NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Haiersvelö, Boe*, Hoogland, Lensden, Soest,
1, Stout
Zaterdag 4 December 1880
IN FEESTDOS.
No. 97.
Negende Jaargang.
Advertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
morgens uur des Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt sleehts drie
maal in rekening gebracht.
Uitgever: A. IH. Slothouwer,
Belangeloos en Trouw.
MD
AMERSFOORTSCIE COURANT
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1,
Franco door het geheele Kijk1,10.
Afzonderlijke nummers 3 Cent,
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 18 regels
Iedere regel meer
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Advertentiën zende men den dag vóór de uitgave in.
O,AO.
0,06.
Men legt den geest van onzen tijd ten
aste, dat hij de uithuizigheid bevordert.
Nu is het waar, dat op den breeden rug
tan denzelfden tijdgeest nog heel wat andere
ingen worden gestapeld. Naar de meening
an sommige, ja, van vele en zeer vele //hoog-
rnstige" lui, deugt bij eigenlijk geen zier,
en maakt hij zich voortdurend schuldig
an de grofste vergrijpen tegen zedelijkheid,
godsdienst en wat dies meer zij. We zijn
tan die verwijten al zoo gewoon geraakt,
at we er in den regel niet eens naar
uisteren.
Toch komt het mij voor dat we de in
en aanvang genoemde bedenking niet ge-
eel en al moeten wegcijferen want inder-
!aad vriendenzij is alles behalve onge
grond. Met zekere zelfingenomenheid noem
en we ons voorheen huisdierenwe
oemden op onze hokvastheid, we dweep-
en met dichters en schrijvers die de ge-
ietingen van den huiselijken haard in een
elder licht wisten te plaatsen. Dat is,
litzonderingen natuurlijk daargelaten, zoo
niet meer. De heilige ijver der vereenigin-
;en heeft ons aangegrepen, en menig uurtje,
dat voorheen bij echtgenoot en kroost werd
doorgebracht, vindt ons thans luisterende
naar het lezen van notulen of die zelf
voorlezende, peinzende over voorstellen en
amendementen of die zelf voordragende.
Zeker, we behoeven niet te zoeken naar
een verontschuldiging voor die handelwijze:
het openbaar belang eischt, dat we ons
niet te zeer als slakken opsluiten in de
enge woning; laat ons eenvoudig erkennen
dat het zoo is, voor 't oogenblik is
zulks genoeg.
En dan nog, onze sociëteitsavondjes,
de concerten die we moeten bijwonen
of helpen uitvoerende voordrachten
die we niet onbezocht kunnen laten,
de dramatische voorstellingen van rederij
kers of andere dilettanten waarbij op onze
tegenwoordigheid wordt gerekend. Onge
twijfeld, ook ontspanning hebben we noo-
dig, en het zou er met onze kunstont
wikkeling treurig uitzien, als we ons aan
muziek en schouwburg onttrokken: daar
om, nog eens, we zoeken naar geen excuses,
we constateeren eenvoudig het feit.
Bovendien, er moet heel wat gewerkt
worden. Het thans levend geslacht moet
zich niet weinig inspannen om het hoofd
boven water te houden. Hoeveel eeuwen
we dit nog zullen volhouden, en of er in
dit opzicht nog voor vermeerdering te duch
ten is, behoeven we thans niet te onder
zoeken laat ons slechts toegeven, dat het
zoo is, dat we dikwijls zeer laat, en
dan nog met een hoofd vol soesah over
de beslommeringen van heden en de drukte
van morgen niet erg geschikt zijn om van
het gezellig en huiselijk samenzijn te ma
ken wat er van te maken is.
Over dat alles kunnen we nu naar har
telust weeklagen, we kunnen zelfs het
ernstig voornemen opvatten, in het eerst
volgend jaar er een paar vereenigingen aan
te geven, niet meer zoo druk te teekenen
voor concerten en wat daar verder volgt,
wat minder naijverig te zijn op den roem
van getrouw sociëteit-bezoeker en liever
een keer of wat boete te betalen dan zoo
dikwijls van huis te zijn; onze werkzaam
heden wat in te krimpen al moeten we
ook, tengevolge daarvan, onze levensma
nier binnen engere grenzen beperken,
die goede voornemens zijn niet eens goed
genoeg om er zekeren weg mede te pla
veien. Is men eenmaal in het gareel, dan
is harddraven de boodschap. Wie vermag
den tijdgeest weerstand bieden?
