatwerk diende. Ik zie haar in het hel
dere licht van een JunimorgeD, terwijl ik
door de achterdeur uit mijne werkplaats
kom om te ontbijten. Ik moet bukken
om binnen te komen, omdat de deur zoo
laag is; en als ik rechtop sta moet ik
oppassen, dat mijn hoofd niet in aanra-
Hier alleenwant nergens elders zou
men zich dat veroorloven, vindt men
er geen bezwaar in hoofd voor hoofd te
herhalen, wat reeds door anderen is ge
zegd. Is het dan wonderdat de natie
die steeds te vergeefs blijft uitzien naar
de toegezegde hervormingen, al dat „spre
ken" haast hadden we praten of kab
belen gezegd, moede wordt, en dat het
allernoodzakelijkst prestige van den volks
vertegenwoordiger zeer aan het dalen is?
Telken jare worden er in de troonrede
belangrijke ontwerpen aangekondigd die
aan de goedkeuring der Staten-Generaal
zullen worden voorgelegd; het denkend
deel der natie haalt bij die beloften de
schouders opof neemt er geen notitie
van, wel wetende, en door de treurige er
varing geleerd hebbendedat „tusschen
doen en zeggen lange mijlen leggen."
Eindelijk heeft het treurig incident, dat
bij de behandeling van de voordracht be
treffende het lager onderwijs plaats greep,
in het land een noodlottige sensatie ver
wekt. De Kamer, in haar geheel genomen,
heeft daar geen schitterend figuur ge
maakt. Dat een afgevaardigde, de traditi-
oneele „geachtheid" zijner medeleden ver
getende, op den man af en met feitelijke
aanwijzing van hem wien zij gold, een
grove beschuldiging uitsprak, die spoedig
bleek ten volle valsch te zijnen zich
vervolgens van de zaak afmaakte met een
trivialiteit die alleen in den mond van
twistenden van het minste kaliber thuis
behoort, „wien de schoen past enz."
was al erg genoeg; doch dat de Kamer
zich op geen andere wijze recht wist te
verschaffen dan door scheldwoordenen
haar Voorzitter niets deed om de waar-
king komt met de groote eiken balken
die de zoldering dragen.' De vloer is van
roode tegels; potten met geraniums staan
op de vensterbank. Eene klok in een hoek,
even hoog als de schoorsteen, tikt plech
tig. Gewreven stoelen staan tegen den muur,
en in het midden van de kamer staat eene
groote eikenhouten tafel, die nu bedekt is
door een sneeuwwit tafelkleed. De schoor
steen springt ver vooruit in de kamer; de
houtblokken branden op de ijzeren roosters;
de kanten zijn bedekt met blauwe tegel
tjes. Er is plaats genoeg om er 's winters
te zitten, en dan is het er heel gezellig,
als de wind buiten huilt en het brandende
appelhout een aangenamen geur verspreidt.
De ketel hangt aan een ketting over het
vuur en boven in den schoorsteen hangen
hammen en worsten te drogen. Aan iede-
ren kant van den schoorsteen hangen al
lerlei dingen, zooals zijden spek, hammen
en gedroogde bloemen; op den schoor
steenmantel staat eene rij oude Delftsche
borden, die eene lieve gekleurde streep
vormen, waarop het oog met welbehagen
blijft rusten; daarvoor staan eenige oude
kandelaars, zoo mooi opgeschuurd alsof zij
nieuw waren. Tegenover den schoorsteen,
achter in de kamer, is eene trap van fijn
gesneden eikenhout. De balken van den