Maar vrienden, als dat zoo is, laat ons
dan des te hooger die weinige uren waar-
deeren, die als bij stilzwijgende overeen
komst voor het huiselijk samenzijn worden
aangewezen. Die uren, ze zijD oasen in de
woestijn van het woelige menschenlevemhet
zijn oogenblikken van windstilte te midden
der stormen die ons voortjagen, al verder,
met toomelooze vaart, en ons huiten adem
zouden doen hijgen naar het einde. Het zijn
zeldzame en kostbare gelegenheden, om
eens geheel ons-zelven te zijn.
Daar hebt ge, bijvoorbeeld, den avond
vóór St. Nicolaas. Zijn er wel vele dagen
die hij ons allen aangenamer, verkwikkelij
ker aandoeningen wekken dan deze Is er
niet iets onbeschrijfelijk liefelijks in die een
FE UILLETON.
IY.
De halfvoltooide schilderij stelde voor eene
edelvrouw uit de veertiende eeuw, wier
rekken eene sprekende gelijkenis met Hed-
wigs lief gezichtje vertoonden.
Gustaaf zond eene kushand naar het por
tret, en zette zich toen zeer vroolijk neder,
om zijn ontbijt te nuttigen, het geen zijne
huiswaardin reeds een paar uur geleden voor
hem had klaar gezet. De koffie was gedu-
ende dien tijd natuurlijk ijskoud geworden,
naar dat hinderde onzen jongen kunstenaar
liet. In enkele minuten had hij zijn eenvou
dig ontbijt geëindigd, en liep nu, de rook-
olkjes van eene cigaar voor zich uitbla
zende, de kamer op en neder, zooals altijd
zijne gewoonte was, wanneer hem de eene of
andere gedachte bezig hield. Dikwijls bleef
hij voor de schilderij stilstaan, beschouwde
die met de meeste oplettendheid, knikte
goedkeurend en zette dan zijne wandelingen
fleer voort.
Dewijl het nu omstreeks tien uur was,
»o kon hij Hedwig ieder oogenblik ver
dachten. Hij begon er zich reeds eenigszins
over te verwonderen dat hij nog geen enkel
toeken van leven van haar vernomen had.
Anders had zij toch altijd de gewoonte om
soms zelfs reeds zeer vroeg in den morgen
voudige feestviering, zoo geheel afgeschei
den van alle mogelijke nationale en kerke
lijke herinneringen, een feest juist daar
om zoo gepast, omdat het eiken redelijken
grondslag mist?
Hoe rijzen de beelden uit het verleden
bij ons op, van den tijd toen we zelf
nog vóór dag en dauw gingen zien wat de
goede Sint gebracht had in ruil voor het
hooi of het stuk roggebrood waarop we zijn
paard hadden getracteerd; van eene latere
periode, toen de ernstigste quaestie die ons
ïoofd vervulde deze was, welke surprise
wij de aangebedene van ons hart zouden be
reiden, en hoe zij die hulde zou opnemen?
En thans zien we zelf de kleine spriugers
om ons heen dartelen, die voor dezen avond
al hun sceptisisme op zijde hebben gescho
ven en zich met den meesten ernst aanstel
en alsof zij wezenlijk aan den halsbrekenden
ommegang van den Sint over nokken en
schoorsteenen geloovenofeen ouder
geslacht dat den besten acteur de loef af
steekt in de uiting van verbazing, wanneer op
geheimzinnige wijze een pakje aan ons adres
wordt bezorgd, hemel! wat een touwtjes,
en papieren, en ander emballage, eer einde
lijk //des pudels kern" te voorschijn komt
Doch ik wil mij niet verder wagen aan
een schildering, die toch altijd ver beneden
de werkelijkheid moet blijven. Het vuur
dat aan den haard op Sinterklaasavond
brandt geeft een gloed, die met geen stoffe
lijke kleuren is af te malen. Moge hij u en
mij mildelijk verwarmen, en een helder
schijnsel werpen op de gelaatstrekken van
een gelukkig gezin.
een paar akkoorden op de piano aan te slaan,
om hem op die wijze een morgengroet toe
te zenden. Dat was heden niet gebeurd, of
hij had er door heen geslapen. Sedert dien
dag, waarop hunne harten zich tot elkander
aangetrokken hadden gevoeld, had zij nog
nooit verzuimd, om den geliefden bij zijn
ontwaken door het eene of andere lievelings
lied op te vroolijken, en hij drukte dan zijne
vreugde daarover uit, door, ofschoon zulks
wat minder melodieus was, met den teeken-
stok tegen de zoldering te kloppen, ten be
wijze dat hij haar zeer goed gehoord had.
Ook thans beproefde hij op die manier de
gewone morgengesprekken te openen, maar
hij ontving in het geheel geen antwoord.
//Waarschijnlijk is zij reeds uitgegaan, om
zich in h et gezin van den briefschrijver van
gisteren te gaan vertoonen," dacht hij, naar
het venster tredende in de hoop de terug-
keerende nog even te zullen zien. Hij voelde
nog volstrekt geene opgewektheid om aan
den arbeid te beginnen.
Gvsta af Helm was tot hiertoe een verwend
gelukskind geweest, die door zijne ouders
rijkelijk van geld was voorzien. Zelfs de
twist met zijnen vader, bracht, gelijk wij
reeds weten, geene verandering aan in die
uitwendige verhoudingtusschen hen, en ging
hem dan ook daarom juist niet zeer nauw
ter harte. Zijne luchthartige geaardheid was
de oorzaak dat hij de vaderlijke ontevreden
heid meer als eene belangwekkende, en bij
zijne kunstenaarsloopbaan behoorende episo
de beschouwde, dan wel als eene zaak, die in
de toekomst zeer treurige gevolgen na zich
zou kunnen slepen. Door den tijd, zoo dacht
hij, zal vader wel weder gunstig voor mij
gestemd worden, en hij zal wel langzamer
hand aan de gedachte gewennen om een
kunstenaar in plaats van een jurist tot zoon
te moeten hebben. Ik heb nu den eersten
stap tot de verzoening gedaan. Indien hij
zijne toestemming tot mijn huwelijk met
Hedwig geeft, dan zal ik dubbel vlijtig
werken, en hem eens toonen wat ik kan
A's mijne schilderij dan door de akademie
met de gouden medaille bekroond wordt, is
mijne fortuin gemaakt. Dan kan vader trotsch
op mij zijn, en zal hij mij voorzeker ruim
schoots de middelen verschaffen om ter mij
ner verdere opleiding eenigen tijd in Kome te
vertoeven. Blijft hij echter stijf op zijn stuk
staan, welnu, dat is dan nog geen ongeluk
ik moet er mij dan maar alleen zien door
te slaan.
Gelijk Hedwig zeer juist had opgemerkt
en zulks ook reeds meermalen aan Gustaaf
zeiven had te kennen gegeven, ontbrak het
dezen tot hiertoe aan de ware ernst des
levens, zonder welke hij nooit een groot
kunstenaar in de volle beteekenis des woords
zou kunnnen worden. Hij nam alles veel te
gemakkelijk op, zag van alles maar alleen
de lichtzijde, en een waarachtig kunstwerk
kan toch maar alleen geboren worden uit
de diepte van het gemoed, wanneer een be
daarde ernst vereenigd met de erkentenis
van het schoone, en een krachtige wil ge
voegd bij het ware vermogen om iets goeds
tot stand te brengen voortdurend samen
werken. De ernst echter, die ook dikwerf
bittere smaak gevoelen kanwas onzen
jongen kunstenaar nog ten eenenmale
vreemd. Hij had tot heden toe slechts uit
de lichte, zacht bewogene oppervlakte des
levens geput, hij had er de donkere diepte
nog volstrekt niet van leeren kennen.
Hij liep groot gevaar om het heerlijke
talent dat hem werkelijk aangeboren was,
door zijne zoo onbedwongene luchthartig
heid en zijn lafhartig optimisme geheel en
al te gronde te doen gaan.
Ook aan zijne liefde voor Hedwig ont
brak nog die hoogere wijding, want hare
kracht was nog niet door het ongeluk be
proefd geworden. De toewijding van Hed
wig was ernstig gemeend, zij was haar
troost en haar levensdoel, die van Gustaaf
daarentegen, was meer een jeugdig avontuur,
dat in de romaneske en opgewondene van
den schilder eene denkbeeldige en ideale
gestalte heeft aangenomen.
Wordt vervolgd.)